ISSA Proceedings 2002 – The Accusation Of Amalgame As A Meta-Argumentative Refutation
This paper proposes a descriptive approach of the question of norms in argumentation; it is based on a case study: the accusation of amalgame in everyday arguments.
We consider after Hymes (1984) that speakers possess a communicative competence, which may be defined as a set of aptitudes owing to which one can communicate efficiently in various situations. This communicative competence comprises, besides the linguistic competence, an argumentative competence which enables speakers to take a stand and to elaborate their position through discursive devices in order to hold out against contention. The argumentative competence thus enables speakers to elaborate argumentative discourses; it also enables them to interpret argumentative discourses they are exposed to. Such an interpretative process implies at least two cognitive processes: a categorizing process, and an evaluative process.
In order to interpret an argument, speakers first “label” it owing to spontaneous argumentative categories provided by the language they use (Plantin 1995). Such categories may rely on general lexical items such as “argument”, “to argue”…, or they may refer to specific argumentative moves (such as “to concede”, “to refute”, “to justify”, “to object”…). They may even designate a precise type of argument: “example”, “analogy”, “appeal to authority”… Once the argument has been identified, it is characterized as acceptable or unacceptable by means of evaluation criteria which are often left implicit. The existence of the normative dimension of ordinary argumentative competence is attested through meta-comments which are frequent in polemical contexts. Such claims may be quite general (for instance: “that’s not a valid argument”); they may also be related to a specific argumentative device: “don’t appeal to authority”, “you should discuss facts rather than persons”, “stop making hasty generalizations”…
The whole interpretative process has in turn some effects on the production of arguments. Actually, once a speaker has received an argumentative utterance and has deemed it fallacious, he may reject in on behalf of this fallaciousness judgement through a refutative move. Read more
Rechten in Utrecht – De academische studie in verleden, heden en toekomst – Ten Geleide
Inhoud
Wijn & Stael advocaten – Ten geleide
Drs. L.M.L.H.A. Hermans – Inleiding
Prof.dr. L.J. Dorsman – 365 jaar rechtsgeleerdheid
Prof.mr. C. Kelk – De historie van het Willem Pompe Instituut
Prof.mr. E.H. Hondius en mr. R.J.Q. Klomp – Molengraaff en het gelijknamige Instituut
Mr. R.H. Koning en mr. N.J. Vette – Meester in de maatschappij
Prof.mr. A.F.M. Dorresteijn en prof.mr. P.C. Ippel – Zin in recht. De toekomst van het juridisch onderwijs
Prof.dr. J.F. Bruinsma – De verborgen agenda van de rechtenstudie
Dr. N.M.H. van Dijk – De eenzaamheid van het recht
Dr.ir. H.A. van Swieten – Rechten in deeltijd
S.M.H. Nouwen – TeRecht in UtRecht
Mr. A.P.W. Esmeijer – Rechten studeren en de Rechtenfaculteit Utrecht: statistieken, cijfers en andere gegevens
De redactie – Ten slotte & Personalia
In een boekenserie die de titel draagt ‘Recht te Utrecht’ dient een deel over de studie rechtsgeleerdheid aan de Juridische Faculteit van de Universiteit Utrecht niet te ontbreken. Het is dan ook toeval dat pas het vierde deel van de serie is gewijd aan ‘Rechten in Utrecht’.
Het initiatief voor de serie is destijds genomen omdat chauvinisme zelfs Utrechters niet helemaal vreemd is, zoals ook moge blijken uit enkele bijdragen in deze bundel. Het belangrijkste uitgangspunt echter is geweest om vanuit de rechtspraktijk en de rechtswetenschap aan een element van het Recht gelet op het verleden, het heden en de toekomst, in het algemeen aandacht te besteden, met een lokale inkleuring.
Het ligt in de rede dat de rechtspraktijk, en zeker de advocatuur, interesse heeft in ontwikkelingen in het wetenschappelijk onderwijs en de invulling daarbij van de rechtenstudie. De inhoud en kwaliteit van de studie vormen immers de basis voor de kwaliteit van de dienstverlening van juristen in de rechtspraktijk. Read more
Rechten in Utrecht – Inleiding
In het preadvies voor de Nederlandse Juristen Vereniging over internet van prof.dr. A.W. Koers wordt terecht gesteld dat niet de technologie bepalend is voor de maatschappelijke betekenis van de technologie, maar het gebruik dat mensen en organisaties daarvan maken (Internet in kort bestek, Deventer 1998, p. 6). Het gebruik van de technologie heeft een enorme ontwikkeling doorgemaakt. De wereld om ons heen verandert snel. Deed een bericht van Moskou naar Nederland er 150 jaar geleden nog twee weken over, tegenwoordig surfen we over het wereldwijde web binnen enkele seconden van Nederland naar Amerika, Australië, Japan en weer terug.
Het onderwijs moet mensen en organisaties zo opleiden dat zij optimaal gebruik kunnen maken van nieuwe technologieën. Het recht speelt hierbij een belangrijke rol. Het recht begeleidt onder andere de maatschappelijke implicaties van het gebruik dat van een nieuwe technologie wordt gemaakt (bijv. het octrooi- en auteursrecht).
De Utrechtse rechtenfaculteit met haar verschillende rechtsgebieden levert op haar eigen wijze een relevant aandeel aan de begeleiding en verdere opleiding. Zo omschrijft prof.mr. C. Kelk in zijn bijdrage aan deze bundel het accent dat het Willem Pompe Instituut legt op het versterken van de rechtsposities van de ‘zwakkere rechtsgenoten’ en de wijze waarop dit in het onderwijs tot uitdrukking wordt gebracht.
Voor het onderwijs zijn er twee doelen: allereerst kennis bijbrengen over actuele situaties, zoals over de nieuwe technologie, zodat daarvan kan worden geprofiteerd. Ten tweede levert het onderwijs een belangrijke bijdrage aan het versterken van onze kenniseconomie. Het belang daarvan is mijns inziens helder op de kaart gezet tijdens de Europese top van regeringsleiders in Lissabon in het jaar 2000. Read more
Rechten in Utrecht – 365 jaar rechtsgeleerdheid
‘Quel-geesten van het menschelicke geslachte‘. Zo werd in de zeventiende eeuw over de rechtsgeleerden gesproken, als we tenminste de hooggeleerde dominee Gisbertus Voetius mogen geloven. Hij was degene die in 1636 voor het kerkvolk in de Dom op de zondag voor de inwijding van de nieuwe academie uitleg gaf over de verschillende wetenschappelijke disciplines. Althans, hij probeerde uit te leggen waarom een universiteit in overeenstemming was met het christelijk geloof.
Van alle wetenschappen gaf hij in zijn Sermoen van de nutticheydt der Academie ende scholen … als het ware een rechtvaardiging. Als eerste nam hij de rechtsgeleerdheid onder de loep. En ofschoon de juristen vaak als kwelgeesten werden gezien, zij waren toch onmisbaar. Immers: zelf de Bijbel – vooral de Pentateuch – stak vol met rechtsgeleerdheid. Het recht, zo vertelde Voetius zijn gehoor ook, was nodig voor de instandhouding van de maatschappij, een maatschappij waarvan ook de kerk deel uitmaakte. De rechtsgeleerdheid moest eveneens in staat geacht worden bepaalde bijbelse passages te verklaren. Zelfs waren er voorbeelden van grote theologanten die eerst rechtsgeleerden waren. Calvijn was zo iemand.
Nieuwe universiteiten
Zoals Voetius hier de zaken voorstelde zal bij het kerkvolk goed zijn gevallen, maar het deed niet helemaal recht aan de realiteit. Het godsdienstig element leek bij hem het hoofdargument te vormen voor de oprichting van een academie. In werkelijkheid bestonden er verschillende redenen naast elkaar om een universiteit te stichten. In de eerste plaats kwamen die voort uit grootschalige, structurele politieke ontwikkelingen. Met name in de tweede helft van de zestiende eeuw ontstond in Europa een golf van nieuwe stichtingen van universiteiten als gevolg van een toenemende behoefte aan gekwalificeerde ambtenaren. De zestiende eeuw was immers de periode waarin een steeds verdergaande bestuurlijke centralisatie tot stand kwam, met een bijbehorende bureaucratisering. Het spreekt voor zich dat met name rechtenfaculteiten van belang werden geacht. Het zal daarnaast duidelijk zijn dat dit alles in sterkere mate gold voor de nieuwe Republiek der Verenigde Nederlanden, die vooral vanaf de cruciale stichtingsperiode in de jaren 1588-1598 (de beroemde ‘Tien Jaren’) flinke aantallen loyale en geschoolde ambtenaren nodig had. Read more
Rechten in Utrecht – De historie van het Willem Pompe Instituut
De oprichting in 1934
In 1934 werd door Willem Pompe, sedert 1928 – als opvolger van D. Simons[i] – hoogleraar in het strafrecht, het strafprocesrecht en de criminologie aan de Utrechtse Universiteit[ii], het Criminologische Instituut opgericht[iii]. Pompe maakte, daartoe uitgenodigd door de Stichting tot Verruiming van Werkgelegenheid voor Academisch Gevormden, gaarne gebruik van jonge intellectuele krachten, die zich uit hoofde van werkloosheidregelingen in verband met de crisistijd daarvoor ter beschikking wilden stellen tegen een uiterst bescheiden toelage. Een en ander geschiedde in samenwerking met B.V.A (Bert) Röling, sedert 1933 privaatdocent penologie/penitentiair recht te Utrecht[iv] naderhand lid van het oorlogstribunaal te Tokyo en hoogleraar criminologie en polemologie te Groningen.
Van stond af aan maakten ook G.Th. (Ger) Kempe, naderhand hoogleraar criminologie te Utrecht[v], en mevr. J.C. (Han) Hudig[vi], de latere hoogleraar kinderrecht en tevens eerste vrouwelijke (kinder)-rechter in Nederland, van dit werkproject deel uit. Pompe en Röling vormde de leiding en Kempe heette chique: ‘gesalarieerd assistent en dagelijksch leider’.
Eind 1934 kreeg het instituut de beschikking over een drietal lokaliteiten in de toenmaals leegstaande strafgevangenis aan het Wolvenplein te Utrecht – op de deur waarvan een zeer eenvoudig bordje ‘Criminologisch Instituut’ werd geplakt – en werd daar met de onderzoekingen een begin gemaakt. Door de medewerking van het Centraal Bureau voor de Statistiek was het mogelijk aan te vangen met het verzamelen van crimineel statistisch materiaal betreffende het arrondissement Utrecht in de jaren 1910-1932. Read more
Rechten in Utrecht – Molengraaff en het gelijknamige Instituut
Inleiding
In een bundel over juridisch onderwijs in het algemeen en in Utrecht in het bijzonder mag een stuk over de relatie tussen één van de belangrijkste hoogleraren van de 19e en 20e eeuw en de Utrechtse universiteit natuurlijk niet ontbreken. Het is daarom een goede gedachte van de redactie van deze bundel geweest een bijdrage te wijden aan de relatie tussen W.L.P.A. Molengraaff en de Universiteit Utrecht, meer in het bijzonder tussen Molengraaff en het naar hem genoemde Instituut.
Toch ligt dit onderwerp niet direct voor de hand. Molengraaff is, na een rijk en vruchtbaar leven, in 1931 overleden en het Molengraaff Instituut draagt pas sinds 1958 deze naam. Molengraaff heeft echter een bijzondere betekenis gehad, niet alleen voor de Utrechtse faculteit, ook voor Utrecht in het algemeen en – het belangrijkste – voor de ontwikkeling van het privaatrecht in Nederland. De band tussen Molengraaff en Utrecht dateert van 1885. Daarom eerst een stap terug in de tijd.
Molengraaff en Utrecht
De band tussen Molengraaff en de stad Utrecht kan het best geïllustreerd worden door het feit dat post met als adressering ‘Prof. Molengraaff, Utrecht’ keurig bezorgd werd. De bewijzen, in de vorm van briefkaarten en enveloppen, zijn te vinden in het Molengraaff Archief, dat zich op het Instituut bevindt. Als ze onbezorgbaar waren geweest, hadden ze tenslotte niet in het archief gezeten.
Het was zijn benoeming tot hoogleraar handelsrecht en burgerlijke rechtsvordering aan de Rijksuniversiteit Utrecht die de op 10 mei 1858 in Nijmegen geboren Willem Leonard Pieter Arnold Molengraaff ertoe bracht zich in 1885 in Utrecht te vestigen. Hij was toen 26 jaar en een veelbelovend jurist. Hij koos voor een bescheiden woning aan de Maliebaan 43B, alwaar hij zes jaar met zijn vrouw Heiltje Abeleven zou blijven wonen. In 1891 verhuisde het gezin Molengraaff, inmiddels uitgebreid met drie dochters en een zoon, naar de Maliestraat 1A. Daar zou Molengraaff gedurende zijn gehele professoraat blijven wonen, onderbroken door zomervakanties die doorgaans in Noordwijk werden doorgebracht. Read more