Prediker

‘Hé, meneer.’
Vijfendertig jaar geleden zat hij iedere dag in de coffeeshop hier om de hoek. Hij viel op tussen de punkers en newwavers door zijn pak, overhemd en stropdas. De nonchalante lok bewees dat hij wist hoe een kuif het recht kreeg op die naam.
Nu steekt hij de straat over en loopt op me af.
Alles heeft hij geprobeerd en uitgebreid getest in die voorbije jaren. Coke, heroïne en alcohol vroegen en vragen voortdurend om aandacht.
Ze hebben hun sporen nagelaten.
‘Ik zie u al heel lang in de buurt’, zegt hij, ‘en ik wil het toch een keer zeggen.’
Ik kijk hem nieuwsgierig aan.
‘U bent altijd zo goed gekleed.’
Hij wacht even.
‘En dit zeg ik niet omdat ik geld ga vragen’, voegt ie er dan aan toe. ‘Al kan ik het wel gebruiken natuurlijk.’
Twee euro later loop ik tevreden verder. Ik trek even aan de linkermouw van mijn colbert en kijk naar de spiegeling in de etalageruit