Renske Visser – En zijn ogen kan ik lezen. Veertien negentiende-eeuwse brieven uit Parijs, Den Haag en Domburg 1891-1894
Donderdag, 17 ix 1891
Lieve tante Martha,
Omdat u mij vroeg u in kennis te stellen van onze wederwaardigheden in Parijs, schrijf ik u deze brief. Thomas is na onze aankomst in het hotel gaan rusten. Ik kan de rust niet vinden, het lukt me zelfs niet een boek ter hand te nemen. Daarom heb ik besloten u te schrijven.
U weet hoe zeer ik aarzelde om samen met Thomas deze treinreis te maken. Omdat hij op zijn standpunt bleef staan, heb ik mijn twijfel laten varen. Na vandaag nemen mijn zorgen om zijn gezondheid toe. Toch wil ik met hem blijven hopen dat het een goed besluit is geweest van de geneesheer van het Johannes de Deo om voor Thomas een afspraak te maken met die Franse neuroanatoom. Thomas vestigt al zijn hoop op professor Charcot. Morgen bezoeken we het Hôpital de la Salpêtrière. Ik hoop dat deze voor hem zo afmattende reis niet vergeefs is geweest.
Toen de trein hedenmiddag het Gare du Nord binnenreed, zag ik hoe moeizaam Thomas zich oprichtte na de langdurige zit. Zijn ledematen waren zo verstijfd dat het leek of hij het dubbele aantal jaren van zijn leeftijd telde. Zijn stem klonk dof van vermoeidheid toen hij een kruier wenkte. Ondanks de wandelstok die hij onlangs op het Noordeinde gekocht heeft, liep hij alsof hij te veel alcohol had genuttigd.
Het was een voorrecht dat het rijtuig van het Hôtel du Louvre voor het station op ons wachtte. Echter, bij het instappen deed er zich een incident voor waardoor ik hevig ontsteld raakte. De koetsier vroeg mij of hij mijn vader kon assisteren. Om te voorkomen dat Thomas dit hoorde, siste ik de man toe: ’Mon mari!’ Vanzelfsprekend verontschuldigde hij zich, maar het leed was reeds geschied. Of Thomas het verstaan heeft? Hij was zwijgzaam gedurende de rit. Al duurde het geruime tijd voor ik kalmeerde, ik hield mijn mond om hem niet nodeloos te kwetsen. Op de hotelkamer ging hij zonder zich uit te kleden op bed liggen, terstond viel hij in een diepe slaap. Nadat ik hem toegedekt had, heb ik zo geruisloos mogelijk de koffers uitgepakt.
Nu zit ik bij het venster met uitzicht op de Rue Saint-Honoré en de Comédie Française. Als ik naar rechts kijk, zie ik de Place Royal waar het een komen en gaan is van mensen tussen het Palais en het Louvre. Deze avond zullen we ons tussen hen voegen als we naar de Opéra gaan. De Opéra zal voor mij de beste afleiding zijn om de zorgen om Thomas te vergeten. Ik hoop maar dat hij niet te laat wakker wordt.
Lieve tante, het hotel en onze ruime hoekkamer op de eerste etage zijn werkelijk magnifiek. Voor Thomas is het ideaal dat er een lift aanwezig is. Ik dank u en oom George dat u ons dit hotel heeft aanbevolen. Ik kan hier beslist een paar maanden verblijven. Als Thomas in het hospitaal verpleegd wordt, hoop ik Parijs te bezoeken. Het is alweer zo lang geleden dat wij hier geweest zijn. Het is werkelijk fameus dat het Louvre op kuierafstand ligt. Weet u dat de Jardin du Luxembourg opengesteld is voor publiek? Ik verheug me erop daarheen te gaan. Terwijl ik dit neerschrijf, voel ik me beschaamd dat ik me zo uitdruk, maar zegt oom George niet altijd dat wij het aangename met het nuttige moeten verenigen?
Thomas zal aanstonds wakker worden. Daarom groet ik u. Adieu, lieve tante, ik hoop dat het u en oom George zeer goed mag blijven gaan, evenals onze geliefde dochter Isabelle. Kust u ons kleine meisje van ons?
Uw liefhebbende nicht,
Laura
—
Renske Visser – En zijn ogen kan ik lezen. Veertien negentiende-eeuwse brieven uit Parijs, Den Haag en Domburg 1891-1894
Rozenberg Publishers, Amsterdam, 2021. ISBN 978 90 361 0658 0 – 92 pagina’s – Euro 12,50
Omslag & DTP: BuroBouws, Amsterdam
Verschenen 17 september 2022
Stichting HouseMartin
Dankzij donaties van fondsen en particulieren opent Stichting HouseMartin in het najaar van 2022 aan de Hooftskade in Den Haag de deuren van RespijtHuis HouseMartin waar daklozen kunnen herstellen van een griep, revalideren na een operatie of waar zij in een enkel geval de laatste levensdagen kunnen doorbrengen.
Door het kopen van En zijn ogen kan ik lezen draagt u bij aan de voortgang van RespijtHuis HouseMartin, een kleinschalig logeerhuis dat met inzet van vrijwilligers uit verschillende culturen een warm nest wil bieden aan de meest kwetsbaren in onze samenleving die geen plek hebben om het hoofd neer te leggen bij ziekte.
Website: https://respijthuishousemartin.com
Jean-Martin Charcot (Parijs, 29 november 1825 – Morvan, 16 augustus 1893) was een Franse arts die wordt beschouwd als een van de grondleggers van de neurologie.
Na aan de Sorbonne gepromoveerd te zijn met als specialisme gewrichtsreuma, ging hij werken als ziekenhuisarts. Na enige jaren keerde hij terug naar Parijs, waar hij werd benoemd tot hoogleraar in de pathologische anatomie. Hij verrichtte zeer veel onderzoek naar anatomie en de pathologie van het zenuwstelsel en ontdekte de ziekte amyotrofe laterale sclerose (ALS). Ook toonde hij aan dat multiple sclerose en de ziekte van Parkinson twee verschillende ziekten waren. De ziekte van Charcot-Marie-Tooth, een perifere zenuwziekte is naar hem genoemd samen met Pierre Marie (1853-1940) en Howard H. Tooth (1856-1926). In 1882 werd speciaal voor Charcot de eerste leerstoel voor ziekten aan het zenuwstelsel ingesteld aan het Hôpital de la Salpêtrière (Parijs).
Als dank en erkenning voor zijn werk werd hij in 1883 benoemd tot lid van de Académie de médecine en de Académie des sciences.
In de latere jaren van zijn carrière deed hij ook onderzoek naar de verschijnselen van hysterie, waarvoor hij onder andere hypnose gebruikte. Ook na zijn overlijden was Charcot van invloed op de psychiatrie en psychoanalyse. Veel van Charcots kennis werd namelijk overgenomen door zijn leerling/student Sigmund Freud. Ook Alfred Binet en Georges Gilles de la Tourette studeerden onder Charcot.
Bron: nl.wikipedia.org