Thuis

Plotseling was daar de dood. En liepen we met haar gekiste lichaam door dat regenachtige straatje in het provinciestadje. Twee voorbijgangers probeerden onzichtbaar te worden door zich zo klein mogelijk te maken tegen de huizenwand. Een bouwvakker deed zijn pet af, boog het hoofd. Een fietser haastte
zich een zijstraat in.
De dood, die kom je liever niet onder ogen.

Na al die jaren weet ik dat ze altijd blijven, al die doden. Op onverwachte momenten duiken ze op. Nu de een, dan de ander.
Je vertelt dit maar als troost aan haar kinderen.
Ze blijft. Altijd.
Voor wijsheid koop je op sommige dagen niet zo veel.

Even lijkt het alsof de tijd het kalmer aan doet.
Een laagje treurnis vertraagt het leven.
Maar vanochtend in het koffiehuis is alles weer gewoon. Ome Henk kijkt naar de foto voorop de krant. Onze koning en koningin staan klein te zijn in het Kremlin.
‘Snap je nou dat die mensen bij die Poesjkin op bezoek gaan?’, moppert ome Henk.
‘Je leest teveel’, stelt Harm vast.
Ik ben weer thuis.