Tientje

Buurman dommelt.
Ik zet de stoel bij het bed.
Na tien minuten doet hij een oog open.
Hij gaat langzaam rechtop zitten.
‘Zijn we er al?’, vraagt hij.
Ik knik.
Hij pakt een brillenkoker van het nachtkastje.
Er zit een tientje in.
‘Ik heb geld”, stelt hij vast.
‘Dat is altijd handig’, zeg ik.
‘Je weet maar nooit’, beaamt buurman en dut weer in.