Uit de schaduw ~ De blik vooruit
No comments yetTot nu toe hebben we vooral gekeken in hoeverre en in welke mate jongeren en jongvolwassen in Zuidoost drugs gebruiken en om welke drugs (inclusief alcohol) het dan gaat. Ook beschreven we achtergronden en context (waar, met wie) van het gebruik. Maar wat betekent deze kennis voor de nabije toekomst? Daarmee komen we op de tweede vraag van ons onderzoek: In hoeverre zal het drugsgebruik zich verder ontwikkelen tot een problematische verslaving? Om deze vraag te beantwoorden, kiezen we verschillende invalshoeken. Ten eerste gaan we na wat op basis van bestaande (meer algemene) theoretische inzichten en empirische kennis over de ontwikkeling van drugsgebruik gezegd kan worden. Daarna reconstrueren we aan de hand van een concrete casus in Zuid-oost wat er met een eerdere generatie is gebeurd. Aansluitend vergelijken we de situatie uit eind jaren tachtig met die van nu. Ten slotte laten we deskundigen hun licht schijnen over de te verwachten ontwikkelingen in Zuid-oost.
Nadat we dit hebben gedaan, is de laatste vraag: Welke aanknopingspunten bieden deze kennis, inzichten en verwachtingen voor beleid in Zuid-oost? Wat zijn de consequenties voor preventie, vroegtijdig ingrijpen en bijsturen, en de verslavingszorg?
Algemene kennis toegepast op Zuid-oost
Gebruik van alcohol en drugs hangt samen met etniciteit (los van de vraag in hoeverre etniciteit een verklarende factor is). Onder middelbare scholieren in Amsterdam is het gebruik van alcohol en cannabis hoger bij autochtonen en westerse allochtonen dan bij niet-westerse allochtonen.
– Dit verkleint in het algemeen de kans op middelengebruik onder jongeren in Zuid-oost.
Middelengebruik ligt (veel) hoger bij probleemjongeren, zoals spijbelaars, vroegtijdige schoolverlaters, thuis- en dakloze jongeren en delinquente jongeren. Daarbij gaat het vooral om frequent gebruik van cannabis. Harddrugsgebruik komt wel vaker voor dan bij hun leeftijdsgenoten, maar de overgrote meerderheid heeft nog nooit harddrugs gebruikt.[xxxiii]
– Dit vergroot de kans op middelengebruik (vooral blowen) onder bepaalde groepen jongeren en jongvolwassenen uit Zuid-oost.
Dit is inderdaad het patroon dat we in Zuidoost zien. Als dergelijke jongeren, bijvoorbeeld die in straatgroepen, drugs gebruiken, dan gaat het overwegend of uitsluitend om cannabis. En onder deze gebruikers treffen we relatief veel frequente, vaak zelfs dagelijkse blowers aan. Dat geldt in het bijzonder voor de leeftijdsgroep 15 – 17 jaar. Soms zijn ze al eerder begonnen, maar typerend is vooral dat de spijbelaars en straatjongeren in deze leeftijdsfase vaak en veel (gaan) blowen.
Uitgaan en middelengebruik
Uitgaan vergroot de kans op (fors) alcoholgebruik en drugsgebruik. Daarbij is er een relatie met muziekstijl. ‘Dance’ (house, techno) is vooral populair bij ‘witte’ uitgaanders en in deze kringen zijn vooral ecstasy, amfetamine en cocaïne populair. ‘Urban’ (latin, hip-hop, rap, r&b) is vooral geliefd bij ‘zwarte’ uitgaanders. In deze kringen ligt het alcoholgebruik beduidend lager en voor zover drugs gebruikt worden, gaat het overwegend om wiet.[xxxiv] Dat is ook het beeld dat naar voren komt uit recent onderzoek onder Amsterdamse clubbezoekers (hoofdstuk 4 en 5). Daaruit blijkt dat het gebruik van alcohol, cannabis en harddrugs als cocaïne, ecstasy en amfetamine onder niet-westerse allochtone clubbezoekers lager ligt dan onder autochtone en westers allochtone clubbezoekers.
– Dit verkleint de kans op middelengebruik onder jongeren en jongvolwassenen uit Zuid-oost.
Cannabis en problemen
Cannabisgebruik wordt op heel uiteenlopende manieren gebruikt (van af en toe een beetje tot dagelijks meerdere joints) en heeft verschillende betekenissen. In de vakliteratuur wordt wel het onderscheid gemaakt tussen enhancement motieven (ter verhoging van prettige gevoelens en plezier) en coping motieven (om je problemen te vergeten). Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat de kans dat jongeren cannabis gaan gebruiken groter is naarmate zij een hoger niveau van sensation seeking hebben.
Spanning zoeken is echter geen directe voorspeller van cannabisgebruik. Het voorspelt wel in lichte mate enhancement motieven en die vormen een directe en krachtige voorspeller van cannabisgebruik. Cannabisproblemen worden vooral, en ook direct, voorspeld door impulsiviteit en daarnaast door coping motieven. Deze verbanden staan vereenvoudigd weergegeven in de volgende figuur. Hoe dikker de pijlen, hoe sterker het verband.[xxxv]
Vroeg gaan blowen vergroot de kans op schizofrenie op jonge leeftijd. Wetenschappers zijn het niet eens over de vraag of cannabis ook ‘zelfstandig’ schizofrenie kan veroorzaken, dat wil zeggen: ook bij mensen die er erfelijk niet gevoelig voor zijn. Wel is er grote overeenstemming dat jongeren met schizofrenie binnen hun familie door blowen ook zelf eerder schizofreen worden, waarbij de symptomen ernstiger zijn en ook langer aanhouden.[xxxvi]
Naast dit specifieke probleem – dat betrekking heeft op een klein deel van de gebruikers, maar wel ernstig en vaak chronisch is – gaat cannabisgebruik voor een grotere groep samen met andere psychosociale problemen. Of stevig blowen nu oorzaak of gevolg van bijvoorbeeld spijbelen en vroegtijdig schoolverlaten is, frequent cannabisgebruik pakt vaak ongunstig uit voor de schoolprestaties en schoolcarrière. En zonder startkwalificatie zijn de kansen op de arbeidsmarkt kleiner.
Cannabisgebruik vergroot de kans op lethargie (lusteloosheid) en depressie. Of cannabisgebruik hier nu wel of niet de oorzaak van is, depressiviteit en lethargie worden er wel door versterkt. De persoon(lijkheid) van de gebruiker speelt hierbij een belangrijke rol. Wie blowt om problemen te vergeten, neigt tot vaker blowen en dat draagt bij tot versterking en langer aanhouden van de problemen.[xxxvii]
Heroïne en crack
Over het geheel genomen ligt in Zuid-oost een sterk taboe op het gebruik van harddrugs. In de volle breedte hanteren jongeren en jongvolwassenen een scherpe scheidslijn tussen het gebruik van cannabis en harddrugs. De stelregel is: “Alles behalve cannabis zijn echte drugs.”
Als er toch harddrugs gebruikt worden, dan gebeurt het mondjesmaat en gaat het hoofdzakelijk om ‘partydrugs’ (cocaïne, ecstasy). Gebruik van heroïne en basecoke (crack) komt ook binnen probleemgroepen zeer weinig voor. Een open vraag is hoe zich dit in de toekomst ontwikkelt. In de VS was er in de vorige eeuw om de circa 20 jaar een nieuwe generatie harddrugsverslaafden (eerst heroïne, later crack) en een belangrijke verklaring hiervoor lijkt dat een nieuwe generatie jongeren zich niet laat afschrikken door verhalen over verslaafden van de vorige generatie.[xxxviii] De vorige generatie is ‘te ver van hun bed’ (voor zover zij er überhaupt in hun eigen omgeving nog mee geconfronteerd worden en de verslaafden niet zijn overleden, in de gevangenis zitten, et cetera).
In Nederland hebben we een dergelijke golfbeweging nog niet gezien. De groep harddrugsverslaafden wordt hier steeds ouder en er is nauwelijks nieuwe aanwas. Heroïne is al jaren op zijn retour, crack kwam er wel bij, maar wordt vooral gebruikt door mensen die al aan de heroïne waren. Een mogelijke verklaring voor het achterwege blijven van een nieuwe generatie harddrugsverslaafden is dat de zichtbaarheid van de verouderende generatie verslaafden ontmoedigend werkt op de jeugd van tegenwoordig.
– Vooralsnog verkleint de zichtbaarheid van ‘oude junks’ in hun eigen omgeving de kans op harddrugsverslaving bij nieuwe groepen in Zuid-oost.
Coffeeshops en drugshandel
In gebieden in Nederland zonder coffeeshops worden hasj en wiet vooral op thuisadressen, op straat et cetera verkocht of op bestelling geleverd. De kans op vermenging met harddrugs is hier groter dan bij coffeeshops.[xxxix] In coffeeshops heeft de politie de laatste jaren slechts bij hoge uitzondering harddrugs aangetroffen.
In Zuidoost zijn geen coffeeshops, wel niet-gedoogde verkooppunten, maar met de metro zijn coffeeshops in het centrum ook gemakkelijk bereikbaar. Voor zover wij hebben kunnen waarnemen, staat de handel in cannabis op de niet-gedoogde verkooppunten in Zuid-oost grotendeels los van de harddrugshandel.
De verkoop van ecstasy en amfetamine aan gebruikers gebeurt in Nederland, c.q. Amsterdam overwegend door autochtonen, terwijl de verkoop van cocaïne relatief vaak gebeurt door niet-westerse allochtonen. Jongeren en jongvolwassenen uit Zuid-oost die harddrugs verkopen, handelen vrijwel uitsluitend in cocaïne (in poedervorm, oftewel: snuifcoke). De meeste van deze dealers snuiven zelf geen cocaïne. Sommigen verkopen ook of alleen basecoke (crack), die zij zelf doorgaans niet gebruiken. Een cruciale vraag voor de nabije toekomst is in hoeverre deze jonge dealers later alsnog gaan gebruiken en eventueel verslaafd raken.
Lessen uit een vorige straatgroep
Tot nu hebben we gekeken naar wat op grond van de vakliteratuur en onderzoeken te zeggen valt over toekomstige drugsproblemen in Zuid-oost. Een andere manier om hier zicht op te krijgen, is te kijken naar wat er met een eerdere generatie probleemjongeren in Zuidoost is gebeurd. Dat doen we aan de hand van de Hoptillegroep uit de jaren negentig. Stevo was zelf lid van die groep, samen met zo’n vijftig andere jongens. Omdat hij sommigen uit de groep van toen nog regelmatig in de buurt tegenkomt, weet hij ook hoe het hen en veel van de andere kompanen sindsdien is vergaan. Ze zijn nu begin veertig. Ongeveer de helft bevindt zich nu op het rechte pad. De anderen zitten vaak nog of weer in de gevangenis en een enkeling is overleden.
In de filosofie van de Hopiboy heeft iedereen het gemaakt; óf met normaal werk óf in de criminaliteit. Degenen, waaronder hijzelf, die destijds uit de Hoptillegroep zijn gestapt, hadden daar allemaal zo hun eigen redenen voor.
“Je doet je ding en je denkt weinig te verliezen. Een plotselinge gebeurtenis zet je opeens aan het denken. Je wordt geremd door iets of iemand.”
Ingrijpende gebeurtenissen, invloed van familie en etnische verschillen
In het geval van Stevo zelf werd zijn neef doodgeschoten. Wraak wilde hij nemen. Oog om oog, tand om tand. Zijn toenmalige vrouw, zijn moeder en een tante waarschuwden hem dat hij dan echt zijn leven zou vergooien. Was het dat allemaal waard? Kwaad met kwaad vergelden? Een stomme daad! Iedereen uit zijn groep die uiteindelijk (weer) het normale pad bewandelt, heeft naar aanleiding van gebeurtenissen moeten kiezen. Doorgaan en verharden of eruit stappen voordat het echt te laat zou zijn. Stevo ziet op dit vlak verschillen tussen Antillianen en Surinamers.
“Bij Antillianen blijft je familie je familie. Ook als je junk, klaploper of moordenaar bent. Surinaamse familieleden distantiëren zich sneller als je er een puinhoop van maakt.”
Het is natuurlijk weinig wetenschappelijk om zo generaliserend over hele etnische groepen te spreken. Maar het is wel een herkenbaar beeld dat Stevo schetst, althans voor zover het gaat om criminele jongeren en hun opvoeders.[xl]
Als Antilliaanse drugsgebruikende en/of criminele jongeren langer de hand boven het hoofd wordt gehouden, betekent dit dat ze er langer mee door kunnen gaan, maar ook dat zij minder gauw sociaal geïsoleerd raken. Daarentegen zouden Surinaamse drugsgebruikende en/of criminele jongeren eerder door hun familie gecorrigeerd worden, maar als zij daar geen gehoor aan geven ook eerder in sociaal isolement terechtkomen.
Beruchte families: intergenerationele overdracht
Tussen de Hopiboys uit de tijd van Stevo zaten ook jongens uit beruchte en vaak bij de politie bekende families. Stevo vertelt over een paar families die in de buurt al decennialang voor problemen en overlast zorgen.
“Oud en jong infecteren elkaar. Ze gedragen zich respectloos, de politie staat om de haverklap voor de deur en er zijn constant ruzies met rivalen. Alsof het leven één grote bedreiging is.”
Stevo kent onder andere de jongste zoon van 7 jaar uit een familie met een criminele reputatie. Nu al gaat deze jongen uit stelen en gedraagt zich onfatsoenlijk tegenover ouderen en leerkrachten. Geen enkele school in Zuidoost wil hem nog hebben. Opgroeien in een omgeving zonder besef van normale normen en waarden en van mijn en dijn? Het is niet zo moeilijk, vindt Stevo, om je voor te stellen dat deze jongen al verloren is. Hij kent ouders die hun zonen van 13, 14 en 15 jaar met een nieuwe Blackberry zien spelen of met dure spullen thuis zien komen en niet vragen hoe de jongens daaraan komen.
Vroeger en nu
Stevo trekt parallellen met jongens die zich nu vol trots een Hopiboy noemen. De inkomsten van criminele groepsactiviteiten van de oude en huidige Hoptillegroep beslaan dezelfde gebieden: drugshandel, elektronica, kleding – en nu vooral ook high tech gadgets. Zelf is Stevo niet trots op zijn vroegere ‘heldendaden’. Meer zorgen maakt hij zich over jongens met een labiele persoonlijkheid, die zich moedwillig laten afblaffen door oudere jongens in de groep of met agressief gedrag andere groepen angst willen aanjagen. Zijn intuïtie zegt hem dat zulke jongeren zonder sociaal vangnet van vrienden, familie of hulpverlening de meeste risico’s lopen omdat in hun eigen omgeving alleen misdaad positief bekrachtigd wordt.
Aan de drugs?
Op de vraag of drugshandel onder enkele van zijn toenmalige vrienden ook tot verslaving heeft geleid, moet Stevo ontkennend antwoorden. De kans dat jongens uit zijn stoere straatgroep op termijn een criminele carrière volgen, blijkt vele malen groter dan te eindigen in een armoedig junken bestaan. Want wie aan de drugs zit, is een loser!
Ook de nieuwe aanwas van jongens binnen dergelijke groepen krijgen van de leidersfiguren nog steeds te horen dat ze eruit liggen als ze drugs gebruiken. Hasj en wiet tellen hier overigens niet mee, want die gelden in deze kringen immers niet als echte drugs. Geld verdienen met cocaïnehandel is okay, maar je moet het niet zelf gebruiken en er al helemaal niet aan verslaafd raken.
Uit de schaduw
In zijn boek ‘Schitteren in de schaduw’ schetste Sansone (1992) een somber toekomstbeeld voor de laaggeschoolde Creoolse hosselaars en loopjongens in Amsterdam. Gelden zijn bevindingen uit de jaren tachtig nog steeds? Zoveel is duidelijk: ook bij de nieuwe generatie buurtjongeren in Zuid-oost is sprake van hosselcultuur en dealpraktijken.
Sansone concludeerde destijds dat veel jonge drugshosselaars tegen beter weten in een veel te rooskleurig beeld van hun toekomst hadden. Een meerderheid moest op termijn echter toegeven dat zij de droom van een succesvolle criminele leefstijl niet konden verwezenlijken. Een dergelijke spanning geldt vandaag de dag nog steeds bij gemarginaliseerde jongeren in het stadsdeel.
Er is echter ook veel veranderd en ten goede gekeerd. Verschillende professionals en bewoners verwijzen naar een kritisch omslagpunt in de eerste jaren van het nieuwe millennium. Weliswaar is er de blijvende politieke bezorgdheid over (nieuwe) zwakke migrantengroepen, maar het stadsdeel heeft ook een grootscheepse renovatie en herprofilering doorgemaakt. De oude hoogbouw werd voor een deel gesloopt en (drugs)criminaliteit en straatdealers werden met een mix van repressie en zorg aangepakt. Voor kwetsbare jongeren kwamen speciale nieuwe zorg- en opleidingstrajecten en de samenwerking tussen scholen, politie en hulpverlening werd sterk verbeterd.
Dit alles heeft ertoe bijgedragen dat probleemjongeren nu meer kansen krijgen aangeboden. De uitzichtloosheid en de symbolische overlevingstrategieën van jonge Creolen in de jaren tachtig is, als gevolg van meer vroegtijdige interventie, nu veel minder pregnant. Na een ontsporing krijgen jongeren in Zuid-oost tegenwoordig handvatten aangereikt om hun leven alsnog op orde te krijgen in plaats van verder af te zakken.
De jongens die nu harddrugs (vooral cocaïne) dealen, zijn wat betreft hun dealactiviteiten overwegend sologangers en trekken meer de buurt uit. Over het algemeen gebruiken ze zelf geen cocaïne. Maar blijft dat zo als ze doorgaan met dealen? Het is aannemelijk dat een deel wel verslaafd zal raken en met de kennis van nu lijkt dit dan vooral met Antilliaanse dealers te gebeuren. Afrikanen in Zuidoost zien we steeds meer in de cocaïnehandel, maar zelf zijn zij tot nu toe geen gebruiker. Of probleemjongeren in Zuid-oost nu wel of niet drugs dealen, geweldscriminaliteit is een serieus probleem.
Focusgroep
Aan een focusgroep, bestaande uit zeven personen die in hun werkpraktijk of beleidsmatig te maken hebben met (jongeren in) Zuidoost, zijn de belangrijkste bevindingen uit ons onderzoek gepresenteerd. Vervolgens is de deelnemers gevraagd aan de hand van enkele prikkelende stellingen commentaar te geven en suggesties te doen voor toekomstig beleid (zie Bijlage 2 voor een verslag).
Eenoudergezinnen en straatjongeren
De deelnemers herkenden vooral de eenouderproblematiek als iets dat meer speelt in Zuidoost dan in andere stadsdelen, maar over de mate waarin dit als oorzakelijke factor kan worden beschouwd van (problematisch) drugsgebruik onder jongeren wordt verschillend gedacht en er is consensus dat ook andere factoren een rol spelen. Een deelnemer aan de focusgroep benadrukt dat de problemen van en met jongeren in Zuidoost nogal eens opgeklopt worden en schrijft dat toe aan het feit dat de (straat)cultuur van jongeren door de buitenwereld wordt geïnterpreteerd op een wijze die door de jongeren zelf niet herkend wordt. Hierdoor lijkt de (straat)jeugd onwilliger dan feitelijk het geval is. Tegelijkertijd wordt onderkend dat klachten van jongeren over te weinig aanbod van activiteiten, waaraan zij behoefte zeggen te hebben, op gespannen voet staan met hun eigen motivatie en discipline om van de wel beschikbare mogelijkheden in het stadsdeel gebruik te maken: “Het geld voor kickbokslessen is wel afgenomen, maar er is nog steeds genoeg te doen!”
Alcohol en cannabis
Dat alcoholgebruik en etniciteit samenhangen, is duidelijk te zien in Zuidoost. Volgens de focusgroepdeelnemers drinken jongeren in Zuid-oost over het algemeen niet veel alcohol. Er zijn weinig uitgaansgelegenheden voor jongvolwassenen in Zuidoost. Dit zou betekenen dat de kans op (fors) alcoholgebruik lager is, maar er wordt ook gedacht dat door de economische crisis en de hoge drankprijzen jongeren eerder thuis of op straat gaan (in)drinken met goedkope(re) alcohol uit de supermarkt.
Het gebruik van alcohol en cannabis ligt wel hoog bij bijvoorbeeld de groep dak- en thuisloze jongeren. Verder wordt volgens de reclassering veel cannabis gebruikt in de groep delinquente jongens. Zelfs als is het ‘maar’ één joint per dag, langzaam groeit dit uit tot een serieuze verslaving. Wat betreft drugs is iedereen het erover eens dat blowen een groot probleem is of kan worden in de toekomst, bijvoorbeeld onder de straat- of hangjongeren. Deze jongeren hebben geen realistische perceptie van hun eigen blowgedrag. Ze denken vaak dat ze minder blowen dan dat ze daadwerkelijk doen. Wat betreft beleid moet volgens verschillende deelnemers aan de focusgroep in een vroeger stadium dan nu gebeurt meer aan voorlichting en preventie worden gedaan.
Weinig harddrugs
Hoewel Zuidoost een belangrijk knooppunt is in de cocaïnehandel, komt uit de focusgroep niet het beeld van stijgend gebruik van cocaïne onder jongeren en jongvolwassenen. Waarom niet? Jongeren hebben een beeld van verslaafden (misschien familielid of wat ze op straat hebben gezien) en dat schrikt nog steeds af.
Beleid
Welke aanknopingspunten biedt het onderzoek voor beleid in Zuidoost? Op basis van ons onderzoek, de bevindingen in de focusgroep en meer algemene wetenschappelijke inzichten bespreken we een viertal thema’s.
Voorlichting en preventie
Deelnemers aan de focusgroep pleiten ervoor om drugsvoorlichting en -preventie vroeger te laten beginnen. Het is echter de vraag of dit veel zoden aan de dijk zal zetten. Dit is sterk afhankelijk van de kwaliteit en bewezen effectiviteit van de gehanteerde methode. Daarnaast indiceert ons onderzoek dat het probleem met betrekking tot drugs niet zozeer is dat in Zuid-oost heel vroeg met drugs – vrijwel altijd en uitsluitend cannabis – wordt begonnen. We constateerden een kantelpunt rond 15 – 16 jaar en dat betekent dat voorlichting en preventie op school zich juist vooral zou moeten concentreren op de derde klassen van het voortgezet onderwijs.
De rol van ouders
Vaak worden eenoudergezinnen als risicofactor genoemd, maar dat is veel te generiek, want er zijn heel veel van zulke gezinnen in Zuidoost en daar is het echt lang niet altijd mis. De kunst is dus om kaf van koren te scheiden. Interessant in dit verband zijn de bevindingen van onderzoek in Surinaamse volkswijken in Paramaribo, waaruit blijkt dat kinderen binnen vergelijkbare gezinnen sterk kunnen verschillen in veerkracht.[xli]
Het is aan te bevelen het beleid vooral te concentreren op de gezinnen – vaak, maar niet altijd met alleenstaande ouders – waar jongeren in de problemen (dreigen) te raken, respectievelijk problemen (dreigen te) veroorzaken. Op basis van wetenschappelijk onderzoek is steeds beter bekend welke aanpak hier wel en welke niet werkt. Complicatie is wel dat de meest succesvolle gezinsgerichte methoden duur zijn.
Tijdig ingrijpen op crimineel en/of overlastgevend gedrag
Overlastgevend en crimineel gedrag kan samengaan met drugsgebruik, in het bijzonder blowen op straat. Er zijn in ons onderzoek echter weinig aanwijzingen gevonden voor een oorzakelijk verband tussen drugs en criminaliteit bij jongeren in Zuidoost. Eerder opmerkelijk is dat harddrugs nauwelijks gebruikt worden – ook al zijn er wel jongeren die bijvoorbeeld cocaïne dealen.
Meer dan in andere stadsdelen manifesteert in Zuidoost cannabisgebruik – en in mindere mate kleinschalige cannabisverkoop – zich in de openbare ruimte. De overlast die hiervan ervaren wordt, zou aanmerkelijk kunnen verminderen door het toelaten van één of meer coffeeshops.
Met betrekking tot tijdig ingrijpen op crimineel en/of overlastgevend gedrag lijkt naast voldoende aanbod aan zinvolle en bij de behoeften van jongeren aansluitende vrijetijdsactiviteiten (inclusief sport) en repressieve maatregelen, de tijdige terugkeer naar school (via tweedekans projecten ROC) een belangrijk instrument om een (dreigende) criminele carrière te voorkomen.
Zorgstructuren voor verslaafden
Van de bestaande en snel verouderende populatie harddrugsverslaafden gaat een ontmoedigende werking uit op (beginnend) harddrugsgebruik onder jongeren. Met de kennis van nu is aannemelijk dat zich bij de nieuwe generatie in veel mindere mate harddrugsverslaving zal gaan manifesteren. Voor de bestaande verslaafdenpopulatie zullen zorgstructuren naar verwachting steeds meer het karakter krijgen van bejaardenzorg en -verpleging. Wat betreft de nieuwe generatie is te verwachten dat de verslavingszorg vooral te maken krijgt met problemen in verband met cannabis en alcohol.
Noten
xxxiii. Zie o.a. Korf, Benschop & Rots (2005); NDM (2010).
xxxiv. Nabben (2010); Van der Poel et al. (2010).
xxxv. Simons et al. (2005).
xxxvi. Bossong & Niesink (2010); Hall (2009); Veen et al. (2004); Smit et al. (2004).
xxxvii. Witton (2008); Degenhardt et al. (2003).
xxxviii. Musto (1987).
xxxix. Korf et al. (2005).
xl. Vergelijk: Van San (1998).
xli. Waalring (2009).
LITERATUUR
Benschop, A., Nabben, T. & Korf, D.J. (2009) Antenne 2008. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Bossong, M.G. & Niesink, R.J.M. (2010) Adolescent brain maturation, the endogenous cannaboid system and the neurobiology of cannabis‐induced schizophrenia. Progress in Neurobiology, 92: 370‐385.
Degenhardt, L., Hall, W. & Lynskey, M. (2003). Exploring the association between cannabis use and depression. Addiction, 98:1493‐1504
GGD Amsterdam (2006) Seksueel gedrag in een subcultuur van tieners in Amsterdam Zuid-oost. Rapportage van een quick scan 2006. GGD Amsterdam.
Hall, W. (2009). The adverse health effect of cannabis use: What are they, and what are their implications for policy? International Journal of Drug Policy, 20:458‐466
Jansen, A. (1989) Cannabis in Amsterdam. Amsterdam: Coutinho.
Kersloot, J. M. & Musterd, S. (1988) Leefbaarheid en drugs in Amsterdam (2). Amsterdam: Instituut voor Sociale Geografie (UvA).
Korf, D.J. (1995) Dutch treat. Formal control and illicit drug use in the Netherlands. Amsterdam: Thesis Publishers.
Korf, D.J., Benschop, A. & Rots, G. (2005) Geweld, alcohol en drugs bij jeugdige gedetineerden en school drop‐outs. Tijdschrift voor Criminologie, 47(3):239‐254.
Korf, D.J. & Liebregts, N. (2010) Coffeeshops, bezoekersstromen, motieven voor bezoek en spreiding in Amsterdam. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Korf, D.J., Vliet, E. van, Knotter, J. & Wouters, M. (2005) Tippelen na de zone. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Korf, D.J., Wouters, M., Nabben, T. & Ginkel, P. van (2005). Cannabis zonder coffeeshop; Niet‐gedoogde cannabisverkoop in tien Nederlandse gemeenten. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Makdoembaks, N. (2009) Slavinnen van God. Kinderhandel in Nederland. Amsterdam: Atlas.
Nabben, T. (2010) High Amsterdam. Ritme, roes en regels in het uitgaansleven. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nabben, T., Benschop, A. & Korf, D.J. (2006) Antenne 2005. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nabben, T., Benschop, A. & Korf, D.J. (2008) Antenne 2007. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nabben, T. & Korf, D.J. (1999) Cocaine and crack in Amsterdam: diverging subcultures. Journal of Drug Issues, 29(3):627‐652.
Nabben, T. , Korf, D. & Lamur, S. (1993) Met of zonder. Seks en aids in de wereld van niet‐schoolgaande jongeren. Amsterdam: De Milliano.
NDM (2010) Nationale Drug Monitor, Jaarbericht 2009. Utrecht: Trimbos‐instituut.
Musto, D.F. (1987) The American disease. New York: Oxford University Press.
O+S (2010) Amsterdam in cijfers 2010. Amsterdam: Gemeente Amsterdam, Dienst Onderzoek en Statistiek.
Poel, A. van der, Doekhie, J., Verdurmen, J., Wouters, M., Korf, D. & Laar. M. van(2010) Feestmeter 2008‐2009. Uitgaan en middelengebruik onder bezoekers van party’s en clubs. Utrecht/Amsterdam: Trimbos‐instituut/Bonger Instituut voor Criminologie.
Veen, N.D., Selten, J.P., Tweel, I. van der, Feller, W.G., Hoek, H.W. & Kahn, R.S. (2004). Cannabis use and age at onset of schizophrenia. American Journal of Psychiatry, 161(3):501‐506.
Roorda, W & Terpstra, J. (2010) Wat beweegt de jeugd? Participatie van jongeren en jongvolwassenen in Amsterdam Zuid-oost. Amsterdam: DSP Groep.
Roosendaal, A. (2004) Nike, Reebok, Armani; alles draait om duku. Amsterdam: UvA (doctoraalscriptie Stadssociologie)
San, M. van (1998) Stelen en steken. Delinquent gedrag van Curaçaose jongens in Nederland. Amsterdam: Het Spinhuis.
Sansone, L. (1992) Schitteren in de schaduw. Overlevingsstrategieën, subcultuur en etniciteit van Creoolse jongeren uit de lagere klasse in Amsterdam 1981‐1990. Amsterdam: Het Spinhuis.
Simons, J.S., Gaher, R.M., Correia, C.J., Hansen, C.L. & Christopoher, M.S. (2005) An affective motivational model of marijuana and alcohol problems among college students. Psychology of Addictive Behaviors, 10(3):326‐334.
Smit, F., Bolier, L. & Cuijpers, P. (2004). Cannabis use and the risk of later schizophrenia: a review. Addiction, 99:425‐430
Waalring, R.N. (2009) Veerkracht in Flora. Een onderzoek naar pro‐sociaal gedrag van kwetsbare kinderen uit een Surinaamse volkswijk. Universiteit Utrecht (proefschrift).
Witton, J. (2008). Cannabis use and physical and mental health. In: Rödner Sznitman, S. Olsson, B. & Room, R. (Eds.) A cannabis reader: global issues and local experiences. EMCDDA Monographs, 8 (II). Lisbon: European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction, pp.115‐140.
Zeijl, E. (red.), Beker, M., Breedveld, K., Broek, A. van den, Haan, J. de, Herweijer, L., Huysmans, F. & Wittebrood, K. (2003) Rapportage Jeugd 2002. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
You May Also Like
Comments
Leave a Reply