Uit de schaduw ~ Harddrugs
De opkomst van snuifcocaïne aan het begin van in de jaren tachtig in Amsterdam wordt vooral met het uitgaansleven geassocieerd. Dealers en gebruikers troffen elkaar in cafés en nieuwe discotheken in de binnenstad.[xxv] Maar gaandeweg gingen ook steeds meer heroïneverslaafden cocaïne gebruiken.[xxvi] De werelden van de cocaïnesnuivers waren echter grotendeels gescheiden van die van de ‘witte’ heroïneverslaafden, die in de jaren tachtig vaak ook cocaïne gingen spuiten en Surinaamse heroïneverslaafden die een bewerkte vorm van cocaïne (tegenwoordig ‘crack’ genoemd) gingen ‘basen’ (roken).[xxvii]
Een sleutelpersoon herinnert zich nog levendig de soms uitbundige cocaïnefeesten in de periode dat de eerste lichting Surinaamse immigranten en ‘witte’ creatievelingen in de Bijlmer waren neergestreken. Cocaïnesmokkel en -gebruik waren voor de douane en de politie een nog vrijwel onbekend fenomeen. Dankzij fijnmazige distributienetwerken is er sinds de jaren tachtig een constante aanvoer van heroïne en cocaïne. De garantie van een afzetmarkt tijdens de drugsepidemie van de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw verklaarde voor een deel de populariteit.
Voordat we ingaan op de handel in en gebruik van harddrugs, staan we kort stil bij de bevindingen van het etnografische onderzoek van Sansone in Zuidoost in de jaren tachtig.[xxviii] Hij volgde toen jarenlang een groep jonge werkloze Creoolse mannen. Daarna gaan we uitvoeriger in op de huidige situatie. Hoe verhouden de situatie van de huidige generatie harddrugsgebruikers en de tegenwoordige opvattingen over hosselen en dealen zich tot het beeld dat Sansone twee decennia geleden beschreef?
Dealen met harddrugs in de jaren tachtig
Sansone schetste twee (voor de hand liggende) typen binnen de dealcultuur: de ‘grote dealers’, vertoevend in het hogere echelon van de markt en een veel grotere groep van ‘kleine dealers’ (hosselaars) en hun loopjongens. Het verkopen van snuifcocaïne (poeiri, witti), gekookte coke (bori) en heroïne was destijds de meest populaire en lucratieve hossel bij zijn informanten. De hosselaar, voornamelijk actief op straat, viel het meeste op. Sansone concludeerde dat bij de meeste drugshosselaars en loopjongens sprake was van een ‘gedwongen’ keuze. Ze waren laaggeschoold, hadden een semi-crimineel (tehuis)verleden en waren niet in staat een baan te vinden, laat staan te behouden. Een kleine groep ‘vlotte’ jongens was meer belust op een snelle carrière dan dat ze kozen voor het (trage) reguliere school- of werktraject. Mede vanuit etnische trots vertelden de jongens dat hosselen minder geestdodend was dan het verrichten van ongeschoolde arbeid. Bovendien werkte hun relatief hoge consumptiepatroon, zoals dure kleding, ‘verslavend’. De verleiding van het hosselen leek bij deze groep meer een eigen keuze, omdat ze genoten van hun hedonistische leefstijl, de vele sociale contacten en ‘hoge’ status bij vrienden en ‘partners in crime’. Niet onbelangrijk voor deze jonge mannen was dat het pronken met geld en een succesvol imago haast automatisch meisjes aantrok.
Een hoge standaard van leven en luxe paste in de klassieke presentatie van de geslaagde hosselaar. In de schaduw van de hoogbouw schitterde zijn aura succes, geëtaleerd door statussymbolen als goud en dure kleding. Snorren voor business van hot naar her om contacten warm te houden met klanten (in de buurt en elders) en in het uitgaansleven bepaalden zijn dagbesteding. De ideale ruimte van de hosselaar was een vrij gebied waar hij zonder al te veel inspanning zonder een (crimineel) vak echt te hoeven beheersen, niet gestoord door politie en concurrentie van andere (etnische) groepen, illegaal kon opereren. De hosselaar had geen baat bij te veel regels.
Hoewel de groep succesrijken destijds aanzienlijk kleiner was dan de groep sappelaars, bepaalden ze wel vaak de toon in het debat en de beeldvorming over snelle leefstijl en winstgevende dealactiviteiten. De loopjongen droomde ervan om een kleine dealer te worden. Hoe hoger in de hiërarchie, hoe meer winst, hoe minder risico’s. Maar dit gekoesterde verlangen bleek voor velen niet realistisch. Voor straathosselaars was het, gezien de betrekkelijk platte ‘buurtdemocratie’ en de blijvende vraag naar drugs, vrij eenvoudig om een kleine afzetmarkt te verwerven. Nadeel was de concurrentie tussen dealende groepjes. Een tekort aan vakmanschap en sociaal kapitaal werkte fnuikend.
Door meer druk op de markt en concurrentie werden de winstmarges voor de verkoper op het lagere niveau steeds kleiner. Promotie maken in de handel bleek daarom nog niet zo eenvoudig. Ook al werden hun sociale netwerken misschien wel uitgebreider, ze bleven vaak arm en de sociale cohesie was zwak. Uiteindelijk bleven veel hosselaars als kleine dealer of loopjongen steken op de laagste treden.
Smokkel, handel en distributie
De politie maakt uit tactische informatie en acties in de buurt op dat Zuidoost zich in het afgelopen decennium heeft ontpopt tot een belangrijk knooppunt in de (Europese) cocaïnedistributie. De plotselinge aanwas van nieuwe pakket- en ophaaldiensten in de buurt is vermoedelijk het gevolg van de stringente controle op cocaïnesmokkelaars en slikkers op Zanderij (de luchthaven in Suriname, officieel Josef Pengel International Airport) en Schiphol.[xxix] Omdat “iedereen elkaar in dit milieu dekt”, zegt de politie moeilijk greep te krijgen op onderlinge samenwerkingsverbanden en veranderende distributielijnen van en naar het stadsdeel. Een jeugdcoördinator van de politie kent jonge mannen en vrouwen (18 jaar en ouder) uit Zuidoost die wel eens bolletjes hebben gesmokkeld vanuit Suriname. Surinaamse Marons zouden traditioneel hoog in de cocaïne business zitten. Door de verschuiving van internationale aanvoerlijnen hebben Afrikaanse en Ghanese netwerken een toenemend aandeel verworven in de smokkel en distributie van cocaïne. Volgens de politie wordt veel cocaïne via andere vluchten dan vanuit Suriname vanaf Schiphol naar Zuid-oost doorgesluisd, als tussenstation voor andere afzetmarkten.
De politie heeft de stellige overtuiging dat de schietincidenten van de laatste tijd voornamelijk terug te voeren zijn op conflicten in de drugshandel. Toenemende spanningen tussen groepen die actief zijn in de cocaïnehandel zouden hier debet aan zijn. Met name de komst van Afrikaanse distributeurs in de afgelopen jaren en hun nieuw verworven territorium in Zuid-oost, heeft de boel extra op scherp gezet. De politie ziet dat Antillianen zich erin bedreven hebben om drugspartijen van Afrikanen te rippen (= stelen).
In vergelijking met de cocaïnemarkt speelt de ecstasymarkt in Zuid-oost volgens sleutelpersonen een geringe rol. Van dealers horen we dat de vraag naar ecstasy in Zuid-oost klein is, maar des te groter elders in Amsterdam. De geïnterviewde straathoekwerker weet dat er groepjes gebruikers zijn die ecstasypillen in Zuid-oost aanschaffen. Ook gaan de geruchten dat ecstasy in omgekeerde richting via Schiphol naar het buitenland wordt gesmokkeld. Er zouden verschillende jongens uit Zuid-oost met pillen onderschept zijn. De verkoop van ecstasy en sinds kort ook GHB zou voor een deel in handen zijn van een kleine groep hip geklede en goed Nederlands sprekende Afrikanen die hun weg weten in de dance-scene.
Dealen in en buiten de buurt
Wanneer Zuidoost een strategisch knooppunt van de internationale cocaïnehandel is, dan zou dit ook kunnen uitstralen op de buurt. Afgezien van de oudere groep verslaafden, zijn er (vooralsnog) geen aanwijzingen voor een duidelijke verspreiding van of toename in cocaïnegebruik in het stadsdeel. Het middel vindt weinig aansluiting bij jongeren en jongvolwassenen in Zuidoost. Het feit dat veel cocaïne in Zuidoost arriveert en weer naar andere bestemmingen wordt doorgesluisd, wil echter niet zeggen dat er helemaal niets aan de strijkstok blijft hangen. De buurtregisseur zegt een groep van ongeveer twintig jonge mannen (20 – 30 jaar) in het vizier te hebben die handelen in snuifcoke en gekookte coke. Ze dealen zowel in als buiten het stadsdeel. Er zijn contacten met bezorgers en inkopers uit andere stadsdelen en van buiten Amsterdam. Een gram snuifcoke bedraagt tussen de 50 en 60 euro. Met de feestdagen loopt de prijs zelfs op tot 70 euro per gram. ‘Bijlmercoke’ zien sommigen als één van de puurste en het geniet in snuifkringen doorgaans een goede reputatie. Een reden volgens sleutelpersonen waarom het stadsdeel ook bezoekers uit omringende gemeenten aantrekt. Door de tanende straat-scene in Zuid-oost zou er met de verkoop van bolletjes (crack) minder te verdienen zijn.
Stoere en coole cokedealers
Volgens de politie zijn sommige cokedealers in Zuidoost voortgesproten uit overlastgevende groepen. Handeldrijven is ‘low profile’ opereren. De cokedealer opereert, ondanks zijn vele sociale contacten en hechte familiebanden, vaak solitair en losstaand van een duidelijk herkenbare groep. Een informant onderscheidt ‘stoere’ en ‘coole’ dealers. Het stoere type loopt te koop met zijn business, is onvoorzichtig en praat uit bravoure zijn mond nog wel eens voorbij. Wat betreft eigen gebruik is hij opportunistisch: hij gebruikt in principe niet, maar er zijn uitzonderingen. Het coole type cultiveert zijn status, blijft ‘down low’ en op zijn hoede, gebruikt zelf geen cocaïne en houdt er zo nu en dan andere louche zaakjes (heling mobiele telefoons, fraude et cetera) op na.
Geheel in de geest van het eerdergenoemde onderzoek van Sansone nemen bijna alle jonge dealers uit Zuidoost tijdens het politieverhoor een pose aan van de trotse hosselaar die er luxueus van kan leven. Ze bedienen verslaafden en ‘recreatieve snuivers’ in en buiten de buurt. Andere informanten vertellen dat hoogopgeleide ‘witte’ snuivers in de binnenstad vaker dan voorheen dealers uit Zuid-oost bellen.
Groepjes straatdealers
Naast deze solo-gangers zijn er ook groepjes dealers op straatniveau die in Zuidoost op strategische locaties staan en het langskomende verkeer snel kunnen bedienen. Sommige snorders pikken ook een graantje mee door snuifcocaïne te verkopen, buurtdealers te vervoeren naar het centrum en terug of in ruil voor een percentage zoekende snuivers bij dealers af te leveren. Meer cameratoezicht op straat en het volhardend uitschrijven van straatverboden, hebben er volgens de politie toe geleid dat er minder openlijk op straat gedeald wordt, maar de handel vaker in huizen en drugspanden wordt voortgezet. Volgens anderen heeft de handel zich voor een deel verspreid via de metroroute en verplaatst naar plekken in Oost.
Gebruikende en nuchtere dealers
De meeste sleutelpersonen menen dat de cocaïnedealers goed van eigen spullen af kunnen blijven. Snoepen van je eigen product wordt als een teken van zwakte gezien. Ongeacht of het ‘lala’ (rauwe snuifcoke) dan wel ‘bori’ (gekookte coke, crack) is. Informanten die de dealmores van nabij kennen, maken een onderscheid tussen Surinaamse dealers, die weinig of niet van hun eigen voorraad snoepen, en Antilliaanse en Dominicaanse dealers, die dit wel met enige regelmaat doen. “Antillianen zijn sowieso meer impulsieve gebruikers, dealer of niet. De scheiding tussen handel en gebruik is minder strikt gescheiden.” Een informant vertelt over weekendkoorts bij Antillianen. “Als ze het op de heupen krijgen, willen ze de witte lading zo snel mogelijk kwijt om met de winst aan de haal te gaan op feesten in de buurt.“ Opvallend is dat bij verschillende informanten het cliché leeft van de ‘domme Antiliaan’ die van zijn eigen handelsvoorraad gebruikt en de ‘slimme Surinamer’ die er beter vanaf kan blijven. Een Surinaamse jongere ventileert zijn mening over harddrugsgebruik onder Surinaamse dealers, die grotendeels overeenkomt met wat we in andere informele gesprekken en interviews horen.
“Het gebruik van pillen, crack, cocaïne en andere soorten drugs is echt not done! Blanken doen dit en die zijn gek. De dealers die ik ken verkopen wel, maar snoepen er niet van. Je kunt er verslaafd aan raken en junkie worden.”
Tegelijkertijd wordt Surinaamse dealers minder handelsinstinct toegedicht. De Antilliaanse dealers daarentegen zouden het handelsmetier al in hun thuisland hebben geleerd van hun Colombiaanse en Dominicaanse contacten. In tegenstelling tot veel Surinaamse jongens, die vaak in Zuid-oost zijn geboren en getogen, verblijven veel Antillianen nog niet zo lang in Nederland. Het verhaal dat sommigen hebben gehoord “dat je hier lekker op je gat kan zitten terwijl je dealt“, is niet helemaal uit de lucht gegrepen. Maar de algehele mening is dat beide groepen op termijn niet echt vooruitkomen.
In het onderstaande verhaal komt Smoes (= gefingeerde naam), een Surinaamse dealer van 19 jaar aan het woord. Zijn profiel komt overeen met dat uit de verhalen die we horen van andere informanten over jonge mobiele dealers. Eén daarvan komt van een portier in het uitgaansleven, die verschillende Surinaamse jonge dealers kent die snuifcocaine en/of crack verkopen in Oost of in de binnenstad. Deze lucratieve bijverdienste wordt vaak met vrienden op een feest bezegeld met luxe drankjes. Smoes voldoet aan het beeld van de ‘overloper’ die met enige regelmaat de buurt uit gaat om elders ‘geld te maken’. Hij is geen domme jongen, zo blijkt tijdens het interview. Hij probeert zijn zaakjes zo goed mogelijk in de hand te houden, maar vindt wel dat hij nu op het randje zit. Groter groeien wordt al snel te illegaal. Nu verdient hij lekker en kan er prima van leven. Smoes zit ook nog op school, maar doet het niet supergoed. De enige reden waarom hij nog naar school gaat is uit respect voor zijn moeder, die hoopt dat hij zijn diploma haalt. Eerlijk gezegd gaat hij vaker niet dan wel naar school. Waarom zou hij? Hij is slim genoeg en haalt zijn toetsen. Toch? Voor zolang het duurt tenminste. Smoes heeft zijn twijfels over hoe lang hij dit dubbelleven nog volhoudt.
Proeven maar niet snuiven
Wat Smoes’ moeder niet weet, is dat hij in drugs handelt. Vooral wiet en snuifcoke. Af en toe ook ecstasypillen als hij goeie kan vinden. Het liefst gaat hij lekker ‘zwieren’ langs plekken waar zijn vrienden rondhangen. School of geen school. Met een paar zakjes wiet op zak rondhangen met vrienden is relax. Af en toe wordt hij opgeroepen, maar vaker komen ze bij hem halen. Smoes is trots op zijn status omdat de meesten weten dat hij iets kan regelen voor ze. Zoals hasjiesj bijvoorbeeld. De vraag hierna nam toe toen blowers gingen klagen over takjes en troep in de wiet. Hasj is gegarandeerde kwaliteit. Hij zegt connecties met Marokkanen uit Oost te hebben. Hij heeft het druk in de aanloop naar het weekend. Door de week verkoopt hij alleen aan dagelijkse blowers. De wiet komt uit Zuidoost of via kweekpanden buiten de stad.
Door de strenge controles van politie en huismeesters in de boxen en kelders is het niet meer zo eenvoudig om een plantage te runnen. De verhoogde dealactiviteiten in het weekend wisselt hij af met drankjes en eten in grand cafés in de buurt of in het centrum. De snuifclientèle zit vooral buiten het stadsdeel. Hij blowt naar eigen zeggen uit voorzorg maar een beetje, omdat hij niet suf wil worden als hij drugs bij zich draagt. Smoes koopt op twee adressen zijn snuifcocaïne in. Eentje bij een autochtoon Nederlandse dealer in West, waar hij minder per gram hoeft te betalen als hij groter inkoopt. Soms versnijdt hij de coke bij zijn moeder thuis, wat wel een hoop extra gedoe geeft. Het andere adres is een Surinaamse jongen in de Bijlmer die rechtstreeks vanaf Schiphol zijn bolletjes snuifcoke uit Suriname krijgt. De prijs ligt hier aanzienlijk lager dan bij de dealer in West, maar het nadeel is dat diens aanvoer onregelmatig is. Coke snuiven doet Smoes niet. Een ‘no go area’ zegt hij resoluut. Proeven doet hij wel, om te weten of het wel coke en geen speed is bijvoorbeeld. Maar later, als we hierop terugkomen, geeft hij na enig aandringen en met enige aarzeling toe weleens een lijntje te nemen tijdens het uitgaan. Dat is de grens, want je kunt echt in de afgrond verdwijnen als je dat vaker gaat gebruiken. Wie het waagt om in het centrum van Amsterdam te verkopen moet wel echte coke hebben want anders zijn er tig anderen die het doen. Toeristen zijn een heel ander verhaal. Dat zijn goede klanten en zie je nooit meer terug.
Prevalentie en gebruikers
Volgens de geïnterviewde professionals en andere informanten is bij harddrugs de scheidslijn tussen de handel en gebruik en tussen gebruikers en niet-gebruikers een stuk scherper dan bij cannabis. Jonge snuivers in de Zuid-oost vormen maar een kleine groep en lopen daar ook niet echt mee te koop. Want in tegenstelling tot cannabis gelden snuifcocaïne of andere middelen als échte (hard)drugs.
Volgens de internetenquête onder jongeren van 12 tot 17 jaar in Zuid-oost die we in het vorige hoofdstuk al aanhaalden, heeft 1% in de afgelopen maand harddrugs (XTC, amfetamine, cocaïne, heroïne) gebruikt. In Holendrecht en Reigersbos was dit 2%. Bij de jongvolwassenen (18 – 27 jaar) lag het gebruik in de afgelopen maand met 3% iets hoger.[xxx]
Een jongerenwerker zegt dat het cocaïnegebruik in Zuid-oost minder hoog is dan je zou verwachten van een stadsdeel dat vaak als knooppunt van de cocaïnehandel wordt beschouwd. Cocaïne en ook andere drugs, op cannabis na, zijn volgens hem weinig populair bij Surinaamse jongeren. Onder Antillianen zou het gebruik wat vaker voorkomen. Een portier vertelt dat er ook groepjes Afrikaanse jongeren (18‐20 jaar) snuiven. Maar over het algemeen heeft het gebruik van snuifcocaïne een problematisch imago en wordt het door menigeen geassocieerd met familieleden en of ouders die in de jaren tachtig en negentig verslaafd zijn geraakt.
Sinds de eeuwwisseling komt ecstasy in Zuid-oost op kleine schaal voor. Voor die tijd was ecstasy er ‘non existent’. Of de Bijlmerjeugd nieuwsgieriger is geworden naar ecstasy, daarover verschillen de informanten met elkaar van mening. Er zijn sleutelpersonen, waaronder de politie en jongerenwerkers, die zeggen amper ecstasypillen tegen te komen in de buurt. Niet in de soosruimten en ook niet bij fouillering. Er wordt niet gehandeld en gebruikt omdat ecstasy geen cool middel is en zeker binnen de hiphopcultuur geen status heeft.
Andere informanten, die dichter bij de niet-problematische jongerencultuur staan, zeggen wel degelijk ecstasy te zien in feestnetwerken. Een jonge Surinaamse stapper bevestigt dat het gebruik van pillen en snuifcocaïne ‘geen ding’ is onder jongeren en jongvolwassenen in Zuid-oost. Hoewel hij wel eens pilletjes heeft gebruikt met vrienden buiten Zuid-oost, hangt hij het in zijn stadsdeel liever niet aan de grote klok. Niet dat hij bang is om nagekeken te worden, maar ze zullen hem wel anders bekijken. Want wie wat anders neemt dan cannabis wordt als snel geassocieerd met een ‘prikjunk’.
Sommige groepen Surinamers en Antillianen (20 – 30 jaar) onderscheiden zich binnen hun sociale gemeenschap door, naast de geëigende r&b- en hiphopfeesten en concerten van bekende artiesten, ook naar andere feesten te gaan. Ze zijn doorgaans hoger opgeleid en maken meer deel uit van etnisch gemixte netwerken. Met een groep afreizen naar Mysteryland, waar ook bekende ‘zwarte’ dj’s draaien, is een avontuur. Zeker als er ook nog ecstasy aan te pas komt. Hun verwachtingspatroon ten aanzien van ecstasy is gereserveerder dan bij ‘witte’ stappers. Ecstasy bezorgt je een leuke party, maar wordt door ‘zwarte’ stappers minder sterk gecultiveerd.
Andere informanten weten ook te melden dat kleine groepjes jongere Surinamers (16 – 18 jaar) in de weekenden thuisfeestjes organiseren met hardere elektronische muziek in combinatie met ecstasy. Ook amfetamine zou hier beperkt in omloop zijn. Tabletten worden fijngemalen en door een drankje gemixt (‘Bull Red’). Paddogebruik in Zuid-oost komt alleen voor bij ‘witte’, ‘rustige’ jongeren.
Noten
xxv. Nabben (2010).
xxvi. Korf (1995)
xxvii. Nabben & Korf (1999).
xxviii. Sansone (1992)
xxix. Een sleutelfiguur verklaart dat door de uitvoerproblemen vanuit Zanderij een deel van de cocaïne op de binnenlandse markt in Suriname wordt gedumpt voor 5 euro per gram.
xxx. Roorda & Terpstra (2010).
xxxi. Nabben, Benschop & Korf (2008).
xxxii. Benschop, Nabben & Korf (2009).
LITERATUUR
Benschop, A., Nabben, T. & Korf, D.J. (2009) Antenne 2008. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Bossong, M.G. & Niesink, R.J.M. (2010) Adolescent brain maturation, the endogenous cannaboid system and the neurobiology of cannabis‐induced schizophrenia. Progress in Neurobiology, 92: 370‐385.
Degenhardt, L., Hall, W. & Lynskey, M. (2003). Exploring the association between cannabis use and depression. Addiction, 98:1493‐1504
GGD Amsterdam (2006) Seksueel gedrag in een subcultuur van tieners in Amsterdam Zuid-oost. Rapportage van een quick scan 2006. GGD Amsterdam.
Hall, W. (2009). The adverse health effect of cannabis use: What are they, and what are their implications for policy? International Journal of Drug Policy, 20:458‐466
Jansen, A. (1989) Cannabis in Amsterdam. Amsterdam: Coutinho.
Kersloot, J. M. & Musterd, S. (1988) Leefbaarheid en drugs in Amsterdam (2). Amsterdam: Instituut voor Sociale Geografie (UvA).
Korf, D.J. (1995) Dutch treat. Formal control and illicit drug use in the Netherlands. Amsterdam: Thesis Publishers.
Korf, D.J., Benschop, A. & Rots, G. (2005) Geweld, alcohol en drugs bij jeugdige gedetineerden en school drop‐outs. Tijdschrift voor Criminologie, 47(3):239‐254.
Korf, D.J. & Liebregts, N. (2010) Coffeeshops, bezoekersstromen, motieven voor bezoek en spreiding in Amsterdam. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Korf, D.J., Vliet, E. van, Knotter, J. & Wouters, M. (2005) Tippelen na de zone. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Korf, D.J., Wouters, M., Nabben, T. & Ginkel, P. van (2005). Cannabis zonder coffeeshop; Niet‐gedoogde cannabisverkoop in tien Nederlandse gemeenten. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Makdoembaks, N. (2009) Slavinnen van God. Kinderhandel in Nederland. Amsterdam: Atlas.
Nabben, T. (2010) High Amsterdam. Ritme, roes en regels in het uitgaansleven. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nabben, T., Benschop, A. & Korf, D.J. (2006) Antenne 2005. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nabben, T., Benschop, A. & Korf, D.J. (2008) Antenne 2007. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nabben, T. & Korf, D.J. (1999) Cocaine and crack in Amsterdam: diverging subcultures. Journal of Drug Issues, 29(3):627‐652.
Nabben, T. , Korf, D. & Lamur, S. (1993) Met of zonder. Seks en aids in de wereld van niet‐schoolgaande jongeren. Amsterdam: De Milliano.
NDM (2010) Nationale Drug Monitor, Jaarbericht 2009. Utrecht: Trimbos‐instituut.
Musto, D.F. (1987) The American disease. New York: Oxford University Press.
O+S (2010) Amsterdam in cijfers 2010. Amsterdam: Gemeente Amsterdam, Dienst Onderzoek en Statistiek.
Poel, A. van der, Doekhie, J., Verdurmen, J., Wouters, M., Korf, D. & Laar. M. van(2010) Feestmeter 2008‐2009. Uitgaan en middelengebruik onder bezoekers van party’s en clubs. Utrecht/Amsterdam: Trimbos‐instituut/Bonger Instituut voor Criminologie.
Veen, N.D., Selten, J.P., Tweel, I. van der, Feller, W.G., Hoek, H.W. & Kahn, R.S. (2004). Cannabis use and age at onset of schizophrenia. American Journal of Psychiatry, 161(3):501‐506.
Roorda, W & Terpstra, J. (2010) Wat beweegt de jeugd? Participatie van jongeren en jongvolwassenen in Amsterdam Zuid-oost. Amsterdam: DSP Groep.
Roosendaal, A. (2004) Nike, Reebok, Armani; alles draait om duku. Amsterdam: UvA (doctoraalscriptie Stadssociologie)
San, M. van (1998) Stelen en steken. Delinquent gedrag van Curaçaose jongens in Nederland. Amsterdam: Het Spinhuis.
Sansone, L. (1992) Schitteren in de schaduw. Overlevingsstrategieën, subcultuur en etniciteit van Creoolse jongeren uit de lagere klasse in Amsterdam 1981‐1990. Amsterdam: Het Spinhuis.
Simons, J.S., Gaher, R.M., Correia, C.J., Hansen, C.L. & Christopoher, M.S. (2005) An affective motivational model of marijuana and alcohol problems among college students. Psychology of Addictive Behaviors, 10(3):326‐334.
Smit, F., Bolier, L. & Cuijpers, P. (2004). Cannabis use and the risk of later schizophrenia: a review. Addiction, 99:425‐430
Waalring, R.N. (2009) Veerkracht in Flora. Een onderzoek naar pro‐sociaal gedrag van kwetsbare kinderen uit een Surinaamse volkswijk. Universiteit Utrecht (proefschrift).
Witton, J. (2008). Cannabis use and physical and mental health. In: Rödner Sznitman, S. Olsson, B. & Room, R. (Eds.) A cannabis reader: global issues and local experiences. EMCDDA Monographs, 8 (II). Lisbon: European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction, pp.115‐140.
Zeijl, E. (red.), Beker, M., Breedveld, K., Broek, A. van den, Haan, J. de, Herweijer, L., Huysmans, F. & Wittebrood, K. (2003) Rapportage Jeugd 2002. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.