Uit de schaduw ~ Intro: dynamiek in een multi-etnisch stadsdeel

BijlmerHet Amsterdamse stadsdeel Zuidoost is volop in beweging. De aanleg van wat in de volksmond nog steeds ‘de Bijlmer’ heet, dateert inmiddels alweer van een halve eeuw geleden. Een bouwkundig hoogstandje moest het volgens de plannenmakers worden, waarin wonen, werken, verkeer en recreatie grotendeels ruimtelijk van elkaar gescheiden zouden zijn. Ook letterlijk werd hoog gebouwd: de overbekende flats in honingraatvorm. Maar begin jaren zeventig, bij de oplevering van de laatste flats, was de ‘utopische’ visie van een doorstroomwijk voor louter ‘witte’ gezinnen reeds achterhaald. Ook de middenklasse en hogere inkomensgroepen bleken gecharmeerd te zijn van de met veel groen omzoomde ‘buitenwijk’, terwijl de oorspronkelijk beoogde doelgroep nieuwe groeikernen in Purmerend en Almere ontdekte.

Zuid-oost wordt ook wel als een urban village getypeerd; een ‘dorp in de stad’.[i] Zuidoost kenmerkte zich al in een vroeg stadium door een grote culturele verscheidenheid, met daaraan gepaard soms heel specifieke problemen. Na de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 vestigden veel Surinaamse gezinnen zich hier. In de decennia erna leidde de komst van nieuwe migrantengroepen (Dominicanen, Ghanezen, Nigerianen etc.) tot een versnelde doorstroom van de autochtone en allochtone middenklasse naar andere stadsdelen en naar buiten Amsterdam.

Bevolking
Qua aantal inwoners is Zuidoost bepaald geen dorp. Volgens de meest recente cijfers van de Dienst Onderzoek en Statistiek heeft het stadsdeel ruim 80.000 inwoners.[ii] Terwijl in de hele stad Amsterdam één op de tien huishoudens bestaat uit eenoudergezinnen, is dit het dubbele in Zuid-oost (respectievelijk 9% en 18%). Andersom bezien woont één op de acht Amsterdammers in een eenoudergezin, tegenover twee keer zoveel in Zuidoost (respectievelijk 13% en 24%).[iii]

Bij elkaar opgeteld herbergt het stadsdeel ongeveer honderd nationaliteiten. De enorme culturele diversiteit komt ondermeer tot uitdrukking in de vele ‘migrantenkerken’. Het stadsdeel kent het hoogste percentage ‘allochtonen’, dat wil zeggen: inwoners van wie één of beide ouders in het buitenland geboren zijn. Als een in Nederland geboren kind van Surinaamse ouders (de tweede generatie) op zijn/haar beurt zelf in Nederland kinderen krijgt (de derde generatie) dan tellen die kinderen als autochtoon, ook al voelt zo’n kind zichzelf Surinaams.

Terwijl de helft van alle Amsterdammers gerekend wordt tot de autochtonen (personen waarvan beide ouders in Nederland geboren zijn), geldt dit voor niet veel meer dan een kwart van de inwoners van Zuidoost (27%). De groep Surinamers is daar zelfs groter (33%). Er wonen ook relatief veel Afrikaners.[iv] Van alle Amsterdamse Surinamers woont 39% in Zuid-oost.

Etniciteit bevolking Zuidoost en hele stad

Etniciteit bevolking Zuidoost en hele stad

Voor de Amsterdamse Antillianen is dat eveneens 39%.
Voor de Amsterdamse Marokkanen en Turken is het elk 2%.
Voor de overige Amsterdamse niet‐westerse allochtonen 24%.
En voor de Amsterdamse autochtonen 6%.

Jongeren en jongvolwassenen

Leeftijdsopbouw bevolking Zuidoost en hele stad

Leeftijdsopbouw bevolking Zuidoost en hele stad

In vergelijking met de rest van de stad wonen in Zuidoost relatief veel kinderen en jongeren, een gelijk percentage jonge twintigers (20‐24 jaar) en een kleiner aandeel oudere twintigers. Rond een kwart van de bevolking in Zuidoost is tussen de 12 en 30 jaar: zo’n 6.200 in de leeftijd 12‐17 jaar, 8.600 in de leeftijd 18‐24 jaar en 7.500 in de leeftijd 25‐30 jaar.[iv] Deze jongeren en jongvolwassenen brengen veel tijd door in het stadsdeel, maar bewegen zich ook veelvuldig in andere delen van Amsterdam (school en werk, vrijetijdsbesteding, zorginstellingen, etc.).

Oude drugsproblemen: een veelzijdige aanpak
In de jaren tachtig en negentig ging Zuidoost gebukt onder een hardnekkige en deels ook duidelijk zichtbare drugsproblematiek.[v] Plekken als Gliphoeve, winkelcentrum Ganzenhoef en Kraaiennest waren jarenlang het domein van junks, dealers en daklozen, die tot ergernis van buurtbewoners het straatbeeld domineerden. Politieteams en hulpverleners probeerden in de hoogtijdagen van de heroïne-epidemie (en op den duur steeds vaker ook cocaïne en crack) met uiterste krachtinspanningen de drugshandel en openbaar gebruik tot een beheersbaar niveau te beperken.

Om schoon schip te maken werd een deel van de verloederde en problematische hoogbouw in de loop van de jaren negentig gesloopt. Anders dan het stereotiepe beeld van buitenstaanders over Zuidoost wil, is het stadsdeel zeer gevarieerd qua bebouwing. Naast de nog resterende overbekende oudere hoogbouwflats en de daarmee geassocieerd problemen van drugs en overlast, is er laagbouw en veel nieuwbouw. Het fors gerenoveerde Bijlmerstation, met het nabijgelegen winkelcentrum en de nieuwe culturele ontmoetingsplaatsen aan de andere kant van de metrolijn, vormt tegenwoordig het kloppend hart van de wijk. In het weekend trekken duizenden bezoekers naar de Arena, het grote bioscoopcomplex of de Heineken Music Hall.

AmsterdamTegelijk met de wederopbouw van het stadsdeel is ook het drugsbeleid in Zuidoost in de afgelopen jaren door goede samenwerking en een combinatie van repressie en zorg voortvarend aangepakt. Het merendeel van de verslaafden aan heroïne en/of crack/basecoke is in beeld en zit in een zorgtraject. Voor hen zijn voorzieningen gebouwd, activiteiten ontwikkeld en wordt medische zorg aangeboden (waaronder methadon en medische heroïneverstrekking). De groep wordt steeds ouder en bestaat vooral uit veertigers en vijftigers. De groep dunt ook uit en is, mede dankzij allerlei woonprojecten, maar ook door detentie, steeds minder zichtbaar aanwezig op straat.

Jonge drugsgebruikers: een onderzoek
Jonge drugsgebruikers melden zich mondjesmaat bij de instellingen. Eén van de verklaringen hiervoor is dat zij andersoortige drugs gebruiken (geen heroïne of crack) en zich daarom beter kunnen redden. Een tweede verklaring die we horen, is dat deze groep nog kan rekenen op de hulp van ouders en hun bredere sociale netwerk. Maar de verwachting is dat de ‘goodwill’ vanuit de omgeving en ook de fysieke toestand zal verminderen naarmate de groep ouder wordt en langer drugs gebruikt, waardoor hulp van buitenaf noodzakelijk wordt. Een derde factor is dat de huidige voorzieningen sterk gericht zijn op de oudere groep gebruikers en daardoor niet geschikt zouden zijn voor jongeren en jongvolwassenen.
Drugshandel en -gebruik spelen nog steeds een rol in Zuidoost. Naast het aanpakken van de handel en de verslaafden die nu in beeld zijn, wil het stadsdeel op basis van wetenschappelijk onderzoek concrete stappen gaan zetten richting de zorg voor gebruikers in Zuid-oost die nog niet op straat leven en of in de verslavingszorg terecht zijn gekomen.

Doel en vraagstelling
Het doel van dit onderzoek is om informatie te verzamelen over trends op het gebied van het gebruik van verdovende middelen door jongeren en jongvolwassenen (12‐30 jaar) in stadsdeel Zuidoost. De onderzoeksvraag is tweeledig.

(1) Wat gebruikt de doelgroep, waar, hoe vaak, met wie en hoeveel?
(2) In hoeverre zal het drugsgebruik zich verder ontwikkelen tot een problematische verslaving?

Met het beantwoorden van deze onderzoeksvragen willen we een beeld schetsen van ‘hoe de boel in elkaar steekt’. Tevens moet dit aanknopingspunten bieden voor drie beleidsdoelstellingen.

(1) Passend aanbod bieden op het gebied van preventieve maatregelen aan jongeren.
(2) Tijdig kunnen ingrijpen op crimineel en/of overlastgevend gedrag.
(3) Zo nodig aanpassen van huidige zorgstructuren voor verslaafden in het stadsdeel.

Onderzoeksaanpak
Het drugsgebruik van jongeren en jongvolwassenen uit Zuidoost manifesteert zich zowel binnen het stadsdeel als in andere delen van Amsterdam (bijvoorbeeld coffeeshops, tijdens het uitgaan). Om inzicht te krijgen in het drugsgebruik in al zijn volledigheid beperkt het onderzoek zich dus niet tot het stadsdeel zelf. Tegelijkertijd zou gesteld kunnen worden dat voor het (drugs)beleid van het stadsdeel vooral of uitsluitend drugsgebruik en drugshandel binnen het stadsdeel relevant zijn. Omdat we voor een wijkgerichte onderzoeksaanpak kiezen, is onze focus primair Zuidoost. Dit laat onverlet dat ook wijkoverschrijdende drugshandel en drugsgebruik, evenals het uitgaansgedrag bij jongeren en jongvolwassen, aandacht verdienen.
Het onderzoek dat we hebben gedaan, is vooral kwalitatief van aard en vond plaats in de winterperiode december 2010 ‐ februari 2011. De verkregen kwalitatieve informatie is, voor zover beschikbaar en zinvol, aangevuld met kwantitatieve gegevens. Aan het eind van het onderzoekstraject zijn de onderzoeksbevindingen voorgelegd en besproken met een kerngroep van professionals, teneinde tot een zo goed mogelijke advisering te komen.

Etnografische verkenning
De eerste fase behelsde een etnografische verkenning. De belangrijkste gebieden en plekken binnen Zuidoost, waar drugs worden gebruikt en/of verhandeld door de doelgroep, zijn in kaart gebracht. Dit gebeurde op basis van gesprekken met personen die goed op de hoogte zijn van deze thematiek en als het ware met een helikopterblik de ins en outs, zoveel mogelijk van binnenuit, van het stadsdeel en van wijken bezien en een goed overzicht hebben. Enerzijds betreft het professionals, anderzijds en meer op informeel niveau zijn het jongeren en jongvolwassenen afkomstig uit de voor het onderzoek relevante doelgroep.

Interviews met sleutelpersonen
In de tweede fase zijn sleutelpersonen geïnterviewd over drugshandel en drugsgebruik door de doelgroep in Zuidoost. Deze sleutelpersonen hebben beroepshalve of anderszins (de nieuwsgierige Aagjes met een scherpe blik voor een bepaalde wijk of ‘scene’) echt goed zicht op wat er gebeurt. Zij zijn geselecteerd op grond van hun kennis ten aanzien van de thematiek. Sommigen zijn door het stadsdeel aangedragen en anderen door ons zelf benaderd tijdens het veldwerk. Parallel aan de eerste fase van de etnografische verdieping zijn de sleutelpersonen geïnterviewd over drugshandel en drugsgebruik door de doelgroep in Zuidoost. De zeven sleutelpersonen zijn: een ambulant jongerenwerker (Spirit), drie zorgcoördinatoren (politie, middelbare school en ROC), een buurtregisseur (bureau Ganzenhoef), een veldwerker (Streetcornerwork) en ten slotte een projectleider jeugd in de Ganzenhoef.
Het interview werd op de werkplek afgenomen en besloeg ongeveer anderhalf uur per sleutelpersoon. Centraal stond de vraag in hoeverre het drugsgebruik onder jongeren en jongvolwassenen in Zuidoost zich mogelijk in de nabije toekomst verder zal gaan ontwikkelen tot problematisch gebruik c.q. verslaving. Met behulp van een topiclijst (zie Bijlage 1) werd allereerst samen met de sleutelpersoon het werkveld afgebakend om vervolgens een heldere profielschets te krijgen van maximaal drie voor deze thematiek relevante groepen jongeren/jongvolwassen (12‐30 jaar) in Zuidoost. Per groep werd gevraagd om aan de hand van steekwoorden een kernprofiel te geven wat betreft groepsgrootte, samenstelling, opleiding en inkomen, mobiliteit (binnen en buiten het stadsdeel) en eventuele participatie in de hosselcultuur, zoals ‘klusjes’ en dealen.
Vervolgens werd ingezoomd op de vrijetijdsbesteding (waar, met wie, rolmodellen en eventuele nieuwe rages). Het derde onderdeel ging dieper in op de beleving en betekenisgeving van middelengebruik; verkrijgbaarheid van drugs en dealpraktijken; perceptie van drugs (gebruiksmotieven, beleefde effecten); activiteiten met betrekking tot drugs (vanuit plezier of probleem); en beeldvorming over en status van drugs.
Aansluitend werd gevraagd naar aan drugs gerelateerde overlast of geweld en naar eventueel hiermee samenhangende gezinsproblematiek. Ten slotte werd met de sleutelpersonen gesproken over signalen van of duidelijke trends in (recreatief) drugsgebruik, handel en/of overlast en op het terrein van drugsvoorlichting, en hun inschatting van een eventuele toekomstige problematiek.
Overigens kon niet elk onderdeel door alle sleutelpersonen even goed worden beantwoord. De buurtregisseur heeft bijvoorbeeld vooral zicht op groepjes jongeren tot 18 jaar. Gezien hun leeftijd wisten de sleutelpersonen (op één na boven de veertig) vrij weinig inhoudelijks van de vrijetijdsbesteding en het uitgaansgedrag van de groepen.

Etnografische verdieping
In de derde fase (die deels parallel liep met de interviews met sleutelpersonen) is het accent meer komen te liggen op onderzoek binnen de doelgroep zelf. Hierbij werden we ondersteund door enkele jonge mensen uit Zuidoost (‘veldassistenten’), namelijk: iemand die de dealerswereld van binnenuit kent, een uitgaander die goed zicht heeft op waar en hoe jongeren en jongvolwassenen uit Zuidoost uitgaan en een jonge vrouw die veel vrijetijdsactiviteiten met en voor jongeren in Zuidoost organiseert. Twee methoden stonden centraal in de etnografische verdieping: participerende observaties en informele gesprekken. Participerende observatie kenmerkt zich door de persoonlijke aanwezigheid van de onderzoeker/veldassistent in het authentieke en bekende eigen leefveld, waarbij de nadruk ligt op de directe waarneming en – in meer of mindere mate – deelname aan sociale activiteiten in natuurlijke situaties. De veldassistenten brachten regelmatig verslag uit van hun waarnemingen en werden door de onderzoekers aangestuurd om gericht de informatie over bijvoorbeeld specifieke locaties of groepen te verdiepen. De informele gesprekken vonden vaak plaats in het kader van de participerende observatie. Doorlopend en veelal spontaan werden informele gesprekken gevoerd met onder andere buurtjongeren, jongerenwerkers, portiers, uitgaanders, kickboksers, ‘boefjes‘ en drugsdealers. Deze gesprekken droegen bij aan het verduidelijken van het geobserveerde gedrag of verschaften informatie over een specifieke gebeurtenis of problematiek. Een beperking van het veldonderzoek was dat dit midden in de winter plaatsvond. Zuid‐oost bloeit en broeit in het voorjaar en vooral de zomer, als het leven zich in geuren en kleuren op straat manifesteert.

Noten
i. Roosendaal (2004).
ii. De cijfers zijn wat vertekend. Ze gaan alleen over de officiële inwoners, illegalen worden daar niet in meegeteld.
iii. O+S (2010)
iv. O+S (2010)
v. Kersloot & Musterd (1988); Sansone (1992).

LITERATUUR
Benschop, A., Nabben, T. & Korf, D.J. (2009) Antenne 2008. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Bossong, M.G. & Niesink, R.J.M. (2010) Adolescent brain maturation, the endogenous cannaboid system and the neurobiology of cannabis‐induced schizophrenia. Progress in Neurobiology, 92: 370‐385.
Degenhardt, L., Hall, W. & Lynskey, M. (2003). Exploring the association between cannabis use and depression. Addiction, 98:1493‐1504
GGD Amsterdam (2006) Seksueel gedrag in een subcultuur van tieners in Amsterdam Zuidoost. Rapportage van een quick scan 2006. GGD Amsterdam.
Hall, W. (2009). The adverse health effect of cannabis use: What are they, and what are their implications for policy? International Journal of Drug Policy, 20:458‐466
Jansen, A. (1989) Cannabis in Amsterdam. Amsterdam: Coutinho.
Kersloot, J. M. & Musterd, S. (1988) Leefbaarheid en drugs in Amsterdam (2). Amsterdam: Instituut voor Sociale Geografie (UvA).
Korf, D.J. (1995) Dutch treat. Formal control and illicit drug use in the Netherlands. Amsterdam: Thesis Publishers.
Korf, D.J., Benschop, A. & Rots, G. (2005) Geweld, alcohol en drugs bij jeugdige gedetineerden en school drop‐outs. Tijdschrift voor Criminologie, 47(3):239‐254.
Korf, D.J. & Liebregts, N. (2010) Coffeeshops, bezoekersstromen, motieven voor bezoek en spreiding in Amsterdam. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Korf, D.J., Vliet, E. van, Knotter, J. & Wouters, M. (2005) Tippelen na de zone. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Korf, D.J., Wouters, M., Nabben, T. & Ginkel, P. van (2005). Cannabis zonder coffeeshop; Niet‐gedoogde cannabisverkoop in tien Nederlandse gemeenten. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Makdoembaks, N. (2009) Slavinnen van God. Kinderhandel in Nederland. Amsterdam: Atlas.
Nabben, T. (2010) High Amsterdam. Ritme, roes en regels in het uitgaansleven. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nabben, T., Benschop, A. & Korf, D.J. (2006) Antenne 2005. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nabben, T., Benschop, A. & Korf, D.J. (2008) Antenne 2007. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nabben, T. & Korf, D.J. (1999) Cocaine and crack in Amsterdam: diverging subcultures. Journal of Drug Issues, 29(3):627‐652.
Nabben, T. , Korf, D. & Lamur, S. (1993) Met of zonder. Seks en aids in de wereld van niet‐schoolgaande jongeren. Amsterdam: De Milliano.
NDM (2010) Nationale Drug Monitor, Jaarbericht 2009. Utrecht: Trimbos‐instituut.
Musto, D.F. (1987) The American disease. New York: Oxford University Press.
O+S (2010) Amsterdam in cijfers 2010. Amsterdam: Gemeente Amsterdam, Dienst Onderzoek en Statistiek.
Poel, A. van der, Doekhie, J., Verdurmen, J., Wouters, M., Korf, D. & Laar. M. van(2010) Feestmeter 2008‐2009. Uitgaan en middelengebruik onder bezoekers van party’s en clubs. Utrecht/Amsterdam: Trimbos‐instituut/Bonger Instituut voor Criminologie.
Veen, N.D., Selten, J.P., Tweel, I. van der, Feller, W.G., Hoek, H.W. & Kahn, R.S. (2004). Cannabis use and age at onset of schizophrenia. American Journal of Psychiatry, 161(3):501‐506.
Roorda, W & Terpstra, J. (2010) Wat beweegt de jeugd? Participatie van jongeren en jongvolwassenen in Amsterdam Zuid-oost. Amsterdam: DSP Groep.
Roosendaal, A. (2004) Nike, Reebok, Armani; alles draait om duku. Amsterdam: UvA (doctoraalscriptie Stadssociologie)
San, M. van (1998) Stelen en steken. Delinquent gedrag van Curaçaose jongens in Nederland. Amsterdam: Het Spinhuis.
Sansone, L. (1992) Schitteren in de schaduw. Overlevingsstrategieën, subcultuur en etniciteit van Creoolse jongeren uit de lagere klasse in Amsterdam 1981‐1990. Amsterdam: Het Spinhuis.
Simons, J.S., Gaher, R.M., Correia, C.J., Hansen, C.L. & Christopoher, M.S. (2005) An affective motivational model of marijuana and alcohol problems among college students. Psycho‐logy of Addictive Behaviors, 10(3):326‐334.
Smit, F., Bolier, L. & Cuijpers, P. (2004). Cannabis use and the risk of later schizophrenia: a re‐view. Addiction, 99:425‐430
Waalring, R.N. (2009) Veerkracht in Flora. Een onderzoek naar pro‐sociaal gedrag van kwetsbare kinderen uit een Surinaamse volkswijk. Universiteit Utrecht (proefschrift).
Witton, J. (2008). Cannabis use and physical and mental health. In: Rödner Sznitman, S. Olsson, B. & Room, R. (Eds.) A cannabis reader: global issues and local experiences. EMCDDA Monographs, 8 (II). Lisbon: European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction, pp.115‐140.
Zeijl, E. (red.), Beker, M., Breedveld, K., Broek, A. van den, Haan, J. de, Herweijer, L., Huysmans, F. & Wittebrood, K. (2003) Rapportage Jeugd 2002. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.