Uit: Woord achteraf

Bericht van Kamp Westerbork waarin gemeld wordt dat Paula, Coen en Inge naar Bergen Belsen zijn ‘vertrokken’.

Onze grootouders Paula en Coen doken op 24 augustus 1942 onder, samen met hun jongste dochter Sonja. Dochter Inge had dat al eerder gedaan; met behulp van haar vriend, verzetsman Jaap Gerritse, kwam ze terecht op een adres in Utrecht. Zoon Hans dook onder in Den Haag; hij maakte deel uit van het studentenverzet met zijn vriendin Guus Hondius van Herwerden.

Paula en Coen belandden na enige omzwervingen bij het gezin van beroepsmilitair Jan Kooy in Jutphaas, een dorp vlak bij Utrecht, met uitzicht op de weilanden. Een halfjaar later voegde Sonja zich bij hen, nadat ze eerst ondergedoken had gezeten bij beroepsmilitair Schellinger (voornaam onbekend) en diens dochter Joke, niet ver daarvandaan. Nu moesten Paula, Coen en Sonja op een kamer verblijven. Vanwege de spanningen die dat opleverde, wilde Inge dat Sonja naar Amstelveen kwam, bij de familie van haar vriend. In het prille voorjaar van 1944 verhuisde Sonja daarheen.
[…]
In maart 1944 werden Paula en Coen verraden, onduidelijk is door wie. Ook de naam en het adres van Jaaps ouders in Amstelveen werden achterhaald. Inge en Jaap waren toevallig bij hen op bezoek. Inge werd opgepakt, Jaap en diens broer konden vluchten via het dak, de oude vader werd in een gevangeniswagen afgevoerd. Hij werd pas na lange tijd vrijgelaten. Sonja zat op een ander adres en wist net op tijd te ontsnappen. Zij vluchtte naar Amsterdam, waar ze dagen rondzwierf. Uiteindelijk vond ze onderdak bij een verzetsgroep. In het laatste oorlogsjaar woonde ze op tien verschillende Amsterdamse adressen.
[…]
Paula, Coen en Inge kwamen terecht in het Huis van Bewaring aan het Kleine-Gartmanplantsoen in Amsterdam.

Op 18 april volgde het transport naar Westerbork, waar ze verbleven in barak 67. Daar vonden ze het leven, dankzij werk, frisse lucht en de relatieve bewegingsvrijheid, draaglijker dan in de onderduik.
[…]
Op 31 juli 1944 werden ze alle drie op transport gesteld naar concentratiekamp Bergen-Belsen, bij Celle en niet ver van Hannover.
Paula en Inge verbleven in dezelfde barak. Paula raakte steeds verder in de war: de onderduik, het verlies van haar huis, de onzekerheid over het lot van haar twee andere kinderen, het voortdurende vechten – ze eisten hun tol.
Coen stierf op 21 januari 1945 aan tyfus. Zes dagen later werd Paula gevonden in de sneeuw. Haar polsen waren doorgesneden. Inge wist het kamp ternauwernood te overleven. Toen de Britse troepen in april 1945 Bergen-Belsen naderden, voerden de Duitsers een deel van de gevangenen af met drie goederentreinen.
Totaal verzwakt wist Inge een plaatsje te bemachtigen in de tweede trein. Die werd rond 14 april door de Amerikanen onderschept.