Van ellende edel. Bijlage II ~ Slauerhoffs poëticale gedichten
Bijlage II. Slauerhoffs poëticale gedichten
Titel – Vg – poëticaal onderwerp – datering
Extrême-orient – 14 – dichter – 1920/1921
De gouden eeuw bederft als een gekneusde – 17 – kunst – 1920/1921
Het boegbeeld: de ziel – 45 – poète maudit – 1920/1921
Sirenen III. Metamorphose – 56 – lied – vóór sep 1921
Uit het leven van Tristan Corbière – 77-97 – over de poète maudit Corbière – 1921/1922
Een baak, geboeid aan een korte ketting – 107 – poète maudit (Villiers de l’I.-A.) 1920/1921
Priesteres (laatste strofe) – 186 – lied – voor 1923
Pauvre Lélian (strofe 1, 12, 13, 16) – 209 – poète maudit Verlaine – voor 1925
Ballade – 214 – poètes maudits – voor jan 1925
Sépulture d’un poète maudit – 216 – poète maudit – voor 1925
Tot mijn erfgenaam – 235 – dichter – voor 1930
De argeloozen – 253 – dichter-zwerver – voor 1930
Annonce – 256 – verhouding dichter-gedicht – voor juli 1929
Birds in the night – 278 – lied – voor juni 1929
À la Rossetti – 285 – poète maudit – mei 1927
Zwanezang – 287 – verhouding dichter-gedicht – voor juli 1929
Het leven is mij tot een last geworden – 289 – poète maudit
Woninglooze – 290 – poëzie is een wijkplaats – voor dec 1934
Het einde – 291 – lied – voor juli 1929
Uiterste kust (laatste strofe) – 338 – leven zonder scheppen – voor okt 1928
’t Zwerk ligt terneergeslagen – 341 – scheppen
Camoës’ thuiskomst – 369 – poète maudit – voor eind 1928
De albatros – 387 – poète maudit
Camoës – 430 – poète maudit- voor 1928
Terugkeer – 500 – lied – voor feb 1935
Nacht – 509 – poëzie ontstaat onbewust – voor 1926
De oude – 515 – oude dichter – voor mei 1932
Verval – 516 – oude dichter
De vlinders fladdren gejaagd – 522 – verhouding poëzie-werkelijkheid
Op den herbergmuur – 526 – poète maudit – voor 1933
Na Tsjens dood – 529 – lied – voor dec 1928
De ontdekker – 586 – dichter – voor jan 1927
El cantor va por el mundo – 639 – dichter-zwerver – voor juli 1930
Fado (Liefdewoorden) – 666 – poëzie – voor jan 1934
O engeitado – 669 – poète maudit – voor 1932
Saudade – 671 – oude dichter – voor 1932
Nog – 751 – poëzie ontstaat onbewust – voor dec 1933
Samenval – 754 – identificatie dichter – voor sep 1933
Épitaphe – 768 – poëzie is nutteloos – voor 1929/1930
Aan A. R.-H. – 780 – onafhankelijk dichterschap – 1924 (vlg. LM)
Billet doux 791 aaibaarheidsfactor van poëzie- voor okt 1934
Pour une beauté pas encore défunte – 793 – poëzie is onvergankelijk – 1930-1935
Hokkai (eerste) – 796 – hoe poëzie ontstaat – voor 1936
De zon straalt soms zoo fel uit de eeuwigheid – 802 – hevigheid van poëzie
De dwangarbeiders – 803 – dichten is een doem én genade – 1933
Nieuwjaarsboutade – 822 – dichter – 1 jan 1931
De Ardennen – 827 -’80, Perk, sonnetten – voor feb 1922
Antwoord van Hein Boeken – 829 – idem – voor apr 1922
Benard advies – 830 – contra Schotman – voor mei 1932
Op mijn elfjarig artsjubileum – 831 – arts-dichter -5 dec 1934
Bij een helderen bergstroom kwam ik – 867 – poëzie brengt verlossing
Voorgevoel – 875 – dichtproces – voor eind 1934
Van voren af aan – 876 – scheppen – voor zomer 1936
Kon ik eenmaal toch jouw dans weergeven – 879 – poëzie is minder dan danskunst – 1930-1935
Raadsel -892 – tegenst. poëzie-werkelijkheid
Pindarus – 895 – loflied op het lied – voor juli 1920
In memoriam J.H. Leopold I – 896 – poëzie is een wijkplaats – mei – aug 1925
Novalis – 898 – dichter – voor mrt 1927
Hölderlin – 899 – dichter-poëzie – voor 1929/1930
Gogol – 902 – dichter-poëzie – voor 1935
Camoës – 906 – dichten is een doem én genade – voor 1928/1929
Ik schrijf niet voor de menschen die ik ken Proloog – 1946: 23 – poëzie is nutteloos