Verborgen werelden ~ Levensloop
Binnen de levensloop- en ontwikkelingscriminologie is veel aandacht voor de risicofactoren voor delinquentie en voor de ontwikkeling van deviant gedrag van de kindertijd tot in de volwassen jaren. Enerzijds wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen vroege en late starters, anderzijds naar het beloop: blijft het deviante gedrag beperkt tot een korte periode (adolescence limited) of houdt het geruime tijd aan (life course persistent)? In dit hoofdstuk gaan we na in hoeverre er bij jongensprostitués sprake is van gemeenschappelijke risicofactoren. Ook onderzoeken we of er bij hen wellicht verschillende ontwikkelingstrajecten zijn te onderscheiden. In het bijzonder kijken we naar de relatie tussen seksueel misbruik en jongensprostitutie. In hoeverre baant slachtofferschap van seksueel misbruik de weg naar jongensprostitutie (victim trajectories)?
12.1 Beperkingen
Naast het feit dat de onderzochte groep van 44 jongensprostitués niet veel ruimte biedt voor de binnen de levensloopcriminologie gebruikelijke statistische analyses, hebben we te maken met een aantal andere beperkingen. Ten eerste hebben we uitsluitend jongens geïnterviewd die vóór hun 18e jaar zijn begonnen met seks tegen vergoeding. Als gevolg hiervan beschikken we niet over gegevens van jongens die hier op latere leeftijd mee begonnen; hierdoor vallen de ‘echte’ late starters in de jongensprostitutie buiten het onderzoek. Ten tweede hebben we ons bij de interviews met jongensprostitués alleen gericht op jongens die nog steeds seks tegen vergoeding hebben.[xxxii] Dientengevolge zijn jongens voor wie betaalde seks beperkt was tot een korte periode (adolescence limited) niet onderzocht.[xxxiii] Ten derde mochten de respondenten niet ouder zijn dan 21 jaar en dit criterium heeft tot gevolg dat we maar een relatief korte periode onder de loep kunnen nemen (de ‘echte’ life course persistence kunnen we niet onderzoeken).
Dan is er nog een vierde beperking. In de levensloopcriminologie is er steeds meer aandacht voor het stoppen met deviant gedrag (desistance). De verklaringen hiervoor hebben vooral betrekking op zogeheten life events, invloedrijke gebeurtenissen in het leven (Donker e.a., 2004). Dat kunnen positieve gebeurtenissen zijn, zoals het vinden van een baan of het stichten van een gezin, maar ook negatieve, zoals het overlijden van vader of moeder. Echter, over desistance kunnen we geen uitspraken doen omdat geen jongens zijn geïnterviewd die definitief met prostitutie zijn gestopt.
12.2 Opeenvolgende ankerpunten
Om te beginnen hebben we getracht de levensloop van de respondenten te reconstrueren aan de hand van ‘ankerpunten’. Daarbij valt te denken aan de leeftijd bij de komst naar Nederland, het overlijden van vader of moeder, de eerste joint, de eerste seks, et cetera. We kunnen echter niet simpelweg kijken naar de gemiddelde leeftijd waarop bepaalde gebeurtenissen plaatsvonden. Afgezien van de eerste seks en de eerste betaalde seks, hebben niet alle respondenten dezelfde gebeurtenissen ervaren. Zo zijn de meesten in Nederland geboren en zijn de meeste ouders nog in leven.
Afgezien van de eerste tongzoen, de eerste sigaret en het eerste biertje aan het begin van de puberteit – net als vele andere leeftijdgenoten – is er niet direct één duidelijke, algemeen geldende volgorde van gebeurtenissen te onderscheiden. De gemiddelde leeftijden maskeren bovendien de variatie binnen de onderzochte groep. Waar de één eerst het ouderlijk huis verliet en daarna voor het eerst seks tegen vergoeding had, was dat bij een ander juist andersom, en weer een ander woont momenteel nog steeds thuis. Binnen alle variatie tekenen zich toch twee patronen af: vroege starters en latere starters.
12.3 Vroege en latere starters
De vroege starters kwamen op relatief jonge leeftijd in contact met de hulpverlening en/of de politie. Deze jongens zijn over het algemeen vóór hun 15e begonnen met roken. Voor ze 16 jaar zijn hebben ze vaak al cannabis gebruikt en zijn ze wel eens aangehouden door de politie – soms voor klein kattenkwaad, maar ook voor ernstiger delicten – en/of zijn ze in contact geweest met de hulpverlening. Ook de eerste seks met geslachtsgenoten en de eerste seks tegen vergoeding vond verhoudingsgewijs vaak al vóór hun 16e plaats. Het is niet ongewoon dat deze jongens op jonge leeftijd het huis uit zijn gegaan. Ook ongewenste seksuele ervaringen op jonge leeftijd lijken samen te hangen met een vroege startleeftijd.
Wout (20 jaar) rookt sinds zijn 10e jaar. Op zijn 12e wordt hij gearresteerd voor diefstal. Zijn eerste ‘mannenseks’ heeft hij tijdens een logeerpartij met zijn neefje; hij is dan 14 jaar. Een jaar later komt hij in het zicht van de hulpverlening en wordt hij in een internaat geplaatst. Sindsdien is hij actief in de jongensprostitutie en heeft hij al meerdere sugar daddies versleten – hij woont momenteel bij zijn derde. Hij geilt de oudere mannen op en flikflooit met ze, maar weigert ‘echte’ seks. Na een tijdje gaat dat mis en dwingt de sugar dad hem tot ongewenste handelingen. Hij blowt vanaf zijn 16e. Een diploma heeft hij nooit gehaald.
Wout is een uitgesproken voorbeeld van de vroege starter. Andere jongens zijn bijvoorbeeld nooit in aanraking geweest met de hulpverlening, hebben nog nooit geblowd, wonen nog thuis of hebben nooit ongewenste seks gehad, zoals Kishan.
Kishan (16 jaar) is tot zijn 14e opgevoed door zijn oma omdat zijn moeder ziek was. Zijn eerste sigaret rookt hij als hij 9 jaar is. Als hij 11 is, wordt hij gepakt voor winkeldiefstal. De eerste sekservaringen heeft hij met een klasgenootje (aftrekken op zijn 8e, orale en anale seks op zijn 14e). Op zijn 15e heeft hij, uit geldnood, voor het eerst seks tegen vergoeding. Inmiddels woont hij weer bij zijn moeder, waar hij een goede relatie mee heeft. Hij zit nog op school.
Anderzijds zijn er de jongens die wat later beginnen met roken en drinken. Rond hun 16e jaar hebben ze voor het eerst orale of anale seks met een jongen/man; de seks tegen vergoeding volgt in het algemeen een jaar later. Áls ze gaan blowen, dan doen ze dat voor het eerst rond 17-18 jaar. Hetzelfde geldt voor het verlaten van het ouderlijk huis. Veel van de latere starters zijn nog nooit in contact geweest met politie of justitie. Voor zover ze contact hebben gehad met de hulpverlening is dit meestal beperkt gebleven tot een bezoek aan de soa-kliniek.
David (21 jaar) heeft nog nooit gerookt of geblowd. Zijn eerste glas alcohol dronk hij op zijn 15e. Als hij 16 is, heeft hij voor het eerst seks met een jongen, die hij via internet heeft leren kennen. Dat jaar komt hij ook in aanraking met de politie: vanwege een kapotte fietslamp. Op zijn 17e heeft hij seks met een bekende uit het uitgaansleven in ruil voor een slaapplek en gratis drankjes. Afgezien van de soa-poli, heeft hij geen ervaring met de hulpverlening. Ook is hij nog nooit gedwongen tot seks tegen zijn zin. Hij heeft zijn mbo-opleiding afgemaakt en woont sinds zijn 19e op kamers.
Net als bij de vroege starters, zijn er ook bij de late starters de nodige uitzonderingen op het algemene patroon. Geen enkele levensloop is gelijk. Er is dan ook geen absolute grens te bepalen tussen beide groepen[xxxiv], maar de leeftijd waarop de eerste seks tegen vergoeding plaatsvond (voor of na het 16e jaar) lijkt een belangrijk onderscheid te zijn. Ook contact met hulpverlening en politie zijn belangrijke factoren. Wat betreft middelengebruik lijkt, naast roken en drinken, vooral de leeftijd waarop begonnen wordt met cannabisgebruik (voor of na je 16e jaar) verschil te maken. Harddruggebruik levert nauwelijks onderscheid tussen vroege en latere starters op. Of de jongens al dan niet in het buitenland zijn geboren is ook niet van invloed op de startleeftijd.
12.4 Misbruik en prostitutie
Ongewenste seksuele ervaringen lijken samen te hangen met een vroege start in de jongensprostitutie. Maar leidt het één ook tot het ander? Aan de ene kant lijkt het daar sterk op: vrijwel alle gevallen van seks tegen hun zin vonden plaats voorafgaand aan de introductie in de prostitutie (8; 18%) of de eerste betaalde seks en de eerste gedwongen seks betroffen dezelfde gebeurtenis (9; 20%). De eerder genoemde Wout (20 jaar) is een uitzondering: hij liet zich eerst onderhouden door zijn sugar daddy en werd later gedwongen tot ongewenste seks. Johnny overkwam iets soortgelijks.
Johnny (19 jaar) laat vanaf zijn 17e mannen in het uitgaansleven zijn drankjes betalen en gaat soms met ze mee naar huis. Op zijn 19e komt hij een oudere man tegen, die hem op drank trakteert en mee uit eten neemt, maar aan het eind van de avond eist dat Johnny alles terugbetaalt. Het blijkt een pooier te zijn en Johnny wordt onder bedreiging gedwongen voor hem te werken.
Deze twee bijzondere gevallen daargelaten, komt seksueel misbruik dus in het algemeen vóór jongensprostitutie. Dit zou op een causaal verband kunnen duiden, maar er zou ook sprake kunnen zijn van een indirecte relatie, waarbij zowel seksueel misbruik als prostitutie de resultante is van een gemeenschappelijke (derde) oorzakelijke factor (zie hoofdstuk 2). Of er bij seksueel misbruikte jongens nu een directe of indirecte relatie bestaat tussen seksueel misbruik en jongensprostitutie, duidelijk is dat een dergelijk verband geen algemene geldigheid heeft. Immers: de, zij het kleine, meerderheid van de respondenten (25; 57%) heeft nog nooit tegen zijn zin seks gehad.[xxxv] Al met al biedt seksueel misbruik dus geen algemeen geldende oorzakelijke verklaring voor jongensprostitutie. Dat wil overigens niet zeggen dat victim trajectories er helemaal geen verklaring voor kunnen leveren, maar kennelijk spelen in elk geval ook andere factoren dan seksueel misbruik een rol bij de entree van jongens in betaalde seks.
12.5 Conclusie
Gezien de beperkte levensfase waar we zicht op hebben bij de jongens die we hebben geïnterviewd (tot maximaal 21 jaar), kunnen niet alle in de literatuur beschreven levensloop- en ontwikkeling criminologische trajecten worden onderzocht. Wel is er variatie te zien in de leeftijd waarop de jongens in contact kwamen met hulpverlening en politie, begonnen met alcohol- en druggebruik, het ouderlijk huis verlieten en hun eerste (ongewenste) sekservaringen hadden. Bij de vroege starters vonden dergelijke gebeurtenissen op relatief jonge leeftijd (vaak voor hun 16e) plaats; bij de latere starters vonden de gebeurtenissen wat later plaats, of hebben tot nu toe nog helemaal niet plaatsgevonden.
Geen enkele levensloop is gelijk. Waar de één op jonge leeftijd uit huis is geplaatst en een strafblad heeft, daar woont de ander thuis en gaat naar school. Ook hebben lang niet alle respondenten te maken gehad met seksueel misbruik. Maar áls een jongen ooit tegen zijn zin seksuele handelingen heeft moeten verrichten, dan gebeurde dat vrijwel zonder uitzondering vóór hij voor het eerst betaalde seks had. Er is dus mogelijk een oorzakelijk verband tussen seksueel misbruik en jongensprostitutie, althans bij jongens die seksueel misbruikt zijn. Het kan echter ook om een schijnrelatie gaan, waarbij een derde factor aan zowel seksueel misbruik als prostitutie ten grondslag ligt. Zeker is in elk geval dat seksueel misbruik niet de enige aanleiding is voor de entree in de jongensprostitutie.
Noten
xxxii. Weliswaar zeggen sommige respondenten dat zij onlangs gestopt zijn met seks tegen vergoeding, maar de periode is te kort (enkele weken, soms een paar maanden) om van definitief stoppen te spreken. Tussentijdse periodes zonder betaalde seks zijn bij de respondenten namelijk niet ongewoon.
xxxiii. We spraken wel enkele jongens die slechts één of twee keer seks tegen vergoeding hadden gehad, maar hen hebben we niet geïnterviewd. Anderzijds is ook niet uit te sluiten dat een aantal jongens die we wel geïnterviewd hebben, inmiddels is gestopt met seks tegen vergoeding.
xxxiv. Ook een cluster analyse resulteert (o.a. door missende waarden) niet automatisch in twee groepen. Wanneer een tweedeling geforceerd wordt, dan lijken de vroege en late starters groepen van ongeveer gelijke grootte te vormen.
xxxv. Dit nog afgezien van het gegeven dat volgens de literatuur lang niet alle seksueel misbruikte jongens terechtkomen in de jongensprostitutie (zie hoofdstuk 2).
LITERATUUR
Allen D.M. (1980) Young Male Prostitutes: A Psychosocial Study. Archives of Sexual Behavior 9(5): 399-426.
Bijleveld C. & Hendriks J. (2007) Gezin en seksueel misbruik. Overdracht van daderschap en slachtofferschap van seksueel misbruik. Tijdschrift voor Criminologie 49(2):123-136.
Bovenkerk F, Komen M. & Yeşilgöz Y. (eds.) (2003) Multiculturaliteit in de strafrechtspleging. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.
Buijs L., Hekma G. & Duyvendak J.W. (2009) Als ze maar van me afblijven. Een onderzoek naar antihomoseksueel geweld in Amsterdam. Amsterdam: Amsterdam University Press.
Cusick L. (2002) Youth Prostitution: A Literature Review. Child Abuse Review 11(4): 230-251.
Daalder A. & Essers A. (2003) Seksuele delicten in Nederland. Tijdschrift voor Criminologie 45(4):354-368.
Diepenmaat A.C.M., Wal M.F. van der, Cuijpers P. & Hirasing R.A. (2006) Etnische verschillen in ongewenste ervaringen bij Nederlandse adolescenten. TSG Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen 83 (3): 51.
Donker A., Kleemans E., Laan P. van der & Nieuwbeerta, P. (2004) Ontwikkelings- en levensloop-criminologie in vogelvlucht. Tijdschrift voor Criminologie 46(4):322-329.
Edwards J.M., Iritani B.J. & Hallfors D.D. (2006) Prevalence and correlates of exchanging sex for drugs or money among adolescents in the United States. Sexually transmitted infections 82(5): 354-358.
Gelder P. van (1998) Kwetsbaar, kleurig en schaduwrijk. Jongens in de prostitutie: een verschijnsel in meervoud. Amsterdam: Thela Thesis.
Gemert F. van (1991) Noord-Afrikaanse en Turkse homomoordenaars. Justitiële Verkenningen 17(1): 87-106).
GGZ (2006) Cliënten in de ggz 2006. Amersfoort: GGZ Nederland.
Graaf H. de, Meijer S., Poelman J. & Vanwesenbeeck I. (2005) Seks onder je 25e. Utrecht: Rutgers Nisso Groep / Soa Aids Nederland.
Graaf H. de, Höing M., Zaagsma M. & Vanwesenbeeck I. (2007) Tienerseks: vormen van instrumentele seks onder tieners. Utrecht: Rutgers Nisso groep, WODC.
Gurp L. van & Timman S. (eds.) (1998) Kinderporno en kinderprostitutie in Nederland, de stand van zaken. Utrecht: Child Right Worldwide en TransAct.
Hendriks J. (2006) Jeugdige zedendelinquenten: een studie naar subtypen en recidive. Utrecht: Forum Educatief.
Horn J.E. van, Bullens R.A.R., Doreleijers T.A.H. & Jäger M. (2001) Aard en omvang seksueel misbruik en prostitutie minderjarige allochtone jongens, een verkennend onderzoek. Amsterdam: Fora en Vrije Universiteit.
IJzendoorn M.H. van, Prinzie P., Euser E.M., Groeneveld M.G., Brilleslijper-Kater S.N., Noort-van der Linden A.M.T. van, Bakermans-Kranenburg M.J., Juffer F., Mesman J., Klein Velder-man M. & San Martin Beuk M. (2007) Kindermishandeling in Nederland anno 2005: De Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van kinderen en jeugdigen (NPM-2005). Leiden: Universiteit Leiden, Leiden Attachment Research Program, WODC.
Jong D. J. de (2007) Kapot moeilijk. Een etnografisch onderzoek naar opvallend delinquent groepsgedrag van ‘Marokkaanse’ jongens. Amsterdam: Uitgeverij Aksant.
Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30 300 VI, nr. 159H (Motie van het lid Arib c.s.).
Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30 300 VI, nr. 163 (Verslag van een algemeen overleg).
Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, Aanhangsel, 1053 (vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden).
Kleijer-Kool L. (2006) Marokkaanse ontkennende verdachten in het kinderstrafproces. Proces (3): 97-105.
Kooistra O. (2006) Jongens huilen niet, seksueel geweld tegen allochtone jongens. Amsterdam: Amsterdams Centrum Buitenlanders.
Korf D.J. (1995) Dutch treat. Formal control and illicit drug use in the Netherlands. Amsterdam: Thesis Publishers.
Korf D.J., Nabben T. & Schreuders M. (1996) Roemeense trekvogels: nieuwkomers in de jongensprostitutie. Amsterdam: Thela-Thesis.
Korf D.J., Deben L., Diemel S., Rensen P. & Riper H. (1999). Een sleutel voor de toekomst. Tel- en consumentenonderzoek onder daklozen in Amsterdam. Amsterdam: Thela Thesis.
Korf D.J., Ginkel P. van & Wouters M. (2004). Je ziet het ze niet aan. Zwerfjongeren in Flevoland. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Korf D.J., Vliet E. van, Knotter J. & Wouters, M. (2005) Tippelen na de zone. Straatprostitutie en verborgen prostitutie in Amsterdam. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Lamers-Winkelman F., Slot N.W., Bijl B. & Vijlbrief A.C. (2006) Scholieren Over Mishandeling, resultaten van een landelijk onderzoek naar de omvang van kindermishandeling onder leerlingen van het voortgezet onderwijs. Amsterdam: Vrije Universiteit en PI Research.
Lampe A. (2002) The prevalence of childhood sexual abuse, physical abuse and emotional neglect in Europe. Zeitschrift fur psychosomatische medizin und psychotherapie 48: 370-380.
Leuw E., Bijleveld C. & Daalder A. (2003) Seksuele delinquenten. Tijdschrift voor Criminologie 45(4):330-337.
Leuw E, Bijl E.V. & Daalder A. (2004) Pedoseksuele delinquentie. Een onderzoek naar prevalentie, toedracht en strafrechtelijke interventies. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.
Loeber R. & Farrington D.P. (2004) Verschillende oorzaken van delinquentie tussen etnische en nationale groepen. Tijdschrift voor Criminologie 46(4):330-346.
McMullen R. (1987) Youth prostitution: a balance of power. Journal of Adolescence 10: 35–43.
Nabben T., Benschop A. & Korf D.J. (2005) Antenne 2004. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nabben T., Benschop A. & Korf D.J. (2007) Antenne 2006. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nadon S.M, Koverola C. & Schludermann E.H. (1998) Antecedents to Prostitution, Childhood Victimization. Journal of Interpersonal Violence 13(2): 206-221.
Pedersen W. & Hegna K. (2003) Children and adolescents who sell sex: a community study. Social Science & Medicine 56(1): 135-147.
Poel S. van der (1991) In de Bisnis: professionele jongensprostitutie in Amsterdam. Arnhem: Gouda Quint.
Qrius (2005) Jongeren 2005. Het speelveld verandert. Amsterdam: Qrius.
Repetur L., Meinster N., De Kinderen M. & Schakenraad M. (eds.) (2005) Naar een effectieve en samenhangende aanpak van jeugdprostitutie. Utrecht: Transact, Informatiepunt Jeugdprostitutie.
Seng M.J (1989) Child Sexual Abuse and Adolescent Prostitution: A Comparative Analysis. Adolescence 24(95): 665-675.
Silbert M.H. & Pines A.M. (1983) Early Sexual Exploitation as an Influence in Prostitution. Social Work 28(4): 285-289.
Svedin C.G. & Priebe G. (2007) Selling sex in a population-based study of high school seniors in Sweden: Demographic and psychosocial correlates. Archives of sexual behaviour 36(1): 21-32.
Transact (2005) Factsheet jongensprostitutie: feiten en cijfers. Utrecht: TransAct
Weijnen F. (2006) De schaduw bedreigd, een explorerend onderzoek naar de effecten van toezicht op mannelijke prostitués in Amsterdam. Enschede: Universiteit van Twente.
Widom C.S & Ames M.A. (1994) Criminal Consequences of Childhood Sexual Victimization. Child Abu-se and Neglect 18: 303-318.
Wijk A.Ph. van (2005) Juvenile sex offenders and non-sex offenders: a comparative study. Wageningen: Ponsen & Looien.
Wittebrood K. (2004) Van delictmelding tot officiële aangifte: sprake van sociale ongelijkheid? Tijdschrift voor Criminologie 46(1): 56-71.
Wittebrood K. (2006) Slachtoffers van criminaliteit: feiten en achtergronden. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.