Verborgen werelden ~ Theoretisch perspectief en begrippen

No comments yet

darklondonalleyIn dit hoofdstuk komen drie thema’s aan de orde. Voor onderzoek naar de samenhang tussen seksueel misbruik van jongens en jongensprostitutie is theoretisch het perspectief van de levensloop- en ontwikkelingscriminologie van belang. Binnen deze stroming in de criminologie is veel aandacht voor de risicofactoren voor deviant gedrag, in het bijzonder delinquentie, en voor de ontwikkeling van deviant gedrag van de kindertijd tot in de volwassen jaren (Donker et al., 2004). We zijn vooral geïnteresseerd in de vraag naar de relatie tussen seksueel misbruik en jongensprostitutie, hetgeen beschouwd kan worden als een vorm van deviant gedrag. In hoeverre baant slachtofferschap van seksueel misbruik de weg naar jongensprostitutie? In het verlengde hiervan dringt zich als haast vanzelfsprekend op welke andere factoren een rol spelen bij (de stap naar) jongensprostitutie. Meer in het bijzonder zijn we geïnteresseerd in de context waarbinnen jongensprostitutie plaatsvindt. Het tweede thema is een nadere uitwerking van de context en heeft betrekking op de rol van etniciteit als verklarende factor. Hierbij bespreken we het culturalistische en het constructivistische perspectief.

Ten slotte gaan we in op enkele voor ons onderzoek relevante kernbegrippen. Seksueel misbruik en jongensprostitutie zijn begrippen die elk voor zich heel verschillende ladingen kunnen dekken en derhalve dienen te worden gedefinieerd. Dat is ook nodig om te kunnen onderzoeken wat de relatie tussen seksueel misbruik en prostitutie is. Dit geldt temeer daar prostitutie, met name in het geval van minderjarigen, wel als een vorm van seksueel misbruik wordt beschouwd.

2.1 Van seksueel misbruik naar jongensprostitutie?
In zijn rapport benadrukt Kooistra (2006) het verband tussen seksueel misbruik en jongensprostitutie. Ook Van Horn et al. (2001) concluderen dat seksueel misbruik in diverse onderzoeken wordt beschouwd als een van de factoren die de kans op het belanden in de prostitutie vergroten. Maar zij noemen dak- en thuisloosheid en acute financiële nood als belangrijkste redenen om in de prostitutie te werken. Uit Scandinavisch onderzoek komt naar voren dat jongensprostitués (in dit geval jongens onder de 18 jaar) relatief vaak alcohol en drugsproblemen hebben en weggelopen zijn van huis, op relatief jonge leeftijd hun eerste seksuele contact hebben gehad met een persoon die vaak een stuk ouder is dan zijzelf, relatief vaak slachtoffer zijn van seksueel misbruik en vaak last hebben van psychische problemen (Pedersen & Hegna, 2003; Edwards et al., 2006; Svedin & Priebe, 2007). Het verband tussen jongensprostitutie en seksueel misbruik kan op verschillende manieren gelegd worden. Enerzijds wordt jongensprostitutie gezien als een vorm van seksueel misbruik (Van Gurp & Timman, 1998). Anderzijds kan de relatie tussen seksueel misbruik en prostitutie gelegd worden door seksueel misbruik te beschouwen als één van de factoren die de kans op prostitutie vergroten (Allen, 1980; Silbert & Pines, 1983; Pedersen & Hegna, 2003 ; Edwards et al., 2006; Svedin & Priebe, 2007).

Sommige wetenschappers beweren zelfs dat hier een causaal verband bestaat (o.a. Mc Mullen, 1987). Toch is deze stelling nog nooit volledig aangetoond en is zelfs meerdere malen door wetenschappers betwist. Nadon et al. (1998) hebben de achtergronden van adolescenten die in de prostitutie beland zijn, vergeleken met die van adolescenten die niet in de prostitutie beland zijn. In dit onderzoek komt geen direct verband tussen seksueel misbruik en prostitutie naar voren. Seng (1989) vergeleek kinderen die seksueel misbruikt waren met kinderen die zich prostitueerden en concludeert hetzelfde. Ook is er meerdere malen een indirect verband tussen seksueel misbruik en prostitutiegesignaleerd, waarbij dak- en/of thuisloosheid als interveniërende variabele wordt gedefinieerd (Seng 1989; Widom & Ames 1994; Cusick, 2002).
Seng (1989) noemt prostitutie gedrag het resultaat van het straatleven. De economische factor wordt hierbij als een van de grote drijfveren voor de prostitutie genoemd (Van Horn et al., 2001). Prostitutie wordt hier gezien als een oplossing voor een financieel probleem. Naast bovenstaande connecties tussen seksueel misbruik en prostitutie wordt in de wetenschappelijke literatuur nog een andere verbinding gelegd die beide begrippen bij elkaar trekt en het onderscheid tussen beide fenomenen minimaliseert. Jongens zijn volgens Van Horn et al. (2001) gevoelig voor aandacht en geld. Met name Marokkaanse jongens hangen vaak zonder toezicht rond op straat en zijn op zoek naar geld en aandacht. Dit maakt ze extra kwetsbaar om een slachtoffer te worden van seksueel misbruik én terecht te komen in de prostitutie (Van Gurp & Timman, 1998; Van Horn et al., 2001; Kooistra, 2006).

2.2 Jongensprostitutie en etniciteit
Van der Poel (1991) trof in haar onderzoek vooral autochtone jongensprostitués aan. In die periode waren er zeker ook jongensprostitués met een andere etnische achtergrond, zowel westerse allochtonen (toen vooral Duitsers) als niet-westerse allochtonen, waaronder Marokkanen. Toch was Amsterdam, de stad waar het onderzoek werd uitgevoerd, indertijd veel minder multi-etnisch dan nu. Het aantal Marokkaanse jongens in Nederland is behoorlijk toegenomen. Sinds het onderzoek van Van der Poel zagen we achtereenvolgens Tsjechen, Polen en Roemenen in de Amsterdamse jongensprostitutie (Korf et al., 1996). Ook zijn (culturele) verklaringen die toen golden voor bijvoorbeeld Marokkaanse jongens vrijwel zeker niet meer zomaar toepasbaar in het heden. In de jaren tachtig waren de meeste Marokkaanse jongens van de eerste generatie en zelf nog in Marokko geboren. Tegenwoordig is de overgrote meerderheid in Nederland geboren, soms zelfs al van de derde generatie.
Reeds in het jaar waarin Van der Poel haar proefschrift verdedigde, sneed Van Gemert (1991) het probleem aan dat verklaringen voor de eerste generatie migranten wellicht niet van toepassing zijn op latere generaties[iii]. Hij constateerde dat Marokkanen vertegenwoordigd waren in de jongensprostitutie. Het relatieve gemak waarmee Marokkaanse jongens (betaalde) seks met mannen hebben, verklaarde Van Gemert primair vanuit hun, cultureel bepaalde, socialisatie. “Seks met mannen, homoseksueel gedrag, komt daar veel voor. Daarom kan verondersteld worden dat zij met dit cultuurverschijnsel in hun geboorteland al kennis gemaakt hebben.” (p. 96) Het was echter de situatie in Nederland die prostitutie voor Marokkaanse jongens aantrekkelijk maakte, vooral in Amsterdam. “Zouden zij in hun land van herkomst moeizaam de mannenwereld binnen kunnen komen door de vervelende passieve rol te spelen, in de hoofdstad blijken volwassen mannen erg in hen geïnteresseerd en daar is voor hen vaak de veel prettigere actieve rol weggelegd. […] Dat hij er ook nog voor betaald wordt, maakt het nog interessanter.”(p. 97) De verklaring voor het feit dat sommige van deze jongens prostituanten vermoordden zag Van Gemert vooral in de aantasting van hun eer, namelijk wanneer zij gedwongen worden de passieve, vrouwelijke rol te spelen of wanneer hun viriliteit ter discussie staat.

Deze culturalistische verklaring doet tegenwoordig nogal gedateerd aan. Van Gemert gaf dit ook zelf al aan door Marokkaanse jongensprostitutie een tijdsgebonden fenomeen te noemen. In de jaren tachtig ging het voornamelijk om jongens van de eerste generatie. “Bij een tweede generatie die hier geboren is, zal van een dergelijke achtergrond veel minder of in het geheel geen sprake zijn.” Maar hij sloot voor de toekomst niet uit dat “een fors aantal Noord-Afrikaanse illegalen gemakkelijk in het marginale reservoir terecht blijkt te komen waaruit ook de jongensprostitutie put.”(p. 103)

Tegenover culturalistische benaderingen staat een constructivistisch perspectief, waarbij cultuur niet als een vaststaand gegeven wordt aangenomen, maar waarbij culturele aspecten zelf onder de loep genomen worden (zie: Bovenkerk et al., 2003). De constructivistische benadering behelst niet dat culturele factoren niet van invloed kunnen zijn, maar stelt de vanzelfsprekendheid ter discussie en noopt tot nader onderzoek. Anders gezegd: indien Marokkaanse jongens inderdaad oververtegenwoordigd zouden blijken onder slachtoffers van seksueel misbruik en in de jongensprostitutie, dan resteert nog steeds de vraag wat dit te maken heeft met de Marokkaanse cultuur (vergelijk: Kleijer-Kool, 2006).
Volgens Loeber & Farrington (2004) verschillen risicofactoren voor delinquent gedrag – enkele zeer kleine variaties daargelaten – niet wezenlijk tussen etnische groepen. Er is wel verschil in prevalentie van risicofactoren tussen zwarte en witte Amerikanen, maar de achterliggende mechanismen verschillen niet. Aparte theorieën over delinquentie bij verschillende etnische groepen zijn volgens hen dan ook niet nodig. Los van de vraag of deze – op Angelsaksisch, vooral Amerikaans onderzoek gebaseerde – conclusie eveneens geldt voor jongensprostitutie, doet zich het probleem voor in hoeverre de bovengenoemde bewering ook opgaat voor groepen met een geheel andere etnische achtergronden voor een land met een andere (raciale) geschiedenis.
Het onderzoek van Van Horn et al. (2001) bevestigt eerdere bevindingen dat factoren die de kans op seksueel misbruik vergroten voor allochtone jongens dezelfde zijn als voor autochtone jongens. Ook met betrekking tot de aard van het misbruik waren de gevonden verschillen tussen autochtone en allochtone jongens niet of nauwelijks significant.

2.3 Kernbegrippen
Seksueel misbruik en jongensprostitutie zijn begrippen die elk voor zich verschillende ladingen kunnen dekken. In surveys onder jongeren worden beide begrippen vaak vermeden en wordt gevraagd naar concrete (maar soms heel algemene) gedragingen, c.q. ervaringen. Juridisch gelden seksueel misbruik van en het hebben van seks tegen vergoeding met minderjarigen personen jonger dan 18 jaar) allebei als zedenmisdrijven. Leuw et al. (2003) stellen dat in het juridische begrip zedendelict minstens drie geheel verschillende vormen van maatschappelijk problematisch gedrag te onderscheiden zijn:
* In de letterlijke zin des woords schenden van de (seksuele) fatsoensnormen (ongepast tonen van naakt of van seksuele handelingen)
* Schending van de plicht tot bescherming van jeugdigen en schending van het verbod op consensuele seksuele interacties die off limit zijn (met jeugdige prostituees en afhankelijken)
* Seksuele geweldsdelinquentie

Van seksueel misbruik is volgens Van Gurp & Timman (1998) sprake wanneer:
[…] er seksuele handelingen met kinderen en jongeren word en gepleegd die zij moeten toestaan of dulden zonder dat zij het gevoel hebben zich eraan te kunnen onttrekken. De pleger van dergelijk misbruik heeft een machtsoverwicht over het slachtoffer en kan seksuele handelingen afdwingen door dreiging met en daadwerkelijk gebruik van geweld, chantage of beloningen. Het kan dan gaan om feitelijke seksuele activiteiten, maar ook om het seksualiseren van de omgeving, aanrakingen, taalgebruik of seksueel beladen blikken.” (p. 7)

Deze definitie kenmerkt seksueel misbruik door de macht van de ‘pleger’ en de onderdanigheid en het gebrek aan autonomie van het ‘slachtoffer’. Dit staat op gespannen voet met de conclusie van Van Horn et al. (2001), dat jongensprostitutie lang niet altijd als gedwongen ervaren wordt omdat tegemoet gekomen wordt aan de emotionele of financiële behoeften van de jongens. Het zou daarom ook ‘ruilseks’ genoemd kunnen worden (De Graaf et al., 2007).

Het Wetboek van Strafrecht stelt personen die seks hebben met kinderen onder 16 jaar strafbaar.[iv] Daarnaast is het verboden om tegen vergoeding seks te hebben met 16 tot 18 jarigen.[v] Klanten van minderjarige prostitués zouden zich daarmee feitelijk schuldig maken aan seksueel misbruik. Anderen noemen het een vorm van seksuele kindermishandeling (Transact, 2005). Voor deze keuzes valt zeker wat te zeggen, maar het zou de helderheid van ons onderzoek niet ten goede komen wanneer we minderjarige jongensprostitutie niet als afzonderlijk begrip zouden hanteren. Transact (2005) geeft de volgende definitie:
Prostitutie is een interactievorm met de opzet om sociaal-seksueel contact uit te wisselen voor geld of andersoortige vergoeding. Jeugdprostitutie is het al dan niet gedwongen verlenen van
seksuele diensten door minderjarige meisjes of jongens tegen enige vorm van vergoeding.” (p.1)

Aan deze definitie kleeft de vraag wat dient te worden verstaan onder ‘andersoortige vergoeding’. Kan die ook immaterieel zijn, bijvoorbeeld het geven van aandacht? Kan volstaan worden met cadeautjes (b.v. in de vorm van een dvd of een game) of een slaapplek (voor weglopers of thuisloze/dakloze jongeren)? Voor ons eigen veldonderzoek onder jongensprostitués is als richtlijn genomen dat er (ook) sprake is van geldelijke of andere materiële vergoeding.
Onder jongensprostitutie wordt verstaan: betaalde seks tussen personen van het mannelijke geslacht. In de literatuur en in het publieke en politieke debat worden met jongensprostitutie vaak zowel minderjarige als meerderjarige prostitués bedoeld. In het veldonderzoek hebben we ons gericht op minderjarige jongens, plus jongens tussen 18 en 21 jaar die reeds als minderjarige seks met mannen tegen een materiële vergoeding hebben gehad.

Noten
iii. Hij had onderzoek gedaan naar de rol van Marokkaanse jongens bij homomoorden. In de tweede helft van de jaren zeventig en in de jaren tachtig was ongeveer een derde van de daders van Amsterdamse homomoorden van Noord-Afrikaanse afkomst. Van Gemert maakte een selectie van dossiers. Hoewel het om kleine aantallen ging, concludeerde Van Gemert dat Noord-Afrikanen (met name Marokkanen) hun daad vaak met meerdere daders plegen. Alle Marokkaanse (en ook de paar Turkse) daders waren niet in Nederland geboren en hadden hun jeugd in het land van herkomst doorgebracht.
iv. Hij die met iemand […] beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen pleegt of laatstgemelde tot het plegen of dulden van zodanige handelingen buiten echt met een derde verleidt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie. (Art. 247)
v. Hij die ontucht pleegt met iemand die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie. (Art. 248b)

LITERATUUR
Allen D.M. (1980) Young Male Prostitutes: A Psychosocial Study. Archives of Sexual Behavior 9(5): 399-426.
Bijleveld C. & Hendriks J. (2007) Gezin en seksueel misbruik. Overdracht van daderschap en slachtofferschap van seksueel misbruik. Tijdschrift voor Criminologie 49(2):123-136.
Bovenkerk F, Komen M. & Yeşilgöz Y. (eds.) (2003) Multiculturaliteit in de strafrechtspleging. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.
Buijs L., Hekma G. & Duyvendak J.W. (2009) Als ze maar van me afblijven. Een onderzoek naar antihomoseksueel geweld in Amsterdam. Amsterdam: Amsterdam University Press.
Cusick L. (2002) Youth Prostitution: A Literature Review. Child Abuse Review 11(4): 230-251.
Daalder A. & Essers A. (2003) Seksuele delicten in Nederland. Tijdschrift voor Criminologie 45(4):354-368.
Diepenmaat A.C.M., Wal M.F. van der, Cuijpers P. & Hirasing R.A. (2006) Etnische verschillen in ongewenste ervaringen bij Nederlandse adolescenten. TSG Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen 83 (3): 51.
Donker A., Kleemans E., Laan P. van der & Nieuwbeerta, P. (2004) Ontwikkelings- en levensloop-criminologie in vogelvlucht. Tijdschrift voor Criminologie 46(4):322-329.
Edwards J.M., Iritani B.J. & Hallfors D.D. (2006) Prevalence and correlates of exchanging sex for drugs or money among adolescents in the United States. Sexually transmitted infections 82(5): 354-358.
Gelder P. van (1998) Kwetsbaar, kleurig en schaduwrijk. Jongens in de prostitutie: een verschijnsel in meervoud. Amsterdam: Thela Thesis.
Gemert F. van (1991) Noord-Afrikaanse en Turkse homomoordenaars. Justitiële Verkenningen 17(1): 87-106).
GGZ (2006) Cliënten in de ggz 2006. Amersfoort: GGZ Nederland.
Graaf H. de, Meijer S., Poelman J. & Vanwesenbeeck I. (2005) Seks onder je 25e. Utrecht: Rutgers Nisso Groep / Soa Aids Nederland.
Graaf H. de, Höing M., Zaagsma M. & Vanwesenbeeck I. (2007) Tienerseks: vormen van instrumentele seks onder tieners. Utrecht: Rutgers Nisso groep, WODC.
Gurp L. van & Timman S. (eds.) (1998) Kinderporno en kinderprostitutie in Nederland, de stand van zaken. Utrecht: Child Right Worldwide en TransAct.
Hendriks J. (2006) Jeugdige zedendelinquenten: een studie naar subtypen en recidive. Utrecht: Forum Educatief.
Horn J.E. van, Bullens R.A.R., Doreleijers T.A.H. & Jäger M. (2001) Aard en omvang seksueel misbruik en prostitutie minderjarige allochtone jongens, een verkennend onderzoek. Amsterdam: Fora en Vrije Universiteit.
IJzendoorn M.H. van, Prinzie P., Euser E.M., Groeneveld M.G., Brilleslijper-Kater S.N., Noort-van der Linden A.M.T. van, Bakermans-Kranenburg M.J., Juffer F., Mesman J., Klein Velder-man M. & San Martin Beuk M. (2007) Kindermishandeling in Nederland anno 2005: De Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van kinderen en jeugdigen (NPM-2005). Leiden: Universiteit Leiden, Leiden Attachment Research Program, WODC.
Jong D. J. de (2007) Kapot moeilijk. Een etnografisch onderzoek naar opvallend delinquent groepsgedrag van ‘Marokkaanse’ jongens. Amsterdam: Uitgeverij Aksant.
Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30 300 VI, nr. 159H (Motie van het lid Arib c.s.).
Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30 300 VI, nr. 163 (Verslag van een algemeen overleg).
Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, Aanhangsel, 1053 (vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden).
Kleijer-Kool L. (2006) Marokkaanse ontkennende verdachten in het kinderstrafproces. Proces (3): 97-105.
Kooistra O. (2006) Jongens huilen niet, seksueel geweld tegen allochtone jongens. Amsterdam: Amsterdams Centrum Buitenlanders.
Korf D.J. (1995) Dutch treat. Formal control and illicit drug use in the Netherlands. Amsterdam: Thesis Publishers.
Korf D.J., Nabben T. & Schreuders M. (1996) Roemeense trekvogels: nieuwkomers in de jongensprostitutie. Amsterdam: Thela-Thesis.
Korf D.J., Deben L., Diemel S., Rensen P. & Riper H. (1999). Een sleutel voor de toekomst. Tel- en consumentenonderzoek onder daklozen in Amsterdam. Amsterdam: Thela Thesis.
Korf D.J., Ginkel P. van & Wouters M. (2004). Je ziet het ze niet aan. Zwerfjongeren in Flevoland. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Korf D.J., Vliet E. van, Knotter J. & Wouters, M. (2005) Tippelen na de zone. Straatprostitutie en verborgen prostitutie in Amsterdam. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Lamers-Winkelman F., Slot N.W., Bijl B. & Vijlbrief A.C. (2006) Scholieren Over Mishandeling, resultaten van een landelijk onderzoek naar de omvang van kindermishandeling onder leerlingen van het voortgezet onderwijs. Amsterdam: Vrije Universiteit en PI Research.
Lampe A. (2002) The prevalence of childhood sexual abuse, physical abuse and emotional neglect in Europe. Zeitschrift fur psychosomatische medizin und psychotherapie 48: 370-380.
Leuw E., Bijleveld C. & Daalder A. (2003) Seksuele delinquenten. Tijdschrift voor Criminologie 45(4):330-337.
Leuw E, Bijl E.V. & Daalder A. (2004) Pedoseksuele delinquentie. Een onderzoek naar prevalentie, toedracht en strafrechtelijke interventies. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.
Loeber R. & Farrington D.P. (2004) Verschillende oorzaken van delinquentie tussen etnische en nationale groepen. Tijdschrift voor Criminologie 46(4):330-346.
McMullen R. (1987) Youth prostitution: a balance of power. Journal of Adolescence 10: 35–43.
Nabben T., Benschop A. & Korf D.J. (2005) Antenne 2004. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nabben T., Benschop A. & Korf D.J. (2007) Antenne 2006. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nadon S.M, Koverola C. & Schludermann E.H. (1998) Antecedents to Prostitution, Childhood Victimization. Journal of Interpersonal Violence 13(2): 206-221.
Pedersen W. & Hegna K. (2003) Children and adolescents who sell sex: a community study. Social Science & Medicine 56(1): 135-147.
Poel S. van der (1991) In de Bisnis: professionele jongensprostitutie in Amsterdam. Arnhem: Gouda Quint.
Qrius (2005) Jongeren 2005. Het speelveld verandert. Amsterdam: Qrius.
Repetur L., Meinster N., De Kinderen M. & Schakenraad M. (eds.) (2005) Naar een effectieve en samenhangende aanpak van jeugdprostitutie. Utrecht: Transact, Informatiepunt Jeugdprostitutie.
Seng M.J (1989) Child Sexual Abuse and Adolescent Prostitution: A Comparative Analysis. Adolescence 24(95): 665-675.
Silbert M.H. & Pines A.M. (1983) Early Sexual Exploitation as an Influence in Prostitution. Social Work 28(4): 285-289.
Svedin C.G. & Priebe G. (2007) Selling sex in a population-based study of high school seniors in Sweden: Demographic and psychosocial correlates. Archives of sexual behaviour 36(1): 21-32.
Transact (2005) Factsheet jongensprostitutie: feiten en cijfers. Utrecht: TransAct
Weijnen F. (2006) De schaduw bedreigd, een explorerend onderzoek naar de effecten van toezicht op mannelijke prostitués in Amsterdam. Enschede: Universiteit van Twente.
Widom C.S & Ames M.A. (1994) Criminal Consequences of Childhood Sexual Victimization. Child Abu-se and Neglect 18: 303-318.
Wijk A.Ph. van (2005) Juvenile sex offenders and non-sex offenders: a comparative study. Wageningen: Ponsen & Looien.
Wittebrood K. (2004) Van delictmelding tot officiële aangifte: sprake van sociale ongelijkheid? Tijdschrift voor Criminologie 46(1): 56-71.
Wittebrood K. (2006) Slachtoffers van criminaliteit: feiten en achtergronden. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

image_pdfimage_print
Bookmark and Share

Comments

Leave a Reply





What is 17 + 4 ?
Please leave these two fields as-is:
IMPORTANT! To be able to proceed, you need to solve the following simple math (so we know that you are a human) :-)
  • About

    Rozenberg Quarterly aims to be a platform for academics, scientists, journalists, authors and artists, in order to offer background information and scholarly reflections that contribute to mutual understanding and dialogue in a seemingly divided world. By offering this platform, the Quarterly wants to be part of the public debate because we believe mutual understanding and the acceptance of diversity are vital conditions for universal progress. Read more...
  • Support

    Rozenberg Quarterly does not receive subsidies or grants of any kind, which is why your financial support in maintaining, expanding and keeping the site running is always welcome. You may donate any amount you wish and all donations go toward maintaining and expanding this website.

    10 euro donation:

    20 euro donation:

    Or donate any amount you like:

    Or:
    ABN AMRO Bank
    Rozenberg Publishers
    IBAN NL65 ABNA 0566 4783 23
    BIC ABNANL2A
    reference: Rozenberg Quarterly

    If you have any questions or would like more information, please see our About page or contact us: info@rozenbergquarterly.com
  • Like us on Facebook

  • Archives