Verslagen uit Spanje
De Amerikaanse journaliste Virginia Cowles, die in 1936 voor de Engelse Sunday Times naar Spanje vertrok om verslag te doen van de Spaanse Burgeroorlog, bekende later – in haar indrukwekkende oorlogsmemoires Looking for Trouble (1941) – niet in alle opzichten goed voorbereid te zijn geweest op haar werk als correspondente. Ze arriveerde in een door de Franco-troepen belegerd Madrid, in kleding volstrekt ongeschikt voor een oorlogssituatie. Strompelend op hakken en gekleed in rok bracht ze onder meer een bezoek aan republikeinse loopgraven. Ondanks de ernst van de situatie levert haar informatieve verslag van dat bezoek daardoor hilarische momenten op.
Madrid werd vanaf oktober 1936 continu belegerd door de nationalistische troepen van generaal Franco. Vrijwel dagelijks werd de stad beschoten door kanonnen en mortieren. Honderden gebouwen lagen in puin, duizenden bewoners waren de stad ontvlucht. De aanlevering van voedsel naar de stad was minimaal, een hongersnood stond op uitbreken.
Correspondenten
Virginia Cowles boekte een kamer in Hotel Florida aan de Plaza de Callao in Madrid. Het was de plek waar de internationale oorlogscorrespondenten zich hadden verzameld om van daaruit verslag te doen van de belegering, Ze ontmoette er onder anderen Sefton Delmer van de Daily Express, Ernest Hemingway en Martha Gellhorn (de latere Mrs. Hemingway), die beiden schreven voor Collier’s Weekly en schrijver John Dos Passos. Oorlogsfotograaf Robert Capa verbleef er diverse malen, meestal in gezelschap van zijn vriendin Gerda Taro, de fotografe die later aan het front om het leven zou komen. De Nederlandse regisseur Joris Ivens was er met zijn cameraman John Fernhout om de film Spanish Earth te draaien.
Correspondenten Jay Allen van de Chicago Herald Tribune, Mikhail Koltsov (Pravda) en de journalisten Louis Fischer en George Steer waren frequente gasten van het hotel.
Toevluchtsoord
De eerste vraag die Cowles door haar collega’s werd gesteld was: heb je wat te eten meegenomen? In Hotel Florida was nauwelijks voedsel voorhanden. Hemingway maakte zich bij de anderen populair omdat hij er vaak in slaagde bacon, eieren, koffie en marmelade te regelen, bovendien was whisky en gin op zijn kamer ruim voorradig. De kamer van Hemingway was tijdens beschietingen van de stad, sowieso een toevluchtsoord voor de andere correspondenten: Hemingway had, zeer uitgekiend, de kamer genomen die net buiten het schootsveld van het geschut lag.
De correspondenten in Hotel Florida werkten onder moeilijke omstandigheden. Door de belegering was normaal werken vrijwel onmogelijk. Het verblijf in de stad en het reizen naar het front leverde voortdurend gevaren op. Bijna dagelijks was het een worsteling een telefoon of telegraafapparatuur te bemachtigen in het gebouw van de censoren van de republikeinse regering. Het contact met de censoren leverde ook nog eens talloze aanvaringen op, omdat niet ieder bericht wat het land uit zou gaan hun goedkeuring kon wegdragen.
Anti-Franco
Voor de meeste correspondenten lag de sympathie duidelijk bij de republiek Spanje en niet bij de opstandelingen van Franco. Meer en meer raakten degenen die het beleg meemaakten overtuigd van de legitimatie van de strijd van de republiek.
Journalisten met een dergelijke opvatting, van wie juist verwacht werd dat zij een objectief verslag zouden leveren maar die toch blijk gaven van loyaliteit met de republikeinse zaak en dat in hun artikelen probeerden uit te drukken, kwamen daardoor soms in een lastige positie.
Gezien de anti-interventie politiek van Engeland, Frankrijk en de VS – de weigering van deze landen wapens te leveren aan de republiek – hielden veel krantenredacties er een behouden standpunt ten opzichte van het Spaanse conflict op na. Het kwam vaak voor dat artikelen die prorepubliek of anti-Franco waren, werden gewijzigd, of niet werden geplaatst. Zo waren de kranten van de conservatieve Amerikaanse persmagnaat Randolph Hearst fel tegen de republiek. Journalist Jay Allen werd door de Hearst-krant The Chicago Herald Tribune ontslagen, omdat hij in zijn artikelen te veel de kant van de republiek koos.
Soms ging de sympathie van correspondenten voor de republiek heel ver. Sommigen van hen, zoals Ernest Hemingway, Martha Gellhorn, Louis Fischer, Jay Allen en George Steer, stelden zich min of meer in dienst van de republiek, soms voor hand- en spandiensten, soms voor wezenlijke zaken zoals wapenaankopen. Zij waren bijna partizanen in dienst van de republiek, constateert de Engelse historicus Paul Preston in zijn werk over oorlogscorrespondenten in Spanje.
Contrarevolutionair
Zo schreef de Russische schrijver en journalist Mikhail Koltsov in 1936 en 1937 vanuit Spanje een serie artikelen voor de Pravda, die hem in de Sovjet-Unie erg populair maakten. Voor zijn serie sprak hij onder anderen met de Spaanse president Azaña en met de anarchistische voormannen Durruti en Juan García Oliver. Er is veel gespeculeerd over Koltsovs werkelijke rol tijdens het Spaanse conflict, want hij functioneerde tevens als politiek adviseur voor de Spaanse regering en bleek in meerdere kringen invloed te kunnen uitoefenen. Vermoedelijk was hij een hoge ambtenaar bij de geheime dienst of luchtmacht van de Sovjet-Unie. Zijn wekelijkse telefoongesprekken met Stalin wijzen in die richting. Als beloning voor zijn werk in Spanje werd hij bij terugkeer in de Sovjet-Unie in 1938 benoemd tot lid van de Opperste Sovjet. Tijdens de golf van arrestaties van ‘contrarevolutionaire elementen’ werd hij echter nog datzelfde jaar gearresteerd en geëxecuteerd.
Wapenembargo
Ook de Amerikaanse journalist Louis Fischer van het tijdschrift The Nation, werd er van beschuldigd een Sovjetagent te zijn. Dat was hij echter niet, ook al woonde zijn gezin in Moskou. Fischer had aanvankelijk sterke sympathie voor het communisme en hij steunde de Spaanse republiek waar mogelijk. Hij had contacten met politici en diplomaten in Spanje, de VS en de Sovjet-Unie, was bevriend met de Spaanse president Azaña en de socialistische leider Largo Caballero. Hij sprak Russisch, Duits en Spaans en hij werd geroemd om zijn levendige en altijd zeer informatieve artikelen. Politici vertrouwden hem omdat hij altijd betrouwbare informatie wist te geven. In Spanje ging hij bijna wekelijks op bezoek bij de Spaanse premier Juan Negrín. Terwijl deze ’s ochtends in bad zat, zat Fischer op het toiletdeksel met een notitieblok en bespraken zij de situatie in Spanje en de wereld. Fischer was fel tegen het door de VS afgekondigde wapenembargo tegen Spanje. In zijn contacten met diplomaten en politici, waaronder Amerikaanse congresleden, maar ook met first lady Eleanor Roosevelt, probeerde hij – tevergeefs – de VS op andere gedachten te brengen.
Wapenaankopen
Verslaggever Jay Allen, volgens velen de best geïnformeerde journalist destijds, probeerde in diplomatenkringen zijn invloed aan te wenden om het wapenembargo op te heffen. Allen had in augustus 1936 naam gemaakt met een ijzingwekkend verslag over wat hij had aangetroffen in de arena van Badajoz, waar enige dagen daarvoor honderden mensen door de Franco-troepen waren geëxecuteerd. Bovendien maakte hij het laatste interview met de falangistische leider José Antonio Prima de Rivera, voordat deze werd geëxecuteerd. Jay Allen poogde tijdens de burgeroorlog in Londen wapens te kopen voor de republiek. In de jaren veertig zette hij zich aan een gedetailleerde geschiedschrijving van de Spaanse burgeroorlog, geassisteerd door de jonge Amerikaanse academicus Herbert Southworth en de latere historica Barbara Tuchman, een werk dat helaas nooit is voltooid.
Bombardement
De Engelse journalist George Steer ging ook ver in zijn steun voor de republiek. Steer zag zijn journalistiek als deel van de strijd tegen het fascisme. Voordat hij in Spanje op reportage ging, had hij als oorlogsverslaggever voor The Times al ervaring opgedaan in Ethiopië, waar Italië als opkomende koloniale mogendheid oorlog voerde.
Nog meer dan met de Spaanse republiek, sympathiseerde Steer met de strijd van de Basken voor onafhankelijkheid. Hij deed verslag van de val van Irún en van het bombardement op Bilbao, waarbij hij heet van de naald sprak met ooggetuigen en overlevenden. Zijn verslag van zijn belevenissen in het door de Duitse Luftwaffe gebombardeerde Guernica, bracht na publicatie in The Times en The New York Times op 27 april 1937, een ware schokgolf teweeg in de publieke opinie. Voor het eerst in de wereldgeschiedenis was er sprake geweest van een systematisch bombardement op een stad bevolkt door een weerloze burgerbevolking.
Picasso
Het artikel van Steer deed velen beseffen dat er in Spanje geen sprake was van een opgeklopt conflict, maar dat er werkelijk een oorlog gaande was. De eerder genoemde Herbert Southworth, die in 1977 de meest omvangrijke studie over het bombardement op Guernica zou publiceren, noemt het verslag van Steer ‘waarschijnlijk het meest belangrijke, door een verslaggever gedurende de burgeroorlog, geschreven artikel’. Het werd enige dagen later gepubliceerd in het Franse communistische dagblad L‘Humanité. In Parijs kreeg Pablo Picasso het artikel onder ogen. Hij onderbrak meteen zijn werkzaamheden en zette zich aan een schilderij over de verschrikkingen van het bombardement: Guernica.
De verdienste van Steer is dat hij als eerste aantoonde dat de vernietiging van Guernica niet het werk was van communistische saboteurs of een poging was van de republikeinse regering om de nationalisten in diskrediet te brengen, zoals Franco later verkondigde. Het bombardement was wel degelijk een bewust opgezette actie tegen burgers, teneinde de moraal in de republiek en het naar onafhankelijkheid strevende Baskenland te kunnen breken.
Geschiedvervalsing
Tot in de jaren zeventig kwamen er vanuit het Franco-kamp beschuldigingen aan het adres van George Steer.
Hij zou hebben gelogen over wat hij in Guernica had gezien en zijn boek The Tree of Gernika zou alleen maar een verdediging zijn van de strijd voor Baskische onafhankelijkheid. Het artikel van Steer echter zette de toon voor het belangrijkste over Guernica verschenen boek Guernica! Guernica! A Study of Journalism, Diplomacy, Propaganda, and History van Herbert R. Southworth. Southworth (1908-1999) raakte in de jaren dertig al betrokken bij het Spaanse conflict. Hij assisteerde Jay Allen bij diens werk en schreef artikelen over de burgeroorlog. Na de Tweede Wereldoorlog reisde hij door Spanje en verzamelde hij boeken en affiches over de burgeroorlog. In zijn boek wist hij alle propagandamythes van het Franco-regime door te prikken, en exact aan te geven waar het regime bezig was de geschiedenis te vervalsen. Het boek tornde aan de peilers van het regime: de Spaanse regering zette een speciale afdeling op om de eventuele effecten van de publicatie op de Spaanse bevolking te kunnen bestrijden. Southworth werd door Franco uitgeroepen tot staatsvijand nummer één. Het weerhield hem er niet van door te gaan met het ontzenuwen van de geschiedenis zoals die door Franco werd voorgesteld. Hij verdiepte zich in de geschiedkundige vervalsingen die over het bombardement op Guernica werden verkondigd.
Zijn boek is een nauwgezette reconstructie van de gebeurtenissen op 26 april 1937. Vooral is het een speurtocht naar de waarheid van die dag en een meedogenloze afrekening met de geschiedvervalsing door de Franco-historici.
Wereldoorlog
Madrid viel uiteindelijk op 28 maart 1939 in handen van de troepen van Franco. Daarmee was het lot van de Spaanse republiek bezegeld en zuchtte het land tot 1975 onder de dictatuur van Franco. Niemand van de buitenlandse correspondenten maakte die inname van Madrid mee.
George Steer kwam in 1944 om het leven bij een auto-ongeluk in Birma. In Guernica wordt hij geëerd met een plaquette en is een straat naar hem vernoemd. Louis Fischer keerde zich na de oorlog fel tegen het communisme en gaf lessen over de Sovjet-Unie. Jay Allen schreef oorlogsreportages vanuit Vichy-Frankrijk en Noord Afrika. Hemingway trok zich terug in zijn huis in Havana om zijn roman over de Spaanse Burgeroorlog For Whom the Bell Tolls te schrijven. Martha Gellhorn trouwde in 1940 met Hemingway en keerde in 1944 terug naar Europa en schreef reportages over de laatste dagen van de Tweede Wereldoorlog. Virginia Cowles werd tijdens de Tweede Wereldoorlog een gedreven oorlogscorrespondente maar legde zich na de oorlog toe op het schrijven van historische werken, onder andere over Churchill, de Romanovs en de familie Astor. Robert Capa werd als oorlogsfotograaf wereldberoemd.
De journalisten hielden zich dan wellicht niet exact aan de opdrachten van hun kranten, hun reportages vanuit Spanje waren een waarschuwing voor het dreigende fascisme dat Europa spoedig onder de voet zou lopen.
Literatuur
Virginia Cowles, Looking for Trouble, Harper & Brothers, New York/London 1941
Caroline Moorehead, Martha Gellhorn, Random House, London 2004
Paul Preston, We Saw Spain Die, Foreign Correspondents in the Spanish Civil War, Constable, New York 2009
Herbert Southworth, Guernica! Guernica! A Study of Journalism, Diplomacy, Propaganda, and History, University of California Press, 1977;
Amanda Valli, Hotel Florida. Truth, Love and Death in the Spanish Civil War, Bloomsbury. London 2014.
Extra: http://rozenbergquarterly.com/martha-gellhorn-a-furious-footnote-in-history/
Guernica Documentary