Vriend

Het miezert.
Ik zie hem al aankomen op zijn damesfiets. Nog nooit heeft hij me aangesproken, maar vandaag stopt hij.
‘Meneer, mag ik wat vragen?’
Hij kijkt me aan. Je weet nooit of ie kwaad is of niet.
‘Heeft u een euro voor mij? Ik verdien het.’
Die reden had ik niet verwacht.
‘Je verdient het?’
‘Ja, ik heb zo’n pech gehad in mijn leven. Kijk, deze vinger mis ik.’
Het stompje is inderdaad klein.
“Daarna ben ik door een hond gebeten en heb ik in coma gelegen. Ik ben al jaren afgekeurd.’
‘Heb je dan geen uitkering?’
‘Ja, maar dat is te weinig.’
Ik knik begrijpend en zoek in mijn jaszak naar een muntje. Als ik er eentje te pakken heb, is het twee euro.
‘Dat is nu aardig’, zegt hij.
‘Mag ik u wat zeggen?’, vraagt hij daarna.
Ik knik.
‘U bent een vriend.’
Ik glimlach.
‘Mag ik een foto van u maken?’
Hij haalt zijn rugzak naar voren.
‘Waarom?’, vraag ik.
‘Ik maak van iedere vriend een foto.’
Het kost geen moeite om het verzoek af te wimpelen.
‘Ik onthou u zo wel’, zegt hij als afscheid, ‘jammer dat het regent.’