Nu de wipkip en de hangplek voor de jeugd er verlaten bijliggen ~ De buurt als vitale omgeving voor ouderen
De vragen en dilemma’s die de vergrijzing oproept, reiken verder dan alleen betaalbare zorg. Zelfredzaam zijn is essentieel voor ouderen. Ondanks noodzakelijke zorg willen ze zo lang mogelijk zelfstandig thuis wonen. Wat daaraan bijdraagt zijn plekken om andere mensen te ontmoeten, een omgeving waar wat te beleven valt en voorzieningen binnen handbereik. Want ouderen die vaker de deur uit gaan, zijn zelfredzamer en blijven langer thuis wonen. De buurt doet er weer toe.
Nederland vergrijst in rap tempo. De komende 25 jaar nemen zeventig plussers het grootste deel van de bevolkingsgroei voor hun rekening. In percentages stijgt hun aantal van 17 % dit jaar naar 25 % in 2040. Over 15 jaar is één op de vier Nederlanders ouder dan 70 jaar. Vooruitlopend op een alsmaar uitdijende vraag naar zorg, sleutelt de overheid alvast stevig aan ons zorgstelsel. Verzorgingshuizen gaan dicht en er vindt een verschuiving plaats naar ambulante zorg aan huis. Daarmee wordt ingehaakt op de wens van het gros van de ouderen. Die stellen de pijnlijke beslissing om op hun oude dag te verkassen naar een zorgvoorziening het liefst zo lang mogelijk voor zich uit. Er is inmiddels een waaier aan mogelijkheden voorhanden om zelfstandig thuis te blijven wonen: hulp aan huis, aanpassingen aan de woning, domotica voor zorg op afstand en het inschakelen van familie en vrienden. Maar ondanks de beschikbaarheid van al deze mogelijkheden, zal de zorg de komende decennia onder druk blijven staan. Financieel, omdat de leeftijdsgroep in omvang zo sterk aan het toenemen is. Een andere reden is dat wij de komende decennia rekening moeten houden met een generatie ouderen die uit ander hout gesneden is. De impact daarvan zou wel eens groter kunnen zijn dan nu is te voorzien.
Ander slag ouderen
De nieuwe lichtingen zeventig plussers zijn babyboomers die dank zij gestegen welvaart gemiddeld genomen vitaler zijn, sportiever en langer gezond. Kritischer ook dan vorige generaties, opgegroeid in de zestiger jaren. Vrouwen hebben de emancipatie en een eigen carrière achter de rug, konden zich losmaken uit knellende tradities. Terwijl de groeiende groep migranten op oudere leeftijd hun traditionele wortels juist meer zijn gaan koesteren. Komende generaties ouderen zullen meer divers zijn met een steeds grotere variatie aan levensstijlen. En de hang naar autonomie en zelfredzaamheid zal een veel belangrijker rol spelen dan tot nu toe het geval was. Ook als zich ouderdomskwalen aandienen. Ze zijn over het algemeen koopkrachtiger en daardoor beter is staat om hun eigen oplossingen te regelen en daar soms ook zelf voor te betalen. Maar dat geldt zeker niet voor iedereen. Door de veranderingen in de zorg staan de zorgvoorzieningen en de professionele hulp sterk in de belangstelling. Dat heeft alles te maken met de stijgende zorgkosten die op ons afkomen. Want de komende generaties staan op het punt om heel oud te worden. Met als belangrijkste verschil dat ze op een andere manier oud willen worden. De clichés van volle zalen met bejaarden aan de bingo en grijze mannen in rokerige biljartzalen, is achterhaald. De zeventigplusser van nu en straks is kieskeuriger, stelt andere eisen en is ook individueler ingesteld. De vraag is of daar wel voldoende rekening mee gehouden wordt?
Paradigmawisseling
De discussie over de veranderingen in de zorg gaat met name over de financiële houdbaarheid en de ingrepen in het zorgstelsel. Voorzieningen in de zorg zijn gestoeld op de lichamelijke en fysieke beperkingen die mensen op leeftijd ondervinden en bieden ter ondersteuning een passend zorgaanbod. In dit artikel benaderen we de gevolgen van vergrijzing vanuit een breder kader dan alleen de zorg. In plaats van een toenemende behoefte aan zorg, nemen we de wensen en de capaciteiten van ouderen als uitgangspunt. Met als doel op langere termijn om ouderen zo lang mogelijk vitaal en zo zelfredzaam als maar kan, deel te laten nemen aan het dagelijks leven. Want daar is het de nieuwe generatie ouderen om te doen, die wil ook in hun derde levensfase de regie niet zo maar uit handen geven. De komende generatie ouderen zal, ook wanneer zich lichamelijke en geestelijke beperkingen aandienen, veel langer de behoefte hebben om maatschappelijk actief te blijven en aan het openbare leven deel te nemen. Dit brengt met zich mee dat we met een andere blik naar de gevolgen van vergrijzing moeten kijken. En voorwaarden moeten creëren die dit mogelijk maken. In het Engels wordt deze aandacht voor een actieve en gezonde oude dag aangeduid als healthy aging.
Een van de voordelen van een dergelijke paradigmawisseling is dat het openingen biedt naar partners uit hele andere disciplines dan alleen de zorg. Beroepen en werkterreinen die ook bij kunnen dragen aan het behoud van zelfredzaamheid en helpen bij het creëren van een gezonde leefomgeving. Een praktisch voorbeeld van zo’n partner buiten het domein van zorg en welzijn, is de it-sector. Dankzij de introductie van technische innovaties maken ouderen steeds meer gebruik van ict en sociale media. Dit stelt ze in staat om contacten te onderhouden met hun kleinkinderen. Bestellingen aan huis te regelen. Of met elektronica en e-hulp op afstand de zorg te regelen die ze nodig hebben. Zelfs de revalidatie van een hartpatiënt kan op afstand ondersteund worden. Door deze nieuwe ontwikkelingen is er een toenemende behoefte aan andersoortige deskundigheden. En denken professionals uit de it-sector ook steeds vaker mee over zorgkwesties. Een ander voorbeeld is de ruimtelijke ordening. In deze bijdrage richten we ons specifiek op de vraag hoe de publieke ruimte kan bijdragen aan de gezondheid en zelfredzaamheid van ouderen. Hoe belangrijk de straat en de buurt is voor ouderen die zorgbehoevend worden. Dat geldt voor de contacten en de rol van het sociale netwerk in de buurt. Maar ook voor de inrichting en het gebruik van openbare ruimtes. Krijgen we na de wipkippen en de hangplekken voor jongeren nu een discussie over aparte voorzieningen van ouderen? Is het sluiten van kleinschalige bibliotheken, buurthuizen of buurtwinkels wel zo’n verstandige zet geweest? Of moeten we nadenken over nieuwe ontmoetingspunten en andere voorzieningen in de wijk? Door de vergrijzing begint ook de aandacht voor de toegankelijkheid van gebouwen en de inrichting van de buurt weer op gang te komen. Variërend van het dementievriendelijk inrichten van een wijk tot het aanleggen van verkeersveilige routes en straatmeubilair die tegemoet komt aan de wensen van ouderen. Maar tot nu toe heel versnipperd en incidenteel.
Publieke ruimte als sociaal domein
De publicatie Ruimte voor redzaamheid die de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg in maart 2015 presenteerde, biedt een belangrijk ijkpunt voor de publieke ruimte als een relevant sociaal domein. De Raad doet in het rapport uit de doeken op welke manier de dagelijkse leefomgeving van ouderen van invloed is op de volgende drie aspecten: gezondheid, sociale contacten en de zelfredzaamheid.
Het is een betrekkelijk nieuw onderzoeksterrein, wordt ook duidelijk uit de voorstudies die zijn uitgevoerd. Toch durven de auteurs de stelling aan dat de inrichting van de publieke ruimte een bepalende factor is voor de zelfredzaamheid van ouderen. Een robuust statement, want afgaand op de praktijkvoorbeelden liggen de bewijzen niet voor het oprapen. Uit binnen- en buitenland worden weliswaar succesvolle projecten onder de aandacht gebracht. Die illustreren dat de inrichting, dan wel het gebruik van de bebouwde omgeving soms een belangrijke rol spelen. Maar de vraag blijft in hoeverre dat zo is en welke factoren daar verder aan bijdragen. Want in de publicatie komt ook naar voren dat psychologische factoren en de beleving van publieke ruimtes en gebouwen van invloed zijn.
Een belangrijke verdienste van dit rapport is dat de lezer op een aantrekkelijke manier aan het denken gezet wordt over dergelijke aspecten. En dat dit onderwerp vanuit diverse invalshoeken wordt benaderd. In beleidskringen zijn de ruimtelijke ordening en het gebruik van de publieke ruimte tot nu toe onderbelicht gebleven, als het ging over de gevolgen van de vergrijzing. Vanuit de zorgsector wordt getamboereerd op de toenemende zorgbehoefte, met name het verstrekken van zorg aan huis. En de mogelijkheden om het tijdstip van verhuizen naar een zorgvoorziening vooruit te schuiven door aanpassingen aan de woning, domotica, sociale media en de inzet van familie en vrienden. Het rapport Ruimte voor redzaamheid voegt hier een heel nieuw element aan toe. Op een speciaal hiervoor ingerichte website http://www.ruimtevoorredzaamheid.nl doen de samenstellers uit de doeken wat de sociale en psychologische betekenis is van de openbare ruimte. Dat gebeurt onder meer aan de hand van foto’s en voorbeelden uit wijken van een viertal steden in Nederland die door de onderzoekers zijn bezocht. Maar het onderwerp wordt ook vanuit een meer artistieke invalshoek benaderd, met beelden van een expositie. Studenten van de afdeling Interieurarchitectuur en Meubelontwerpen van de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten (KABK )in Den Haag zijn gevraagd om mee te denken over een (publieke) ruimte die bijdraagt aan de redzaamheid van ouderen. Het zijn vingeroefeningen die uitnodigen op een andere manier na te denken over wat de omgeving betekent voor ouderen. En met een scherpere blik te kijken naar de veranderingen in het gebruik van de openbare ruimte.
Vermengen van privé en publiek
Een van de veranderingen in het gebruik van de publieke ruimte die het rapport aankaart, is het verschijnsel `tussenruimtes`. Hiermee doelen de auteurs op een toenemend aantal plekken waar de scheidslijn tussen publiek en privé gebruik aan het vervagen is. Zo verandert het private karakter van een huiskamer; steeds meer professionals komen over de vloer, van keukentafelgesprekken en achter-de-voordeur bezoeken tot allerlei vormen van hulp aan huis. Maar ook de sociale media die jan en alleman digitaal binnen laten, past in deze trend. Het omgekeerde, van privé naar publiek gebruik, gebeurt ook: bewoners die het onderhoud van openbaar groen samen voor hun rekening nemen, pleintjes waar de buurt op warme zomerdagen met elkaar staat te barbecueën, of terrassen in de binnenstad waar terrassen van de horeca de overhand krijgen. In deze zogeheten tussenruimtes vervagen de grenzen tussen privé en publiek gebruik, ze vloeien in elkaar over. Volgens de auteurs van het RVZ-rapport draagt dit bij aan een gevoel van veiligheid en stimuleert het de zelfredzaamheid van ouderen. Een van hun aanbevelingen is dan ook om dit als overheid te faciliteren. Alhoewel hier tegenin te brengen valt dat de privacy in het geding is, juist voor kwetsbare groepen brengt zo’n tussenruimte extra risico’s met zich mee.
Een soortgelijke ontwikkeling van gemengde zones vindt plaats in de zorg. Daar zien we een vermenging van de hulp van zorgprofessionals bij mensen thuis met vormen van informele hulp. Kwam voorheen alleen de thuishulp en bij gelegenheid een huisarts over de vloer, de komst van Buurtzorg, zo’n tien jaar geleden, markeert de omslag naar ambulante zorgprofessionals aan huis. En omgekeerd zien we verpleeghuizen en andere zorgvoorzieningen die vrijwilligers inzetten zodat ook ouderen uit de buurt er terecht kunnen voor een maaltijd of recreatieve activiteiten. Er is wel een belangrijk verschil met de tussenruimtes waar het RVZ-rapport op doelt, namelijk dat de accommodatie hier exclusief blijft voor ouderen die zorg nodig hebben. De omvangrijke sluiting van verzorgingshuizen biedt overigens wel kansen om deze accommodaties beschikbaar te stellen voor een breder publiek. Een mooi voorbeeld hiervan is het Bruishuis, een voormalig verzorgingshuis in de Arnhemse wijk Malburgen. Hier bieden ze huisvesting voor bijzondere doelgroepen, maar vervullen ook heel uiteenlopende functies van een buurthuis en helpen ze startende ondernemers op weg. Een tussenruimte pur sang dus, waar wonen, zorgen en werken vloeiend in elkaar overlopen. En het onderscheid tussen publiek, privaat en privé bijna niet meer te maken is. Maar ook zorg en solidariteit samengaan. Op veel meer plekken in het land is sprake van dergelijke grensoverschrijdende initiatieven waarin privé en publiek in elkaar overgaan.
Wipkippen als kindvriendelijk icoon
We hebben een rijke geschiedenis als het gaat om ingrijpen in de publieke ruimte ten gunste van kwetsbare groepen. Vanwege de focus op ouderen grijpt het RVZ-rapport terug naar de eerste helft van de vorige eeuw toen armoede en infectieziekten in achterbuurten de aanzet gaven voor speciale bouwprojecten voor armen en ouden van dagen in de sloppen vaan de steden. Het ging destijds om de bouw van hofjes, armenhuizen, pensions en huizen voor bejaarden. Ook bij de herstructureringen van achterstandswijken is, weliswaar niet exclusief voor ouderen, veel aandacht besteed aan de inrichting en het gebruik van de openbare ruimte. Juist omdat het leven van de kwetsbare of achtergestelde groepen in deze wijken zich voor een groot deel op straat afspeelde. Gezinnen waren dermate klein behuisd dat de straat gezien werd als een verlengstuk van de huiskamer. Conflicten werden er uitgevochten, feesten werden er gevierd en de hegemonie tussen groepen werd er vaak bepaald. Vanaf de zeventiger jaren zijn de wipkippen een icoon van kindvriendelijke buurten, die in mochten in geen enkele zichzelf respecterende nieuwbouwwijk ontbreken. Vanaf het moment dat de auto het straatbeeld steeds meer gaat domineren, groeit ook de behoefte om de buitenruimte te heroveren voor het spelende kind. Er is, onder meer door Jantje Beton, veel aandacht voor het speelterreinen. Er verschijnen catalogi met veilige en verantwoorde speeltoestellen in het kader van het jeugdbeleid tuigen gemeenten de planning daarvan op met inspraakmodellen. Er komen in die tijd autoluwe straten met verkeersdrempels en andere voorzieningen die het leven op straat aangenamer moest maken voor de opgroeiende jeugd. Niet lang daarna volgden de hangplekdiscussies en kwamen er skateramps voor de oudere leeftijdsgroepen. Er is in die tijd en op beleidsniveau en in de uitvoering veel ervaring opgedaan met het betrekken van buurtbewoners bij de aanpassingen en inrichting van een buurt. Gericht op kinderen en jongeren uiteraard, maar op een aantal onderdelen, – verkeersveilige routes, ontmoetingsplekken, groenvoorzieningen, toegankelijkheid – , ging het om maatregelen die ook relevant zijn voor ouderen. Een fundgrube voor onderzoekers en beleidsmakers.
Ongerijmdheden in de publieke ruimte
Zomers, in komkommertijd, duiken er in de media nog wel eens verstrooiende berichten op over hangouderen die voor overlast zorgen. Als gebbetje of bij gebrek aan echt nieuws. Van een heel andere orde is de vraag in hoeverre ouderen onzichtbaar zijn in de publieke ruimte. In het najaar van 2014, tijdens een lange wandeling door het sterk vergrijsde stadsdeel Buitenveldert in Amsterdam, viel me op dat vrijwel nergens oudere bewoners op straat te vinden waren. Het was een doordeweekse dag, ik was op weg naar het uitzetten van een fitnesswandelpad, de Kwiekbeweegroute. (http://rozenbergquarterly.com/lenig-en-op-leeftijd)
Onderweg sprak ik een oudere man aan, hij stond op het punt in zijn auto te stappen. Over zijn generatiegenoten en de wijk kon hij kort zijn: ‘Je hebt hier buiten niks te zoeken, hooguit in je eigen tuin. Waar moet je heen?! Je bent in deze wijk aan de goden overgeleverd als je geen auto hebt.’ Sindsdien loop ik vaker door buurten en met een extra oog voor de zichtbaarheid van de oudere generatie op straat. Ben ook bewoners, professionals en beleidsmedewerkers uit gaan nodigen voor een wandeling, ga dan in gesprek over de aantrekkelijkheden van zo’n buurt voor ouderen, vraag welke elementen in de omgeving een sta in de weg zijn. Wat de buitenruimte mogelijk minder aantrekkelijk voor ze maakt. Ontdek dan lopend met iemand die een rollator gebruikt, hoe hinderlijk reclameborden, terrasjes en verkeerd geparkeerde fietsen kunnen zijn. Verbaas me over een verpleeghuis die volledig ingericht is op af- en aanrijdende auto’s en taxis, maar voetgangers met gevaar voor eigen leven ontvangt. En ontdek tal van andere ongerijmdheden in de publieke ruimte waar je doorgaans aan voorbij loopt. Mijn belangrijkste les is dat wandelen en je verplaatsen in de beleving van ouderen hierbij twee niet te onderschatten beleidsinstrumenten zijn.
Een mager slotakkoord
In Alphen aan de Rijn kreeg onlangs een negentigjarige man een brief van de gemeente waarin stond dat hij niet in aanmerking kwam voor de aangevraagde traplift. De motivatie die de gemeente hiervoor aandraagt is tekenend voor dit tijdsgewricht: `U had kunnen voorzien dat het traplopen steeds moeilijker zou gaan worden en had hiermee rekening kunnen houden.` Juridisch baseert deze gemeente zich op een nieuwe verordening die in januari 2015 is ingevoerd. Die komt er op neer dat iedereen kan voorzien dat ouderdom met gebreken komt en er dus verwacht mag worden dan mensen tijdig maatregelen nemen. Het zou interessant zijn om uit te zoeken of een dergelijke bepaling ook geldt voor de gemeente. En bijvoorbeeld toegepast kan worden op de ruimtelijke ordening. Een gemeente kan immers op basis van demografische gegevens vrij nauwkeurig voorspellen welke buurten en wijken de komende decennia sterk zullen vergrijzen. En op basis daarvan de plannen voor de infrastructuur en het publiek domein bijstellen die noodzakelijk zijn voor de oudere generaties die daar wonen. Een Achilleshiel is het ontbreken van harde gegevens voor de noodzakelijke voorzieningen en ingrepen die bewezen effectief zijn. De aandacht voor dit onderwerp staat nog in de kinderschoenen, lezen we in het RVZ-rapport. Deze publicatie is op dit nieuwe werkterrein een eerste en een uitnodiging om de mogelijkheden verder te verkennen.
Een opdracht voor de studenten van de Koninklijke Akademie voor Beeldende Kunst is daar een creatief voorbeeld van. In de agenda voor de toekomst komen de samenstellers van het rapport met een drietal aanbevelingen. Namelijk:
1. Stel de publieke ruimte ook in dienst van de redzaamheid van ouderen
2. Maak van de publieke ruimte een aangename ontmoetingsplaats en
3. Erken het potentieel van tussenruimten.
Wie de handschoen op zou moeten pakken, en hoe je dat aan zou kunnen pakken, laten de auteurs in het midden. Alhoewel de praktijkvoorbeelden in het rapport wel een idee geven in welke richting ze denken: de participerende burger en burgerinitiatieven worden op het schild geheven. En de overheid krijgt een faciliterende rol toebedeeld om experimenten de ruimte te geven. En mensen de mogelijkheid te bieden nieuwe wegen in te slaan. Al met al toch een mager slotakkoord voor een uitvoerig rapport en een relevant thema met het oog op de demografische veranderingen die ons te wachten staan. En een ongekend terrein dat braak ligt.
Kijken door de ogen van ouderen
Om dit laatste te illustreren tot slot een viertal voorbeelden van mogelijke vervolgstappen, geïnspireerd op het rapport Ruimte voor redzaamheid.
Als eerste is het bij wijze van literatuuronderzoek wellicht interessant om te traceren wat onderzoek naar het beleid en de vele projecten voor een kindvriendelijke buurt tot nu toe heeft opgeleverd. En in hoeverre dit inzichten biedt bij het inrichten van een publieke ruimte die meer rekening houdt met de vergrijzing. Als tweede is het nuttig om eens te rade te gaan bij projecten die op dit moment nieuwe wegen inslaan op het grensgebied van privé en publiek domein en een relatie hebben met de zorg. Het Bruishuis werd eerder in dit artikel al genoemd. Het project GoudOud in het Groningse dorp Warffum is ook een goed voorbeeld, daar zorgde de sluiting van het plaatselijke verzorgingshuis voor een omwenteling. Hun concept voor hofjeswoningen biedt ouderen een beschermde plek in het dorp als alternatief voor een verpleeghuis elders in de regio. Met gemak zijn er nog tien andere voorbeelden te inventariseren, om aan te geven welke creatieve oplossingen er overal in het land bedacht en uitgevoerd worden. Als derde het Groningse architectenbureau KAW dat een Toolkit dementievriendelijk ontwerpen ontwikkeld heeft, als hulpmiddel bij het ontwerpen of herinrichten van woningen. Wellicht is het een idee om een soortgelijke handleiding te ontwikkelen met aanwijzingen voor de buitenruimte. Als vierde en laatste de wandeling als middel voor beleid en andere kijk op de buurt: bij deze nodigen we een wethouder ruimtelijke ordening en de collega van zorg en welzijn uit voor een wandeling van een uur door een willekeurige buurt. Dezelfde uitnodiging geldt overigens voor de beleidsmedewerkers van beide portefeuilles. De bedoeling is om gedurende een uur, al dan niet gekleed in een verouderingspak, zich te verplaatsen in de oudere en mensen die te stellen hebben met een beperking. Als oefening hoe je ook anders naar een buurt kunt kijken. Met de ogen van ouderen die moet dealen met beperkingen. Maar ook om er tijdens zo’n wandeling achter te komen welke associaties en mogelijke oplossingen te binnen schieten bij iemand uit een heel ander vakgebied. De wandeling is ook in andere combinaties zeer de moeite waard, denk maar eens aan ouderen zelf met zorgmanagers, mantelzorgers met beleidsmakers, mensen met een beperking met ondernemers. Het wordt gegarandeerd een verrijkende ervaring is die behulpzaam is bij het beoordelen van plannen. En wie weet tot nieuwe inzichten en creatieve ideeën leidt.
Voor meer informatie:
Over het rapport Ruimte voor redzaamheid van de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg: http://www.rvz.net/ruimte-voor-redzaamheid
Over het GoudOud project in Warffum (PDF): http://lvkk.nl/indekern-warffum/
Over de Toolkit dementievriendelijk ontwerpen (PDF): http://www.kenniscentrumwonenzorg.nl/Toolkit