Van ellende edel. De criticus Slauerhoff over het dichterschap ~ Inhoudsopgave & Woord vooraf

omslag_slau_zwart.inddInhoudsopgave

1. Inleiding
2. Demonen en dode zielen: Ruslands letterkunde
3. Stéphane Mallarmé: mysterieuze hersenspinsels en het vrije vers
4. ‘In den beginne was het Woord’: een beginselverklaring
5. Jules Laforgue: ‘stoutmoedige acrobaat in tijd, ruimte en gebied van het ik’
6. Arthur Rimbaud: ‘Mijn doode kameraad, ontembre zwerver, burgerterger’
7. Tristan Corbière: ‘Mijn broederziel, wiens incarnatie ik misschien ben’
8. ‘Het geval Lautréamont’: de logica van een abnormaal individu
9. Rainer Maria Rilke: ‘het móeten zwerven’
10. ‘Gorters werk bezitten is al een groot geluk’. Slauerhoff en het vrije vers
11. Slauerhoff polemist
12. Recapitulatie
13. De identiteit van de dichter. Slauerhoffs vers-praktijk
14. ‘Van ellende edel’. Besluit

Bijlage I. Slauerhoffs publicaties beschouwend proza
Bijlage II. Een selectie uit Slauerhoffs poëticale gedichten
Bijlage III. Corbières besproken gedichten
Bijlage IV. Slauerhoffs stuk over Lautréamont
Bijlage V. Slauerhoffs besproken gedichten
Bibliografie

Extra: VARA ~ De wereld draait door: Van Dis en Meinderts over de nalatenschap van Slauerhoff

Rozenberg Publishers 2005 – ISBN 90 5170 516 6

Woord vooraf
Dit proefschrift was een project dat voor het grootste deel tot stand kwam in stilte en in de eenzame teruggetrokkenheid van studeerkamer, bibliotheek en archief. Toch had deze arbeid niet zonder anderen gerealiseerd kunnen worden. Een aantal mensen wil ik daarom op deze plaats bedanken voor hun bijdrage aan de totstandkoming van dit boek.

In de eerste plaats dank ik mijn copromotor en voormalig docent George Vis, omdat hij mij in 1989 al aanspoorde het onderzoek waarmee ik mijn studie afsloot voort te zetten in de vorm van een promotieonderzoek en mij daaraan bij gelegenheid bleef herinneren. Ik kijk met veel genoegen terug op de maandelijkse gesprekken waarin wij ons over Slauerhoff bogen en hij de teugels van interpretatie en begripsbepaling strak in handen hield. Mijn promotor Joep Leerssen dank ik, omdat hij mij gedurende het schrijven op belangrijke verbindingen en overeenkomsten wees die de grenzen van de Nederlandse letterkunde overschreden en mij verder behoedde voor de valkuilen en voetklemmen van de methodologie, de argumentatie en de logica.

Ik dank voorts mijn broer Steven Aalders, die een empathische maar kritische meelezer was, en ook Chrétien Breukers, Stella Reydon en Hein Slewe, die de tekst nauwgezet tegen het licht hielden en corrigeerden. De anglist Lydia Aalders dank ik voor de vertaling van de Samenvatting. Claudia Daventry en Anna Stevenson-Aalders gaven hiervoor advies, met name waar het om het Engelse idioom ging, terwijl Amparo Garcia Celma nuttige wenken gaf ten aanzien van de terminologie. Thomas Gravemaker, die in het verleden tekende voor de fraaie vormgeving van de boeken die ik uitgaf, ben ik bijzonder dankbaar voor de lay-out. Uitgever Auke van der Berg dank ik voor de enthousiaste wijze waarop hij dit proefschrift liet drukken en uitgeven. Ik dank mijn vrouw Mirjam en mijn kinderen Caspar, Lucas, Brechtje en Nathalie voor de tijd die ik onttrok aan de omgang met hen om aan mijn boek te werken. En in het bijzonder dank ik mijn vader, Paul Aalders, die bij mij op voorbeeldige en vanzelfsprekende wijze de eerbied en de liefde voor de wetenschappelijke studie deed ontwaken. Aan hem draag ik dit boek op.