De Oostelijke Eilanden

Tweede Coehoornstraat in de Czaar Peterbuurt – Foto Neeria Oostra Malaver

In Sporthal Oostenburg is het een kakofonie van kinderstemmen. Het is vakantie en de sporthal is omgebouwd tot een groot activiteitenparadijs. Kleine kinderen, sommige nog in de luier, rennen tussen jonge tieners door. Moeders, veel moeders, maar ook vaders en opa’s en oma’s kijken naar hun kinderen of op hun telefoon.
Allerlei mensen door elkaar, allerlei kleuren door elkaar. Vanmiddag voelt dit als het kloppend hart van de wereld, gillend, rennend, lachend, tuimelend. En voor de kinderen is het dat ook.

In deze buurt, de Oostelijke Eilanden, tussen de wateren van het Marineterrein, de Dijksgracht en de Nieuwe Vaart, groeien deze kinderen op. Dit is hun leefwereld. Kattenburg, Wittenburg en Oostenburg. En nu ook de Czaar Peterbuurt en meer recent ook het Funen.

Als onderdeel van de zogenaamde Vierde Uitleg, een grote uitbreiding van toenmalig Amsterdam, werden tussen 1650 en 1662 eerst Kattenburg, daarna Wittenburg en tot slot Oostenburg aangelegd. Hiermee kwam er extra plaats voor de scheepsbouw. Vanaf deze scheepswerven vertrokken ook schepen naar Oost-Indië en Amerika. Het werden werkeilanden, al woonden er toen ook al wel mensen, vooral arbeiders die op de scheepswerven werkten.
Al heel vroeg, in 1671, verrees de Oosterkerk die door de eeuwen heen een belangrijke buurtfunctie vervuld heeft en nog steeds belangrijk is als ontmoetingsplek in de buurt.

Het eerst gevormde eiland Kattenburg werd voor de helft toegewezen aan de Admiraliteit, met de Marinewerf en ‘s Lands Zeemagazijn, het tegenwoordige Scheepvaartmuseum, als grote markeringspunten. Op de andere helft konden particulieren een werf en woning vinden. Op het tussenliggende Wittenburg moesten ook kleinere particuliere werven komen. Deze kwamen in die turbulente decennia niet van de grond en ruim een eeuw later hadden zich er nog maar weinig particulieren gevestigd.
De VOC kreeg heel Oostenburg toegewezen. Hier kwamen werven en het kantoor en werden alle activiteiten van deze multinational gehuisvest. De meeste belangrijke gebouwen van de VOC zijn verdwenen. Pakhuis Oostenburg staat nog wel overeind. In 1795 werd de VOC failliet verklaard. Een dertigtal jaar later vestigde de Fabriek van Stoom- en Andere Werktuigen zich op Oostenburg en nam het eiland bijna net zo absoluut over als de VOC eerder. Dit bedrijf ging uiteindelijk in de 20e eeuw op in Stork dat daar tot 1998 is gebleven.

Het failliet van de VOC markeerde ook de overgang van de grootschalige scheepsbouw naar andere bedrijvigheid als gevolg van de Industriële Revolutie. Een deel van de Wittenburgervaart werd gedempt en daar verschenen grote industriële hallen, de Van Gendthallen.
Vanaf 1832 werden de eilanden ter bescherming van het IJ afgesloten door de Oosterdoksdijk, waarop in 1874 de spoorbaan naar het oosten werd aangelegd. Hierdoor werden er geen nieuwe straten aan vast geplakt waardoor de Oostelijke Eilanden eilanden gebleven.
In de 19e eeuw verdween langzaamaan de scheepsbouw van de eilanden en werden het meer en meer wooneilanden. Alleen op Oostenburg is het gemengd woon-werkkarakter nog terug te vinden. De Czaar Peterstraat en omgeving is vanaf de aanleg in de 19e eeuw woonbuurt geweest, voor de arbeiders en de zeevaarders.

Bijltjesdag
De bewoners van de eilanden werden vroeger Bijltjes genoemd, naar het belangrijkste werkinstrument in de scheepsbouw. Deze naam raakte wijd bekend vanwege de befaamde Bijltjesdag. Op 29 mei 1787 kwamen de zeer Oranjegezinde bewoners van de Oostelijke Eilanden in opstand tegen de Republikeinen die de macht hadden overgenomen in Amsterdam. De spanningen tussen Republikeinen en Prinsgezinden liepen al jaren op toen in mei 1787 in het centrum vernielingen werden aangericht tegen Republikeinse gebouwen. De Bijltjes van de Eilanden haalden de brug naar Kattenburg op en verschansten zich op de eilanden. Het lukte de republikeinen de brug weer neer te halen en ze ondernamen hierop een bloedige vergeldingsactie.

Een ander voorbeeld van opkomen voor zichzelf is het aardappeloproer in 1917. Door de Eerste Wereldoorlog was de bevoorrading van Nederland in de knel gekomen en in Amsterdamse volkswijken raakten de aardappelen op, volksvoedsel nummer 1. In de zomer van 1917 kwamen vrouwen in de Jordaan en op de Oostelijke Eilanden in opstand en gingen de stad door op zoek naar aardappels. Zowel op het Haarlemmerplein als op het Kattenburgerplein vielen er doden toen het leger in een aantal dagen het aardappeloproer bedwong.

Vanaf de tweede helft van de 20e eeuw werden de inmiddels flink verpauperde woningen van de eilanden aangepakt. Er kwam nieuwbouw voor in de plaats en ook het stratenplan werd gewijzigd. Weinig gebouwen zijn blijven staan, alleen in de Czaar Peterstraat zijn ze gespaard gebleven.
Tijdens de sanering moesten bewoners elders verblijven. Veel Kattenburgers keerden terug naar de eilanden, de liefde voor de buurt was groot. Op de andere eilanden mochten de oude bewoners niet automatisch terugkomen en kwamen er ook veel nieuwe bewoners bij.
De buurt veranderde: van een levendige drukbebouwde buurt die aan de Jordaan deed denken naar een rustigere woonbuurt met veel minder bedrijvigheid.

Torenpunt van de Oosterkerk – Foto Neeria Oostra Malaver

Incidenten
Er is de laatste jaren veel over de Eilanden gezegd en geschreven, en niet altijd positief. En ook begrijpelijk, er zijn heftige dingen gebeurd. Meerdere schietincidenten in 2017 en 2018, waar doden en gewonden bij zijn gevallen. Indicaties van verwikkeling van de drugswereld met de buurt. En jongeren uit de buurt die hierin betrokken raken.
Dit soort ontwikkelingen brengen enorme pijn met zich mee en slaan gaten in een buurt.
Was het vroeger een echte arbeidersbuurt, ook tegenwoordig is het volgens de statistieken geen welvarende buurt. Veel mensen in een lagere sociaal-economische positie, weinig scholing en laaggeletterdheid komen veel voor.
Maar dat doet niet af aan de levendigheid van de buurt, de betrokkenheid van heel veel buurtbewoners, de wil om verbinding te blijven zoeken met elkaar. Er wordt van alles georganiseerd: een aardappelfestival, touwtje trekken op de bruggen tussen de eilanden, voetbaltoernooien, brunches in de speeltuin, kerst- en suikerfeestvieringen, er zijn zangkoren …. En ook samen met andere partijen zoals gemeente en sportorganisaties, die bijvoorbeeld zorgen voor veel sportactiviteiten voor de jeugd.
Deze begeestering stijgt misschien wel op uit de zandgrond van deze eilanden en de wateren eromheen. Een geschiedenis van werken in de scheepsbouw en andere ambachtelijke industrie, de neuzen in de wind, de blik richting zee. Er is bewustzijn van de grote wereld, en van de thuishaven daarin. Dat brengt trots over de eigen plek. Zoals de Bijltjes in 1787 de krachten bundelden en hun eilanden verdedigden, zo laat de buurt het er nu ook niet bij zitten maar daagt de nieuwsverhalen uit en blijft eigen verhalen maken.

Oosterkerk die als rustig bolwerk over Wittenburg uitkijkt.
De boot gemaakt van autobanden in de Wittenburgervaart.
Het Kattenburgerplein waar de buurt haar anker uitgooit.
De oude pakhuizen met hun statige balkenscheefheid.
Het winderige water van de Dijksgracht.
Het Oostenburgerpark aan de voet van Pakhuis Oostenburg.
De prachtige doorkijk over de Nieuwe Vaart naar Molen de Gooyer.

Doorkijk over de Nieuwe Vaart naar molen De Gooyer – Foto Neeria Oostra Malaver

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Voor de kinderen die hier opgroeien is dit hun wereld, zij verdienen dat een mooi verhaal hun jeugd kleurt. En dat is nu, niet morgen.
De plek waar ze wonen, hun thuis, is iets om trots op te zijn, en verdient waardering. En respect. Hoe groot of klein ook, of het dak lekt of dat de muren kanariegroen zijn. Het is de plek waar een mens woont, waar geleefd wordt, waar ieder zijn eigen verhaal maakt.
Net als de buurt waar dat thuis staat. De verzameling huizen waar allemaal mensen met hun eigen verhalen hun levens leven. De buurt die leeft door de mensen die er leven, als glinsteringen die je op een zonnige dag overal ziet sprankelen. Allemaal bijzonder door hun eigen verhaal.

In deze serie portretteren we Amsterdammers. Wie wonen er in deze stad? Waar wonen ze en wat betekent hun buurt voor ze? Hoe zijn ze komen te wonen waar ze wonen? Wat drijft hen? Wat kwetst hen? Wat zijn hun dromen om naar uit te kijken? En waar kijken ze met trots op terug?
Zoveel verschillende mensen, zoveel verschillende verhalen. En vaak lijken we allemaal ook weer op elkaar. Allemaal mensen, allemaal Amsterdammers.

Het eerste portret: Amina ~ Het is goed zo
Het tweede portret: Inge ~ Altijd in beweging. Elke stap een nieuw evenwicht  

Achtergrondinformatie over de Oostelijke Eilanden

Buurtverhalen
https://mariabervoets.wordpress.com/category/kattenburg-wittenburg/
https://mariabervoets.wordpress.com/tag/oostelijke-eilanden/
https://www.buurtboeken.nl
http://buurtwinkels.amsterdammuseum.nl/2125/nl/kattenburg-rond-1960

Historie
https://www.theobakker.net/pdf/haven.pdf

Bestemmingsplan Oostelijke Eilanden:

Toelichting op het bestemmingsplan
https://www.planviewer.nl/index.html

De Oostelijke eilanden binnen Amsterdam:
https://www.planviewer.nl/3.1.html

De haveneilanden in transformatie:
https://www.planviewer.nl/3.2.html

Bijltjesdag
https://alleamsterdamseakten.nl/bijltjesdag-live/

Aardappeloproer (PDF)
https://www.ru.nl/aardappeloproer_1.pdf

Incidenten laatste jaren
https://panorama.nl/onderwereldgeweld-amsterdam
https://www.at5.nl/artikelen/177850/oostelijke-eilanden-al-vijf-jaar-in-greep-van-onderwereldoorlog
https://www.telegraaf.nl/zestien-jaar-voor-dodelijke-schietpartij-kattenburg




Amina ~ Het is goed zo

Vanuit de zilte lucht, uitkijkend over de zee bij Tetouan
Waar de wind warm over haar wangen aait
Jaren geleden op weg gegaan

Nu al lang in Amsterdam, kijkend door de Czaar Peterstraat
De wolken buitelen over de gebouwen.
Ze hoeft nergens heen; het is goed zo.

Amina – Foto Neeria Oostra Malaver

Amina is een kleine vrouw die stevig met beide benen op de grond staat. Ze heeft een mooie lach en iets verlegens in haar blik, als het je lukt haar recht in de ogen te kijken. Want ze leidt graag de aandacht af van zichzelf.
Ze heeft hard gewerkt in haar leven. Met haar gulle lach en een praatje voor iedereen heeft ze jarenlang op de markt gestaan. Op de Dappermarkt, de Kinkerstraat, op de Albert Cuyp. Ook in de winterkou.  Altijd was het gezellig, iedereen was vrolijk.
Ze begon bij een dame bij wie ze tijdens haar opleiding stage had gelopen en die haar daarna graag wilde houden. Naast de kraam had de eigenaresse een kledingwinkel en Amina ging geregeld voor winkel en kraam de kleding kopen in het confectiecentrum. Ze had zó een eigen zaakje kunnen beginnen, ze wist er alles van.
Ze stopte ermee toen ze ging trouwen. Een mooie Marokkaanse bruiloft, met een Algerijnse man. Haar eerste echte liefde. Ze verhuisde naar de Blankenstraat in de Czaar Peterbuurt. Niet al te ver van haar ouders in de Transvaalbuurt, de plek waar ze sinds haar zesde met haar vijf broers en een zus was opgegroeid. In een huis vol stapelbedden.

In de Blankenstraat kreeg ze twee zoons. Toen de woning in het monumentale gebouw te klein werd voor het gezin, verhuisden ze naar een hoek van de Czaar Peterstraat, vlakbij. Het was zacht gezegd niet zo’n nette buurt destijds. Verkrotte gebouwen, veel garages, junks, prostituees. Maar de buurt is enorm vooruitgegaan. Er zijn nu allemaal leuke winkeltjes. En hoewel Amina nog heeft mee geprotesteerd tegen de komst van de tram door de Czaar Peterstraat, is ze er nu blij mee. Ze heeft geen last van het lawaai en je bent zó overal!
Ze houdt van Amsterdam, en van deze buurt. Ze is er trots op dat ze in deze stad woont. En nog in het centrum ook! Trots dat haar ouders naar Nederland zijn gekomen, dat ze hier nu wonen. En ze wil ook niet meer weg hier. Haar ouders ook niet trouwens. Ze hebben een huisje in Tetouan, maar ze willen niet permanent weg uit Nederland. Ze zijn gewend, hier zijn hun kinderen. En ze hebben het hier goed.
Soms gaat ze op bezoek bij haar opa of haar broer in Lelystad. Maar dan wil ze al heel gauw weer weg, terug naar Amsterdam. Amsterdam hééft het! Allure, net als Londen of Parijs.

Familie is heel belangrijk. Vaak gaat ze op zaterdag naar haar ouderlijk huis, waar dan alle kinderen en kleinkinderen bij elkaar komen. Dan is het een drukke boel en heel gezellig. Ze ziet haar familie regelmatig en ze steunen elkaar. Amina klaagt nooit en dopt altijd haar eigen boontjes. Het zit niet in haar om om hulp te vragen. Haar moeder zegt: ‘Van Amina hoor je nooit iets, die heeft alles altijd goed geregeld.’
En zo is het, post blijft nooit ongeopend liggen, ze regelt altijd alles meteen. Al vanaf de geboorte van haar jongens heeft ze een spaarrekening voor elk van hen. Voor later, voor de studie.

Als er iets is, stapt ze direct op iemand af. Zoals op de trainer van de vorige voetbalclub van haar zoon, omdat hij voornamelijk op de bank zat zonder goede reden. Tegen onrechtvaardigheid kan ze slecht. Dan wordt ze een leeuwin. Ze is niet bang.
Dat is ook een belangrijke les die ze heeft geleerd in haar leven: dat je sterk moet zijn. Met twee kinderen moet je verantwoordelijk zijn. Vroeger hoefde dat niet, dan leefde ze toe naar de zomer, als ze op vakantie kon. In haar eigen autootje de weg op, naar Marokko. Achter de auto van haar ouders aan. Nu denkt ze: ‘Laat het geen juli zijn, geen vakantie, de tijd gaat zo snel!’
Nu moet ze sterk zijn, haar kinderen goed opvoeden. Ze wil ze respect meegeven, goed gedrag, lief zijn voor anderen. Dat ze goed moeten studeren. En stevig in hun schoenen moeten staan. ‘En dan nog weet je nooit of je het goed doet.’ Amina’s ogen vullen zich met tranen als ze dat zegt. Ze geeft haar liefde en leven, maar de onzekerheid of ze het goed doet, blijft.

En de jongens doén het goed. Ze doen het goed op school, zijn lief voor anderen. Beide zijn gek op voetballen en hebben talent. De oudste heeft veel gevoetbald, meegedaan aan toernooien in het buitenland, maar toen hij op het VWO kwam, merkte hij na een jaar dat hij te weinig tijd had voor school. Hij wilde stoppen. Amina vond het vreselijk en heeft nog geprobeerd het uit zijn hoofd te praten, net als de rest van de familie, maar haar zoon bleef bij zijn besluit. Hoe jammer ook, zijn standvastigheid is ook juist sterk, weet Amina.

Gezellig als ze is, babbelt Amina met iedereen, maar ze heeft geen grote vriendenkring. En dat is goed zo, ze houdt ervan thuis te zijn, met haar zoons. Ze luistert graag naar André Hazes. Lekker meezingen tijdens het koken. Soms wordt dat meehuilen: ‘De teksten raken me. Ze zijn wáár.’
Ze houdt ook van rai-muziek. Maar vooral van Nederlandstalig. Ze voelt zich zowel Nederlands als Marokkaans. Het Marokkaans-zijn is een specifiek deel van haar. Al was ze zes toen ze naar Nederland kwam en ze eigenlijk geen herinneringen heeft aan haar eerste jaren.
Ze vindt het jammer dat ze haar zoons niet van jongsaf aan consequent Marokkaans heeft geleerd. De oudste begint er nu in geïnteresseerd te raken. Als ze het over zou kunnen doen, zou ze haar jongens Marokkaans hebben geleerd. Maar je leven kun je niet over doen.

Zoals veel mensen met een Marrokkaanse achtergrond is Amina moslim. Ze draagt alleen geen hoofddoek, daar krijgt ze het zo benauwd van. Haar ouders hebben er ook nooit iets van gezegd. De islam zit van binnen.
Ze kan er niet tegen als mensen slecht zijn voor elkaar. Het egoïsme in de wereld, oorlog, het elkaar niks gunnen. Ze wordt er emotioneel van. Ze zou de wereld willen zeggen dat we lief moeten zijn voor elkaar, respect moeten hebben voor elkaar.
‘Als iemand iets niet heeft, en jij wel, gééf het dan, help diegene dan!’
Ze is al blij met een kopje thee en een brood. Uiteindelijk gaan we allemaal dood en laten we alles hier.

Ooit was het haar droom om kapster te worden. Of stewardess, in zo’n mooi pakje met zo’n sjaaltje.
Vóór haar opleiding voor de markt was Amina begonnen aan een opleiding tot kapster. Maar daar moest ze mee stoppen omdat ze zelf de dure oefenmaterialen aan moest schaffen en daarvoor was niet genoeg geld thuis. Zo jammer vond ze dat.

Voor haar bruiloft was ze gestopt met werken op de markt. Maar na een paar maanden kriebelde het weer en reageerde ze enthousiast op de vraag om in de bar van het restaurant van een hotel in het centrum te komen werken. Omdat ze zo goed met mensen om kon gaan. Daar heeft ze jaren gewerkt en veel meegemaakt. Zo kwam Herman Brood geregeld een biertje drinken. Zijn galerij zat naast het hotel. Hij heeft ooit nog een tekening voor haar gemaakt. Die zal nu wel wat waard zijn!

Op een gegeven moment werden haar uren door bezuinigingen teruggeschroefd. Onrechtmatig. Met succes heeft ze het aangevochten en kon ze weer weer fulltime aan de slag. Maar de sfeer was niet goed meer en ze kreeg steeds slechte diensten toegewezen. De communicatie ging mis en na 16 jaar hard te hebben gewerkt, werd ze ontslagen. Toen kwam ze in een gat terecht, het ging niet goed.
Inmiddels is ze uit de put geklommen. Ze ontspant nu eindelijk weer en probeert te genieten.
Een vriendin zegt wel eens: ‘Kom Amien, we beginnen een winkel!’.
Alleen nu even niet. Ze is moe, ze heeft lang gewerkt en heeft soms veel pijn door een hernia. Eerst even bijkomen en genieten van haar zoons.
Maar zou dat nog kunnen? Een eigen kapperszaak? Die oude droom achternagaan? Je leven kan je niet over doen, maar te laat is het misschien nog niet.


Dit portret van Amina is het eerste in een serie over de Oostelijke Eilanden: http://rozenbergquarterly.com/de-oostelijke-eilanden/




Nina Pieters ~ I Am Slotervaart


Een bijzondere ode aan het Slotervaartziekenhuis.

In oktober 2018 werd het Slotervaartziekenhuis failliet verklaard. De aanwezige patiënten moesten binnen 48 uur het ziekenhuis verlaten. 1200 mensen werden ontslagen. Rond de 90.000 patiënten moesten op stel en sprong op zoek naar een ander ziekenhuis.

Filmmaakster Nina Pieters was één van deze patiënten. In samenwerking met haar arts en andere medewerkers en patiënten van het ziekenhuis probeert ze vlak nadat dit nieuws bekend wordt het ‘Slotervaartgevoel’ vast te leggen. Een bijzonder portret van een bijzonder ziekenhuis.

Nina Pieters is documentairemaker en organiseert filmeducatie-projecten.




Thijs Brocades Zaalberg & Bart Luttikhuis ~ Extreem geweld tijdens dekolonisatieoorlogen in vergelijkend perspectief, 1945-1962

KITLV/Royal Netherlands Institute of Southeast Asian and Caribbean Studies
In het voorjaar van 2019 is door een groep van twaalf internationale en Nederlandse onderzoekers, onder leiding van Thijs Brocades Zaalberg (NDLA/Universiteit Leiden) en Bart Luttikhuis (KITLV/Universiteit Leiden), druk gewerkt aan een internationaal vergelijkend onderzoek naar dekolonisatieoorlogen.

In het historische tijdschrift BMGN-Low Countries Historical Review, worden de eerste resultaten van het project Dekolonisatieoorlogen vergelijken gepresenteerd – een artikel door Thijs Brocades Zaalberg en Bart Luttikhuis: Extreem geweld tijdens dekolonisatieoorlogen in vergelijkend perspectief, 1945-1962.

Abstract:
Het afgelopen decennium is in Nederland een verhit debat ontstaan over het extreme geweld dat militairen in Nederlandse dienst hebben gepleegd in Indonesië tussen 1945 en 1949. In Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk zijn soortgelijke discussies ontstaan. Grondig vergelijkend onderzoek naar buitensporig geweld in Indonesië, Algerije, Indochina, Maleisië, Kenia en andere plaatsen tijdens dekolonisatieoorlogen is echter zelden verricht. Dit forum is gebaseerd op de eerste uitkomsten van een recent onderzoeksproject en een congres waarin de mogelijkheden voor gerichter vergelijkend onderzoek zijn verkend. De voorlopige resultaten die wij hier delen laten zien dat de gewapende conflicten weliswaar sterk van elkaar verschilden, maar dat er meer overeenkomsten dan verschillen zijn in de manieren waarop extreem geweld daarin werd toegepast en kan worden verklaard. We concluderen onder meer dat in alle gevallen sprake was van een vorm van geïnstitutionaliseerde straffeloosheid, die het soort situaties mogelijk maakte waarin troepen in dienst van de koloniale machthebbers extreem geweld gebruikten.

Lees het artikel hier: https://www.bmgn-lchr.nl/bmgn-lchr.10813/




Susan Neiman – Wat we van de Duitsers kunnen leren

Susan Neiman. Ills.: Joseph Sassoon Semah

Susan Neiman is opgegroeid als wit meisje in Atlanta (Georgia), in het gesegregeerde Zuiden van de Verenigde Staten. Nu woont ze als Joodse vrouw in Berlijn en is directeur van Einstein Forum in Potsdam. Neiman raakte gefascineerd door de manier waarop Duitsers in het reine proberen te komen met een ‘onmogelijk verleden’. Ze besloot dat te vergelijken met de situatie in de Verenigde Staten met haar erfenis van de Burgeroorlog, en waar de tegenstellingen alsmaar groter worden. In Wat we van de Duitsers kunnen leren staat de vraag centraal hoe we in het reine kunnen komen met nationale misdaden als de Holocaust of het slavernijverleden. Kunnen we het verleden verwerken tot een positief ideaal van ‘dat nooit weer’?
In haar vuistdikke boek waar ze drie jaar aan werkte, benadrukt Neiman de verschillen tussen Vergangenheitsaufarbeitung in Duitsland en de Verenigde Staten.
Neiman voerde vele, vele gesprekken met Duitsers en Amerikanen, waaruit blijkt hoe ingewikkeld en confronterend het is om als natie naar je eigen geschiedenis te kijken.

In deel I Duitse les gaat Neiman in op de Duitse pogingen in het reine te komen met de nazitijd, zowel voor als na de hereniging. De meerderheid van alle Duitsers dacht dat de eigen ellende über alles ging. Susan Neiman analyseert Duitslands omgang met het verleden met een nogal roze bril: ze blijft positief over Duitsland; ondanks dat in Duitsland in 2019 13% meer antisemitische misdrijven plaatsvonden en een toename was te zien in andere politiek gemotiveerde incidenten. In 2019 meer dan 41.000, een toename van 14% met het jaar ervoor. De Duitse welkomstcultuur laat immers zien dat er veel meer Duitsers zijn die de vluchtelingen steunen dan op extreemrechtse partijen stemmen als de AfD, aldus Neiman.
De vooruitgang van Duitsland wordt weliswaar bedreigd, maar progressieve democratische waarden tonen hun bestaansrecht in de manier waarop ze reageren op iedereen die ze probeert te ondermijnen. ‘Door de Duitse zoektocht naar verlossing nader te onderzoeken, en deze te vergelijken met waar anderen falen, kunnen we leren om trots te zijn op het werk dat al is gedaan – en het te beschermen tegen iedereen die het ongedaan wil maken.’ De bereidheid om je beschamende geschiedenis onder ogen te zien kan tot een bewijs van kracht worden.

In deel II Het bitterzoete zuiden, beschrijft ze uitgebreid de erfenis van het diepgewortelde racisme in het Diepe Zuiden van Amerika. Neiman reist door Mississippi om te onderzoeken wat er precies heeft plaatsgevonden in de afgelopen eeuwen en wat daar nu nog steeds de gevolgen van zijn. Mississippi was de eerste staat die de Black Codes invoerde, waarmee de rechten werden ingetrokken die bevrijde zwarte mannen en vrouwen bij de emancipatie waren beloofd. Ze beschrijft uitgebreid de wrede moord op de zwarte jongen Emmett Till (28 augustus 1955), en het proces waarbij de moordenaars werden vrijgesproken door een volledig witte jury en gaat op zoek naar een antwoord op de vragen wat de moord vandaag nog betekent in de Mississippi Delta, hoe wordt die herinnerd? Hoe wordt de herinnering onderdrukt? En wat vindt de plaatselijke bevolking, zwart en wit, van de pogingen om de moord te herdenken? De moord op Emmett Till doet er nog steeds toe, de demonstranten van Black Lives Matter roepen ‘Michael Brown, Emmett Till – How many black boys will you kill?’
Neiman constateert dat Amerikanen nu beginnen in te zien dat het niet eerder onderzochte verleden zich opdringt aan het heden. Het verleden blijft ons achtervolgen als we het niet onder ogen willen zien.

De beide delen geven inzicht in de verschillende manieren om met het nationale verleden om te gaan, of het te negeren.
Susan Neiman hoopt dat Amerikanen maar ook andere volkeren een voorbeeld nemen aan de Vergangenheitsaufarbeitung in Duitsland. Neiman verzuimt te vermelden dat er ook in Amerika wel degelijk aandacht wordt besteed aan ongemakkelijke geschiedenissen, zoals bijvoorbeeld de Vietnamoorlog.

In deel III Dingen rechtzetten geeft ze haar versie op hoe het eigenlijk zou moeten zijn. In hoeverre zijn we verantwoordelijk voor ons nationale verleden, hoe moeten we onze kinderen opvoeden, monumenten oprichten of verwijderen, het herstel van aangericht onrecht organiseren en politieke culturen construeren? Hoe kunnen we het verleden gebruiken wanneer we nadenken over onze morele en politieke toekomst?

Wat we van de Duitsers kunnen leren is geschreven net voordat de BLM de wereld veroverde.

Susan Neiman – Wat we van de Duitsers kunnen leren. Uitgeverij Lemniscaat, Rotterdam, 2020. ISBN: 9789047710226 |

Kijk naar: Susan Neiman im Gespräch mit dem Schriftsteller Ingo Schulze: 
https://www.volksbuehne.berlin-von-den-deutschen-lernen/10718

Susan Neiman heeft het grootste deel van haar filosofisch werk gewijd aan de verdediging van de vaak belasterde Verlichting, en huldigt de kernwaarde die Jean Améry aan de Verlichting toedicht: ‘kennis leidt tot erkenning, en erkenning tot moraliteit’. Zij publiceerde o.a. Het kwaad in het moderne denken, Morele helderheid en Verzet en rede in tijden van nepnieuws.

Zie ook:

Linda Bouws – St. Metropool Internationale Kunstprojecten




Bloemgracht

Hersteld Apostolische Zendingkerk – Stam Juda, Bloemgracht, Amsterdam

Er hangt een serene rust over de stad als ik op deze vroege zondagochtend over de Bloemgracht wandel. Op een van de bruggen sta ik even stil. Het zwartje hondje dat verbaast naar me opkijkt vanaf een woonboot, groet ik vriendelijk. Daar is ie niet van gediend. Hij staat op en wandelt naar de kajuit.

De deuren van het kerkje verderop, verscholen tussen de trapgevels, zijn nog dicht. Over een paar uur zal zachte orgelmuziek aan vroeger doen denken.

Gisteravond zag ik de advertentie voorbijkomen waarin dit ‘karakteristieke gebouw’ te huur wordt aangeboden. Ook hier heeft God de slag verloren. Daar ligt de makelaar niet wakker van zo te lezen. Die spreekt van een unieke single tenant optie.
Dat heeft allemaal voordelen: ‘Single tenant betekent dat u als huurder de enige bent in een gebouw en het helemaal huurt. U hoeft in deze vorm van huur niets te delen met andere bedrijven en kunt het gehele pand naar eigen inzicht (rekening houdend met de verhuurder) indelen en inrichten. De huurovereenkomst is hierbij vaak voor langere termijn, vaak vijf of tien jaar.’

Zo had je de kans om met een paar muntjes voor de collectezak en een rolletje King voor eeuwig contact met Hem te hebben, zo betaal je 15.000,- euro per maand om helemaal in je uppie te zitten.