Amsterdammertje

ReschHolland1

Mijn zoon is geboren in Amsterdam. Ikzelf ben aan komen waaien, toen ik eenmaal uit het nest vloog. Ik heb er zelf voor gekozen. En daarmee ook voor hem.

Mijn zoon zal de organische herinneringen hebben van hier opgroeien, van het als je broekzak kennen van een buurt, maar niet de straatnamen weten. Omdat je die niet hoeft te kennen om je weg te vinden. Hij zal zwaar beladen raken van herinneringen aan Amsterdam. Elke voetstap een afdruk in zijn hart, die samen glinsterende paden vormen, als wortels in de klei van deze op palen gebouwde stad.

Dit is de speeltuin waar hij leerde lopen. Dit is de boom waar hij leerde klimmen. Dit is het park waar hij leerde fietsen. Op deze straathoek wachtte hij op zijn vrienden en in deze gracht zwom hij in de zomer als de hitte in ons pakhuis niet te doen was. Hier kuste hij voor het eerst een meisje, of een jongen, dat weet ik nu nog niet. En verderop het IJ, waar de wind zijn buien altijd kon kalmeren. Paden die uitwaaieren naar de voetbalvelden, de zwemplassen, de muziektempels van de stad, over grachten, straten en bruggen.

En hij zal niet anders weten.
De lijnen die uitliepen van mij in hem schieten nu wortel in deze straten. Vormen een glinsterend web, een vangnet voor altijd.
En hoezeer we ook ons leven hier nu delen, onze herinneringen zullen nooit dezelfde zijn. In dezelfde straten ziet hij andere dingen, dezelfde dingen ziet hij met andere ogen.

Allebei houden we van Amsterdam. De wind waait door de straten en door onze haren en we voelen ons thuis.
Mijn Amsterdam en zijn Amsterdam. Ons Amsterdam.




Inge – Altijd in beweging. Elke stap een nieuw evenwicht.

Neergaan is niet altijd vallen
Je legt je benen zachtjes neer in een spagaat
Je armen eroverheen
Je hoofd eroverheen
Rust
In de lucht klinkt de muziek door
De aarde draait onder je door
Wiegt je
Na een paar maten draai je langzaam weer omhoog
Een pirouette
De armen reiken
Hoger en hoger
Je springt en bent los

 

Om te kunnen dansen moeten je voeten altijd wakker zijn, klaar staan voor de volgende pas. Ook als je stil staat. Balans betekent ook: altijd klaar zijn voor een volgende beweging.
Inge, een blonde vrouw met rustige heldere ogen, danst al sinds ze jong is. Haar eerste stapjes zette ze in Voorhout en door een verhuizing zette ze haar eerste danspassen in Enkhuizen. Toen ze ging studeren sprong ze naar Amsterdam, waar ze danste van Bos en Lommer naar de Baarsjes naar het Javaplein naar de Insulindeweg. En ook naar de Bootstraat op Wittenburg waar ze bij een hospita woonde. Toen ze er voor het eerst met de bus heen ging, dacht ze “Waar gáát deze bus naartoe??”

De Oostelijke Eilanden zijn eilanden en zo voelen ze ook echt, al liggen ze in Amsterdam Centrum. Ze vond het een heel fijne buurt, compact, midden in de stad én met een echt dorpsgevoel. Ze bracht het jongste kind van de hospita ook wel eens naar school, de buurtschool waar haar eigen zoon inmiddels ook heen gaat. Want na jaren, en meerdere andere woonplekken, woont ze nu alweer een aantal jaar op Wittenburg, op een steenworp afstand van haar oude hospita.

Toch was het niet een bewuste keuze om precies hier weer terecht te komen. Ze was in Amsterdam gaan studeren omdat dat toch wel the place to be was. Als tiener ging je winkelen in Amsterdam, als twintiger ging je studeren in Amsterdam. Maar studeren was geen vrijheid-blijheid voor Inge. Omstreeks de start van haar studie orthopedagogiek werd haar vader ernstig ziek en tegen het einde van haar studie overleed hij, veel te jong, op zijn vijftigste. Die jaren van zijn ziekte waren heel zwaar voor haar. Ze pendelde veel heen en weer tussen Amsterdam en Enkhuizen. En naar de balletschool in het naburige Grootebroek, want dat was haar redding: héél véél dansen.
Dan kon ze alles even opzij zetten. Terwijl ze in Amsterdam niet echt een sociaal leven opbouwde, vormde de groep mensen waarmee ze danste haar sociale leven, haar wortels. Het was een plek waar ze zich geborgen voelde en waar ze in de beweging tot rust kon komen.
Haar moeder begreep dat niet. ‘Die balletschool heb je toch al helemaal gezien? Moet je niet eens van ballet af? Je woont in Amsterdam. Maak je eens los.’ Ze wilde Inge juist altijd stimuleren om er op uit te trekken, de wereld te zien, onafhankelijk te zijn. En tegelijk vindt ze tegenwoordig de afstand Enkhuizen-Amsterdam juist erg groot, nu ze oma is. Inge voelt de afstand ook, maar voelt hem anders dan haar moeder. Een kilometer is altijd 1000 meter, maar voor de één is dat een hardlooprondje tijdens een verkoudheid, voor de ander is soms elke stap teveel.

Na haar studie begon ze te werken als gezinsvoogd en na een jaar kwamen er heel veel kilometers tot haar moeder in Enkhuizen bij toen ze voor een organisatie in Boston in de Verenigde Staten ging werken. In een uitwisselingsprogramma bracht ze over hoe in Europa met jeugdzorg wordt omgegaan. En via dat programma leerde ze een man kennen waar ze tot over haar oren verliefd op werd. Een Zwitser waarmee ze op avontuur ging door de VS, en waarmee het avontuur door ging toen Inge naar Nederland en hij naar Zwitserland terug ging. Weer pendelde Inge veel, tot hij besloot bij haar te komen wonen, op dat moment weer even in Enkhuizen.

Het bracht wat rust niet meer te hoeven pendelen, en dat kon ze goed gebruiken want na terugkomst uit de Verenigde Staten was de koek bij Inge even op. Studeren, afstuderen, een eerste baan. Het overlijden van haar vader na jaren ziekbed. Haar moeder die twee maanden daarna ook kanker bleek te hebben, waar ze gelukkig van genas. Een prachtige maar ook intense reis naar de Verenigde Staten. En een hemelshoge verliefdheid die haar wereld op zijn kop zette.
Het was een achtbaan en even teveel. Ze nam gas terug en nam rust.
En na een poos kwam ze er weer langzaam bovenop. Samen met haar man verhuisde ze naar de Baarsjes in Amsterdam en begon ze te werken bij een organisatie gespecialiseerd in jeugdhulp.

De fascinatie met familie en familierelaties begon al heel vroeg. Volgens Inge’s moeder, ook gezinsvoogd, wilde Inge vroeger als klein kind al alles weten van de familie en de familiegeschiedenis. Feiten bleven niet echt hangen maar de verhalen wel. ‘Hoe was opa? Hoe was oma?’
Ze wilde weten hoe bepaalde situaties waren ontstaan, waarom mensen bepaalde beslissingen namen, hoe mensen met elkaar omgingen. Achter de feiten zitten altijd de verhalen.
In haar familie waren de familiebanden ingewikkeld. In welke familie niet? Haar ouders waren uit elkaar gegaan toen ze nog klein was. Gelukkig konden ze goed afspraken maken, maar het was toch pijnlijk. En ook fascinerend. Inge’s gevoeligheid voor de draadjes tussen mensen ging samen met gevoeligheid over haar eigen plek tussen die draadjes. Ze was een onzeker en verlegen kind, dat buikpijn kreeg als een ander kind in haar klas gepest werd, ze voelde de pijn en de onrechtvaardigheid. Tegelijk durfde ze er niet tegenin te gaan, bang als ze was zelf buiten de groep te worden gezet.

Onzekerheid heeft Inge lang achtervolgd in de vorm van het zogenaamde impostor syndrome, de overtuiging die iemand kan hebben dat ondanks goede prestaties zij of hij op een dag door de mand valt en iedereen ziet dat zij/hij de geleverde prestaties eigenlijk niet kan, dat zij/hij heeft gesjoemeld om het te bereiken.
Zo dacht Inge altijd dat ze niet goed kon leren, en op puur geluk van de mavo op de havo op het hbo terecht was gekomen. Na haar hbo-propedeuse sociaal agogische dienstverlening ging ze orthopedagogiek studeren. Ze had gewoon toevallig al die voldoendes gehaald. En op dit moment heeft ze net vanuit haar werk een tweejarige post-doctorale opleiding orthopedagoog generalist afgerond, ‘ook met geluk hahaha!’.

Gelukkig is dit onzekere gevoel aan het slijten. Hoewel het ook niet alleen negatief is. Op haar eerste opleidingsplek kreeg ze eens de feedback dat ze wat onzeker was. Ze vatte dit op als kritiek maar haar werkbegeleider bedoelde het juist als iets positiefs: Inge stelde altijd extra vragen, wilde de zaken goed begrijpen, van haar twijfel en zoeken werd het werk beter.
En juist in het werken met kinderen is het vragen en het zoeken, de interesse naar het verhaal enorm belangrijk. Ze gaat zitten met de kinderen, tekenvel erbij en stiften om te tekenen. Vraagt ze dan: “Waar maak je je zorgen over? Waar zou je je minder zorgen over willen maken?” En, heel belangrijk: “Wat is er goed?” Inge veert helemaal op als ze hierover vertelt.

Dat vindt ze ook wel mooi aan deze tijd, dat de benadering veelal oplossingsgericht is en niet meer zo probleemgericht. De blik is veel breder: er zijn dingen lastig in het leven maar niet alles, er zijn ook veel dingen goed en leuk. Daarnaar op zoek gaan met de kinderen is heel mooi.
Met de ouders is ze altijd op zoek naar de intentie. Bijna 100% van de ouders heeft goede intenties en houdt van zijn of haar kind. Alleen is het gedrag om die intenties te bereiken soms onhandig. Zo nemen ouders ook weer hun eigen opvoeding met zich mee, ook zij zijn vroeger met een bepaalde missie en idee opgevoed. Een jeugd kan diepe sporen nalaten en mensen kunnen een leven bezig zijn met het leren omgaan met die sporen.

De recente opleiding die ze heeft gedaan heeft Inge weer extra herinnerd aan hoe complex het is om een fijne opvoeding op te bouwen. Goede hechting, een veilige basis bieden, de behoeftes van je kind kunnen zien en ernaar kunnen handelen… De intenties stromen vaak in overvloede, maar die stroom wordt omgebogen, verlegd, afgekapt, ingedamd, verhuld door iemands eigen ervaringen en pijn. De opleiding was voor Inge een spiegel over haar relatie met haar moeder, en deed haar weer des te meer beseffen dat ‘dit het is’. Inge valt even stil, houdt woorden binnen…
Dan vervolgt ze: “Beter genieten van wat er is en je niet branden aan dingen die je toch niet kan veranderen.”

Ze is nu zelf ook moeder, en ervaart dat het krijgen van een kind een trommeltje aan héél veel emoties opent. Wat je voelt voor je kind en wat je doet met je kind, is ook weer een spiegel. Graag zou ze haar zoontje helemaal plat willen knuffelen elke keer dat ze hem ziet, terwijl ze weet dat haar stoere mannetje daar lang niet altijd op zit te wachten. Dan moet ze zich inhouden.
Gaat Inge door haar opleiding en werk ook analytischer te werk in de opvoeding van haar eigen zoon? Inge moet lachen. Ze heeft inderdaad veel kennis over kinderen en opvoeden maar het is tegelijk ook een handicap. Ze merkt dat ze vaak ook buiten haar werk ‘aan’ staat, als ze situaties in het wild tegen komt. Dat kan haar spontaniteit in de weg zitten. En daarnaast, je kan nog zoveel weten van iets, maar eigenlijk weet je ook weer helemaal niks. Want elke ouder en elk kind is anders. En vooral, thuis komen alle emoties erbij. Thuis is ze gewoon Mama Inge. Haar zoontje is haar grote trots, daar is ze zo vol van! Inge’s heldere ogen stralen.

Ze hoopt haar zoon de vaardigheden mee te geven om een fijn leven te leiden, om fijne mensen om zich heen te verzamelen. Dat hij dingen doet waar hij blij mee is. Dat hij blij is er te zijn. Willen dat je kind gelukkig is, is zo lastig om te willen! Je kan bouwstenen meegeven waar hij zelf hopelijk een mooi huis mee kan bouwen.
Intenties en het leven, het is wat het is. Maar dat maakt het leven niet minder waardevol. Inge vindt haar werk in de jeugdzorg prachtig, ondanks de pijn die ze bij mensen tegen komt, ze probeert ook hier bouwstenen mee te geven. Zo is ze nu bezig met een meisje dat moeite heeft met dat haar vader steeds verschijnt in haar leven en dan weer verdwijnt. Inge maakt het niet mooier dan het is: de vader is niet te veranderen, dit is het nu. Maar… dat is geen eindpunt. Samen met het meisje kijkt ze dan naar wat dit met haar doet, dat ze zich afgewezen voelt, en zoeken ze naar het antwoord op ‘maakt dit jou een minder mooi mens?’ (Spoiler: Nee!)

Geen eindpunt. Altijd in beweging. Wat Inge heeft geleerd in haar leven: ‘Dat ik er weer bovenop kom!’ Dat het wel goed komt. Ze kan dingen heel eng en spannend vinden, en dan doet ze ze toch. Ze spreekt de woorden krachtig uit.
Blijkbaar zit ergens een diep basisvertrouwen. Misschien geeft ‘het is wat het is’ ook kracht voor de volgende stap. Zoals bijvoorbeeld misschien nog een keer een studie doen. Op een dag gaan werken met de andere kant van de generaties, oudere mensen. En ook, zichzelf beetje bij beetje steeds meer gewoon goed te vinden. Dat lukt steeds beter maar ook dat is een levenslang pad.
Ondertussen is ze stinkend trots op wat ze heeft bereikt. Zoals op haar reis naar de Verenigde Staten, op het afmaken van haar studie, op het afronden van de post-doctoraal. Ze heeft het toch maar geflikt!

Met dansen is Inge nooit opgehouden. Het is echt een grote liefde. Als ze naar dansvoorstellingen gaat, dan voélt ze de dans alsof ze zelf op dat podium staat. Als tiener had ze wel danseres willen worden bij Madonna, en dan hele wereld over mee op tournee! Nu is ze wel blij dat ze geen professioneel danser is geworden. Ze lest tegenwoordig nog steeds, bij een leuke lerares in de Watergraafsmeer, die wel professioneel danseres is geweest en de verhalen erover zijn niet mals.
Het zou geen fijn pad voor Inge zijn geweest. En het dansen zit toch ín haar.
Altijd in beweging. Elke stap een nieuw evenwicht.

Dit portret van Inge is onderdeel van een serie over de Oostelijke Eilanden: http://rozenbergquarterly.com/de-oostelijke-eilanden/




De Oostelijke Eilanden

Tweede Coehoornstraat in de Czaar Peterbuurt – Foto Neeria Oostra Malaver

In Sporthal Oostenburg is het een kakofonie van kinderstemmen. Het is vakantie en de sporthal is omgebouwd tot een groot activiteitenparadijs. Kleine kinderen, sommige nog in de luier, rennen tussen jonge tieners door. Moeders, veel moeders, maar ook vaders en opa’s en oma’s kijken naar hun kinderen of op hun telefoon.
Allerlei mensen door elkaar, allerlei kleuren door elkaar. Vanmiddag voelt dit als het kloppend hart van de wereld, gillend, rennend, lachend, tuimelend. En voor de kinderen is het dat ook.

In deze buurt, de Oostelijke Eilanden, tussen de wateren van het Marineterrein, de Dijksgracht en de Nieuwe Vaart, groeien deze kinderen op. Dit is hun leefwereld. Kattenburg, Wittenburg en Oostenburg. En nu ook de Czaar Peterbuurt en meer recent ook het Funen.

Als onderdeel van de zogenaamde Vierde Uitleg, een grote uitbreiding van toenmalig Amsterdam, werden tussen 1650 en 1662 eerst Kattenburg, daarna Wittenburg en tot slot Oostenburg aangelegd. Hiermee kwam er extra plaats voor de scheepsbouw. Vanaf deze scheepswerven vertrokken ook schepen naar Oost-Indië en Amerika. Het werden werkeilanden, al woonden er toen ook al wel mensen, vooral arbeiders die op de scheepswerven werkten.
Al heel vroeg, in 1671, verrees de Oosterkerk die door de eeuwen heen een belangrijke buurtfunctie vervuld heeft en nog steeds belangrijk is als ontmoetingsplek in de buurt.

Het eerst gevormde eiland Kattenburg werd voor de helft toegewezen aan de Admiraliteit, met de Marinewerf en ‘s Lands Zeemagazijn, het tegenwoordige Scheepvaartmuseum, als grote markeringspunten. Op de andere helft konden particulieren een werf en woning vinden. Op het tussenliggende Wittenburg moesten ook kleinere particuliere werven komen. Deze kwamen in die turbulente decennia niet van de grond en ruim een eeuw later hadden zich er nog maar weinig particulieren gevestigd.
De VOC kreeg heel Oostenburg toegewezen. Hier kwamen werven en het kantoor en werden alle activiteiten van deze multinational gehuisvest. De meeste belangrijke gebouwen van de VOC zijn verdwenen. Pakhuis Oostenburg staat nog wel overeind. In 1795 werd de VOC failliet verklaard. Een dertigtal jaar later vestigde de Fabriek van Stoom- en Andere Werktuigen zich op Oostenburg en nam het eiland bijna net zo absoluut over als de VOC eerder. Dit bedrijf ging uiteindelijk in de 20e eeuw op in Stork dat daar tot 1998 is gebleven.

Het failliet van de VOC markeerde ook de overgang van de grootschalige scheepsbouw naar andere bedrijvigheid als gevolg van de Industriële Revolutie. Een deel van de Wittenburgervaart werd gedempt en daar verschenen grote industriële hallen, de Van Gendthallen.
Vanaf 1832 werden de eilanden ter bescherming van het IJ afgesloten door de Oosterdoksdijk, waarop in 1874 de spoorbaan naar het oosten werd aangelegd. Hierdoor werden er geen nieuwe straten aan vast geplakt waardoor de Oostelijke Eilanden eilanden gebleven.
In de 19e eeuw verdween langzaamaan de scheepsbouw van de eilanden en werden het meer en meer wooneilanden. Alleen op Oostenburg is het gemengd woon-werkkarakter nog terug te vinden. De Czaar Peterstraat en omgeving is vanaf de aanleg in de 19e eeuw woonbuurt geweest, voor de arbeiders en de zeevaarders.

Bijltjesdag
De bewoners van de eilanden werden vroeger Bijltjes genoemd, naar het belangrijkste werkinstrument in de scheepsbouw. Deze naam raakte wijd bekend vanwege de befaamde Bijltjesdag. Op 29 mei 1787 kwamen de zeer Oranjegezinde bewoners van de Oostelijke Eilanden in opstand tegen de Republikeinen die de macht hadden overgenomen in Amsterdam. De spanningen tussen Republikeinen en Prinsgezinden liepen al jaren op toen in mei 1787 in het centrum vernielingen werden aangericht tegen Republikeinse gebouwen. De Bijltjes van de Eilanden haalden de brug naar Kattenburg op en verschansten zich op de eilanden. Het lukte de republikeinen de brug weer neer te halen en ze ondernamen hierop een bloedige vergeldingsactie.

Een ander voorbeeld van opkomen voor zichzelf is het aardappeloproer in 1917. Door de Eerste Wereldoorlog was de bevoorrading van Nederland in de knel gekomen en in Amsterdamse volkswijken raakten de aardappelen op, volksvoedsel nummer 1. In de zomer van 1917 kwamen vrouwen in de Jordaan en op de Oostelijke Eilanden in opstand en gingen de stad door op zoek naar aardappels. Zowel op het Haarlemmerplein als op het Kattenburgerplein vielen er doden toen het leger in een aantal dagen het aardappeloproer bedwong.

Vanaf de tweede helft van de 20e eeuw werden de inmiddels flink verpauperde woningen van de eilanden aangepakt. Er kwam nieuwbouw voor in de plaats en ook het stratenplan werd gewijzigd. Weinig gebouwen zijn blijven staan, alleen in de Czaar Peterstraat zijn ze gespaard gebleven.
Tijdens de sanering moesten bewoners elders verblijven. Veel Kattenburgers keerden terug naar de eilanden, de liefde voor de buurt was groot. Op de andere eilanden mochten de oude bewoners niet automatisch terugkomen en kwamen er ook veel nieuwe bewoners bij.
De buurt veranderde: van een levendige drukbebouwde buurt die aan de Jordaan deed denken naar een rustigere woonbuurt met veel minder bedrijvigheid.

Torenpunt van de Oosterkerk – Foto Neeria Oostra Malaver

Incidenten
Er is de laatste jaren veel over de Eilanden gezegd en geschreven, en niet altijd positief. En ook begrijpelijk, er zijn heftige dingen gebeurd. Meerdere schietincidenten in 2017 en 2018, waar doden en gewonden bij zijn gevallen. Indicaties van verwikkeling van de drugswereld met de buurt. En jongeren uit de buurt die hierin betrokken raken.
Dit soort ontwikkelingen brengen enorme pijn met zich mee en slaan gaten in een buurt.
Was het vroeger een echte arbeidersbuurt, ook tegenwoordig is het volgens de statistieken geen welvarende buurt. Veel mensen in een lagere sociaal-economische positie, weinig scholing en laaggeletterdheid komen veel voor.
Maar dat doet niet af aan de levendigheid van de buurt, de betrokkenheid van heel veel buurtbewoners, de wil om verbinding te blijven zoeken met elkaar. Er wordt van alles georganiseerd: een aardappelfestival, touwtje trekken op de bruggen tussen de eilanden, voetbaltoernooien, brunches in de speeltuin, kerst- en suikerfeestvieringen, er zijn zangkoren …. En ook samen met andere partijen zoals gemeente en sportorganisaties, die bijvoorbeeld zorgen voor veel sportactiviteiten voor de jeugd.
Deze begeestering stijgt misschien wel op uit de zandgrond van deze eilanden en de wateren eromheen. Een geschiedenis van werken in de scheepsbouw en andere ambachtelijke industrie, de neuzen in de wind, de blik richting zee. Er is bewustzijn van de grote wereld, en van de thuishaven daarin. Dat brengt trots over de eigen plek. Zoals de Bijltjes in 1787 de krachten bundelden en hun eilanden verdedigden, zo laat de buurt het er nu ook niet bij zitten maar daagt de nieuwsverhalen uit en blijft eigen verhalen maken.

Oosterkerk die als rustig bolwerk over Wittenburg uitkijkt.
De boot gemaakt van autobanden in de Wittenburgervaart.
Het Kattenburgerplein waar de buurt haar anker uitgooit.
De oude pakhuizen met hun statige balkenscheefheid.
Het winderige water van de Dijksgracht.
Het Oostenburgerpark aan de voet van Pakhuis Oostenburg.
De prachtige doorkijk over de Nieuwe Vaart naar Molen de Gooyer.

Doorkijk over de Nieuwe Vaart naar molen De Gooyer – Foto Neeria Oostra Malaver

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Voor de kinderen die hier opgroeien is dit hun wereld, zij verdienen dat een mooi verhaal hun jeugd kleurt. En dat is nu, niet morgen.
De plek waar ze wonen, hun thuis, is iets om trots op te zijn, en verdient waardering. En respect. Hoe groot of klein ook, of het dak lekt of dat de muren kanariegroen zijn. Het is de plek waar een mens woont, waar geleefd wordt, waar ieder zijn eigen verhaal maakt.
Net als de buurt waar dat thuis staat. De verzameling huizen waar allemaal mensen met hun eigen verhalen hun levens leven. De buurt die leeft door de mensen die er leven, als glinsteringen die je op een zonnige dag overal ziet sprankelen. Allemaal bijzonder door hun eigen verhaal.

In deze serie portretteren we Amsterdammers. Wie wonen er in deze stad? Waar wonen ze en wat betekent hun buurt voor ze? Hoe zijn ze komen te wonen waar ze wonen? Wat drijft hen? Wat kwetst hen? Wat zijn hun dromen om naar uit te kijken? En waar kijken ze met trots op terug?
Zoveel verschillende mensen, zoveel verschillende verhalen. En vaak lijken we allemaal ook weer op elkaar. Allemaal mensen, allemaal Amsterdammers.

Het eerste portret: Amina ~ Het is goed zo
Het tweede portret: Inge ~ Altijd in beweging. Elke stap een nieuw evenwicht  

Achtergrondinformatie over de Oostelijke Eilanden

Buurtverhalen
https://mariabervoets.wordpress.com/category/kattenburg-wittenburg/
https://mariabervoets.wordpress.com/tag/oostelijke-eilanden/
https://www.buurtboeken.nl
http://buurtwinkels.amsterdammuseum.nl/2125/nl/kattenburg-rond-1960

Historie
https://www.theobakker.net/pdf/haven.pdf

Bestemmingsplan Oostelijke Eilanden:

Toelichting op het bestemmingsplan
https://www.planviewer.nl/index.html

De Oostelijke eilanden binnen Amsterdam:
https://www.planviewer.nl/3.1.html

De haveneilanden in transformatie:
https://www.planviewer.nl/3.2.html

Bijltjesdag
https://alleamsterdamseakten.nl/bijltjesdag-live/

Aardappeloproer (PDF)
https://www.ru.nl/aardappeloproer_1.pdf

Incidenten laatste jaren
https://panorama.nl/onderwereldgeweld-amsterdam
https://www.at5.nl/artikelen/177850/oostelijke-eilanden-al-vijf-jaar-in-greep-van-onderwereldoorlog
https://www.telegraaf.nl/zestien-jaar-voor-dodelijke-schietpartij-kattenburg




Amina ~ Het is goed zo

Vanuit de zilte lucht, uitkijkend over de zee bij Tetouan
Waar de wind warm over haar wangen aait
Jaren geleden op weg gegaan

Nu al lang in Amsterdam, kijkend door de Czaar Peterstraat
De wolken buitelen over de gebouwen.
Ze hoeft nergens heen; het is goed zo.

Amina – Foto Neeria Oostra Malaver

Amina is een kleine vrouw die stevig met beide benen op de grond staat. Ze heeft een mooie lach en iets verlegens in haar blik, als het je lukt haar recht in de ogen te kijken. Want ze leidt graag de aandacht af van zichzelf.
Ze heeft hard gewerkt in haar leven. Met haar gulle lach en een praatje voor iedereen heeft ze jarenlang op de markt gestaan. Op de Dappermarkt, de Kinkerstraat, op de Albert Cuyp. Ook in de winterkou.  Altijd was het gezellig, iedereen was vrolijk.
Ze begon bij een dame bij wie ze tijdens haar opleiding stage had gelopen en die haar daarna graag wilde houden. Naast de kraam had de eigenaresse een kledingwinkel en Amina ging geregeld voor winkel en kraam de kleding kopen in het confectiecentrum. Ze had zó een eigen zaakje kunnen beginnen, ze wist er alles van.
Ze stopte ermee toen ze ging trouwen. Een mooie Marokkaanse bruiloft, met een Algerijnse man. Haar eerste echte liefde. Ze verhuisde naar de Blankenstraat in de Czaar Peterbuurt. Niet al te ver van haar ouders in de Transvaalbuurt, de plek waar ze sinds haar zesde met haar vijf broers en een zus was opgegroeid. In een huis vol stapelbedden.

In de Blankenstraat kreeg ze twee zoons. Toen de woning in het monumentale gebouw te klein werd voor het gezin, verhuisden ze naar een hoek van de Czaar Peterstraat, vlakbij. Het was zacht gezegd niet zo’n nette buurt destijds. Verkrotte gebouwen, veel garages, junks, prostituees. Maar de buurt is enorm vooruitgegaan. Er zijn nu allemaal leuke winkeltjes. En hoewel Amina nog heeft mee geprotesteerd tegen de komst van de tram door de Czaar Peterstraat, is ze er nu blij mee. Ze heeft geen last van het lawaai en je bent zó overal!
Ze houdt van Amsterdam, en van deze buurt. Ze is er trots op dat ze in deze stad woont. En nog in het centrum ook! Trots dat haar ouders naar Nederland zijn gekomen, dat ze hier nu wonen. En ze wil ook niet meer weg hier. Haar ouders ook niet trouwens. Ze hebben een huisje in Tetouan, maar ze willen niet permanent weg uit Nederland. Ze zijn gewend, hier zijn hun kinderen. En ze hebben het hier goed.
Soms gaat ze op bezoek bij haar opa of haar broer in Lelystad. Maar dan wil ze al heel gauw weer weg, terug naar Amsterdam. Amsterdam hééft het! Allure, net als Londen of Parijs.

Familie is heel belangrijk. Vaak gaat ze op zaterdag naar haar ouderlijk huis, waar dan alle kinderen en kleinkinderen bij elkaar komen. Dan is het een drukke boel en heel gezellig. Ze ziet haar familie regelmatig en ze steunen elkaar. Amina klaagt nooit en dopt altijd haar eigen boontjes. Het zit niet in haar om om hulp te vragen. Haar moeder zegt: ‘Van Amina hoor je nooit iets, die heeft alles altijd goed geregeld.’
En zo is het, post blijft nooit ongeopend liggen, ze regelt altijd alles meteen. Al vanaf de geboorte van haar jongens heeft ze een spaarrekening voor elk van hen. Voor later, voor de studie.

Als er iets is, stapt ze direct op iemand af. Zoals op de trainer van de vorige voetbalclub van haar zoon, omdat hij voornamelijk op de bank zat zonder goede reden. Tegen onrechtvaardigheid kan ze slecht. Dan wordt ze een leeuwin. Ze is niet bang.
Dat is ook een belangrijke les die ze heeft geleerd in haar leven: dat je sterk moet zijn. Met twee kinderen moet je verantwoordelijk zijn. Vroeger hoefde dat niet, dan leefde ze toe naar de zomer, als ze op vakantie kon. In haar eigen autootje de weg op, naar Marokko. Achter de auto van haar ouders aan. Nu denkt ze: ‘Laat het geen juli zijn, geen vakantie, de tijd gaat zo snel!’
Nu moet ze sterk zijn, haar kinderen goed opvoeden. Ze wil ze respect meegeven, goed gedrag, lief zijn voor anderen. Dat ze goed moeten studeren. En stevig in hun schoenen moeten staan. ‘En dan nog weet je nooit of je het goed doet.’ Amina’s ogen vullen zich met tranen als ze dat zegt. Ze geeft haar liefde en leven, maar de onzekerheid of ze het goed doet, blijft.

En de jongens doén het goed. Ze doen het goed op school, zijn lief voor anderen. Beide zijn gek op voetballen en hebben talent. De oudste heeft veel gevoetbald, meegedaan aan toernooien in het buitenland, maar toen hij op het VWO kwam, merkte hij na een jaar dat hij te weinig tijd had voor school. Hij wilde stoppen. Amina vond het vreselijk en heeft nog geprobeerd het uit zijn hoofd te praten, net als de rest van de familie, maar haar zoon bleef bij zijn besluit. Hoe jammer ook, zijn standvastigheid is ook juist sterk, weet Amina.

Gezellig als ze is, babbelt Amina met iedereen, maar ze heeft geen grote vriendenkring. En dat is goed zo, ze houdt ervan thuis te zijn, met haar zoons. Ze luistert graag naar André Hazes. Lekker meezingen tijdens het koken. Soms wordt dat meehuilen: ‘De teksten raken me. Ze zijn wáár.’
Ze houdt ook van rai-muziek. Maar vooral van Nederlandstalig. Ze voelt zich zowel Nederlands als Marokkaans. Het Marokkaans-zijn is een specifiek deel van haar. Al was ze zes toen ze naar Nederland kwam en ze eigenlijk geen herinneringen heeft aan haar eerste jaren.
Ze vindt het jammer dat ze haar zoons niet van jongsaf aan consequent Marokkaans heeft geleerd. De oudste begint er nu in geïnteresseerd te raken. Als ze het over zou kunnen doen, zou ze haar jongens Marokkaans hebben geleerd. Maar je leven kun je niet over doen.

Zoals veel mensen met een Marrokkaanse achtergrond is Amina moslim. Ze draagt alleen geen hoofddoek, daar krijgt ze het zo benauwd van. Haar ouders hebben er ook nooit iets van gezegd. De islam zit van binnen.
Ze kan er niet tegen als mensen slecht zijn voor elkaar. Het egoïsme in de wereld, oorlog, het elkaar niks gunnen. Ze wordt er emotioneel van. Ze zou de wereld willen zeggen dat we lief moeten zijn voor elkaar, respect moeten hebben voor elkaar.
‘Als iemand iets niet heeft, en jij wel, gééf het dan, help diegene dan!’
Ze is al blij met een kopje thee en een brood. Uiteindelijk gaan we allemaal dood en laten we alles hier.

Ooit was het haar droom om kapster te worden. Of stewardess, in zo’n mooi pakje met zo’n sjaaltje.
Vóór haar opleiding voor de markt was Amina begonnen aan een opleiding tot kapster. Maar daar moest ze mee stoppen omdat ze zelf de dure oefenmaterialen aan moest schaffen en daarvoor was niet genoeg geld thuis. Zo jammer vond ze dat.

Voor haar bruiloft was ze gestopt met werken op de markt. Maar na een paar maanden kriebelde het weer en reageerde ze enthousiast op de vraag om in de bar van het restaurant van een hotel in het centrum te komen werken. Omdat ze zo goed met mensen om kon gaan. Daar heeft ze jaren gewerkt en veel meegemaakt. Zo kwam Herman Brood geregeld een biertje drinken. Zijn galerij zat naast het hotel. Hij heeft ooit nog een tekening voor haar gemaakt. Die zal nu wel wat waard zijn!

Op een gegeven moment werden haar uren door bezuinigingen teruggeschroefd. Onrechtmatig. Met succes heeft ze het aangevochten en kon ze weer weer fulltime aan de slag. Maar de sfeer was niet goed meer en ze kreeg steeds slechte diensten toegewezen. De communicatie ging mis en na 16 jaar hard te hebben gewerkt, werd ze ontslagen. Toen kwam ze in een gat terecht, het ging niet goed.
Inmiddels is ze uit de put geklommen. Ze ontspant nu eindelijk weer en probeert te genieten.
Een vriendin zegt wel eens: ‘Kom Amien, we beginnen een winkel!’.
Alleen nu even niet. Ze is moe, ze heeft lang gewerkt en heeft soms veel pijn door een hernia. Eerst even bijkomen en genieten van haar zoons.
Maar zou dat nog kunnen? Een eigen kapperszaak? Die oude droom achternagaan? Je leven kan je niet over doen, maar te laat is het misschien nog niet.


Dit portret van Amina is het eerste in een serie over de Oostelijke Eilanden: http://rozenbergquarterly.com/de-oostelijke-eilanden/




Nina Pieters ~ I Am Slotervaart


Een bijzondere ode aan het Slotervaartziekenhuis.

In oktober 2018 werd het Slotervaartziekenhuis failliet verklaard. De aanwezige patiënten moesten binnen 48 uur het ziekenhuis verlaten. 1200 mensen werden ontslagen. Rond de 90.000 patiënten moesten op stel en sprong op zoek naar een ander ziekenhuis.

Filmmaakster Nina Pieters was één van deze patiënten. In samenwerking met haar arts en andere medewerkers en patiënten van het ziekenhuis probeert ze vlak nadat dit nieuws bekend wordt het ‘Slotervaartgevoel’ vast te leggen. Een bijzonder portret van een bijzonder ziekenhuis.

Nina Pieters is documentairemaker en organiseert filmeducatie-projecten.




De kruistocht van Henk Eikeboom

Henk Eikeboom op de veranda van zijn tweede huis

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Henk Eikeboom (1898-1945) was geen theoreticus van het anarchisme, geen voorman in de   anarchistische beweging, maar wel een man van agitatie, organisatie en actie. Hij noemde zichzelf sociaalanarchist, hij was antimilitarist en een bewonderaar van Domela Nieuwenhuis. Hij was dichter, redacteur van anarchistische tijdschriften, uitgever, vertaler, handelaar in tweedehands boeken en erotische lectuur. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zette hij zijn publicatiedrift voort maar hij werd door de Duitse bezetter gearresteerd.

Henk Eikeboom werd geboren in 1898. Zijn vader was koster van de Muiderkerk aan de Linnaeusstraat in Amsterdam en boekbinder. Op de lagere school schreef Eikeboom zijn eerste gedichten en vertoonde hij al zijn opstandige karakter. Hij wilde graag onderwijzer worden, maar bleek later voor het vak volstrekt ongeschikt. Tijdens zijn opleiding tot onderwijzer kwam hij in contact met de Kwekelingen Geheel Onthouders Bond (KGOB) en de Jongelieden Geheel Onthouders Bond (JGOB). Mogelijk maakte hij via die organisaties kennis met het marxisme en de ideeën van Russische revolutionairen. Onder invloed van zijn latere vrouw Willy Broekman, ontwikkelde hij zich al gauw in de richting van het anarchisme.

Dienstweigeraar
Hoewel Eikeboom aanvankelijk tegen dienstweigering was, hebben waarschijnlijk de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog hem tot andere inzichten gebracht en in 1917 weigerde hij dan ook op te komen voor de Landstorm. Bovendien had hij inmiddels kennis gemaakt met het tijdschrift De Wapens Neder van de Internationale Anti-Militarische Vereeniging (IAMV). Tussen 26 oktober 1917 en 7 januari 1919 werd hij als dienstweigeraar gedetineerd, onder meer in Fort Spijkerboor in Westbeemster. Gedurende zijn detentie hield hij een dagboek bij. Op zijn eerste dag in de cel schreef hij: ‘Zo zit ik dan eindelijk opgesloten in een cel (…). Vanmorgen heb ik geweigerd de militaire uniform (…) aan te trekken. Voorwaar een groote misdaad! Ik trek de uniform niet aan omdat ik vrede wil.’

Rapaillepartij
Gegrepen door het anarchisme en antimilitarisme, nam hij na zijn gevangenschap de propaganda voor het anarchisme serieus op. Hij ging schrijven – proza, poëzie en journalistiek werk – voor het anarchistische tijdschrift De Vrije Socialist en de bladen De Wapens Neder en Morgenrood. Van Morgenrood werd hij ook redacteur. Daarnaast hield hij spreekbeurten en deed hij bestuurswerk in anarchistische organisaties en antimilitaristische kringen. In 1919 werd hij administrateur bij Libertas, de uitgeverij van De Vrije Socialist van anarchistisch uitgever Gerhard Rijnders.
Een dienstweigeringswet bestond destijds niet in Nederland. Toen in 1921 dienstweigeraar Herman Groenendaal in hongerstaking ging om een wet te bespoedigen, werd de actie breed ondersteund. Henk Eikeboom zette zich fanatiek in door geld in te zamelen voor de actie. In dezelfde periode werd hij penningmeester van het landelijk comité van de IAMV.

Een van de meest spraakmakende acties waaraan Eikeboom deelnam was de oprichting van de Rapaillepartij. Samen met de dadaïst Anthon Bakels en kunstenaar Erich Wichman richtte Eikeboom een politieke partij op, juist om aan te tonen dat het algemeen kiesrecht nergens toe leidt en om de opkomstplicht aan de kaak te stellen. Ook wilden ze de vraag aan de orde stellen of de massa in Nederland wel een juiste politieke keuze kon maken. Lijsttrekker werd de Amsterdamse zwerver Hadjememaar, die tot ieders verrassing in de Amsterdamse gemeenteraad werd gekozen. Na één raadsvergadering hief de partij zich op.

Poëziebundel van Henk Eikeboom

 

 

 

 

 

 

 

Brochures van Henk Eikeboom

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Brochures
Samen met Anthon Bakels deed Eikeboom in 1923 een poging het tijdschrift De Vrije Socialist van Gerhard Rijnders over te nemen, uit onvrede met diens weinig vernieuwende redactiebeleid en de ondoorzichtige exploitatie van diens uitgeverij. Eikeboom en Bakels wilden het blad zelf gaan uitgeven. Vanuit de anarchistische beweging kreeg de actie echter nauwelijks steun en Eikeboom was gedwongen zijn activiteiten voor het blad en de uitgeverij te staken. Hij besloot daarop zelf uitgever te worden en richtte uitgeverij De Fakkel op en publiceerde onder andere de door hem zelf geschreven brochures De anarchist en het huwelijk, Musssolini, een ziektegeval en Het Rood Blazoen.
Het huwelijk van Eikeboom en Willly Broekman liep stuk. Niet alleen was het uitgeven door Eikeboom een aanslag op het huishoudgeld, ook zal het in de praktijk brengen van de door hem gepropageerde vrije liefde een rol hebben gespeeld. In 1927 trouwde hij met Annie van Harselaar, de ex-vrouw van anarchistisch propagandist en spreker Anton Constandse. Samen met haar publiceerde hij het poëziebundeltje Bloed ligt op straat. Zij verdiende als onderwijzeres het geld voor het gezin.

Singel 443 (rechts naast het terras). In het souterrain had Eikeboom zijn boekhandel Mondain

Pornografie
In een poging een einde te maken aan zijn benarde financiële positie, pleegde Eikeboom – ook aanhanger van de neem-en-eet-theorie (proletarisch winkelen) – samen met een kameraad een overval op een geldloper in de Amsterdamse Linnaeusstraat, nota bene precies tegenover de kerk waar zijn vader koster was geweest. Als gevolg van de overval moest Henk enkele weken in de cel doorbrengen.
Hij zette een handeltje in tweedehands boeken op, maar dit was geen succes, totdat hij zich rond 1930 op de verkoop van pikante lectuur ging toeleggen, destijds door justitie als pornografie aangemerkt. De verdiensten waren zo goed dat Eikeboom zich een tweede huis, in ’s Graveland, kon veroorloven. In september 1930 deed de politie een inval zijn boekwinkel Mondain, gevestigd in het souterrain van het onbewoonbaar verklaarde pand Singel 443. Daarbij nam men een ‘grote hoeveelheid pornografische boeken en platen’ in beslag, aldus Het Vaderland van 5 oktober 1930. Het weerhield Eikeboom er niet van zijn handel voort te zetten. Hij bleef in die jaren schrijven en publiceerde in De Wapens Neder, De Vrijdenker en De Transportarbeider. In 1935 verscheen zijn boek Kruistochten (bij Uitgeverij De Jongh), korte prozastukken van eigen hand, aangevuld met korte beschouwingen van de anarchistische theoretici Rudolf Rocker en J. H. Mackay.

Fascisme
Eikeboom was in de jaren na 1933 bijzonder actief, ongetwijfeld vanwege het opkomende fascisme. Hij ging weer spreekbeurten geven en ging op openbare avonden debatten aan met fascisten, onder anderen met Arnold Meyer van Zwart Front. Hij zat kort vast voor de verspreiding van opruiende geschriften en stichtte in de Turfsteeg in Amsterdam het Erich Mühsamhuis, een vergaderlokaal genoemd naar de door de nazi’s vermoorde Duitse anarchist en dichter Erich Mühsam.
Hij organiseerde een protestmars tegen de gevangenisomstandigheden van Nederlandse dienstweigeraars en was betrokken bij de Sociaal Anarchistische Actie (SAA), die protestacties en cursussen organiseerde en brochures verspreidde. Vanuit de SAA ontwikkelde zich in 1935 de VAU, de Vereniging Anarchistische Uitgeverij waarin Eikeboom een vooraanstaande rol speelde. De VAU gaf onder andere zijn vertalingen uit van Rudolf Rockers Achter prikkeldraad en tralies, P. Arsjinofs Geschiedenis van de Machno-beweging en Nationalisme en Cultuur van Rudolf Rocker. Omdat Rocker door de nazi’s gearresteerd dreigde te worden, had hij overhaast Duitsland verlaten. Zijn bibliotheek werd in Berlijn door Arthur Lehning en Anthon Bakels in veiligheid gebracht. Het manuscript van Nationalisme en Cultuur werd door Bakels naar Nederland gesmokkeld.

Uitgave Schrijvers getuigen tegen oorlog en militarisme

De opdracht van Eikeboom voor zijn vriend Jo Moes

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Oorlogsdreiging
Na een aantal interne conflicten verdween Eikeboom noodgedwongen uit de VAU en startte vervolgens zijn eigen anarchistische uitgeverij. Bovendien moest hij in 1938 zijn redacteurschap van het tijdschrift De Arbeider opgeven omdat hij niet in staat bleek allerlei twisten in de beweging buiten de krant te houden. Ook binnen de SAA moest hij na interne meningsverschillen opstappen. In de anarchistische beweging kon hij zo nu en dan op fikse kritiek rekenen: Henk wist moeilijk onderscheid te maken tussen privéfinanciën en dat van tijdschriften waarvan hij de redacteur was. Zijn rol in de anarchistische beweging leek uitgespeeld.
Hij bleef echter schrijven en publiceren: brochures, poëzie en journalistieke bijdragen voor het tijdschrift Naar de Vrijheid en soms voor De Vrije Socialist.
Van de in 1939 toegenomen oorlogsdreiging leek Eikeboom zich niet veel aan te trekken.
Afwachtend, schouderophalend bijna volgde hij de gebeurtenissen. Anarchisten zijn tegen iedere oorlog, dus ook tegen deze, betoogde hij. Deze strijd is niet de onze, was zijn redenering. Wel werkte hij met zijn antimilitaristische gedicht ‘Als de klok klept’ nog mee aan de uitgave Schrijvers getuigen tegen oorlog en militarisme, een initiatief van de Jongeren Vredes Actie, waarin een zestigtal schrijvers protesteerden tegen de oorlog, onder wie Theun de Vries, Jef Last, Henriëtte Roland Holst, A. den Doolaard, E. du Perron, Simon Vestdijk en Fedde Schurer. In een exemplaar dat hij zijn vriend Jo Moens cadeau deed schreef hij:
‘Want schoner is ‘t, ook zonder hoop te strijden,
Dan zuchtend smaad te drinken uit de bron,
Wier weeë walg de duizenden beschreiden…

10/11/39 van Henk Eikeboom – op een brandend uur in onze geschiedenis.’

Onderduik
Ook na de Duitse inval in Nederland bleef hij zijn boekwinkeltje voortzetten. Daarnaast schreef hij artikelen die hij zelf stencilde, bundelde en niette, en verspreidde onder vrienden, kennissen en geestverwanten. De inhoud van deze titelloze bundelingen is niet meer te achterhalen. Voor zover bekend zijn er geen exemplaren bewaard gebleven. Het zullen teksten tegen de bezetter geweest zijn – mogelijk ook propaganda voor het anarchisme – want vrienden van Eikeboom bestempelden ze later als ‘illegaal drukwerk’. Waarschijnlijk werkte hij ook vanaf het begin mee aan de socialistische verzetsgroep De Vonk, die een gelijknamig blad uitgaf. Mogelijk is de berichtgeving over de Februaristaking in De Vonk van de hand van Eikeboom.
Waarschijnlijk was de bezetter op de hoogte van Eikebooms activiteiten. In 1941 dook hij onder toen hij via via vernam dat hij op een lijst van te arresteren communisten stond (voor de bezetter was er nauwelijks verschil tussen communisten en anarchisten), opgesteld na de Duitse inval in de Sovjet-Unie. Al vóór de oorlog kwam zijn naam voor op lijsten met ‘revolutionaire personen’ van de Centrale Inlichtingen Dienst (de latere BVD). De Duitse Sicherheitsdienst beschikte daar natuurlijk over.
De Duitsers deden een inval in de woning van Eikeboom aan de Zwanenburgwal in Amsterdam. Nog net op tijd wist de vrouw van Henk de ledenlijsten van de VAU te verstoppen en later te vernietigen. Henk had toen al – onder een schuilnaam – een kamer gehuurd bij een kennis in Den Haag.

Henk Eikeboom en zijn zoon Rogier

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Illegaal werk
Eikebooms activiteiten in de oorlog verschilden weinig van die ervoor. Hij bleef ‘gewoon’ zijn stencils schrijven en publiceren. Zijn gedrag en houding ten opzichte van autoriteiten wijzigde zich nauwelijks. De ene machthebber was vervangen door de andere, zo moet hij geredeneerd hebben. Vandaar waarschijnlijk zijn laconieke en vaak onvoorzichtige houding in die dagen. Op zijn onderduikadres slingerden overal papieren en zijn stencilmachine had
hij gewoon op tafel staan. Wellicht dacht hij dat het met de repressie wel mee zou vallen.
Ondanks dat hij was ondergedoken, zocht hij gewoon zijn moeder in Baarn op. Ook onderhield hij relaties met verschillende vrouwen, met wie hij soms via contactadvertenties kennismaakte. Tegen kennissen schepte hij soms een beetje op over illegaal werk dat hij zou verrichten, al kreeg niemand er hoogte van wat dat dan precies was.

Boeken van Henk Eikeboom

Uitgaven van de VAU

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Verraad
In december 1941 werd hij door de Duitsers opgepakt. Naar alle waarschijnlijkheid is hij verraden, onbekend is door wie. Mogelijk was hierbij een bedrogen vrouw in het spel. Eerst zat hij vast in de gevangenis in Scheveningen, later werd hij overgebracht naar kamp Amersfoort. Omdat hij daar verschillende malen het kampreglement overtrad, is hij meerdere keren ernstig mishandeld. In maart 1943 werd hij overgeplaatst naar kamp Vught, waar hij een baantje in de drukkerij kreeg. Het verhaal gaat dat hij in Vught een boek zou hebben geschreven, wat naar buiten gesmokkeld zou zijn, maar bewijs daarvoor ontbreekt.
In Vught ging zijn conditie sterk achteruit. Na Dolle Dinsdag werd hij op transport gesteld naar Duitsland. Hij belandde in kamp Rotenburg, een onderafdeling van het concentratiekamp Neuengamme. Door kou, honger, dorst en mishandelingen verslechterde zijn toestand snel.
Hij liep tyfus op en is vermoedelijk na een dodenmars van gevangenen van Rotenburg naar kamp Sandbostel, daar op 11 mei 1945 overleden.

Afgebeelde boeken en brochures: collectie Martin Smit

Literatuur
Pzisko Jacobs, Henk Eikeboom, anarchist, Haarlem 1986;
Michael P Spahr, Vrijheidsbezinning in tijden van dictatuur. Nederlandse anarchisten en de Tweede Wereldoorlog (doctoraalscriptie), Amsterdam 1998;
De AS 158, Nederlandse anarchisten in de Tweede Wereldoorlog, Moerkapelle 2007.