Recht te voet ~ Inhoudsopgave

Recht_Utrecht_omslagRecht te voet – Vreemde vogels en vrije geluiden uit juridisch Utrecht. Het boek is een rijk geïllustreerde bundel voor een breed publiek over onze democratische rechtsstaat met cultuurhistorische aspecten van Utrecht. De auteurs belichten aan de hand van plekken en wandelingen in de stad, onderwerpen, personen en ontwikkelingen. Belangrijker is de uitnodiging tot discussie, geformuleerd telkens aan het einde van een hoofdstuk in de vorm van een dilemma.

Het boek is bestemd voor iedereen die geïnteresseerd is in vraagstukken van de rechtsstaat. Studenten in recht, geschiedenis, gedragswetenschappen, bedrijfskunde en economie. Professionals en iedereen die mee wil denken en debatteren over mensenrechten, de rechtsstaat en de rule of law, vanuit de praktijk van alledag.
Stichting Recht te voet (Utrecht) ism Rozenberg Publishers (Amsterdam) ~ 2014 ~ ISBN 978 90 361 0393 0

De redactie van de bundel bestaat uit:
Willem Bekkers, Willem Hendrik Gispen, Corjo Jansen & Willem Noyons

Inhoudsopgave
Van de redactie
Voorwoord – Recht te voet  – Alex Brenninkmeijer
Hoofdstuk 1- Wandelen langs een fietsroute  – Paul Schnabel
Uitgelicht: Recht maakt krom wat recht is, en daar is niks kroms aan – Antoine Hol

Hoofdstuk 2 – Opmerkelijke processen – Kim van der Kraats
Uitgelicht: Volkerts van Dijk (1913 – 2008) – Willem Bekkers

Hoofdstuk 3 – De Utrechtse school – Willem Bekkers
Uitgelicht: Willem Pompe (1893 – 1968) Willem Bekkers

Hoofdstuk 4 – Recht en Kunst – Willem Hendrik Gispen en Jaap Röell
Uitgelicht: Hendrik Marsman (1899 – 1940) en Gerrit Achterberg (1905 – 1962)

Hoofdstuk 5 – De Vrede van Utrecht – Renger de Bruin
Uitgelicht: Willem Buys (1661 – 1749) – Renger de Bruin

Hoofdstuk 6- Utrecht tijdens de Tweede Wereldoorlog – Corjo Jansen
Uitgelicht: De Utrechtse advocaten van het Rechtsfront – Corjo Jansen

Hoofdstuk 7 – Nijver Utrecht – Winny Bierman en Jan Luiten van Zanden
Uitgelicht: Everard Henry Kol (1816 – 1888) – Winny Bierman en Jan Luiten van Zanden

Hoofdstuk 8 – Mensenrechten – Bas de Gaay Fortman en Marie Elske Gispen
Uitgelicht: Hubert Duifhuis (1531 – 1581) – Bas de Gaay Fortman en Marie Elske Gispen

Hoofdstuk 9- Recht en Religie – Frits Broeyer
Uitgelicht: Caspar Burman (1696 – 1755) –  Frits Broeyer

Hoofdstuk 10 – Recht en opleiding – Corjo Jansen
Uitgelicht: Willem Molengraaff (1858 – 1931) – Corjo Jansen

Nawoord & Personalia – Herco Uniken Venema

Ieder hoofdstuk begint met een inleiding van de redactie en eindigt met een dilemma.

Ook staat in elk hoofdstuk een suggestie om het betreffende onderwerp te laten illustreren door een wandeling die voert langs historische plaatsen in de stad. De schoonheid van de Utrechtse binnenstad nodigt uit om wandelingen te herhalen op een ander tijdstip van de dag of gedurende een ander jaargetijde.

 

 




Recht te voet ~ Van de redactie

Recht-te-voetUtrecht is een toverstad waar baksteen groeit tot kathedralen
De plaats die later Utrecht is genoemd, kent een lange geschiedenis. Al in de prehistorie woonden en werkten hier mensen. In de huidige stad zijn nog veel sporen te zien van dit lange en ook rijke verleden.

Waar mensen samenleven en samenwerken, ontstaat behoefte aan ordening en beschaving. Ordening en beschaving gaan samen met waarden en regels, geschreven en ongeschreven; gaan ook samen met vertrouwen van de samenleving in de overheid en van de overheid in de burger.

Tegenwoordig wordt de mate van beschaving mede afgeleid van het antwoord op de vraag of een bepaalde samenleving een rechtsstaat is. Een staat waar de overheid mensenrechten respecteert, de rechtspraak onafhankelijk en onpartijdig is, advocaten ongestoord hun werk kunnen doen en gevangenen een fatsoenlijke behandeling krijgen. Een veilige staat met adequate rechtshandhaving door de overheid. Een dergelijke rechtsstaat behoort zich ook sterk te maken voor goed (hoger) onderwijs, armoedebestrijding en werkgelegenheid. Vanuit dit ruim omschreven perspectief van de sociale rechtsstaat heeft de redactie de bundel opgezet en hebben de auteurs hun bijdrage geschreven.

De begrippen democratische sociale rechtsstaat, rule of law [i] en mensenrechten zijn blijvend actueel en ook in de moderne tijd betekenisvol. Al worden deze begrippen te pas en te onpas gebruikt. De redactie, die bestaat uit niet-juristen en juristen, heeft geprobeerd niet in deze valkuil te vallen.

In tien hoofdstukken behandelen de verschillende schrijvers aspecten van ordening van de samenleving in een juridische en (in sommige gevallen) daarmee verwante economische context door de eeuwen heen[ii]. Daarbij is vooral naar de Utrechtse geschiedenis gekeken, maar de onderwerpen zijn net zo goed van toepassing op de rest van Nederland en over de grenzen heen relevant voor iedere rechtsstaat. Het is de opzet van de redactie geweest om tegen de achtergrond van historisch Utrecht een beladen thema lichtvoetig te laten beschrijven. De rode draad van de bundel loopt via de inleiding van de redactie bij ieder hoofdstuk. Aan het einde van elk hoofdstuk wordt aan de lezer een dilemma voorgelegd.
Ook staat in elk hoofdstuk een suggestie om het betreffende onderwerp te laten illustreren door een wandeling die voert langs historische plaatsen in de stad. De schoonheid van de Utrechtse binnenstad nodigt uit om wandelingen te herhalen op een ander tijdstip van de dag of gedurende een ander jaargetijde.

De redactie heeft de auteurs daarbij een zekere vrijheid van inrichting van het eigen stuk gelaten. Soms is de wandeling kort maar krachtig, geconcentreerd rondom een gracht of een plein. Het thema van de bijdrage kon daartoe uitnodigen. Soms is de wandeling van aanzienlijk langere duur, bijna de hele binnenstad van Utrecht omvattend. De redactie heeft deze verschillen niet willen uniformeren. Zij dragen bij aan de levendigheid van de verhalen. De bundel staat dus voor veelheid in eenheid. De redactie hoopt met de bundel een breed publiek te bereiken omdat de verschillende aspecten van de rechtsstaat er belangrijk genoeg voor zijn. In elk geval te belangrijk om uitsluitend aan juristen over te laten. Het boek is niet alleen bestemd voor juristen maar voor iedereen die is geïnteresseerd in vraagstukken van de rechtsstaat, zoals die eerder in dit voorwoord zijn geschetst. Studenten in recht en geschiedenis, in gedragswetenschappen, bedrijfskunde en economie. Professionals en iedereen die mee wil debatteren over mensenrechten, de rechtsstaat en de rule of law. De bijdragen in dit boek laten zich ook heel goed op zichzelf lezen.

De redactie is de schrijvers dankbaar voor hun belangeloze bijdrage en Atelier Willem Noyons voor concept en vormgeving.
Ook dankt de redactie de uitgever voor de plezierige samenwerking.

De redactie
Willem Bekkers
Willem Hendrik Gispen
Corjo Jansen
Willem Noyons

NOTEN 
[i] President van de Hoge Raad Geert Corstens stelde op 3 december 2010: “De Engelse uitdrukking “rule of law” kan worden gelijkgesteld met de Nederlandse notie van de rechtsstaat. Beide begrippen zijn niet vastomlijnd en omvatten diverse gedachten die soms iets anders worden geformuleerd. Zo kan men het uitgangspunt dat een ieder, ook de overheid zelf, zich aan de wet moet houden, ook besloten achten in het gelijkheidsbeginsel” (Toespraak ter gelegenheid van 25 jaar Grotius Academie).
Internationaal wordt de rule of law ook wel aldus onderscheiden:
– A system of self-government in which all persons, including the government, are accountable under the law;
– A system based on fair, publicize, broadly understood and stable laws;
– A robust and accessible process in which rights and responsibilities based in law are enforced impartially;
– Diverse, competent, independent and ethical lawyers and judges.
“Bij democratie gaat het om verscheidenheid, bij rechtsstaat om eenheid, en het is de taak van politici om die verscheidenheid en die eenheid te combineren en het evenwicht daartussen te bewaken” (Herman Tjeenk Willink in Adv. Blad 2014 nr. 3 en p. 26).
[ii] Sinds 1934 was Nederland verdeeld in negentien arrondissementen met elk een eigen arrondissementsrechtbank. Volgens de Advocatenwet van 1952 is iedere in Nederland ingeschreven advocaat lid van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) én van de lokale Orde van Advocaten. In ieder arrondissement is er een lokale orde van advocaten. Het bestuur van de NOvA wordt gevormd door de Algemene Raad (AR) onder voorzitterschap van de algemeen deken. Het bestuur van de lokale orde wordt gevormd door de Raad van Toezicht (RvT) onder voorzitterschap van de lokale deken. Bij zijn afscheid als algemeen deken van de NOvA in 2010 hebben de lokale dekens Willem Bekkers verrast met een cadeau.

Het initiatief voor de uitgave van deze bundel is mede mogelijk gemaakt door het cadeau van de dekens: mr. A.W.J. Castelijns (deken Alkmaar), mr. J.A. Holsbrink (deken Almelo), mr. G.J. Kemper (deken Amsterdam), mr. R.J.A. Dil (deken Arnhem), mr. M.J.J.M. van Roosmalen (deken Assen), mr. E. van Empel (deken Breda), mr. L.M. Bruins (deken Den Haag), mr. M.T.H. Steenberghe (deken Dordrecht), mr. J.Sj. Dijkstra (deken Groningen), mr. S.H.J.M. Linthorst (deken Haarlem), mr. H.H.M. van Dijk (deken Den Bosch), mr. W.H.M. Cnossen (deken Leeuwarden), mr. E.H.M.H. Prickartz (deken Maastricht), mr. M.W. Dieleman (deken Middelburg), mr. drs. P.A.M. van Hoef (deken Roermond), mr. drs. R.R. Crince le Roy (deken Rotterdam), mr. H.H. Tan (deken Utrecht), mr. A.P.J.M. de Bruyn (deken Zutphen), mr. H.J. Schaatsbergen (deken Zwolle).

Inmiddels is de gerechtelijke kaart van Nederland ingrijpend gewijzigd. Per 1 januari 2013 zijn er nog elf arrondissementen en elf lokale ordes van advocaten. Dat zijn de arrondissementen Amsterdam, Den Haag, Gelderland, Limburg, Midden-Nederland, Noord-Holland, Noord-Nederland, Oost-Brabant, Overijssel, Rotterdam en Zeeland-West-Brabant. Het arrondissement Utrecht bestaat derhalve sinds 1 januari 2013 niet meer, evenmin als de Rechtbank Utrecht in tegenstelling tot de rechtbanken Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. Het rechtsgebied van de Rechtbank Midden-Nederland omvat de provincies Utrecht en Flevoland en de Gooi- en Vechtstreek.

Tempus Fugit!




Voorwoord

Recht-te-voetEen paar woorden ter inleiding van deze bundel ‘Recht te voet’, met als ondertitel ‘Vreemde vogels en vrije geluiden uit juridisch Utrecht.’ Uit jarenlange ervaring weet ik dat het goed wandelen is in Utrecht, de ‘Domstad’. Het oude Utrecht is compact en afwisselend, met veel groen en mooi water en prachtige oude gebouwen.

Maar Utrecht is vooral bijzonder vanwege zijn historie. Niet alleen de Vrede van Utrecht uit 1716, die de landkaart van Europa zo sterk beïnvloed heeft. Veel andere bijzondere gebeurtenissen geven deze stad een bijzondere kleur. Utrecht is niet alleen een stad van strijd, maar ook een stad van het recht, een universiteitsstad en een stad van cultuur. Een stad waar ik mij zeer mee verbonden voel.

Als Utrechter heb ik vele jaren gediend als rechter bij de Centrale Raad van Beroep aan de Maliebaan (27, 31 en 35). De Maliebaan als mooiste fietsbaan van Nederland met vier trotse bomenrijen, maar ook een laan met een asgrauw ‘oorlogsverleden’. De historie toonde mij daar haar ironie. In het pand waar Mussert persoonlijk resideerde (nr. 35) werd later recht gesproken over uitkeringen voor oorlogsslachtoffers op basis van de Wubo (Wet uitkeringen en bijzondere voorzieningen aan burger-oorlogsslachtoffers). Een terechte compensatie, die veel zorgvuldigheid bij de beoordeling vereist.

Wat is een mooiere combinatie dan wandelen in Utrecht met in het achterhoofd mooie verhalen over de geschiedenis van Utrecht? Deze bundel Recht te voet stippelt aan de hand van de geschiedenis van Utrecht een aantal prachtige wandelroutes uit, die op hoog niveau van een onderhoudend historisch commentaar worden voorzien.

Maar ‘Recht te voet’ is veel meer dan alleen een wandelgids voor Utrecht. De historie van deze stad laat zien hoe het recht – in zijn vele facetten – zich in de loop der eeuwen ontwikkeld heeft. Daarbij staat de ontwikkeling van de rechtsstaat centraal.
De rechtsstaat – waarin de binding van de overheid aan het recht, in het bijzonder de mensenrechten, machtenscheiding en onafhankelijke rechtspraak de kern vormen – is van fundamentele betekenis voor onze moderne samenleving. Tegelijk is het – tot op de dag van vandaag – steeds een omstreden begrip gebleven. Deze bundel laat op toegankelijke wijze zien hoe nauw deze verschillende rechtsstatelijke onderwerpen verbonden zijn met de geschiedenis van Utrecht, met de bakstenen van Utrecht. De rechtsstaat is zo beschouwd niet alleen een belangrijke theorie over vrijheid van burgers in de staat, maar ook een onderdeel van ons dagelijkse leven: historisch gezien bijvoorbeeld de Vrede van Utrecht, de scheiding van kerk en staat, de rol van de rechtspraak en de bijzondere processen die in Utrecht plaatsvonden, de ontwikkeling van ons strafrecht, de rol van mensenrechten, de Tweede Wereldoorlog en het recht en de rechtsstaat, godsdienst en recht en de betekenis van de universiteit voor de juridische opleiding. Maar ook onderwerpen als Recht en Kunst, Schuld en Boete en Recht en Economie krijgen aandacht.

Wie komend vanaf het grootste NS-station van Nederland Utrecht bezoekt, wordt overvallen door de gigantische bouwwerkzaamheden rond het station en de omleidingen die daarbij horen. Hoog Catharijne als laag-bij-de-gronds winkelcentrum en startpunt voor vele routes stad inwaarts. Om deze eerste ruwe impressie te verzachten heeft Paul Schnabel in het eerste hoofdstuk geestig beschreven hoe de verschillende verkeersstromen al strijdend om voorrang hun weg vinden. Met Hoog Catharijne in de rug kan het wandelplezier beginnen en openbaart zich de bijzondere geschiedenis van deze toverstad.




Op weg naar De Uithof

Inleiding
In Utrecht-Oost zijn de wijken Oudwijk en Rijnsweerd, het sportcomplex van Kampong en stadion Galgenwaard van FC Utrecht, het Pieter Baancentrum en Amelisweerd, het Wilhelminapark en het Spoorwegmuseum, het Bonifaciuscollege en het Stedelijk Gymnasium, de Maliebaan en het gebied van de oude Kromhoutkazerne met onder meer het University College, grote ziekenhuizen en grote begraafplaatsen. Genoeg instellingen, bedrijvigheid en verkeer voor botsende belangen, wetsovertredingen en conflicten. Dat is echter schijn. Het is een rustige Utrechtse woon- en werkwijk. Paul Schnabel schrijft over rechten en plichten in de samenleving aan de hand van een dagelijks probleem: de ongecontroleerde loop van de verkeersstromen.

rechtvoetolifant

Olifantspaadjes: gemeentebestuur, stedenbouwkundigen en burgers kiezen vaak verschillende paden

Een gevaarlijk fietspad
We wandelen langs het fietspad in het Wilhelminapark. Dat mocht er niet zijn en dat is ook te begrijpen, want het doorsnijdt het park precies in het midden. Het is ook een heel druk fietspad en je moet als wandelaar goed uitkijken bij het oversteken, want het verkeer komt van twee kanten. Ook voor de fietsers is het pad door het park niet zonder risico’s. Bij het Wilhelminaparkpaviljoen is het zicht op het tegemoetkomende verkeer heel beperkt en komend vanaf de Burgemeester Reigerstraat moet je de rijweg schuin oversteken om het fietspad te bereiken. In het park is er zeker bij regen altijd kans op voetgangers, die liever op het asfalt dan op het modderige voetpad lopen. Aan de andere kant van het park, vlak voor de Koningslaan, kun je verrast worden door fietsers die het park niet van west naar oost maar van noord naar zuid doorsnijden en plotseling vanachter de bosjes te voorschijn komen. Het bruggetje daarna is zowel voor voetgangers als fietsers aan de smalle kant. Daarna is er meteen de Koningslaan. De fietsers hebben op weg naar de Prins Hendriklaan voorrang, maar je weet nooit zeker of de automobilisten op de Koningslaan dat ook beseffen. Als het gevroren heeft, zijn de bruggetjes in het park en bij de Koningslaan gevaarlijke plekken, omdat uit milieuoverwegingen in het park geen zout gestrooid wordt.

Het fietspad mocht er niet zijn, maar het was niet tegen te houden. Voor fietsers loopt de kortste weg van de binnenstad naar De Uithof door het park en dus wordt de kortste weg genomen. Het gemeentebestuur van Utrecht wilde de fietsers om het park heen laten fietsen en probeerde het park voor fietsen af te grendelen. Dat is een jarenlange strijd geweest tegen een onbeheersbare fietsguerilla van studenten en docenten.

Uiteindelijk heeft de burgerlijke ongehoorzaamheid het toch gewonnen. Nog niet zo lang geleden is daar ook de voorrangskruising voor fietsers op de Koningslaan bijgekomen. Bekeuringen worden nu alleen nog uitgedeeld voor het rijden zonder licht. Dat is nog altijd en ook vaak prijs voor de politie, al zijn er dankzij de opkomst van de LEDverlichting steeds meer fietsers met een lampje. Niet noodzakelijkerwijs op de fiets zelf, al zal dat nog altijd wel verplicht zijn, maar op de mouw of de kraag van de jas. Minder om de weg voor je te verlichten dan om door tegenliggers gezien te worden.

Wrak tussen wraak en wraking
Wie even verderop het kruispunt van de Prins Hendriklaan met de Stadhouderslaan passeert – en daar is het vanwege het drukke verkeer op de Stadhouderslaan wel verstandig om het rood van het stoplicht niet al te klakkeloos te negeren – komt even op een rustiger stukje terecht. Er is altijd wel kans om terugkomend van De Uithof ter hoogte van het Rietveldhuis in botsing te komen met een kluitje druk fotograferende toeristen, die uit landen komen waar niet gefietst wordt. Het opheffen van het kleine stukje fietspad na het viaduct heeft niet echt geholpen om enthousiaste bezoekers van dit piepkleine stukje UNESCO Werelderfgoed tegen botsingen te beschermen. Een hekje op het trottoir zou dat wel doen. Dat het viaduct te laag is om toeristenbussen door te laten, leidt tot omslachtige omkeerbewegingen aan beide zijden van het viaduct.

Echt vast komen zitten onder het viaduct is typisch het lot van huurders van grotere en dus ook hogere bestelauto’s. Gewend als ze zijn aan hun eigen lagere auto’s of zelfs de fiets, wordt het viaduct hun al snel fataal. Misschien kijken de bestuurders van de huurauto’s ook te veel opzij en is de botsing met het viaduct de eeuwige wraak van het Rietveldhuis, dat zelf door het viaduct van zijn vrije uitzicht op de polders is beroofd. Het viaduct zelf zou weer de wraak zijn van gemeentelijke stedenbouwambtenaren, die uit de tekeningen van Rietveld niet hadden begrepen dat zijn huis een plat dak en witte en grijze muurvlakken zou krijgen. Waarschijnlijk konden ze zich bijna honderd jaar geleden ook helemaal zo’n type huis niet voorstellen.

De juridisch betekenisloze witte onderbroken lijnen links en rechts van de weg zijn inmiddels verdwenen. Terecht, want het leken wel fietspaden, maar ze waren het niet. Het nieuwe wegdek van rood asfalt met een licht welvende middenberm van donkergrijze baksteen oogt wel aantrekkelijk, maar blijft voor automobilisten een bron van onzekerheid. Mag je er wel of niet overheen? Ga je er niet over heen, dan komen de fietsers in de knel of moet je achter en tussen hen blijven rijden. De route naar De Uithof is nu wel duidelijker, want de scherpe bocht naar rechts, de Platolaan in, is nu een voorrangsweg geworden en de verleiding om rechtdoor via Rijnsweerd naar De Uithof te rijden is verdwenen. Veel zin had dat toch niet, omdat in Rijnsweerd zelf de kortste weg naar De Uithof een als voetpad vermomde hondenuitlaatplaats door een bosplantsoen is. Eigenlijk is de conclusie dat in alle gevallen voor fietsers die uit het centrum van Utrecht komen, de weg naar De Uithof rijk voorzien is van gevaarlijke oversteekplaatsen en ongeliefde omwegen. Dat is natuurlijk nooit de bedoeling geweest, hoogstens het onvermijdelijke gevolg van een planning, die wel voorzag in de aanleg van een universiteitscentrum buiten de stad, maar kennelijk niet in de enorme groei van het aantal studenten en medewerkers die vanuit of via de stad naar De Uithof willen.

Slalom rond het station
Dat is al te zien op en om het Centraal Station, het drukste van Nederland. Het station ligt gevangen in een bijna ondoordringbare ring van fietsen en fietswrakken. De fietspaden zijn smal en te vaak bedoeld voor tweerichtingsverkeer, waarbij de ene richting de andere maar moeilijk accepteert als rechtmatige gebruiker. Wie de verwarrende en gevaarlijke slalomroute tussen de fietsrekken achter zich heeft, moet vervolgens de Catharijnesingel proberen over te steken en datzelfde nog eens proberen te doen op het Vredenburg. Dat is een tijdelijk probleem, maar zoals Keynes al zei: “in the end we are all dead”. Het duurt allemaal al jaren en er zullen nog jaren bijkomen. Veertig jaar geleden kostte het duidelijk minder moeite het water uit de Catharijnesingel weg te krijgen dan het er nu weer in te krijgen.

Na het Vredenburg wordt het iets gemakkelijker, al was het maar omdat voetgangers de Lange Viestraat door de dichte haag van gestalde of beter gezegd ter plekke gestolde fietsen nauwelijks meer over kunnen steken. Het is dan nog even uitkijken op het aflopende stukje naar de Neude met zijn twee onduidelijke oversteekplekken en opnieuw bij het passeren van het spuuglelijke winkel- en woonblokje vlak voor het Janskerkhof om dan na weer een wat schimmige route achterlangs het standbeeld van Willebrord op de Nobelstraat uit te komen. Ooit bedoeld als een doorbraak is het nu een griezelige bottleneck voor fietsers en daardoor ook gevaarlijk voor de wandelaars op het wel erg smal geworden trottoirtje. De Nachtegaalstraat is dan weer even een verademing, al blijken veel fietsers bij de Albert Heijn plotseling en met gevaar voor eigen leven te veranderen in voetgangers met grote boodschappentassen. Aan de andere kant van de straat moet terugkerend van De Uithof weer te lang gewacht worden bij het kruispunt voor de Stadsschouwburg – en dat doet dus niet iedereen. Daarna is er meteen op het hoekje van het Lucas Bolwerk de veel te smalle en altijd met gevaarlijk uitstekende fietsen volgeplempte doorgang naar de Nobelstraat.

Wie krijgt voorrang?
Een vondst leek het een jaar of tien geleden om van de Burgemeester Reigerstraat een fietsstraat te maken met gedoogd autoverkeer. Ook hier moest de gemeente toch weer bakzeil halen. Het werkte niet, voor de auto’s is er geen alternatief voor de Burgemeester Reigerstraat. Dat leidde tot geïrriteerde en zelfs agressieve reacties van automobilisten die toch de fietsers wilden passeren. Nu is het weer een gewone straat waar alle verkeer zich met moeite doorheen moet wringen, maar niemand het eerste recht van gebruik meer heeft. Er is een bushalte en een onduidelijke kruising met in ieder geval door fietsers genegeerde stoplichten, links en rechts zijn er parkeerhavens en de aanvoer voor de winkels gebeurt grotendeels ook via de straatzijde. Aan de overzijde vernauwt de straat zich weer bij de spoorbaan om kort daarna te eindigen bij de Maliebaan, waar het kruispunt weer te weinig ruimte laat voor fietsers, die mede daardoor niet overtuigd zijn van het nut van stoplichten voor de beveiliging van de ventwegen van de Maliebaan.

- Burgemeester Reigerstraat in 1936 - Burgemeester Reigerstraat nu

– Burgemeester Reigerstraat in 1936
– Burgemeester Reigerstraat nu

Garages zonder auto’s
Rijnsweerd is een wijk waar elk huis over minstens één garage beschikt. De meeste bewoners hebben hun auto, beter gezegd auto’s, gewoon op straat of op het woonerf staan. De garage doet vooral dienst als berging voor fietsen, zeilplanken en tuinspullen. Rijnsweerd is waarschijnlijk de enige wijk in Nederland zonder tuinschuren. Het maakt de wijk visueel absoluut aantrekkelijker, maar je moet je spullen toch ergens kwijt. De garage dus. Vroeger, toen het buiten het centrum nog vrij parkeren was, stonden alleen de eigen auto’s van de buurtbewoners op straat. Dat is veranderd. Op werkdagen is de wijk een parkeerplaats voor de kantorenwijk Rijnsweerd-Noord en voor De Uithof geworden. Tussen acht en negen uur ’s morgens stroomt de wijk vol en komen uit de achterbakken kwieke vouwfietsjes te voorschijn. Natuurlijk heeft de buurt hierover geklaagd, maar volgens de politie zijn er objectieve metingen gedaan en valt het allemaal wel mee met de parkeeroverlast. De gemeente kwam met een alternatief dat niet meeviel: parkeermeters en parkeervergunningen zoals inmiddels in een groot deel van de stad. Zolang in de weekenden de straten en woonerven hun eigen domein blijven, zullen de meeste Rijnsweerders daar niet voor willen kiezen. Paradoxaal genoeg wordt juist dan de wijk wel beschermd tegen parkeeroverlast. Als er een voetbalwedstrijd is in het stadion van FC Utrecht, toch bijna een kilometer verderop, verandert de wijk in een ‘gated community’ waar je met de auto alleen met een bewonerspas toegang toe krijgt. Dat wordt soms zo streng gehandhaafd, dat mijn bezoek – een middelbare mevrouw met mantelpak en parelketting in een Volvo – onder geen beding de wijk in mocht rijden. De ‘gatekeeper’ wilde ook niet even via haar mobieltje van mij bevestigd krijgen dat het hier niet om een gevaarlijke fan van de tegenpartij van FC Utrecht ging.

Rijnsweerd is in twee fasen gebouwd, beter gezegd gebouwd in een tegenstelling tussen functionalisme en nieuwe truttigheid. Het middengebied is al in de jaren zestig neergezet. Schoenendoosachtige bungalows met platte daken en een gevelhoogte van niet meer dan drie meter. Daaromheen een ring van grotere, maar ook zeer doosachtige villa’s met een verdieping. De kavels zijn ruim, de huizen niet altijd. De bewoners van het eerste uur trekken er nu uit en op Funda kun je een reis in de tijd maken naar wat in de jaren zestig als het summum van woongenot gold: plavuizen op de vloer, schrootjes tegen het plafond en kale muren van schoonmetselwerk met een Comtoise-klok er tegen. De nieuwe eigenaar maakt daar meteen korte metten mee. Het nieuwe of bijna nieuwe huis wordt groter, witter en hoger, ook al is dat in strijd met het oorspronkelijke concept van het enige echte villawijkje van Utrecht. De übergroene tuinen veranderen in tegelvlaktes met scherp gesneden buxushaagjes en een rijtje strak getrimde bomen.

Een straat verder ligt het Rijnsweerd van de jaren zeventig, met woonerven, heel lange schuine daken en onregelmatig geplaatste ramen die een antroposofische kijk op het leven bieden. Inmiddels is ook hier de smaak veranderd, verdwijnt het voorgeschreven bruin van het houtwerk en worden de lange daken onderbroken door grote dakkapellen, die tegenwoordig bijna zonder toestemming geplaatst mogen worden. Uiteraard houdt ook niemand zich meer aan het verbod op hoge erfafscheidingen. De ‘apenrots’, het schots en scheve huis dat de architecten Alberts en Van Huut voor de aannemer ontwierpen, is inmiddels in blinkend titanium verpakt. Door de schuine muren was het huis in zijn oorspronkelijke staat niet waterdicht te krijgen. Een probleem dat ook aan de huizen van Rietveld niet vreemd is, maar anders dan het Rietveldhuis is de schepping van Alberts en Van Huut nog geen monument en kun je het nog ongestoord en ongestraft bewoonbaar maken. Schuttingen in plaats van coniferen.

‘De slag om Stevensweert’, juridische schermutselingen omtrent ‘De Kantharos van Stevensweert’. Tekening Peter Vos, particuliere collectie.

‘De slag om Stevensweert’, juridische schermutselingen omtrent ‘De Kantharos van Stevensweert’. Tekening Peter Vos, particuliere collectie.

Druk verkeer en verkeerde drukte
In de oude, nou ja, vooral verouderde en ook buitengewoon lelijke gebouwen van de Hogeschool Utrecht aan de Pythagoraslaan zijn nu, zogenaamd tijdelijk, ‘appartementen’ voor kunstenaars en studenten gerealiseerd (om eens een typisch makelaarswoord te gebruiken). Er komen ook nog, nog ‘tijdelijker’, een paar honderd portacabins voor studentenhuisvesting bij. Dat vindt men in Rijnsweerd niet zo’n goed idee – nachtelijk lawaai van feesten, troep op straat – en boze bewoners hebben al actie ondernomen om de uitbreiding van het studentenasiel te voorkomen. Waarschijnlijk net zo vergeefse moeite als het ooit was om de vanwege de aanleg van een gescheiden bustracé noodzakelijke halvering van de groenstrook om Rijnsweerd tegen te houden. Vergeefs is ook de moeite geweest om verbreding van de nu al enorm brede A27/A28 tegen te houden. Het alternatief bleek een nog veel minder aanvaardbare nieuwe snelweg aan de oostzijde van De Uithof te zijn, een tweede doorsnijding van het landgoederengebied langs de Kromme Rijn. De minister van Infrastructuur en Milieu dreigde bij verder verzet van ook de gemeente tegen verbreding van de A27/A28 met het intrekken van de financiële steun aan het nieuwe sneltramtracé van het Centraal Station naar De Uithof. Die tram was twintig jaar geleden al gepland, maar dan via de binnenstad. Dat was ook weer onaanvaardbaar en dus kwam er een busbaan door de Nobelstraat en de Biltstraat. Nu komt de tram er dan toch. Het wandelgebied tussen de Weg naar de Wetenschap en de Kromme Rijn is er inmiddels al voor gehalveerd, maar daar heb ik weinig bezwaar tegen gehoord. Wel weer tegen het sluiten van het zwembad Kromme Rijn en het herbestemmen van het gebied voor villabouw. Nu staat er een prachtig nieuw zwempaleis, maar restaurant Het Oude Tolhuijs er vlak naast mag er in de slagschaduw van het talud van het verkeersplein Rijnsweerd geen hotel bij bouwen.

Eindelijk in De Uithof
En dan De Uithof, vergeefs hernoemd tot Utrecht Science Park. Er bestaat – en er staat in de hal van het vroegere Transitorium I – nog altijd een maquette op basis van het masterplan voor De Uithof van een halve eeuw geleden. Betonnen torens en strokenbouw in een harde functionalistische stijl, alles geplaatst in een vierkant dat dwars op de historische verkaveling van de Johannapolder staat. Het vierkant is er wel gekomen, al is het niet gemakkelijk meer te herkennen, maar het plan is nooit in zijn oorspronkelijke vorm gerealiseerd. Nu is De Uithof een wat bizarre, maar inmiddels opvallend gevarieerde en ook stedelijke wijk geworden, een soort openluchtmuseum van alle modes en stijlen in de architectuur van de laatste decennia. Een schapenweitje moet de herinnering aan de oorspronkelijke agrarische bestemming levend houden, maar door bebouwing en aanleg van wegen begint de herinnering toch aardig te vervagen. Verkeerstechnisch is De Uithof ondanks alle herinrichting een chaos gebleven met te weinig parkeerplaatsen, lastige en op sommige plaatsen levensgevaarlijke fietspadovergangen en een drukke busroute door het centrumgebied. Het had beter gekund, de overgang naar het groengebied rondom is te hard en abrupt, maar het leeft, dankzij de studentenflats en het ziekenhuis nu ook in het weekend.

Het eindpunt is weer een begin
Hier eindigt onze wandeling en fietstocht. De vijf, zes kilometer van Centraal Station naar De Uithof, een accommodatie voor 300.000 inwoners en nog eens evenveel gebruikers van al haar voorzieningen. Dat zou allemaal gemakkelijker geweest zijn, wanneer men ruim vijftig jaar geleden besloten had het nieuwe universiteitscentrum niet ten oosten, maar ten noorden (Overvecht/Zuilen) of ten zuiden (Nieuwegein/Houten) van de oude stad aan te leggen. Utrecht is door de ligging van Kromme Rijn en Vecht al meer dan duizend jaar een noord-zuid gerichte stad, die in de vorige eeuw als het ware tegen haar natuur in gedwongen werd zich naar het oosten en later ook naar het westen uit te breiden. Dat leidt tot grote ingrepen en doorbraken in de oorspronkelijke structuur, moeizame herzieningen van bestemmingsplannen en nooit helemaal bevredigende praktische oplossingen.

De wandeling en fietstocht laat ook zien hoe tegen wettelijke regels en plaatselijke verordeningen in praktische oplossingen ook door bewoners en gebruikers zelf worden aangegeven en afgedwongen. Wat eerst niet mag, wordt vervolgens gedoogd en later zelfs tot regel. Dat is niet altijd het geval, maar wel opvallend vaak. Omdat iedere oplossing ook weer nieuwe problemen met zich meebrengt, moet er ook steeds opnieuw gekeken worden naar wat vervolgens weer wel en niet mag of kan. Een meewandelende of –fietsende jurist zou de hele route kunnen voorzien van bordjes met daarop de wet- en regelgeving die wel en niet meer van toepassing is.




Uitgelicht ~ Recht maakt krom wat recht is, en daar is niks kroms aan

RechttevoetOmslagElke bestuurder die verantwoordelijkheid draagt voor de ruimtelijke ordening en verkeersveiligheid moet zich bij het lezen van Schnabels exposé ongemakkelijk gaan voelen. Is het door een gebrek aan kennis en kunde aan de kant van deskundigen, die hun adviseren over verkeer en verkeersveiligheid? Is het hun eigen onmacht om dat wat deze deskundigen aanbevelen te realiseren? Of zijn het de burgers, die zich deels niet laten leiden door wat voor slim uitgedacht routeplan dan ook? Hoe dan ook, na zelf eens het tracé op de fiets te hebben afgelegd, moeten de bestuurders erkennen dat het beschreven tracé niet bepaald ideaal is. Deze vaststelling brengt ze echter niet meteen in verlegenheid. Het gaat hier om een complexe materie, zo hoort men ze redeneren. We moeten rekening houden met tal van uiteenlopende belangen. Het gaat om de belangen van voetgangers, fietsers en automobilisten, van omwonenden, het milieu en het stadsgezicht en natuurlijk mogen we ook de financiële belangen niet uit het oog verliezen. Vanwege die uiteenlopende belangen is het onmogelijk om een tracé uit te zetten en in te richten waar iedereen volledig gelukkig mee zal zijn. Bestuurders moeten afwegingen maken, waardoor hun besluiten veelal een compromiskarakter vertonen. Vanuit bestuurlijk opzicht is daar niks mee. Maar als het bestuur dan op toch wel enkele heel problematische knelpunten wordt gewezen, zoekt het een uitweg. Ook die knelpunten onderkennen bestuurders en delen hier zelfs de kritiek van de burger, maar… die juristen, hè. Het bestuur is in deze moderne rechtsstaat nu eenmaal gebonden aan het recht en dat maakt dat we wat krom is nog onmogelijk recht kunnen krijgen. Wet- en regelgeving en juristen zijn daar debet aan, zo mopperen de bestuurders. Hebben ze een punt?

In zeker opzicht hebben ze gelijk. Juristen zijn preciezen. Wet- en regelgeving zijn voor hen min of meer heilig en als burgers daar een beroep op doen, gaat het recht voor op bestuurlijke prudentie. Het wordt door bestuurders dan ook vaak opgemerkt: recht en rechtspraak zijn een blok aan hun been. Rechters zijn echter niet onder de indruk van dergelijke opmerkingen. We leven nu eenmaal in een rechtsstaat en daar gaat het recht voor op het bestuur. Zint het u niet, zorg er dan voor dat de regels worden veranderd.

Bestuurders hebben echter niet helemaal gelijk (sommigen zullen zeggen dat bestuurders helemaal geen gelijk hebben). Alhoewel bestuurders zeker wel worden gehinderd door het recht in de uitvoering van hun plannen, kunnen ze zich er ook achter verschuilen. Bekijk namelijk de problematiek eens door de bril van de burger. Wie het niet eens is met besluiten van het bestuur moet in de pen en bezwaar aantekenen. Als die burger ontvankelijk is en als belanghebbende wordt aangemerkt zal hij door een speciale commissie worden gehoord. Deze bezwaarcommissie kijkt nog eens naar de afwegingen die aan het bestuurlijk besluit ten grondslag liggen. Het is niet uitgesloten dat het bestuur wordt teruggefloten, maar als het geen gekke dingen heeft gedaan, zal het besluit wel overeind blijven. Dan zit er voor de burger weinig anders op dan de rechter opzoeken. Zeker in kwesties waarbij het draait om wegaanleg is het dan wel raadzaam een advocaat, dan wel een andere juridisch deskundige in te huren.

Het omgevingsrecht is wel zo ingewikkeld, dat zelfs kundige juristen er in verdwalen. Eenmaal bij de rechter wacht die burger echter meestal een deceptie. Die zit op zijn eigen stoel en gaat daar niet vanaf om op de stoel van de bestuurder te gaan zitten. Hij toetst slechts marginaal. Niet wat hij redelijk vindt is doorslaggevend. De rechter gaat alleen na of de bestuurders een evident onredelijk besluit hebben genomen. Dat zal niet snel het geval zijn, of je moet wel een heel onhandig opererend bestuur hebben. Diezelfde burger kan dan alleen nog hopen op fouten in de procedure. Het gewijzigde bestemmingsplan is niet tijdig ter inzage gelegd, de burgers zijn niet goed voorgelicht, de inspraakprocedure was gebrekkig. Hier heeft de burger wat vaker succes. Maar dat succes, die overwinning op het bestuur, is meestal een Pyrrusoverwinning. Weliswaar wordt het besluit vernietigd, maar in de praktijk betekent dat slechts vertraging. Tot grote ergernis van de bestuurders moet de boel nog eens over. Echter, alhoewel er zand in de bestuurlijke machine is gestrooid, krijgt het bestuur uiteindelijk zijn zin.

Mogelijk wordt het de lezer inmiddels duidelijk wat dit alles te maken heeft met het door Schnabel beschreven verre van ideale fietstraject. Men ziet het nu wellicht beter voor zich. De bestuurders wilden het misschien anders, maar waren genoodzaakt tot compromissen, daarbij vaak dwarsgezeten door overmatige regelzucht en onwillige rechters. Weggebruikers en omwonenden wilden waarschijnlijk ook wat anders, maar slaagden er niet in de bestuurders van hun plannen af te houden. Acties haalden weinig uit en de weg naar de rechter bleek vaak doodlopend te zijn. Hoe staat het met de toegang tot de rechter en de verhouding tussen kosten en baten? Als men al tot de rechter wist door te dringen, wat gelet op de financiële kant van de zaak, de complexiteit van regels en procedures een groot doorzettingsvermogen vraagt en euvele moed, stond men achteraf toch vaak met lege handen en deed het bestuur wat het zich van begin af aan had voorgenomen. Men had hooguit wat uitstel veroorzaakt. Moeten we nu heel erg ongelukkig zijn met dit alles? Elke weldenkende burger zal zich, net als Schnabel, achter zijn oren krabben als hij zich beweegt door het stadsverkeer.

rechtvoetplein

De Berekuil was het eerste verkeersplein in Nederland waarbij het fietsverkeer op een ander niveau werd afgehandeld dan het gemotoriseerde verkeer. Bron Wikipedia

Vaak heeft het meer weg van knip- en plakwerk, een waar ‘patchwork’. Een kind zou het beter doen. Bedenk echter dat een verkeerstraject zelden van scratch af aan wordt aangelegd. Veelal dient men uit te gaan van bestaande situaties, waarbij men bij aanpassingen stuit op botsende belangen van bewoners, automobilisten, fietsers, voetgangers, winkeliers enz. Tenzij we ruime macht toekennen aan een soeverein, die op eigen houtje simpel de dienst uitmaakt en bijvoorbeeld kiest voor de fietsers en alle andere belanghebbenden daaraan ondergeschikt maakt, zal het toch een geven en nemen worden. Zeker, zo vindt men nooit een ideale oplossing, maar bedenk in wat voor samenleving we terecht komen waarin ideale oplossingen de maat zijn. Ideaal volgens wie? Ideaal, ten koste van wat en koste wat kost? We leven in een rechtsstaat. Dat betekent dat we, hoe moeilijk soms ook te realiseren, als het puntje bij paaltje komt, een beroep kunnen doen op wet en rechter om onze belangen te beschermen. Dat kan leiden tot frustratie van mooie plannen, maar ja, mooi voor wie? Kortom, hoe irritant ook, we zouden als we op de fiets het traject van station naar Uithof afleggen ook wel even kunnen gniffelen: een ‘geruststellend’ rommeltje. Recht is krom, en dat is maar goed ook. Maar er zijn grenzen.

In de eerste plaats kan men zich afvragen of alle verkeersmaatregelen doeltreffend zijn. Er is wel eens gepleit voor het minimaliseren van verkeersborden en verkeerstekens. Knipperlichten in plaats van verkeerslichten. Overregulering en niet eenvoudig te begrijpen verkeersgeboden en verboden kunnen leiden tot burgerlijke ongehoorzaamheid, willekeur en handhavingsproblemen. Of, erger nog, gevaarlijke verkeerssituaties.

In de tweede plaats moet het recht wel toegankelijk blijven. Ik ben er echter niet gerust op dat ‘access to justice’ in volle omvang voor de toekomst gegarandeerd wordt. Bestuurders vragen om meer armslag, ministers willen kosten besparen en dat maakt dat de drempel om toegang te krijgen tot de rechter alsmaar hoger wordt voor veel burgers. Mij lijkt dit iets om over na te denken wanneer men op een zonnige lentedag door het Wilhelminapark pedaalt. Neem dan even de tijd, zet je neer op een bankje en mijmer over de parabel van de wet. U weet wel, die raadselachtige pagina’s van Franz Kafka, waarbij het gaat om de grote belofte van de toegang tot de Wet. De man, gezeten op het bankje bij de toegangspoort tot de Wet wil worden toegelaten. Nee, nog niet, maar het is raadzaam om te wachten. Wanneer de man, oud en grijs geworden sterft, gaat de poort dicht. Hij vraagt de wachter waarom hij al de tijd dat hij daar voor de poort heeft gewacht niemand anders zich heeft gemeld? Ja, de Wet was er voor u, alleen voor u deelt de poortwachter mee en sluit de poort. Over die paar pagina’s is al een boekenkast volgeschreven. Ik doe geen poging er nog iets geleerds over te zeggen. Voor mij, en hopelijk voor alle juristen en wetgevers werkt het verhaal als waarschuwing: laten we vooral op het kromme pad blijven, precies zoals dat hopelijk ook de fietsers lukt.

rechtvoetplattegrond1

Wandeling – op weg naar de Uithof

rechtvoetplattegrond2

Van Centraal Museum naar Uithof




Dilemma 1 ~ Wandelen langs een fietsroute

Dilemma1Als je aan het verkeer in Utrecht deelneemt, merk je al na een paar kilometer de gevolgen van tegenstrijdige regelgeving.

Is het mogelijk deze regels beter op elkaar af te stemmen en te laten aansluiten bij de dagelijkse praktijk van gebruikers? Of is dat in onze wereld van overregulering een utopie?