Inge – Altijd in beweging. Elke stap een nieuw evenwicht.

Neergaan is niet altijd vallen
Je legt je benen zachtjes neer in een spagaat
Je armen eroverheen
Je hoofd eroverheen
Rust
In de lucht klinkt de muziek door
De aarde draait onder je door
Wiegt je
Na een paar maten draai je langzaam weer omhoog
Een pirouette
De armen reiken
Hoger en hoger
Je springt en bent los

 

Om te kunnen dansen moeten je voeten altijd wakker zijn, klaar staan voor de volgende pas. Ook als je stil staat. Balans betekent ook: altijd klaar zijn voor een volgende beweging.
Inge, een blonde vrouw met rustige heldere ogen, danst al sinds ze jong is. Haar eerste stapjes zette ze in Voorhout en door een verhuizing zette ze haar eerste danspassen in Enkhuizen. Toen ze ging studeren sprong ze naar Amsterdam, waar ze danste van Bos en Lommer naar de Baarsjes naar het Javaplein naar de Insulindeweg. En ook naar de Bootstraat op Wittenburg waar ze bij een hospita woonde. Toen ze er voor het eerst met de bus heen ging, dacht ze “Waar gáát deze bus naartoe??”

De Oostelijke Eilanden zijn eilanden en zo voelen ze ook echt, al liggen ze in Amsterdam Centrum. Ze vond het een heel fijne buurt, compact, midden in de stad én met een echt dorpsgevoel. Ze bracht het jongste kind van de hospita ook wel eens naar school, de buurtschool waar haar eigen zoon inmiddels ook heen gaat. Want na jaren, en meerdere andere woonplekken, woont ze nu alweer een aantal jaar op Wittenburg, op een steenworp afstand van haar oude hospita.

Toch was het niet een bewuste keuze om precies hier weer terecht te komen. Ze was in Amsterdam gaan studeren omdat dat toch wel the place to be was. Als tiener ging je winkelen in Amsterdam, als twintiger ging je studeren in Amsterdam. Maar studeren was geen vrijheid-blijheid voor Inge. Omstreeks de start van haar studie orthopedagogiek werd haar vader ernstig ziek en tegen het einde van haar studie overleed hij, veel te jong, op zijn vijftigste. Die jaren van zijn ziekte waren heel zwaar voor haar. Ze pendelde veel heen en weer tussen Amsterdam en Enkhuizen. En naar de balletschool in het naburige Grootebroek, want dat was haar redding: héél véél dansen.
Dan kon ze alles even opzij zetten. Terwijl ze in Amsterdam niet echt een sociaal leven opbouwde, vormde de groep mensen waarmee ze danste haar sociale leven, haar wortels. Het was een plek waar ze zich geborgen voelde en waar ze in de beweging tot rust kon komen.
Haar moeder begreep dat niet. ‘Die balletschool heb je toch al helemaal gezien? Moet je niet eens van ballet af? Je woont in Amsterdam. Maak je eens los.’ Ze wilde Inge juist altijd stimuleren om er op uit te trekken, de wereld te zien, onafhankelijk te zijn. En tegelijk vindt ze tegenwoordig de afstand Enkhuizen-Amsterdam juist erg groot, nu ze oma is. Inge voelt de afstand ook, maar voelt hem anders dan haar moeder. Een kilometer is altijd 1000 meter, maar voor de één is dat een hardlooprondje tijdens een verkoudheid, voor de ander is soms elke stap teveel.

Na haar studie begon ze te werken als gezinsvoogd en na een jaar kwamen er heel veel kilometers tot haar moeder in Enkhuizen bij toen ze voor een organisatie in Boston in de Verenigde Staten ging werken. In een uitwisselingsprogramma bracht ze over hoe in Europa met jeugdzorg wordt omgegaan. En via dat programma leerde ze een man kennen waar ze tot over haar oren verliefd op werd. Een Zwitser waarmee ze op avontuur ging door de VS, en waarmee het avontuur door ging toen Inge naar Nederland en hij naar Zwitserland terug ging. Weer pendelde Inge veel, tot hij besloot bij haar te komen wonen, op dat moment weer even in Enkhuizen.

Het bracht wat rust niet meer te hoeven pendelen, en dat kon ze goed gebruiken want na terugkomst uit de Verenigde Staten was de koek bij Inge even op. Studeren, afstuderen, een eerste baan. Het overlijden van haar vader na jaren ziekbed. Haar moeder die twee maanden daarna ook kanker bleek te hebben, waar ze gelukkig van genas. Een prachtige maar ook intense reis naar de Verenigde Staten. En een hemelshoge verliefdheid die haar wereld op zijn kop zette.
Het was een achtbaan en even teveel. Ze nam gas terug en nam rust.
En na een poos kwam ze er weer langzaam bovenop. Samen met haar man verhuisde ze naar de Baarsjes in Amsterdam en begon ze te werken bij een organisatie gespecialiseerd in jeugdhulp.

De fascinatie met familie en familierelaties begon al heel vroeg. Volgens Inge’s moeder, ook gezinsvoogd, wilde Inge vroeger als klein kind al alles weten van de familie en de familiegeschiedenis. Feiten bleven niet echt hangen maar de verhalen wel. ‘Hoe was opa? Hoe was oma?’
Ze wilde weten hoe bepaalde situaties waren ontstaan, waarom mensen bepaalde beslissingen namen, hoe mensen met elkaar omgingen. Achter de feiten zitten altijd de verhalen.
In haar familie waren de familiebanden ingewikkeld. In welke familie niet? Haar ouders waren uit elkaar gegaan toen ze nog klein was. Gelukkig konden ze goed afspraken maken, maar het was toch pijnlijk. En ook fascinerend. Inge’s gevoeligheid voor de draadjes tussen mensen ging samen met gevoeligheid over haar eigen plek tussen die draadjes. Ze was een onzeker en verlegen kind, dat buikpijn kreeg als een ander kind in haar klas gepest werd, ze voelde de pijn en de onrechtvaardigheid. Tegelijk durfde ze er niet tegenin te gaan, bang als ze was zelf buiten de groep te worden gezet.

Onzekerheid heeft Inge lang achtervolgd in de vorm van het zogenaamde impostor syndrome, de overtuiging die iemand kan hebben dat ondanks goede prestaties zij of hij op een dag door de mand valt en iedereen ziet dat zij/hij de geleverde prestaties eigenlijk niet kan, dat zij/hij heeft gesjoemeld om het te bereiken.
Zo dacht Inge altijd dat ze niet goed kon leren, en op puur geluk van de mavo op de havo op het hbo terecht was gekomen. Na haar hbo-propedeuse sociaal agogische dienstverlening ging ze orthopedagogiek studeren. Ze had gewoon toevallig al die voldoendes gehaald. En op dit moment heeft ze net vanuit haar werk een tweejarige post-doctorale opleiding orthopedagoog generalist afgerond, ‘ook met geluk hahaha!’.

Gelukkig is dit onzekere gevoel aan het slijten. Hoewel het ook niet alleen negatief is. Op haar eerste opleidingsplek kreeg ze eens de feedback dat ze wat onzeker was. Ze vatte dit op als kritiek maar haar werkbegeleider bedoelde het juist als iets positiefs: Inge stelde altijd extra vragen, wilde de zaken goed begrijpen, van haar twijfel en zoeken werd het werk beter.
En juist in het werken met kinderen is het vragen en het zoeken, de interesse naar het verhaal enorm belangrijk. Ze gaat zitten met de kinderen, tekenvel erbij en stiften om te tekenen. Vraagt ze dan: “Waar maak je je zorgen over? Waar zou je je minder zorgen over willen maken?” En, heel belangrijk: “Wat is er goed?” Inge veert helemaal op als ze hierover vertelt.

Dat vindt ze ook wel mooi aan deze tijd, dat de benadering veelal oplossingsgericht is en niet meer zo probleemgericht. De blik is veel breder: er zijn dingen lastig in het leven maar niet alles, er zijn ook veel dingen goed en leuk. Daarnaar op zoek gaan met de kinderen is heel mooi.
Met de ouders is ze altijd op zoek naar de intentie. Bijna 100% van de ouders heeft goede intenties en houdt van zijn of haar kind. Alleen is het gedrag om die intenties te bereiken soms onhandig. Zo nemen ouders ook weer hun eigen opvoeding met zich mee, ook zij zijn vroeger met een bepaalde missie en idee opgevoed. Een jeugd kan diepe sporen nalaten en mensen kunnen een leven bezig zijn met het leren omgaan met die sporen.

De recente opleiding die ze heeft gedaan heeft Inge weer extra herinnerd aan hoe complex het is om een fijne opvoeding op te bouwen. Goede hechting, een veilige basis bieden, de behoeftes van je kind kunnen zien en ernaar kunnen handelen… De intenties stromen vaak in overvloede, maar die stroom wordt omgebogen, verlegd, afgekapt, ingedamd, verhuld door iemands eigen ervaringen en pijn. De opleiding was voor Inge een spiegel over haar relatie met haar moeder, en deed haar weer des te meer beseffen dat ‘dit het is’. Inge valt even stil, houdt woorden binnen…
Dan vervolgt ze: “Beter genieten van wat er is en je niet branden aan dingen die je toch niet kan veranderen.”

Ze is nu zelf ook moeder, en ervaart dat het krijgen van een kind een trommeltje aan héél veel emoties opent. Wat je voelt voor je kind en wat je doet met je kind, is ook weer een spiegel. Graag zou ze haar zoontje helemaal plat willen knuffelen elke keer dat ze hem ziet, terwijl ze weet dat haar stoere mannetje daar lang niet altijd op zit te wachten. Dan moet ze zich inhouden.
Gaat Inge door haar opleiding en werk ook analytischer te werk in de opvoeding van haar eigen zoon? Inge moet lachen. Ze heeft inderdaad veel kennis over kinderen en opvoeden maar het is tegelijk ook een handicap. Ze merkt dat ze vaak ook buiten haar werk ‘aan’ staat, als ze situaties in het wild tegen komt. Dat kan haar spontaniteit in de weg zitten. En daarnaast, je kan nog zoveel weten van iets, maar eigenlijk weet je ook weer helemaal niks. Want elke ouder en elk kind is anders. En vooral, thuis komen alle emoties erbij. Thuis is ze gewoon Mama Inge. Haar zoontje is haar grote trots, daar is ze zo vol van! Inge’s heldere ogen stralen.

Ze hoopt haar zoon de vaardigheden mee te geven om een fijn leven te leiden, om fijne mensen om zich heen te verzamelen. Dat hij dingen doet waar hij blij mee is. Dat hij blij is er te zijn. Willen dat je kind gelukkig is, is zo lastig om te willen! Je kan bouwstenen meegeven waar hij zelf hopelijk een mooi huis mee kan bouwen.
Intenties en het leven, het is wat het is. Maar dat maakt het leven niet minder waardevol. Inge vindt haar werk in de jeugdzorg prachtig, ondanks de pijn die ze bij mensen tegen komt, ze probeert ook hier bouwstenen mee te geven. Zo is ze nu bezig met een meisje dat moeite heeft met dat haar vader steeds verschijnt in haar leven en dan weer verdwijnt. Inge maakt het niet mooier dan het is: de vader is niet te veranderen, dit is het nu. Maar… dat is geen eindpunt. Samen met het meisje kijkt ze dan naar wat dit met haar doet, dat ze zich afgewezen voelt, en zoeken ze naar het antwoord op ‘maakt dit jou een minder mooi mens?’ (Spoiler: Nee!)

Geen eindpunt. Altijd in beweging. Wat Inge heeft geleerd in haar leven: ‘Dat ik er weer bovenop kom!’ Dat het wel goed komt. Ze kan dingen heel eng en spannend vinden, en dan doet ze ze toch. Ze spreekt de woorden krachtig uit.
Blijkbaar zit ergens een diep basisvertrouwen. Misschien geeft ‘het is wat het is’ ook kracht voor de volgende stap. Zoals bijvoorbeeld misschien nog een keer een studie doen. Op een dag gaan werken met de andere kant van de generaties, oudere mensen. En ook, zichzelf beetje bij beetje steeds meer gewoon goed te vinden. Dat lukt steeds beter maar ook dat is een levenslang pad.
Ondertussen is ze stinkend trots op wat ze heeft bereikt. Zoals op haar reis naar de Verenigde Staten, op het afmaken van haar studie, op het afronden van de post-doctoraal. Ze heeft het toch maar geflikt!

Met dansen is Inge nooit opgehouden. Het is echt een grote liefde. Als ze naar dansvoorstellingen gaat, dan voélt ze de dans alsof ze zelf op dat podium staat. Als tiener had ze wel danseres willen worden bij Madonna, en dan hele wereld over mee op tournee! Nu is ze wel blij dat ze geen professioneel danser is geworden. Ze lest tegenwoordig nog steeds, bij een leuke lerares in de Watergraafsmeer, die wel professioneel danseres is geweest en de verhalen erover zijn niet mals.
Het zou geen fijn pad voor Inge zijn geweest. En het dansen zit toch ín haar.
Altijd in beweging. Elke stap een nieuw evenwicht.

Dit portret van Inge is onderdeel van een serie over de Oostelijke Eilanden: http://rozenbergquarterly.com/de-oostelijke-eilanden/