De ideologie van de PVV. Het kwade goed en het goede kwaad

Nu online: De ideologie van de PVV. Het kwade goed en het goede kwaad – Jan Jaap de Ruiter

Sinds 22 november jl. is de PVV de grootste partij van Nederland. Tijd om aandacht te vragen voor de ideologie van deze partij.

‘Afgelopen woensdag hebben ruim 2,5 miljoen Nederlanders op een partij gestemd die geen partij is. Het privé-vehikel van de heer Wilders verschuilt zich dan wel achter de noemer ‘partij’, maar het is niet mogelijk om lid te worden van de partij, of beter gezegd van de vereniging met de naam ‘Partij voor de Vrijheid’ (voorheen Vereniging Groep Wilders). Wilders is het enige lid van deze vereniging. Wat vergaderen efficiënt maakt.

Kenmerkend voor autoritaire bewegingen is de status van de leider. Als je dan ook nog bedenkt dat in het taalgebruik van deze beweging veelvuldig wordt verwezen naar ‘eigen volk’, schurk je al snel tegen van ouds bekende slogans aan.

Ook het aanwijzen van een zondebok is een vertrouwd geluid bij dit soort groeperingen.
Meer dan een miljoen mensen in Nederland zijn door meneer Wilders apart gezet. Al heeft hij, om een goede indruk te maken, de afgelopen week ook een aantal van zijn speerpunten in die wachtkamer plaats laten nemen.’

In het partijprogramma van de PVV komen de woorden ‘Nederland’ en ‘Nederlander(s)’ maar liefst 121 keer voor, blijkt uit een analyse van het Algemeen Dagblad.

Kortom, de PVV houdt van Nederland. Van dit Nederland: ‘Wij zijn trots op onze cultuur, identiteit en tradities. Die moeten we dan ook behouden. Niet uitwissen. De linkse haat waarin helden uit onze geschiedenis worden beschimpt, wordt beëindigd. De excuses voor het slavernijverleden en de politionele acties, zoals gedaan door de Koning, worden ingetrokken. Zwarte Piet blijft.’

Uit: https://bonaire.nu/2023/11/26/auke-op-zondag-een-paar-dagen-later/

De ideologie van de PVV. Het kwade goed en het goede kwaad – Jan Jaap de Ruiter

Bij het ter perse gaan van dit boek in maart 2012 verscheen de derde, ongewijzigde druk van De schijn-élite van de valse munters. De analyse in dit boek is gebaseerd op de eerste druk van het boek van Martin Bosma dat in 2010 verscheen.

© Jan Jaap de Ruiter, 2012
© Voorwoord Rob Riemen, 2012
Omslag en opmaak: RPS, Amsterdam
Foto omslag: Jarich Schaap, 2011

Dit boek is mede mogelijk gemaakt dankzij Bureau Intermonde

Rozenberg Publishers, Amsterdam, 2012
ISBN 978 90 361 0284 1

Wee hun die wijs zijn in hun eigen ogen, en verstandig naar hun eigen mening.
Jesaja 5: 21

Inhoud

Rob Riemen – De leugen regeert weer
1 De ideologie van de PVV
2 Het christendom
3 De islam
4 De joden en Israël
5 De linkse partijen
6 Emigratie en multiculturaliteit
7 De PVV, de wording van een partij
8 Cijfers
9 De PVV-heilstaat
10 Epiloog: De gezelligheid zal verdwijnen

Nieuwe gezelligheid, een verhaal
Bibliografie
Noten




Over de rol van ijdelheid in de wetenschap ~ Inhoudsopgave

Omslag: burobouws.nl

Inhoud

1. Over de rol van ijdelheid in de wetenschap – Voorwoord
2. Jan P. Bakker
3. Uren met Lévi-Strauss
4. Over Norbert Elias
5. Een al te absolute overtuiging – Over Dick Swaab: Wij zijn ons brein
6. De kwestie Buck
7. Het geval van Jan Hendrik Schön
8. De affaire Stapel
9. Inzake Mart Bax
10. Sir Cyril Burt
11. Bernard Berenson tussen kunstwetenschap en handel
12. Rangschikkingen
Geraadpleegde literatuur

‘IJdelheid’, wat is mijn definitie van dat begrip? In de Van Dale wordt ijdelheid omschreven als ‘een te hoge dunk van de eigen voortreffelijkheid’ en als ‘de zucht om door anderen bewonderd en geprezen te worden’. Beide omschrijvingen zijn voor mijn doel bruikbaar. Een zekere mate van ijdelheid in deze betekenis is veel beoefenaars van de wetenschap eigen, met name als ze de positie van hoogleraar bereikt hebben. Mij gaat het hier echter om gevallen waarbij ijdelheid zich in excessieve vorm voordoet. In die zin dat deze ook nog gepaard gaat met de ‘ik heb altijd gelijk’ gedachte, en vaak ook met ‘ik weet toch wel hoe het zit, ook zonder het onderzocht te hebben’.

Eerder verschenen bij Rozenberg Publishers. Amsterdam 2017. ISBN 978 90 3610 493 7




Over de rol van ijdelheid in de wetenschap ~ Voorwoord

‘IJdelheid’, wat is mijn definitie van dat begrip? In de Van Dale wordt ijdelheid omschreven als ‘een te hoge dunk van de eigen voortreffelijkheid’ en als ‘de zucht om door anderen bewonderd en geprezen te worden’. Beide omschrijvingen zijn voor mijn doel bruikbaar. Een zekere mate van ijdelheid in deze betekenis is veel beoefenaars van de wetenschap eigen, met name als ze de positie van hoogleraar bereikt hebben. Mij gaat het hier echter om gevallen waarbij ijdelheid zich in excessieve vorm voordoet. In die zin dat deze ook nog gepaard gaat met de ‘ik heb altijd gelijk’ gedachte, en vaak ook met ‘ik weet toch wel hoe het zit, ook zonder het onderzocht te hebben’.

Ik heb in ruime mate gegevens verzameld over tien zulke personen. In zeven van mijn casussen ben ik goeddeels tot mijn oordeel over hen gekomen op grond van eigen onderzoek en eigen ervaringen. In twee gevallen heb ik mede gebruik gemaakt van het zorgvuldige werk van een onderzoekscommissie. In drie gevallen heb ik mijn oordeel voornamelijk gebaseerd op doorwrochte studies van anderen. Ik heb niet de pretentie dat het hier gaat om zoiets als een representatieve steekproef. Wel meen ik een scala van gevallen te presenteren die de meeste variaties op dit gebied omvat. Zo heb ik gezocht naar voorbeelden uit onderscheiden gebieden van wetenschap. In zes gevallen zijn het beoefenaars van de sociale wetenschappen (in de ruime zin van het woord), in vier gevallen natuurwetenschappers (in de ruime zin van het woord). In vijf casussen betreft het actuele affaires, in de vijf overige om zaken die zich in het (nabije) verleden hebben voorgedaan. Die te bespreken is van belang, al is het maar om aan te tonen dat misstanden in de wetenschap niet enkel van vandaag of gisteren zijn. In alle tien gevallen betreft het mannen. Geen wonder. Immers in het nabije verleden waren bijna alle beoefenaars van de wetenschap van het mannelijk geslacht, en ook nu nog geldt dat voor een ruime meerderheid. Maar de emancipatie schrijdt met rasse schreden voort! Alweer enkele jaren geleden kreeg voor het eerst een vrouwelijke beoefenaar van de wetenschap een officiële berisping wegens wangedrag in de wetenschap. Ik noem hier geen namen.

Excessieve ijdelheid in de wetenschap, in de hier geformuleerde betekenis van dat woord, heeft vaak schadelijke gevolgen en wordt daarom in dit geschrift bestreden.

Achtereenvolgens bespreek ik leven en werk van de volgende personen: de fysisch geograaf Jan P. Bakker; de antropoloog Claude Lévi-Strauss; de socioloog Norbert Elias; de hersenonderzoeker Dick Swaab; de chemicus Henk Buck; de nanotechnoloog Jan Hendrik Schön: de sociaal psycholoog Diederik Stapel; de antropoloog Mart Bax; de psycholoog Cyril Burt; de historicus Bernard Berenson.

De vraag die als eerste te beantwoorden staat is of ijdelheid in excessieve-mate bij onderzoekers in alle gevallen nadelig is voor de wetenschap.

Bij het schrijven van dit boek heb ik de hulp gehad van Henk Tromp. Hij heeft mijn teksten zorgvuldig gelezen en mij zijn kritiek niet bespaard. Verder, hij weet (bijna) alles van computers en ik (bijna) niks. En tenslotte, het mooie hoofdstuk 11 is van zijn hand.

Ook wil ik Frank Bovenkerk en Lodewijk Brunt bedanken voor hun welkome bijstand. Eens waren zij veelbelovende promovendi van mij, nu zijn zij allebei emeritus hoogleraar. Dat ik dat nog mag meemaken!

Volgende hoofdstukover-de-rol-van-ijdelheid-in-de-wetenschap-jan-p-bakker/




High Amsterdam ~ Ritme, roes en regels in het uitgaansleven

Nabben

Omslagontwerp: Lucas Mees. Foto omslag: Ziggy Love – RoXY

Nu compleet online: Ton Nabben – High Amsterdam. Ritme, roes en regels in het uitgaansleven.

Inhoudsopgave 
1. Van acid tot zerotolerance
2. Theoretische visies op drugs, jeugd en uitgaan
3. De Amsterdamse panelstudie
4. Uitgaan en drugs tussen interbellum en jaren tachtig
5. Van RoXY tot regelgeving
6. Het nieuwe Amsterdamse uitgaansleven
7. De drugsmarkt van de Amsterdamse uitgaanswereld
8. Ecstasy: het succes van een ‘psychedelische amfetamine’
9. Cocaïne: terug van nooit echt weggeweest
10. Amfetamine: de radicalisering van energie
11. Anesthetica: tussen euforie en narcose
12. Regels en roes in het uitgaansleven
13. Samenvatting en conclusies
14. Summary and conclusions

Binnenkort:
15 Bijlagen & Literatuur

Nabben1-page-006

Foto: Maurice Boyer – Vondelstraatrellen Amsterdam 1980

_____________________________________________________
Voorwoord
Amsterdam 1981. Krap dertig jaar woon ik inmiddels in deze stad. Ik weet nog goed dat Mokum in haar voegen kraakte toen ik mij hier vestigde. De stad leed onder een taaie economische crisis. Heroïne ontwrichtte het leven van veel jonge Amsterdammers en ‘verdwaalde’ toeristen. Het wallengebied oogde vitaal én verloederd. Krakers, waarvan vele student, veroverden tientallen panden per jaar. De jeugdwerkloosheid steeg tot wel 30%. De do it yourself mentaliteit gold als creatief antigif tegen het doem- en no future denken. Sociologen typeerden ons als de ‘verloren generatie’, in straatjargon ook wel de ‘traangasgeneratie’ genoemd. Schermutselingen met de politie en mobiele eenheid waren schering en inslag. Niks nieuws, want de stad was vanaf de jaren zestig al het strijdtoneel van nozems, kuiven, hippies, provo’s, opgeschoten tuig, rapaille en in mijn tijd punks, krakers en autonomen. De stad stond onder curatele en smachtte naar andere, betere tijden.

De door provo ontketende anarchistische stadssfeer was met het naderen van de eeuwwisseling gaandeweg verdampt. ‘Amsterdamned’ ontpopte zich als ‘glAmsterdam’. Pep, punks en protest transformeerden tot house, hip en happening. De strijd om de straat maakte plaats voor nachtenlang dansen tot aan het ochtendgloren.

Anno 2010 is de economische barometer na een zeer welvarende periode weer tot onder nul gezakt. Vooralsnog oogt de stad rijker en mondainer dan toen. Het toerisme is een stuwende bron van inkomsten geworden. De studentenpopulatie is fors gegroeid, evenals de dienstensector en het uitgaansleven. Technologie, creativiteit en innovatie zijn de nieuwe speerpunten van beleid. Met een uitgekiende citymarketing gooit Amsterdam als cool city weer hoge ogen. De slogan ‘Amsterdam heeft het’ is veranderd in ‘I Amsterdam’. Tussen al het stadstumult had ik destijds als twintiger, werkloos of niet, één doel voor ogen; tegen mijn dertigste wilde ik weten welke richting het op zou gaan met mijn leven.

Beroepsmatig dan. Een vaste baan én het liefst in Amsterdam. Dat lukte. Na mijn studie andragologie raakte ik als jonge onderzoeker bij de onderzoeksgroep van Dirk Korf betrokken bij studies naar zwerfjongeren, hoerenjongens, de crack- en heroïnescene, spijbelaars, fietsendieven en AIDS. Professioneel rondhangen in bars, discotheken, coffeeshops, op CS en pleinen beviel mij eigenlijk wel. Laverend langs de rand van de zelfkant; bepaald saai was het niet. Het XTC onderzoek in 1990 en de daarop aansluitende trendstudie naar alcohol- en drugsgebruik onder jonge Amsterdammers heeft echter de toon gezet voor het proefschrift dat nu voor u ligt. Toen ik eraan begon, werd mij wel eens gevraagd waarom ik niet gewoon op vijf à zes artikelen wilde promoveren. Een vlotte kaft eromheen en voila! Het zou zoveel makkelijker zijn dan het schrijven van een boek. Eén proefschrift notabene.

Zonder goed te weten waarom, heb ik mij tegen deze overigens goed bedoelde suggesties verzet. Achteraf vermoed ik onbewust de stille wens te hebben gekoesterd om een onvervalst old skool proefschrift te schrijven over de Amsterdamse pleziercultuur die door house begon te swingen. Een historisch keerpunt waarin het uitgaansleven, net als de stadssfeer, dramatisch van karakter veranderde. De barricades werden vervangen door brasterrassen. Tijdens de research- en schrijffase werd het mij steeds helderder waarom ik juist voor dit omslachtige pad had gekozen. ‘Gewoon’. Soms moet het ‘grote verhaal’ weer eens verteld worden. Dat zou goeddeels verloren zijn gegaan als ik de periode voor en na de houserevolte in artikelen opgeknipt zou aanbieden aan Britse en Amerikaanse drugsjournals. Een hoofdstuk zou bij wijze van spreken verschrompelen tot een alinea. Althans, zo vreesde ik. Het accent in het grote verhaal zou deze keer niet op de problematische kant van drugs liggen, van heroïne, straatjunken, dealers en hoeren, waar overigens al mooie etnografische studies over zijn verschenen. Nee, het zou een caleidoscopisch geïnspireerd verhaal moeten worden over de recreatieve gebruikersmarkt die mede door de komst van ecstasy een ongekend feestelan ontketende in de stad. Ook over dit thema is veel geschreven, maar vooral op anekdotische en journalistieke wijze. Ofschoon ik met plezier uit deze bronnen heb mogen putten, miste ik echter het criminologische betoog over het wilde nachtleven en meer specifiek de problematische context tussen ritme, roes en regelgeving, die door de vloeiende tijdgeest immer in beweging is.

Na aanvang van Antenne en de panelstudie in 1994 kon het drugsgebruik in het Amsterdamse uitgaansleven op systematische wijze worden gevolgd. De clubsurveys en panelstudie samen is bij het delven ervan een goudmijn gebleken, die uiteindelijk geleid heeft tot het proefschrift: High Amsterdam. Ritme, roes en regels in het uitgaansleven. Ruim vijftien jaar hebben enquêteurs (o.a. Unity en medewerkers van het Jellinek) samen met collega onderzoekers van O+S en later het Bonger Instituut geholpen bij het verzamelen, analyseren en rapporteren van de data. Ik ben jullie allen daarvoor grote dank verschuldigd. Ook de promotiecommissie die dit proefschrift heeft gewikt en gewogen en rijp voor promotie achtte.

Tot slot wil ik eindigen met het steken van de loftrompet en enkele speciale dankwoorden uitspreken. Ten eerste aan mijn ‘leermeester’ én ‘mattie’ Dirk Korf, waar ik inmiddels al twintig jaar in vrolijke bevlogenheid serieus wetenschap mee bedrijf.

Dank je Dirk, voor je empirische vergezichten, scherpzinnigheid en grenzeloze vertrouwen.
Dank je Jan, de ‘grote’ KLEINE taalvakman, mijn steun, toeverlaat en getuige in de felle branding.
Dank je Mylène, voor je aanstekelijke enthousiasme en spitse commentaar op mijn ‘magnus dopus’.
Dank je Annemieke voor het minutieus zeven en zuiveren van rondslingerend datavuil.
Dank je Nuriye, hartstochtelijke beeldenjager naar genot en verbod, ritme en roes.
Dank je lieve ouders & familie voor jullie warme betrokkenheid tijdens mijn eenzame schrijffase.
Dank je Floor en Jaap, voor jullie professionele ondersteuning en jarenlange toewijding aan Antenne.
Dank je Annelies voor je geduld, liefde, inspiratie én ‘draad van Ariadne´ tijdens labyrintische bespiegelingen.

Tenslotte ook grote dank aan alle: dj’s, die met passie over de magie van muziek hebben verteld én laten horen; dealers, die tipjes van de sluier hebben gelicht ten dienste van de wetenschap; dienders en politici die gedogen niet als een zwakte maar juist als een kracht beschouwen; doktoren en voorlichters die vanuit hun professie zonder moraal matiging van drugs nastreven; donoren die met enthousiasme dit proefschrift financieel en illustratief hebben ondersteund; ‘dudes’ die ik de afgelopen dertig jaar in intieme anonimiteit bij nacht en ontij heb ontmoet; deelnemers van het panel die openhartig hebben verteld over de bonte wereld waar ‘roeskunstenaars’ en ‘roesknoeiers’ het leven in de feestgeest van Dionysus vieren: Carpe diem. Dank tenslotte, aan allen met wie ik wijsheid heb mogen delen.

Nabben1-page-007Amsterdam, 13 april 2010
Ton Nabben

Rozenberg Publishers 2010 – ISBN 978 90 361 0200 1

Dit proefschrift is gebaseerd op gegevens verzameld in de Antenne monitor, uitgevoerd door het Bonger Instituut voor Criminologie, Universiteit van Amsterdam, in opdracht van Jellinek Preventie.

Deze publicatie werd mede mogelijk gemaakt door financiële bijdragen van ID&T
* Horecabond Amsterdam
* Belangenvereniging Dance
* Unity Amsterdam
* Loveland Events
* Vault Productions
* Kashba
* Het Projectenburo
* Bonger Instituut

Promotiecommissie
* Promotor: Prof. dr. D.J. Korf
* Overige leden: Prof. dr. T. Blom
* Prof. dr. T.F.M. ter Bogt
* Dr. P.L.L.H. Deben
* Prof. dr. T. Decorte
* Dr. M. van Laar
* Prof. dr. C.W. Maris

 




Allegories of Wildness ~ The Name, Fame And Fate Of The Nambikwara ~ Three Nambikwara Ethnohistories Of Sociocultural And Linguistic Change And Continuity ~ Contents

A ‘primitive wild people’ that only Rondon could ‘pacify’, that was the reputation of wildness of these ‘savages’ around 1910. Not only that, Rondon also renamed them as the “Nambiquara” and hence, a few years later, this people acquiered its first fame in Brazil with a new name. Actually, colonial expansion and war had been part of their history since the seventeenth century. The crossing of the enormous Nambikwara territories by the telegraph line constructed by Rondon’s Mission produced, as far as known, the first real pacific contact. For those local groups most affected it proved as disastrous as all ‘first contacts’ without any preparation and substantial medical assistance. When Lévi-Strauss travelled through the region the so-called civilization had receded again. His research was very severely hampered by the historical consequences and by the fact the Indians still retained their political autonomy. Yet he has remarked they were the most interesting people he met and regarded this journey as his initiation in anthropological fieldwork. Tristes Tropiques made this people famous to a very large public and fixed another particular image of the Nambikwara. And then, in the seventies and eighties of the last century, the final assault took place by their being “before the bulldozer” (as written by the best known Nambikwara expert David Price). Only after a demographic catastrophy, permanent encirclement and great losses of territory, several Nambikwara local groups coalesced and emerged as peoples while many other local groups perished in this genocide. In effect, the so-called Nambikwara never were ‘one people’. This study explores the ethnohistory of the name, fame and fate of three of these peoples — the Latundê, Sabanê and Sararé — and dedicates some special attention to language loss and maintenance.

© Edwin Reesink, 2010, 2019 – Cover picture: Mísia Lins Reesink – Illustrations: Edgar Roquette-Pinto
© Rozenberg Quarterly 2010, 2019 – Amsterdam – ISBN 978 90 3610 173 8

Contents

Prologue
Part One – Name
Chapter I – Documentary ethnohistory: the convolutions of the right to territory
Chapter II – Latundê ethnohistory and their contemporary situation

Part Two – Fame
Chapter I – The string of events
Chapter II – Converging histories: Rondon, myth, ideology and petty domination

Part Three – Fate
Chapter I – Refractions of wildness: the choreography of war
Chapter 2 – The cartography of war and peace: worlds in collision

A final summation
Bibliography




Solutions For An Unfair World ~ Contents & Introduction: Consternation

Contents 
Consternation
1. The world in which we live is too complex
2. We have to bring trade under democratic control
3. Curb globalisation: a dialogue between the veritable left and the simplifying right
4. Peace in our time?
5. A president with messy moral standards

Bitter tears, bon courage
About the author & Acknowledgement & Literature

Consternation

After November 8, 2016, I have occasionally thought that the governments of civilised nations should recall their ambassadors from the United States, for consultation as it is called; I’d rather say for consideration. Thus far that recall did of course not happen, but consideration is more than ever necessary. After one year it is abundantly clear that Donald Trump’s government has not left relations within the us and the rest of the world untouched.

Obviously, us citizens must set their own course, but as residents of all corners of the world we have to consider what this Trump is doing. Let me mention in this essay a few points that we have to think about. What can we still expect, what have we already seen, how did that affect us, and how can we respond appropriately?

A warning is called for, and it comes from Luigi Zingales – as his name suggests an Italian, who is a professor in the United States. Make the comparison with Berlusconi, he suggests, and deduce lessons from that. ‘Mr. Berlusconi was able to govern Italy for as long as he did mostly thanks to the incompetence of his opposition. It was so rabidly obsessed with his personality that any substantive political debate disappeared; it focused only on personal attacks, the effect of which was to increase Mr. Berlusconi’s popularity.’ (New York Times, 22.11.16)

The purpose of this essay is not to fall into that trap. The election of Trump forces us, more than anything else, to consider some fundamental issues. At the same time we should not be afraid to formulate ambitious solutions. It is still possible to build a civilised, human, just and ecologically sustainable world. We need radical proposals for that, which I would like to present here in five – in principle separately readable – chapters.

I do not start with Trump – no matter how much we are talking about him. I want to focus first on four topics which form the core of the unrest that is raging around the world.

They contain a lot of explosive material. That is – I discuss it in the first chapter – the unmistakable fact that the unrestrained economic and cultural globalisation of the last decades has yielded relatively few winners, but an enormous amount of losers. If we see ‘simplifying right-wing currents’ playing into this, the question arises why the left, with some exceptions, has joined so easily in the neoliberal discourse about the blessings of global free trade, deregulation, privatisation and the degradation of the individual and collective protection of citizen rights, which had been established over the decades.

What is happening now is that the current, unrestrained economic globalisation is meeting with more and more resistance. But it’s not clear how we can get rid of it. The big question for now is which economic conditions we find just, human and efficient. This means that we need to make radical choices. This is what I am dealing with in the second chapter. Global, regional and bilateral trade treaties must be recalibrated. At the moment the purpose of these treaties is to give corporations and financial institutions the greatest possible freedom of action. But what about protecting the environment, pursuing social justice, enforcing decent working conditions, and finally ending tax evasion and tax fraud?

When rewriting and renegotiating trade agreements between countries, within regions and at a global level, these types of values must have priority. But that is not enough: too big and too powerful, and therefore democratically uncontrollable mega-corporations must be substantially reduced in size, and the intellectual property rights system that gives them so much power and privatises our jointly-built knowledge and creativity must be torn down. The reason for these major changes is also addressed in this second chapter.

This will be followed by a short, groundbreaking third chapter, with a somewhat unexpected proposal. One can find the forces that want to curb globalisation on the veritable left of the political spectrum and in the camp of what I call the simplifying right. For many people this will come as a small shock, but I think it is necessary that representatives of both extremes will start a dialogue with each other, in spite of all the outright differences and animosities between them. What connects them is however more important than what divides them. What connects them is the joint wish that the unrestrained and uncontrollable social, ideological and cultural globalisation will be stopped.

The fourth issue we are emphatically required to consider is something horrible: the threat of war. Weren’t we supposed to have peace after the Cold War? Forget it. The arms race is in full swing. After 1989, we thought nato would be an unnecessary organisation, but it gradually became an instrument that has advanced to the borders of Russia. Was that a prudent thing to do? Now that Trump has announced that he does not want to pay any longer for the defence of Western Europe, and that he intends to spend a lot more on armaments for the us, we have to think suddenly about what kind of army we want to have. The choice we have to make is clear: Europe will invest heavily in – above all – new and technologically ingenious weapons, or we will have to pay more attention to the organisation of disarmament conferences and weapon reductions. For the sake of clarity, I do not want to suggest that an army in itself is an unnecessary luxury; however, the question is what kind of army that should be. In addition, we must fear that the motto of years ago (‘All nuclear weapons should be removed from the face of the earth’) will be more to the point than ever. War and peace, that is the theme of the urgent fourth chapter.

After these major issues, I focus on Trump in the fifth chapter. What does he harbour for the world and how should we respond? It is problematic that the us have always pretended to be a luminous example of what a real democracy is. But then, the emperor is naked. We are even wondering if the presidential elections of 2016 were fraught with fraud. The trumpeting about of lies and half truths is the order of the day. The press, the judicial apparatus, the intelligence services and officials of various government departments are depicted as enemies of the people. Shame on them!!!!! As a result, the foundations needed for the good and fair functioning of the state are dismantled, which also seems to have been the intention of Trump’s former chief advisor Steve Bannon. Trump is further advancing this with his December 2017 tax law, which will lead to the evaporation of the institutions and social provisions of the state. Even for those who had not seen, before the election, that Trump is a man with totalitarian tendencies, it cannot be a mystery anymore: he really is, and more than that.

The most disturbing fact is that we have to fear that this hateful and warlike president is heading towards some form of coup. It is sometimes suggested that the institutions in the us are strong enough to ensure this will not happen. But unfortunately it cán happen if the people turn against those institutions. Moreover, the institutions are only as strong as the persons which carry them. In that regard the repulsive and opportunist behaviour of many Republicans does not seem to be hopeful. All this promises little good for the rest of the world. That’s why I conclude this chapter with the comment that it is a bit depressed – I can not make it any nicer.

The presidency of Donald Trump can be regarded as a catalyst which has accelerated what was already happening in the world. This essay is an attempt to find our way in all of this, and to think about how we can formulate an answer. It would not do the world any good if that answer would only come from the simplifying right. Of course, given the limited framework of an essay, pressing subjects will be left undiscussed. We can think of what Trump is doing in the Middle East (and in this case not as an entrepreneur). Will the nuclear agreement with Iran remain intact? Do the Palestinians really get the worst of it? Will the relationship between the us and China be one of peace, or will both powers steer a collision course, with the Philippines suddenly turning up in the economic and military ‘game’ as a joker? Will North Korea be bombed flat? Have the relations with Mexico lost their apparent innocence, can we rest assured that the Trump government will understand what developments occur in Latin America and in Africa, and will it deal with them prudently? And will the normalization of us-Cuba relations be undone? What makes the situation dangerous, is that Donald Trump improvises as far as foreign policy is concerned.

The biggest risk is that ultra-right forces in the US will do everything in their power to make the United Nations power less. According to Paul Kennedy, in his The Parliament of Men, we should be happy to have, in the form of the UN, something that we could not even have dreamt of before the Second World War. ‘We have established a town meeting place of the world.’ (2006: 286) That is something very special and we have to cherish it. Despite all its imperfections, with the United Nations we have created a central place where governments from all countries, large and small, can meet and implement international mechanisms.

Within the United Nations we have a multitude of international organisations for many issues in areas such as food, health, culture and education, human rights, and so on. Paul Kennedy: The least you can say, and that’s already really extraordinary, is that ‘the Great Powers remain inside the tent. At best, they can do great things.’(2006: 286) Probably I’m not the only one who fears that the Trump-government will not grant the UN the importance that the world needs.

All in all, I suppose that we are confronted by four major challenges. First of all, it is of the utmost urgency that, as I said before, the simplifying right and the veritable left will talk to each other, despite all mutual denunciations of the past. Why this bold proposal? The choice we are facing is the following: either we continue on the path of unrestrained and uncontrolled economic, social and cultural globalisation, or we have to understand that we, as citizens, are losing our grip on our living conditions through this ever-changing globalisation, and that something needs to be done.

The latter is one of the important messages that the simplifying right is taking out on the road. Precisely about that excessive globalisation a conversation is possible with the veritable left. Why do I prefer to talk about the simplifying right and not about the extreme right or the populist right? Whoever argues that the world in which we live has become too complex is not an extremist and not a populist either. But he or she might be simplifying, because simply calling for protectionism, the closing of borders and the setting off of trade wars, or considering people who are ‘different’ as the enemy, is not the solution. That shows naivety about the nature of the problems. The contribution to this conversation from the veritable left may be that the economic and financial power of large and powerful companies and financial institutions must be addressed.

Here is a challenging research task for the legal, economic, social, technical and agricultural institutes of universities: how can the transition be made from a global economy that is fullblown neoliberal to human-sized economies, in which companies are embedded in the societies in which they operate?

That is the first, and at the same time fascinating, challenge for the coming years. The second is of a completely different caliber. Whether we like it or not, Europe must engage with Russia, and rather today than tomorrow. The reality is that the current tensions between both parts of the European continent are not only due to Russia – in chapter 4 I will return to that. The choice is either to put even more armaments into play, to take NATO even closer to Russia and to stumble into a war, or to make diplomatic traffic work and to prepare the climate for disarmament conferences. In that respect we do not need NATO, on the contrary.

The third challenge that we need to confront is forced upon us by the rapidly changing political climate in the United States. The US have not yet become a totalitarian state, but human rights and the fundamental principles of the rule of law – and of civilisation – are under severe pressure, and it does not seem that this will suddenly improve, despite the resistance of many parts of the population. Slowly I get the strange feeling that Europe is surrounded by countries – now possibly also the US – that do not have many scruples about human rights and the active respect for the rule of law. That realisation charges us with the responsibility to signal every day all the tendencies that threaten to undermine and oppose the rule of law and human rights here in Europe as well. It turns out that a well-organised society is not an inviolable possession.

The fourth challenge also refers to the United States. Since the inauguration of Donald Trump as president the Atlantic alliance is being tested more and more day after day, by his style of governance as well as by the content of his policy in areas such as the environment, trade, financial traffic, armaments, nuclear weapons and NATO. Whatever one thinks about this policy, Europe must assume that the self-evidence that used to exist in the relationship with the United States since the Second World War has disappeared as snow before the sun. In itself, that could be good, but we can also get it wrong. This means that Europe is forced to redefine its relations with the United States in many areas. That will not be easy, if only because Europe is not a textbook example of unity when it comes to turning into new roads. Still, it will have to.

To make this terrifying concrete: Suppose it is not only so that Trump cs. have been in touch with certain circles in and around the Kremlin. The need to research this is urgent and it is not unthinkable that this leads to the impeachment of the 45th president of the US. Suppose as well that the elections as such have been sabotaged to the detriment of Hillary Clinton – the New York Times has used such words (22.3.17). Then it might be concluded that the presidential elections of 8 November 2016 have been hijacked, and that the legitimacy of the presidency of Donald Trump is at stake, as well as that of his potential successor. In the New York Times of March 24, 2017, Nicholas Kristof speaks of ‘A smell or treason in the air.’ High treason. If that is the case, there should be new presidential elections in the US. In Chapter 5 I will return to that. What will this bring about? We have to fear the worst. I’m not saying this will necessarily happen, but it is not an unthinkable scenario, and we should be prepared for that.

In this essay I will be frugal with citations and the names of authors, but of course I am in debt to many commentators who have helped me, both before and after November 8, 2016, to distinguish between essentials and side issues. At the end of my essay there is a list of my sources of inspiration, and there I thank my friends who have helped me to stay on track.

There are nearly two hundred countries in the world. Most of them have periodic elections, or something that looks like that. The results of these – as far as I follow them – can make me happy or sad, but even in countries that enjoy my special attention the elections have never put my life on its head. However, that has been the case with the arrival of Trump.

I reached maturity in a time of mutual trust and great expectations – expectations about equality, respect for others, concern for the climate – without being afflicted with the idea that a particular country or people is better than any other. Is this perspective disappearing?

My friends and I, and all the people that have suffered a similar shock as a result of Trump’s election, must find our way in a hard and dangerous world that we are not familiar with, but our values have remained unchanged. Hence this essay: an attempt to make the most of it.