Uit de schaduw ~ Alcohol, hasj en wiet
No comments yetWoensdagavond, 19 februari 2011. De metro vanaf Centraal Station richting Gein is propvol met voetbalfans op weg naar de Arena. Vanavond Ajax-Feijenoord. Tegen de metrodeur hangt een Surinaamse jongen van rond de twintig. Scherpe haarlijn, net van de kapper, goed in de merkkleding en iPhone paraat. Achter zijn oor met glinsterend briljantje prijkt duidelijk zichtbaar een met vakmanschap gedraaid jointje. In niets lijkt hij op een probleemjongere, had zo in de collegezaal kunnen zitten. Toch koketteert hij met z’n joint. En dat tussen al die Ajax-fans met hun blikjes bier in de hand.
Hoe populair zijn alcohol en cannabis onder jongeren en jongvolwassenen in Zuidoost? Drinken ze vooral op buurtfeesten en in het uitgaansleven of doen ze het ook op straat? Geven ze de voorkeur aan bier of aan sterke drank? En hoe zit het met cannabis? Is er sprake van een echte blowcultuur en heeft die dan te maken met bepaalde muziekstijlen? Blowen met vrienden en samen luisteren naar muziek kan een onderlinge band scheppen, maar het kan ook ontaarden in lethargie. Zeker als de grenzen tussen school of werk en vrije tijd vervagen. In hoeverre lukt het blowende jongeren en jongvolwassenen in Zuid-oost om hun cannabisgebruik binnen de perken te houden?
Alcohol
De professionals die we hebben geïnterviewd, zien in Zuidoost zelden dronken jongeren over straat slenteren. Of de alcoholverboden in bepaalde buurten hierbij een rol spelen, durven ze niet te zeggen. De verboden zijn vooral in het leven geroepen vanwege oudere alcoholisten en daklozen. Dat neemt niet weg dat de politie ook wel eens recalcitrante jongeren aanspreekt die in het openbaar opzichtig een biertje drinken. Volgens sommige professionals is alcohol vooral een ‘witte’ problematiek. Maar informanten die dichter bij de leefwereld van jongeren in hun vrije tijd staan, brengen hierin nuance aan.
Bij de jongste groepen (12 – 16 jaar) komt frequent alcoholgebruik sporadisch voor. Deze leeftijdsgroep maakt vaak voor het eerst kennis met alcohol in huiselijke kring, thuis of bij ooms en tantes. Op deze leeftijd mogen zij nog geen alcohol kopen en zelf alcohol aanschaffen komt binnen deze leeftijdsgroep in Zuid-oost ook daadwerkelijk weinig voor.
De groep 16 – 18 jarigen experimenteert al meer met bier en sterke drank. Tijdens sommige gelegenheden, bijvoorbeeld op flatfeesten, wordt fors gedronken. Een activiteitenbegeleider kent jongensgroepen en twintigers die praktisch elke dag drinken. Doordeweeks meestal bier en in het weekend vooral whisky, vaak gemengd met Red Bull. De straathoekwerker zegt dat biertjes overdag bij groepjes jonge rondhangers populair zijn. Met een groot blik van 40 eurocent uit de supermarkt heb je al een flinke slok in handen. Sommigen wikkelen een zakje om het bierblik of verplaatsen zich naar luwe zones, waar ze minder in het vizier staan.
Over de hele breedte beschouwd wordt in hangroepen wel alcohol genuttigd maar doorgaans matig. Opvallend is dat verschillende geïnterviewden een toenemend drankgebruik bij meisjes zien op flatfeesten, in het uitgaansleven en op informele plekken in de buurt. Alsof ze een inhaalslag aan het maken zijn. Jonge vrouwen overtroeven soms zelfs jonge mannen in hun alcoholconsumptie.
Het overheersende beeld is dat ‘zwarte’ jongeren beducht zijn voor (zichtbare) dronkenschap in de buurt. Maar degenen die het uitgaansleven en de feestcultuur beter kennen, zien dat er in stapgroepen soms wel degelijk fors wordt gedronken. De code voor zowel jongens als meiden is dat je best wel eens zat mag zijn, maar je niet mag misdragen. Toch ziet een ter zake kundige stapper wel probleemjongens uit de buurt die tijdens het uitgaan meer drinken en blowen dan andere leeftijdsgenoten. “Als wij op het punt staan om te stoppen, doen zij er juist nog een tikje bij.”
‘Zwarte’ jongeren en jongvolwassenen in het uitgaansleven drinken beduidend meer alcohol, maar doorgaans minder dan veel ‘witte’ leeftijdsgenoten tijdens het stappen.
Als jongeren en jongvolwassen uit Zuid-oost tijdens het uitgaan alcohol drinken, vertonen ze een opvallende voorkeur voor bepaalde merken. Of we nou stappers, feestorganisatoren of portiers spreken, Hennessy, Goldstrike en Johnny Walker Red & Black label worden genoemd in elk rijtje van bij jongens en jonge mannen favoriete sterke dranken. Jongeren willen nog wel eens het drinkgedrag en merkenliefde van hun zwarte idolen imiteren. Wat een joint is voor Snoop Dogg, is Hennessy cognac voor rapper Tupac. Patsers pronken graag met champagne, liefst Cristal, hét luxe merk van Amerikaanse rappers. Zoete en likeurachtige alcoholdrankjes en mixen zijn vooral populair bij vrouwen op urban feesten. Ten slotte wijzen sommigen op de combinatie van sterke drank en joints, die jongeren soms acuut in de problemen kan brengen. Deze combinatie verhoogt de kans op een ‘wegtrekker’ of zoals een stapper zegt: “Van een jonco met sterk kan je goed hé (= high) van worden!”
Cannabisverkoop
Telde Amsterdam in 1980 naar schatting 20 verkooppunten, in 1984 was het aantal coffeeshops fors gegroeid naar ongeveer 300.[xviii] Die groei zette verder door, maar daarna volgde een daling en tegenwoordig zijn er nog ruim 200 coffeeshops in Amsterdam.
Door de aanwas van coffeeshops in de jaren tachtig hoefden Amsterdamse blowers en toeristen niet meer per se op straat te kopen. Gevolg was dat de straatverkopers van softdrugs uit Zuid-oost hun afzetmarkt in de binnenstad kwijtraakten. Hierop anticiperend droomden Surinaamse straatdealers om het ‘hosselen’ op straat te veranderen in een ‘baan’ als ‘huisdealer’ in een soosruimte of jongerencentrum. Een zelfstandige baan in de schemerzone van de informele economie zagen ze als oplossing voor hun forse inkomstenderving. Volgens antropoloog Livio Sansone lukte het slechts enkele van deze straatdealers om een plek te veroveren in het coffeeshopwezen of een eigen kapitaal op te bouwen en een coffeeshop te starten.[xix] Hij weet dit falen aan onder andere de commercialisering en professionalisering van de markt waardoor de straathandelaren werden weggeselecteerd. Als specifieke factoren noemde hij:
(1) gebrek aan startkapitaal of behulpzame sponsoren die wilden voorschieten;
(2) gebrek aan directe connecties om voordelig in te kopen of een ruimte te vinden; en
(3) gebrek aan handelservaring.
De komst van informele verkooppunten
De groei van het aantal coffeeshops ging voorbij aan Zuidoost. Althans het type zoals in de rest van de stad. De bebouwde omgeving was niet zo geschikt voor dergelijke bedrijfjes en ook het stadsdeel en de politie stelden geen prijs op de vestiging van coffeeshops. Het leefklimaat van de inwoners werd door openlijke handel in harddrugs en groepen harddrugsverslaafden al genoeg belast. Een van de spaarzame officieuze coffeeshops die in Zuidoost een poos door ‘witte’ jongeren werd gerund, en door de politie oogluikend werd toegestaan, trok voornamelijk Surinaamse jongeren die illegale Creoolse cafés en dergelijke ‘onfris’ en louche vonden.[xx] Mede door het moeilijke investeringsklimaat ontstonden als alternatief kleine informele netwerken die zich op de distributie en verkoop van cannabis hebben toegelegd. Zo bezochten we zelf begin jaren negentig, in de hoogtijdagen van de straatscene van harddrugs, enkele huiskamers (in de G en F buurt) waar cannabis werd verkocht en gebruikt. Op zoek naar deze huisadressen, kruisten we niet zelden het pad van rondhangende groepjes junks en dealers in en rond de flats.[xxi] Een ‘huiskamer’ was meestal een vrij kaal vertrek ergens in een flatgalerij, met een paar banken, foto’s van reggaeartiesten aan de muur en een tafel waar blowers zaten te dammen en te kaarten. De groep was een mix van jong en oud. Er kwamen scholieren, schoolverlaters, spijbelaars en oudere buurtbewoners.
De huidige blowcultuur in Zuid-oost
Volgens een vrij recente internetenquête onder jongeren (12 – 17 jaar) in Zuid-oost had 6% in de afgelopen maand geblowd. Dit percentage was het hoogst in Nellestein (12%), gevolgd door Holendrecht, Reigersbos en Gein (10%). Bij de jongvolwassenen (18 – 27 jaar) was het softdrugsgebruik in de afgelopen maand iets hoger (14%).[xxii]
Hoe komen jongeren en jongvolwassenen uit Zuidoost aan cannabis? Bezoeken ze, net als begin jaren negentig, informele verkooppunten in het stadsdeel of gaan ze liever naar coffeeshops elders in de stad?
De geïnterviewde professionals reageren verdeeld op deze vraag. De buurtregisseur zegt hier weinig zicht op te hebben. Er wordt bij het fouilleren van jongeren wel met enige regelmaat cannabis aangetroffen, maar het middel heeft weinig prioriteit. Kleine hoeveelheden worden vaak teruggegeven. Op productieniveau weet de politie te melden dat er soms een wietplantage wordt ontmanteld in Zuidoost. Opvallend hierbij is dat thuistelers het vooral gemunt lijken te hebben op het luxe laagbouwgedeelte. Hier worden kamers ingericht voor de verbouw van wiet. De politie vermoedt dat gebruikers vooral in andere stadsdelen hun hasj of wiet aanschaffen. De professionals van het jongerenwerk, de ambulante hulpverlening en Streetcornerwork zeggen echter dat veel cannabisgebruikers ook in Zuidoost adresjes weten. Daarvoor hoeven ze niet per se de buurt uit. Hoewel? De activiteitenbegeleider ziet geregeld dat groepjes jongeren tegen 17.00 – 18.00 uur met de metro naar Amsterdam Oost en het Centrum vertrekken om wiet en hasj te roken en te halen.[xxiii] Tegen 22.00 uur komen ze weer stoned terug. Daarnaast zijn er ook enkele actieve ‘wietlijnen’ in Zuid-oost die aan huis bezorgen. De Surinamers en Antillianen die zich hiermee bezighouden, verhandelen vooral wiet. Marokkanen uit andere stadsdelen hebben een groter aandeel in de hasjverkoop en zijn zich de laatste jaren actiever gaan toeleggen op Zuid-oost. De trend is namelijk dat het hasjgebruik opkomt en ondermeer symbool zou staan voor goede kwaliteit, terwijl met wiet meer ‘gerotzooid’ zou worden.
Blowen: plezier en probleem
In een kleinschalig onderzoek door twee van onze studenten in twee populaire jongerencentra in Zuidoost, zei de helft van de bezoekers (overwegend Surinaams, 16 – 23 jaar) wel eens cannabis te hebben gebruikt. De zorgcoördinator van het ROC Op Maat schat dat ongeveer de helft van de leerlingen waar hij mee te maken krijgt een gelegenheidsblower is en dat 10% dagelijks blowt, waarvan een kleine groep ’s ochtends voor schooltijd al begint. Er zijn meer meiden gaan blowen. Een hulpverleenster van Spirit zegt dat tweederde van de jonge cliënten geregeld blowt, waarvan een kleine groep elke dag.
Gevraagd naar de motieven van cannabisgebruik, noemen professionals zowel plezier als problemen. Enerzijds zien gebruikers volgens hen blowen als ontspanning (wiet is vooral bij hen populair). Het geldt als een relaxte sociale activiteit die jongeren bindt met anderen. In een schoolsetting zou het roken van een joint volgens leerlingen met ADHD juist tot meer concentratie leiden. Afhankelijk van de seizoenen wordt er meer of minder buiten op straat, in het park, de speeltuin, op feestjes, thuis, in het zwembad of in een ‘huiskamer’ geblowd. Professionals die de blowcultuur in Zuidoost goed kennen, zeggen dat een groot deel gelegenheidsgebruiker is. Blowen is vaak ook bij de niet-blowers sociaal geaccepteerd. Dat geldt vooral voor meiden en jonge vrouwen die zelden of niet blowen maar wel met jongens en jonge mannen van dezelfde leeftijd optrekken die dat wel doen.
Blowen maakt ook deel uit van jongerenculturen met wortels in populaire muziekgenres als hiphop, reggae, reggaeton en rap. De ‘zegeningen’ van marihuana worden soms bezongen in woord, beeld en gebaar. Binnen de reggaecultuur zou blowen je dichter bij ‘Jah’ brengen. Harddrugs daarentegen zijn ‘not done’ en worden sterk afgekeurd. De cultivering van blowen geschiedt vaak door middel van kleding zoals een freaky T-shirt, muts of tas, muziek of een coole uitstraling. Bekende artiesten steken niet onder stoelen of banken dat ze muziek maken of optreden onder invloed van cannabis om ‘de creativiteit te laten flowen’.
De roes zien sommigen als een perfecte vorm van ontspanning, om voor even alle beslommeringen en dagelijkse stress van je af te laten glijden en zorgeloos te zijn. Het samen met vrienden tijdelijk weg kunnen dromen op muziek, tijdens het film kijken of zomaar ergens in de buurt of het park. Een activiteitenbegeleider over de blowcultuur in zijn groep:
“De groep die ik ken (Surinaamse en Antilliaanse jongeren van 18‐30 jaar) rookt overal, dagelijks en in het weekend nog meer. Ze roken in groepsverband, maar ook vaak alleen. Ze halen het in de stad bij een vaste coffeeshop, maar ook bij thuisdealers. Ze weten precies waar en bij wie je goede wiet kan halen. De grootste groep blowt uit plezier en niet om hun problemen te vergeten. Hun kennis over wiet is minimaal. Hoewel ze van mening zullen zijn dat ze veel weten. Blowen en luisteren naar reggaemuziek is erg populair. De cannabis helpt ze in hogere sferen te komen en hun gedachten te verzetten. Ze zien cannabis dan ook niet als drugsgebruik. Het is eerder een way of life.”
De werelden van blowers en niet-blowers in Zuid-oost zijn niet altijd strikt gescheiden en kunnen elkaar (deels) overlappen. Maar bij de blowers kan de grens tussen plezier en probleem diffuus zijn. Blow je onregelmatig, alleen in het weekend of gaat het blowen je dagelijks leven beheersen? Volgens verschillende professionals is vooral de leeftijdsgroep van 15 – 17 jaar gevoelig voor mogelijke toekomstige blowproblematiek. Juist deze periode is cruciaal voor jongeren in het onderwijs. Wie het dan laat afweten, verliest jaren en mist de noodzakelijke aansluiting op vervolgtrajecten. Wie werkt en/of een gezin heeft, bouwt het blowen vaak af of stopt er zelfs mee.
Een fenomeen dat de zorgcoördinator jeugd van de politie aankaart, zijn de geënsceneerde thuisfeestjes (in Amsterdam Oost), waar groepjes meiden soms in ongewenste situaties kunnen terechtkomen. Sommige jongens zouden misbruik maken van meisjes die te veel hebben geblowd, gedronken of andere middelen hebben genomen.
De geïnterviewde professionals spreken vooral hun zorg uit over het soms forse en regelmatige blowgedrag van jongeren die gebukt gaan onder meervoudige sociale problematiek. De zorgcoördinator van een middelbare school zegt tijdens huisbezoeken niet zelden een sterke cannabisgeur te ruiken, die afkomstig is van de opvoeder(s). Het patroon dat hij schetst is dat het verlangde ontspannen gevoel van stoned zijn op termijn kan overgaan in een lethargie. Blowen verdooft je dan, doet je zorgen tijdelijk vergeten en biedt een ‘uitweg’, maar lost je problemen niet op. Daarom vraagt deze hulpverlener aan iedereen die in een zorgtraject wordt opgenomen bijna standaard in welke mate zij blowen. De ervaring leert namelijk dat jongeren die stevig blowen hun eigen cannabisgebruik vaak niet als problematisch beoordelen. Dit terwijl cannabisgebruik in de als problematisch gedefinieerde hanggroepen nagenoeg altijd een rol speelt, ongeacht of het om Surinaamse, Dominicaanse of Arubaanse jongeren gaat.
Vaak wordt met deze jongeren pas in het traject van de hulpverlening voor het eerst kritisch over hun blowgedrag gepraat. Vrouwen en meisjes blowen zelden. Maar degenen die dat wel doen, blowen volgens een geïnterviewde hulpverlener vaak problematisch. Net als jongens vinden ze het moeilijk om te praten over de negatieve effecten. Het is volgens de straathoekwerker geen uitzondering dat een ruime meerderheid van een lastige groep (bijna) de hele dag door blowt.
“De hele dag stoned zijn mag misschien wel relaxed zijn, maar plannen worden er niet meer gemaakt. Laat staan het nakomen van afspraken. Er zijn groepjes die in het weekend willen feesten, blowen en relaxen, terwijl ze doordeweeks verzuimen van school en stage.”
Een jongerenwerker vindt het volhardende blowgedrag van sommigen zorgwekkend omdat ze niet meer zijn te sturen met voorlichting. Een extra hindernis is als deze jongeren inkomsten hebben uit de verkoop van wiet of andere drugs. Waarom zouden zij contact opnemen met het DWI als zij meer verdienen met de verkoop van cannabis?
Noten
xvi. Nabben, Benschop & Korf (2008).
xvii. Benschop, Nabben & Korf (2009).
xviii. Jansen (1989).
xix. Sansone (1992).
xx. Sansone (1992).
xxi. Nabben, Korf & Lamur (1993).
xxii. Roorda & Terpstra (2010).
xxiii. Dat wordt bevestigd door onderzoek onder coffeeshopbezoekers in Amsterdam Oost (Korf & Liebregts, 2010).
xxiv. Nabben, Benschop & Korf (2008).
LITERATUUR
Benschop, A., Nabben, T. & Korf, D.J. (2009) Antenne 2008. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Bossong, M.G. & Niesink, R.J.M. (2010) Adolescent brain maturation, the endogenous cannaboid system and the neurobiology of cannabis‐induced schizophrenia. Progress in Neurobiology, 92: 370‐385.
Degenhardt, L., Hall, W. & Lynskey, M. (2003). Exploring the association between cannabis use and depression. Addiction, 98:1493‐1504
GGD Amsterdam (2006) Seksueel gedrag in een subcultuur van tieners in Amsterdam Zuid-oost. Rapportage van een quick scan 2006. GGD Amsterdam.
Hall, W. (2009). The adverse health effect of cannabis use: What are they, and what are their implications for policy? International Journal of Drug Policy, 20:458‐466
Jansen, A. (1989) Cannabis in Amsterdam. Amsterdam: Coutinho.
Kersloot, J. M. & Musterd, S. (1988) Leefbaarheid en drugs in Amsterdam (2). Amsterdam: Instituut voor Sociale Geografie (UvA).
Korf, D.J. (1995) Dutch treat. Formal control and illicit drug use in the Netherlands. Amsterdam: Thesis Publishers.
Korf, D.J., Benschop, A. & Rots, G. (2005) Geweld, alcohol en drugs bij jeugdige gedetineerden en school drop‐outs. Tijdschrift voor Criminologie, 47(3):239‐254.
Korf, D.J. & Liebregts, N. (2010) Coffeeshops, bezoekersstromen, motieven voor bezoek en spreiding in Amsterdam. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Korf, D.J., Vliet, E. van, Knotter, J. & Wouters, M. (2005) Tippelen na de zone. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Korf, D.J., Wouters, M., Nabben, T. & Ginkel, P. van (2005). Cannabis zonder coffeeshop; Niet‐gedoogde cannabisverkoop in tien Nederlandse gemeenten. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Makdoembaks, N. (2009) Slavinnen van God. Kinderhandel in Nederland. Amsterdam: Atlas.
Nabben, T. (2010) High Amsterdam. Ritme, roes en regels in het uitgaansleven. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nabben, T., Benschop, A. & Korf, D.J. (2006) Antenne 2005. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nabben, T., Benschop, A. & Korf, D.J. (2008) Antenne 2007. Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Nabben, T. & Korf, D.J. (1999) Cocaine and crack in Amsterdam: diverging subcultures. Journal of Drug Issues, 29(3):627‐652.
Nabben, T. , Korf, D. & Lamur, S. (1993) Met of zonder. Seks en aids in de wereld van niet‐schoolgaande jongeren. Amsterdam: De Milliano.
NDM (2010) Nationale Drug Monitor, Jaarbericht 2009. Utrecht: Trimbos‐instituut.
Musto, D.F. (1987) The American disease. New York: Oxford University Press.
O+S (2010) Amsterdam in cijfers 2010. Amsterdam: Gemeente Amsterdam, Dienst Onderzoek en Statistiek.
Poel, A. van der, Doekhie, J., Verdurmen, J., Wouters, M., Korf, D. & Laar. M. van(2010) Feestmeter 2008‐2009. Uitgaan en middelengebruik onder bezoekers van party’s en clubs. Utrecht/Amsterdam: Trimbos‐instituut/Bonger Instituut voor Criminologie.
Veen, N.D., Selten, J.P., Tweel, I. van der, Feller, W.G., Hoek, H.W. & Kahn, R.S. (2004). Cannabis use and age at onset of schizophrenia. American Journal of Psychiatry, 161(3):501‐506.
Roorda, W & Terpstra, J. (2010) Wat beweegt de jeugd? Participatie van jongeren en jongvolwassenen in Amsterdam Zuid-oost. Amsterdam: DSP Groep.
Roosendaal, A. (2004) Nike, Reebok, Armani; alles draait om duku. Amsterdam: UvA (doctoraalscriptie Stadssociologie)
San, M. van (1998) Stelen en steken. Delinquent gedrag van Curaçaose jongens in Nederland. Amsterdam: Het Spinhuis.
Sansone, L. (1992) Schitteren in de schaduw. Overlevingsstrategieën, subcultuur en etniciteit van Creoolse jongeren uit de lagere klasse in Amsterdam 1981‐1990. Amsterdam: Het Spinhuis.
Simons, J.S., Gaher, R.M., Correia, C.J., Hansen, C.L. & Christopoher, M.S. (2005) An affective motivational model of marijuana and alcohol problems among college students. Psychology of Addictive Behaviors, 10(3):326‐334.
Smit, F., Bolier, L. & Cuijpers, P. (2004). Cannabis use and the risk of later schizophrenia: a review. Addiction, 99:425‐430
Waalring, R.N. (2009) Veerkracht in Flora. Een onderzoek naar pro‐sociaal gedrag van kwetsbare kinderen uit een Surinaamse volkswijk. Universiteit Utrecht (proefschrift).
Witton, J. (2008). Cannabis use and physical and mental health. In: Rödner Sznitman, S. Olsson, B. & Room, R. (Eds.) A cannabis reader: global issues and local experiences. EMCDDA Monographs, 8 (II). Lisbon: European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction, pp.115‐140.
Zeijl, E. (red.), Beker, M., Breedveld, K., Broek, A. van den, Haan, J. de, Herweijer, L., Huysmans, F. & Wittebrood, K. (2003) Rapportage Jeugd 2002. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
You May Also Like
Comments
Leave a Reply