Joseph Semah’s bladen bij Pessachim: Schets van een methode voor Talmoedische landschapsvormen
Voor mijn Chavrutha Esther Kontarsky en de kunstenaar Joseph Semah
“Inleiding tot het principe van verhoudingsgewijze expressie”, “Inleiding tot de grondslagen van esthetische verhoudingen” of “Inleiding tot het beginsel van verhoudingsgewijze vormgeving”: “An introduction to the principle of relative expression” is de titel die de kunstenaar Joseph Semah meegeeft aan een serie bladen bij de Babylonische Talmoed, die varianten tonen van met zwart overschilderde gedrukte bladen papier. Het zijn bladzijden uit het Talmoedische traktaat Pessachim, met zwarte olieverf in verschillende geometrische vormen overschilderd, analoog aan de formele tekstopmaak van Gemara, Raschi, Rashbam en Tosefot.
Revelare: “versluieren, bedekken”
Met het zwart overschilderen van de verschillende tekstblokken van de Gemara volgt de kunstenaar een hermeneutische techniek uit de traditie van de rabbijnen, waarbij het blootleggen van de betekenis van de tekst tegelijk ook opgevat wordt als het overschrijven/toedekken van dat tekstblok met zwarte “inkt”. Over het thema van de openbaring/het openbaren/revelare van de betekenis van een tekst als een voortdurend proces van het feitelijk toedekken/onttrekken/re-veiling van de tekst door nieuwe “tekst” tot aan de volledige onherkenbaarheid van de oorsprong ervan, bestaat zeer veel contemporaine literatuur. Door een hele generatie Kabbalah-geleerden en onderzoekers van Rabbijnse literatuur is de laatste veertig jaar het specifieke probleem aan de orde gesteld van het oneindig bijwerken van de heilige tekst door “mondelinge uitleg”; een proces dat tevens bewust maakt van een voorgoed on(her-)kenbaar worden van de oertekst. In zijn werk “Offenbarung und Tradition als religiöse Kategorien des Judentums” (1970) stelt Gerschom Scholem een hermeneutiek voor van het radicaal, feitelijk overschrijven van de oertekst van de Thora met kabbalistische literatuur, waarbij hij de voor heilig gehouden “geschreven Thora” op een lijn stelt met het oneindig wit van de ruimte tussen de letters, woorden en zinnen. Met een revolutionaire uithaal naar de verlichte Duits-Joodse universalisten, die, naar Hellenistisch, Judeo-Arabisch en Kantiaans voorbeeld, alle uitleg van De Schrift aan de veronderstelde grondslag van de ene menselijke ratio lieten ontspringen, verklaarde Scholem de materieel-objectieve en esthetische bijzonderheden van de Hebreeuws-Aramese taal en het Hebreeuwse schriftbeeld tot voorwaarde van de overlevering van “heilige teksten” volgens Joodse traditie. Pointe daarvan: de mondelinge overlevering vindt haar oorsprong in een oneindigheid die zich niet als oneindigheid van een ideële ratio maar veeleer als oneindigheid van een materieel wit zijn zich voordoet: een materieel niets tussen de regels, tussen de letters, waarin zich als “zwart vuur over wit vuur” de traditie schrijft en waarbij het wit zelf wijst op het onophoudelijk onleesbaar worden van het geschrevene. Read more
Op de vleugels van de draak – Globaliseringslezing 2013
In de lente van 2009 kocht ik een Emirates Airlines-ticket voor een reis van twee maanden naar Dubai en Guangzhou – de Chinese havenstad in de Pareldelta, bij ons beter bekend als Kanton. De jaren daarvoor had ik veel tijd doorgebracht in Congo en drie boeken over het land geschreven. Ik was blij iets nieuws te gaan zien, maar ook enigszins beschroomd: Dubai kende ik al, maar het was mijn eerste reis naar China. Kon ik er op dit moment in mijn geschiedenis zomaar een nieuw gebied bijnemen, zou ik mezelf naar binnen kunnen wurmen zoals ik in Congo had gedaan en me zo klein maken dat ik kon kijken in plaats van bekeken te worden?
Viereneenhalf jaar later is er mijn nieuwe boek Op de vleugels van de draak, waarin ik beschrijf wat globalisering betekent in het leven van Afrikanen en Chinezen die heen en weer reizen tussen Afrika en China.
Ik hou altijd een lijst bij van de plaatsen die ik onderweg aandoe en de tijd die ik er doorbreng. Zelden is de rij zo lang geweest, zelden figureerden er zoveel namen op. Changsha, Jinhua, Bagua Cun, Wuhan, Yiwu – ik had een duizelingwekkende vaart en kwam een grote hoeveelheid mensen tegen, die net als ik onderweg waren en vaak evenveel reden tot schroom hadden als ik, al leken ze daar aanmerkelijk minder last van te hebben.
De Congolese commerçant Henri, die in Dubai een container vollaadde met schoonheidsproducten, had Engels geleerd uit een zakwoordenboekje tijdens de vlucht van Kinshasa naar Addis Abeba. Hij begreep aanvankelijk niet waarom mensen in Dubai ‘nee’ antwoordden op alles. ‘I no, I no’ – pas na een tijdje snapte hij dat ze ‘I know’ zeiden. De Chinese Shudi had na twaalf jaar Zuid-Afrika weliswaar een aarzelende Engelse woordenschat opgebouwd, maar toen ik na onze ontmoeting zei: ‘I hope to see you again one day’, stond hij hulpeloos tegenover me en vroeg: ‘One day? Which day: Monday, Tuesday?’
Ik kwam terecht in een wereld vol mythes en sterke verhalen. De Malinese commerçant Cheikhna vertelde me dat de Chinezen pas vis begonnen te eten nadat de Malinese president Modibo Keïta in de jaren zestig tijdens een reis naar zijn geliefde China een aantal vissen meenam voor Mao, die ze dankbaar uitzette in een vijver. Shanshan, een Chinese studente Afrika Studies, bekende me dat haar moeder bang was haar naar Afrika te laten vertrekken: ze dacht dat haar dochter daar zwart zou worden en haar kansen op de Chinese huwelijksmarkt zou verspelen.
Soms voelde ik me als de Chinese migrant die op een luwe avond in Guangzhou neerzeeg op zijn geruite koffer en verward om zich heen keek naar het voorbijrazende verkeer op de Huanshi Zhongstraat – net een stripfiguur die uit het hemelruim was gevallen en zich in een halo van sterretjes afvroeg waar hij in godsnaam terecht was gekomen.
Wat zocht ik, wat hield me al die jaren in beweging? Het is soms goed achteraf stil te staan en na te gaan hoe het allemaal begon. Read more
Rowan Moore ~ A Blueprint For British Housing In 2028
Imagine this: in two years, riots force the government to transform planning, design and building – and make Britain a world leader in housing. A utopian dream? It’s not as unlikely as you think.
It is 2028, and in the old mill towns of east Lancashire terraced houses once destined for demolition have been rescued and renovated by residents who bought them for almost nothing. In the garden towns that have grown up in Bedfordshire you can walk to work through natural landscape. In Somerset, as in other shires, the next generation no longer has to move out, thanks to additions to villages planned by and for the people who live in them.
London borough councils are jointly building tens of thousands of the homes the city needs each year. Luxury towers in London, Manchester and Birmingham, left empty after the Great Crash of 2019, have been colonised by squatters who have formed themselves into cooperatives. In the outer suburbs of the big cities, declining high streets have been revived through the construction of four- and five-storey apartment buildings.
Read more: https://www.theguardian.com/blueprint-for-british-housing-2028
Amsterdamse uitgevers en de Surinaamse Bibliotheek
Een wandeling door Amsterdam en door de Surinaamse boekenkast
Wie een wandeling door Amsterdam maakt en goed om zich heen kijkt ziet dat Suriname altijd dichtbij is. Kijk maar naar de gevels van de grachtenpanden of de gebouwen van de West-Indische Compagnie.
Maar er ligt natuurlijk ook een minder tastbare geschiedenis die de banden met de voormalige kolonie Suriname duidelijk maken. Het is opvallend dat op slechts één vierkante kilometer in het centrum van Amsterdam de voetsporen liggen van de uitgevers van de belangrijkste werken uit de Surinaamse bibliotheek die in Nederland zijn uitgegeven. Deze uitgevers en de Surinaamse boekenkast staan in dit stuk centraal.
Aan het eind van de 18e eeuw telde de kolonie zo’n 50.000 inwoners waarvan er slechts 3000 tot de blanke Europese bevolking konden worden gerekend. Over de Europese bevolking van de kolonie werden in de regel weinig postieve verhalen verteld. Ze zou bestaan uit de grootste zuiplappen en de verachtelijkste wezens. Natuurlijk waren veel werklieden en soldaten in Europa geronseld uit arme, ongeletterde groepen. Een groot deel was naar de kolonie gekomen om galg en rad te ontlopen; mensen die hun schulden niet meer konden terugbetalen, dieven, verkrachters en moordenaars. Daarnaast werd reeds in die tijd het immorele gedrag van de blanken scherp bekritiseerd (dominee J.G. Kals – 1733); behalve dat de kolonisten de negers mishandelen geven de kolonisten zich over aan dronkenschap en aan de zonde van “Hoerereije ende egtbreuk” met negerinnen en indiaanse vrouwen. Hij noemde de wijze waarop blanken mannen negermeisjes uitzoeken op de slavenmarkt, stuitend.
Lees verder: https://bukubooks.wordpress.com/uitgevers/
Piet de Kleijn – Combinatiewoordenboek. Nederlandse substantieven met hun vaste verba. Nu online
Nu online: Combinatiewoordenboek. Nederlandse substantieven met hun vaste verba. Gratis en voor niets!
http://combinatiewoordenboek.nl/#
Piet de Kleijn ~ Algemene inleiding
Woorden worden meestal gebruikt in combinatie met andere woorden: in verband met, houden van, zich afvragen of, boodschappen doen, hard werken, prettige vakantie. Zoals uit deze voorbeelden blijkt, kunnen diverse woordsoorten (voorzetsels, zelfstandige naamwoorden, werkwoorden, bijwoorden, voegwoorden, bijvoeglijke naamwoorden) combinaties aangaan. Omdat in het Nederlands zelfstandige naamwoorden en werkwoorden de twee meest voorkomende woordsoorten zijn, ligt het voor de hand dat combinaties van deze twee woordsoorten zeer frequent zijn.
In Nederlandse woordenboeken kan men woordcombinaties vinden. Maar woordenboeken, hoe uitgebreid ook, geven maar een zeer beperkte weergave van het totale taalaanbod. Dat geldt voor alle aspecten van een taal en dus ook voor de combinatie zelfstandig naamwoord + werkwoord. Daarvan wordt, ook in de grootste woordenboeken, maar een kleine gedeelte opgenomen. En behalve beperkt, is de vermelding nogal willekeurig en soms onlogisch. Criteria voor het al dan niet opnemen van verbindingen worden nergens genoemd.
Door mijn werkzaamheden als docent Nederlands als tweede taal en als vreemde taal was het mij duidelijk geworden dat voor anderstaligen – ook voor de vergevorderden – het gebruik van de juiste combinatie van zelfstandig naamwoord en werkwoord moeilijk is. Daarnaast was er het gegeven dat deze categorie, maar ook hun docenten en de samenstellers van lesmateriaal, niet konden beschikken over een degelijk overzicht van genoemde combinaties. Dat leidde in 2003 (herdruk 2006) tot de publicatie van het Combinatiewoordenboek van Nederlandse substantieven met hun vaste verba. De doelgroep was in de eerste plaats de anderstalige, maar tegelijkertijd wilde het Combinatiewoordenboek een min of meer volledig woordenboek zijn. Dat had iets tweeslachtigs.
In deze derde uitgave is resoluut gekozen voor een algemeen woordenboek dat voor het Nederlands een beschrijving probeert te geven van de gangbare vaste verbindingen tussen zelfstandige naamwoorden en werkwoorden: geld beleggen, uit de regering treden, een ruit sneuvelt, een vis spartelt, de vlag hangt slap, de tafel staat ergens, smeergeld krijgen. Ten opzichte van de eerste en de tweede druk betekent dit dat de beperkingen die daar waren ingegeven door de niet-Nederlandstalige gebruiker zijn komen te vervallen. Deze beperkingen hadden te maken met het totale aanbod van werkwoorden, met het aanbod van synonieme werkwoorden en met het aanbod van werkwoorden die tot het formele taalgebruik behoren. Het gevolg van genoemde verruiming is dat deze derde druk ruim 15.000 werkwoorden meer telt dan de twee voorafgaande, een toename van meer dan 30%. Het totaal aantal werkwoorden, gekoppeld aan een zelfstandig naamwoord, bedraagt nu 52.623.
Een aantal lemmaʼs (zelfstandige naamwoorden) is in de derde druk niet meer opgenomen. Dat betreft hoofdzakelijk zelfstandige naamwoorden die deel uitmaakten van de in de derde druk niet meer teruggekeerde groepen ʻbeeld- en geluidsdragers’, ʻleestekens’, ʻmuziekinstrumenten’ en ‘uitgaansmogelijkheden’. Er zijn slechts acht nieuwe substantieven aan de derde druk toegevoegd: beleg (militair), bezit, bezitting, bodem, collecte, dam, dijk, eigendom en ziekenhuis. Daarmee bedraagt in deze derde druk het totaal aantal behandelde zelfstandige naamwoorden (lemmaʼs) ongeveer 2800.
How To Achieve Zero Emissions, Even If The Federal Government Won’t Help
With Donald Trump in the White House, the prospects for fighting climate change have never been any bleaker in the US. Yet there are options available to state governments to move forward with the greening of the economy even without federal support. This point is made crystal clear in two studies produced recently by economist Robert Pollin and some of his colleagues at the Political Economy Research Institute (PERI) at the University of Massachusetts at Amherst for the states of Washington and New York. In this exclusive interview for Truthout, Pollin explains the significance of Green New Deal programs.
C.J. Polychroniou: Bob, two new studies on fighting climate change have been produced by you and two PERI researchers for the states of New York and Washington. How did these studies come about?
Robert Pollin: These were both commissioned studies. For the New York study, the commissioning group was New York Renews, which is a coalition of over 130 organizations in New York State, including labor unions, environmental groups and social justice organizations. For the Washington State study, three important groups within the US labor movement commissioned the study — the United Steelworkers, Washington State Labor Council of the AFL-CIO and the Tony Mazzocchi Center for Health, Safety and Environmental Education (TMC). Tony Mazzocchi was a great visionary labor leader with the Oil, Chemical and Atomic Workers International Union (OCAW — [which] has since merged into the United Steelworkers), who fought to link the aims of working people with those of environmentalists.
It is not an accident that my co-workers and I were asked to do these similar studies at basically the same time. In both cases, the groups supporting the studies are advancing ambitious green economy programs within their respective states. It is obvious that nothing good on climate change is going to be coming out of the federal government under Trump. It is equally obvious that we can’t wait around on climate issues (and many other matters) until somebody less awful gets into the White House. We therefore have to take the most forceful possible actions at the level of state politics. This is what the coalitions are doing in both New York and Washington States.
It is also significant that, with both studies, our priority was to show how a viable climate change project can be completely compatible with — indeed, supportive of — a pro-labor agenda. Trump and others on the right have feasted on the divides between labor and environmentalists, claiming that if you are for the environment, then you have to be against working people and their communities. These studies show in great detail (some might even say excruciating detail) that these Trump claims are flat-out wrong.
I will emphasize though that we have to be very careful in making this case (and thus the excruciating detail in these studies). In particular, there is no getting around that, if we are going to stop burning fossil fuels to produce energy — as we absolutely must to have any chance of stabilizing the climate — the jobs of people in the coal, oil and natural gas industries — along with many other allied sectors of the economy — will be lost over time. We need to forthrightly confront this fact, but then advance beyond it, to develop what Tony Mazzocchi himself termed a “just transition” for workers and communities who will be hurt by the necessary environmental transitions. The overarching point of both of these studies is precisely to show how we can stop burning fossil fuels that produce carbon dioxide (CO2) emissions that are the primary cause of climate change, and to accomplish this in ways that expand job opportunities overall while also creating a just transition for workers and communities that are currently dependent on the fossil fuel industry. Read more