Stapelen en doorpakken ~ Studiekeuze
No comments yetDe geïnterviewde studenten zitten nog midden in de tredmolen van tentamens en werkstukken. In dit hoofdstuk gaan we in op de factoren die bepalend zijn geweest voor hun studiekeuze. Waarom zijn ze deze richting ingeslagen? Was dit een bewuste keuze of hebben ze gekozen wat het meest voor de hand lag? In hoeverre spelen thema’s als status een rol? Ook kijken we naar de mate waarin ze nú nog achter hun motieven van die studiekeuze staan. Verder focussen we op stimulerende en/of demotiverende omstandigheden of personen. Waren die er en hoe reageerden ze daar op? Heeft hun religieuze achtergrond een rol gespeeld? Hadden ze voorbeelden of rolmodellen?
Naar open dagen
Het moment om een vervolgopleiding te kiezen, kwam voor sommigen toch nog tamelijk onverwachts en niet iedereen was daar al helemaal op voorbereid. Ze hadden zó naar het einddoel van de middelbare school, het diploma, toegewerkt, dat die volgende fase ver weg leek. Dát ze verder zouden gaan leren, stond echter als een paal boven water. Ze hebben niet eens nagedacht over alternatieven. Bij hen heerste heel sterk het idee dat ze met alleen een middelbare- schooldiploma fulltime caissière bij de supermarkt konden worden. Verder niets.
Eén van de redenen om door te gaan studeren is dat veel studenten het gevoel hadden dat ze niet onder mochten doen voor broers of zussen die hen zijn voorgegaan op hbo of universitair niveau. Geïnterviewden die zelf de oudste broer of zus binnen het gezin zijn, zien zichzelf vaak als een voorbeeld voor hun jongere broertjes en zusjes en studeren om die reden ook door.
Negen geïnterviewden gingen eerst mbo doen. Voor de meesten was dat een logisch vervolg op de mavo. Hoewel uiteindelijk iedereen er een hbo achteraan zou plakken, was dat niet de eerste opzet. Zo vertelt Sadik dat hij weliswaar altijd heel erg naar zijn broers heeft opgekeken, maar dat hij nooit vond dat hij móest gaan studeren. ‘Ik dacht: ik ga gewoon mavo doen en dan mbo.’ Er zit een aardige variatie in de mbo-richtingen. Eén deed een opleiding voor doktersassistente, één richtte zich op marketing en communicatie, er waren drie meao-ers, twee sociaal juridische dienstverleners, één deed toerisme en één volgde laboratoriumonderwijs. Dit was voor geen van de geïnterviewden een droom die uitkwam. Ze hadden meer rationele motieven: ze waren er goed in, vonden het leuk en ze zagen er letterlijk brood in.
Hetzelfde beeld komt naar voren bij de havisten die een hbo kozen of de vwo-ers die meteen doorstoomden naar de universiteit. Er is eigenlijk maar één geïnterviewde die al vanaf zeer jonge leeftijd wist wat ze wilde worden: advocaat. Niet dat zij zich vooraf erg heeft verdiept in de inhoud van deze studie en wat er allemaal voor nodig is, behalve rechten studeren, voor je je daadwerkelijk advocaat mag noemen. Haar keuze werd sterk beïnvloed door tv-series en films. En ook advocaat Prem Radhakishun was een inspiratiebron. Er zijn maar weinig andere studenten die zo’n concreet voorbeeld hebben.
Wel heeft degene die de lerarenopleiding geschiedenis doet een meer dan alledaagse belangstelling voor het Midden-Oosten conflict en zijn de politicologie studenten ook wel écht gefascineerd door besluitvorming en dat wat er zich afspeelt in het Haagse. Sommigen kwamen er door vrijwilligerswerk achter waar hun hart lag.
Zoals Aïcha, die in haar vrije tijd debatten organiseerde voor jongeren en uiteindelijk een hbo opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming ging doen. En Tamy wilde Sociaal-Juridische Dienstverlening doen omdat ze graag ‘mensen helpt’. Die taak had ze al tijdens de middelbare school: ze hielp bijvoorbeeld altijd de klasgenoten die niet mee konden komen. Ze twijfelde nog of ze niet voor de klas zou gaan staan, maar besloot toch deze weg te bewandelen. Ook de thuissituatie speelde soms mee. Zo werd één studente door haar terminaal zieke moeder geïnspireerd de verpleging in te gaan.
Maar de meeste studenten oriënteerden zich ‘gewoon’ tijdens open dagen en vulden beroepskeuzetesten in. Wat vooral voor enkele jongens goed bleek te werken, waren de initiatieven vanuit de middelbare school om bijvoorbeeld studenten van een bepaalde opleiding langs te laten komen. Over het algemeen gingen deze studenten wat vriendinnen of vrienden deden, in een enkel geval werd de wens van de ouders gevolgd, soms werd een tante geraadpleegd. Meestal lazen ze voorlichtingsboekjes of informatie op het internet. Professionele hulp hebben ze niet gehad bij dit keuzeproces; alleen Tamy had op de mavo een soort coach die haar er doorheen sleepte en haar wist te motiveren een vervolgopleiding te kiezen. Aan studieadviseurs of decanen op de middelbare school hadden ze over het algemeen niets.
‘Die man kon mij helemaal niets bieden. Die zat alleen maar in het stramien
van het mbo. Ik was heel ontevreden, ik bleef wel aardig, maar ik dacht ook: hier heb ik dus helemaal niets aan.’ (Sihem, 23 jaar)
Eigen pad kiezen
Uit het vorige hoofdstuk bleek al dat de broers en zussen de lat op een bepaald niveau legden, waardoor de geïnterviewden zich gestimuleerd voelden minstens datzelfde niveau te bereiken. Maar dit wil niet zeggen dat die vervolgens hun stempel drukken op het verdere verloop van de studiecarrière. Want wat betreft de studiekeuze is alleen Karima in de voetsporen getreden van een ouder gezinslid. Haar broer heeft de lerarenopleiding gedaan en door zijn enthousiaste verhalen, is zij het ook gaan doen. Maar niet dan nadat een docent op de middelbare school ook al een onuitwisbare indruk had gemaakt.
De overige geïnterviewden wiens oudere broers of zussen hebben gestudeerd of nog steeds een hbo of universitaire opleiding doen, hebben een andere richting gekozen. Er vallen ook geen patronen te zien in gezinnen waar iedereen een alfa richting doet of juist een bèta. Aïcha bijvoorbeeld, met één oudere broer in een technisch beroep, volgt een studie in de zachte sector. En Sihem heeft een broer met hbo economie. Zij heeft zelf voor politicologie gekozen en naar eigen zeggen keek ze daarbij vooral naar zichzelf: ‘Bij mij is dat heel individualistisch gegaan. Ik heb mijn eigen pad bepaald.’ Voor de meeste geïnterviewden geldt dan ook dat ze, hoewel de prestaties van oudere broers en/of zussen stimulerend waren, toch ieder op hun eigen manier tot een studiekeuze zijn gekomen.
Wat de motivatie ook moge zijn, bijna allemaal mochten ze kiezen wat ze wilden. Alleen Achmed niet. Zijn vader had de schoolcarrière van al zijn kinderen uitgestippeld; hij zag goede toekomstmogelijkheden voor ze in het laboratorium. Daarom moest Achmed na zijn havo met zijn zus mee naar het mbo. Vréselijk vond hij het daar en na drie jaar trok hij de stoute schoenen aan en ging wat anders doen. De studiekeuze van zijn vader paste duidelijk niet bij hem, maar hij begrijpt wel waarom zijn vader daar de voorkeur aan gaf.
‘Hoe Marokkanen dingen bekijken: ze kijken tegen uiterlijk. Ze zullen niet zo snel voor automonteur kiezen of bouwvakker. Die ziet er smerig uit. En iemand die in een laboratorium werkt heeft een mooie witte jas aan en een bril op. Dat ziet er goed uit.’ (Achmed, 24 jaar)
Latifa vertelt dat ze ook niet zelf mocht bepalen wat ze wilde gaan studeren, want haar vader wilde dat ze dokter zou worden. ‘Maar toen kwam ik erachter dat ik advocaat wilde worden. Dat was dan ook wel oké. (lacht) Maar tot op de dag van vandaag vindt hij het jammer dat ik geen medicijnen ben gaan studeren.’
In hoofdstuk 2 was al te lezen dat er enkele populaire studierichtingen zijn onder de geïnterviewden. Zo zijn er vier die rechten doen of een sociaaljuridische hbo opleiding volgen. En zeven anderen studeren economie. Dat zijn ook de vakken die in het algemeen hoog scoren bij Marokkaanse studenten (Herweijer, 2006). Daarnaast studeren er vijf sociale wetenschappen. Verder zijn volgen twee studenten een lerarenopleiding. Er is één studente die het toerisme in wil en één die in de verpleging wil gaan werken.
Financiële onafhankelijkheid
Negen geïnterviewden kozen een studie vooral of mede omdat het ze leuk of interessant leek. Zo kwam Nora uit bij een economische studie omdat ze affiniteit heeft met cijfers en ze op de middelbare school wiskunde en economie hele leuke vakken vond. De vraag waarom zij voor deze studie heeft gekozen beantwoordt zij dan ook ondubbelzinnig: ‘Puur omdat ik het leuk vond.’ Een niet zo vaak genoemde reden om verder te willen studeren is ‘kennis verruimen en je in intellectueel opzicht verrijken’. Sadik kwam tot dit inzicht toen hij een goede baan had bij de overheid. Hij besloot deze vaarwel te zeggen om te gaan studeren.
Maar het gros van de geïnterviewden zegt te zijn gaan studeren om later een goede baan te kunnen krijgen zodat ze daarmee hun toekomst financieel veilig kunnen stellen. Met name de veelal zwakke financiële situatie van de gezinnen waaruit ze komen, lijkt aan deze gedachte ten grondslag te liggen. Echter, opvallend weinig respondenten hebben deze financiële wensen gemotiveerd weten te koppelen aan de keuze voor een bepaalde studie. Ze lijken élk diploma op hoog niveau te associëren met financiële zekerheid in de toekomst. In de interviews worden zelden concrete plannen geuit voor hoe dat gewenste geld zal worden verdiend of in welke functies. De enige die een duidelijke baan voor zich ziet, is de studente technische verpleegkunde (hbo). Zij wil op de Eerste Hulp gaan werken. Hafid weet wel wat hij wil, maar niet hoe hij het voor elkaar wil krijgen. En Malika ondervond zelf wat de voordelen zijn van een diploma op mbo+ niveau.
‘Ik wil een huis kopen, niet voor de rest van m’n leven huren. Als ik een auto wil kopen, dan wil ik een mooie auto kopen en niet zo’n oude en daar wil ik natuurlijk geen zaakjes voor gaan doen. Ik wil kunst sparen, en wil op vakantie kunnen gaan, en niet één keer, misschien twee keer per jaar. Ik wil gewoon de wereld zien en daar heb je geld voor nodig. Ik wil goed leven, en dat kan niet met een middelbare school diploma of een mbo diploma alleen.’ (Hafid, 21 jaar)
‘Ik ging solliciteren, maar het betaalde heel slecht met alleen mbo. Ik kreeg een goede baan aangeboden, maar als het dan zo weinig verdient, dan vind ik het echt… nee. Vind ik gewoon niet kunnen. 1250 bruto per maand voor 40 uur per week vind ik niet kunnen. Dat was de reden waarom ik door wilde studeren. Ik ben telefonistenwerk gaan doen, dat verdiende veel beter. Maar het is niet waarvoor ik naar school ben geweest.’ (Malika, 22 jaar)
Vooral voor de meisjes geeft die (financiële) zekerheid de doorslag om door te leren. Dat krijgen ze al van jongs af aan ingepeperd. Moeders benadrukten keer op keer: ‘Je diploma is je man’. En deze meiden laten zich niet van de wijs brengen door ongenuanceerde of ongeëmancipeerde uitlatingen van anderen.
‘Laatst zei de man van een vriendin nog tegen mij: ‘Waarom studeer je nou, je wordt toch geen president of zo?’ Toen zei ik: ‘Ik studeer niet voor jou, dat is voor mezelf, om een goeie baan te hebben. Een vaste baan, voor de duidelijkheid, die jij niet hebt.’ Toen zei hij: ‘Later ga je toch de keuken in’. Echt zo’n domme Marokkaanse grap. Of hij het meent of niet, maakt mij niet uit. Ik vat zulke dingen altijd op als grap. Soms zeggen ze ook: ‘Ik ga een vrouwtje halen uit Marokko. Gewoon één die goed luistert. Belachelijk! Het is niet de norm onder Marokkanen, want de jongens van de basisschool studeren allemaal nog. Die willen echt geen vrouw die thuis zit en het alfabet nog moet leren.’ (Naima, 21 jaar)
Tussen de regels door proeven we ook de drang zichzelf positief te profileren. Uit hun woorden spreekt vaak een sterke vechtlust om het beeld te ontkrachten van ‘de’ marokkaan die het niet goed zou doen in de Nederlandse samenleving. Zij hebben zich niet laten ontmoedigen door stigma’s in de media, maar zetten er juist extra de schouders onder.
Rol van de islam
In hoofdstuk 2 was al te lezen dat de islam belangrijk is voor de geïnterviewden. Maar hun geloofsovertuiging speelt geen grote rol in hun schoolloopbaan. Ook niet bij de keuze van een bepaalde studie. Wel zijn er twee meiden die vinden dat het beroep van stewardess niet past bij de islam omdat je dan zonder begeleiding (lees: je echtgenoot) op reis gaat. Alleen Aïcha is Arabisch gaan studeren omdat ze verwacht dat ze de Koran en haar geloof dan beter zal kunnen begrijpen. Latifa heeft wel nog een reden gevonden waardoor ze eigenlijk niet meer de soort advocaat kan worden die ze voor ogen had. Religieus gevoelige onderwerpen weerhouden Karima ook niet van enthousiasme over haar vak.
‘Ik wilde altijd strafrecht doen. Dat kwam natuurlijk door mijn broer en die criminelen in de buurt. Maar zoals ik al zei: ik ben een moslim en je hebt ook islamitisch recht en je mag bijvoorbeeld niet euhm… tegen het islamitische recht ingaan. Dus stel: iemand heeft gestolen. Dan zegt de islam: hand afhakken. Natuurlijk wel met negen ooggetuigen enzo, maar als ik voor 100% weet dat een jongetje heeft gestolen, dan kan ik hem niet verdedigen. Want dan zou ik een zonde begaan. Dus dat moet ik voor mezelf nog uitfiguren. Of het te combineren is met mijn geloof.’ (Latifa, 24 jaar)
‘We hadden het vandaag over het ontstaan van de mens. En dat zijn dingen waar ik persoonlijk niet in geloof. Maar het zijn wel onderwerpen waarover je moet nadenken als je de studie geschiedenis doet. In dat opzicht is het juist het tegenovergestelde van mijn godsdienst, maar ik zal mijn godsdienst achterwege houden als ik in zo’n les zit. Mijn geloof is iets persoonlijks.. Het is ook logisch dat geschiedenis wordt bestudeerd vanuit wetenschappelijke onderzoeken. Ik vind dat er verschil zit tussen wat je gelooft en wat je aanneemt als theorie. Bij dat laatste is er niks aan de hand. Je moet die scheiding kunnen maken.’ (Karima, 20 jaar).
Conclusie
Een diepgewortelde passie voor een bepaalde studierichting lijkt bij de meesten te ontbreken. Iets ‘leuk’ vinden en doen waar je goed in bent, is goed genoeg. Wat ze dan precies ‘leuk’ vinden, gaan ze zich soms realiseren door vrijwilligerswerk (waarover meer in hoofdstuk 8). Maar vaker door folders en brochures te lezen en open dagen te bezoeken. Slechts een enkeling raakt bij de studiekeuze geïnspireerd door een oudere broer of zus. Die broers en zussen zetten weliswaar de toon wat betreft studieniveau, maar verder kiezen de studenten hun eigen pad en laten ze zich niet leiden door de richtingen van hun oudere gezinsleden. Hoewel vaders erg stimulerend zijn, is de rol van de moeder zeker niet uit te vlakken. Voor de studenten zelf lijkt het wel alsof elk diploma op hoog niveau (financiële) zekerheid voor de toekomst genereert. Dat is niet gekoppeld aan specifieke studierichtingen.
Hoewel iedereen erkent dat ‘kennis vergaren’ één van de basisbeginselen van de islam is, speelt hun religieuze achtergrond geen grote rol in hun studiekeuze of studiecarrière. Wel hebben ze de neiging en drang zichzelf positief te profileren als tegenreactie op de Marokkaanse leeftijdsgenoten die er een potje van maken en bijdragen aan negatieve beeldvorming.
LITERATUUR
Akers, R.L. (1998) Social learning and social structure. A general theory of crime and deviance. Boston: Northeastern University Press.
Babellowski, M. & de Boer, R. (2007) Voortgezet onderwijs in beeld. De leerlingen en hun resultaten in het Amsterdamse VO. Almere: Babellowski Onderwijsonderzoek.
Blom, M., Oudhof, J., Bijl, R.V. & Bakker, B.F.M (2005) Verdacht van criminaliteit. Allochtonen en autochtonen nader bekeken. Den Haag: CBS/WODC.
Buitelaar, M. (red.) (2007) Uit en thuis in Marokko; antropologische schetsen. Amsterdam: Bulaaq.
Buijs, F.J., Demant, F. & Hamdy, A. (2006) Strijders van eigen bodem. Radicale en democratische moslims in Nederland. Amsterdam: University Press.
Crok, S., Slot, J. & Janssen, M. (2006) De Marokkaanse gemeenschap in Amsterdam. Amsterdam: Gemeente Amsterdam, Dienst Onderzoek en Statistiek (O+S).
Van Gelder, P.J. & Sijtsma, J.H. (1988) Horse, coke en kansen. Sociale risico’s en kansen onder Surinaamse en Marokkaanse harddrugsgebruikers in Amsterdam. II Marokkaanse harddruggebruikers. Amsterdam: Selecta Offset.
Gijsberts, M. & Dagevos, J. (2005) De positie van allochtone vrouwen. In: Jaarrapport integratie 2005. Den Haag: SCP/WODC/CBS:166-188.
Gottfredson, M.R. & Hirschi, T. (1990) A general theory of crime. Stanford, CA: Stanford University Press.
Herweijer, L. (2006) Op weg naar een hogeronderwijsdiploma. In: Investeren in vermogen. Sociaal en Cultureel Rapport 2006. Den Haag SCP: 21-51.
Karsten, S., Roeleveld, J., Ledoux G., Felix C. & Elshof, D. (2002) Schoolkeuze in een multi-etnische omgeving. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut.
Korf, D.J., Yesilgöz, B,. Nabben, T. & Wouters, M. (2007) Van vasten tot feesten. Leefstijl, acceptatie en participatie van jonge moslims. Utrecht/Rotterdam: Forum/Ger Guijs.
Nabben, T., Yeşilgöz, B. & Korf, D.J. (2006) Van Allah tot Prada. Identiteit, leefstijl en geloofsbeleving van jonge Marokkanen en Turken. Utrecht: Forum.
Odé, A. (2007) Afgestudeerde allochtonen op de arbeidsmarkt. Regioplan Nieuwszijde, nr. 12: 10-11.
Portes, A. & Rumbout, G. (1996) Immigrant America. A portrait. Berkeley: University of California Press.
Rubin, L. (1976) Worlds of Pain: Life in the Working-Class Family. New York: Basic Books.
Sutherland, E.H. (1947) Principles of Criminology. Philadelphia: Lippincott.
You May Also Like
Comments
Leave a Reply