Hamburgerstraat 28 – Utrecht, Hamburgerstraat
No comments yetUtrecht ken ik uit mijn tijd als raio-griffier, van 1966 tot 1968, en van de periode als rechter, van 1974 tot 1985.
In 1966 was Utrecht nog een echte provinciestad, met de lunchroom Van Angeren – inmiddels verdwenen – als kenmerk. Volgens mij was er maar één terras, dat van Noord-Brabant – ook weg – en, zoals collega Karel Bieger bij zijn aantreden te horen had gekregen, daar hoorde je als rechter niet te zitten. In 1985 waren zowat alle werfkelders omgebouwd tot horecagelegenheden met terrassen, en zorgde het Polmanhuis als grandcafé voor de allure van de grote stad. Deze ontwikkeling is niet aan de rechterlijke macht en aan de balie voorbijgegaan.
Nu, weer 15 jaar verder, zijn zij hun vertrouwde behuizing ontgroeid en over enkele jaren zal de Hamburgerstraat alleen nog maar een herinnering zijn. Maar ach, zolang er bij Smolders nog iedere maandag spoorpunten te krijgen zijn…
In de volgende mijmeringen zal ik het voornamelijk over de raio-tijd hebben, maar het is al zo lang geleden dat sommige zaken wat door elkaar lopen, en misschien is mijn herinnering ook wat gekleurd.
Toen mij in 1966 werd medegedeeld dat ik in Utrecht was geplaatst, werd mij gezegd dat ik mijn opwachting moest maken bij de president. Bij aankomst werd ik eerst bij de griffier, Wiggelinkhuizen, gebracht en vervolgens doorgeleid naar de grote kamer pal naast de entree, waar nu de kort gedingen gehouden plegen te worden, maar waar toen de president zetelde. Het was eind augustus en dus nog vakantietijd. De toenmalige president, Plugge, was afwezig. Hij werd vervangen door de oudste vicepresident, Gijsman. Van het kennismakingsgesprek herinner ik mij niets meer.
In september begon het echt. Zoals altijd leerde je de eerste weken het meest van de naaste collega’s. De beste raad kwam van Albert Bosch, die toen op het parket werkzaam was. Hij raadde mij aan om zo spoedig mogelijk een flinke weekendtas (toen citybag geheten) aan te schaffen: dat was handig als je achter op de fiets een politierechterzitting wilde vervoeren.
De volgende goede raad kwam van de latere Zutphense President en rector van de raio-opleiding van Zeben, toen nog rechter. Het was het begin van het fotokopieertijdperk en hij legde uit hoe je met behulp van een schaar en doorzichtig plakband een concept soms zo kon fatsoeneren dat het gefotokopieerd kon worden, zodat je niet de handel over hoefde te tikken.
Want tikwerk was er veel, en overtikwerk niet minder.
Berucht was de rekestenkamer die door Gijsman voorgezeten placht te worden. Je deed je best om beschikkingen en processen-verbaal zo op papier te krijgen dat wijzigingen door middel van een renvooi aangebracht konden worden. Als er teveel gestreept werd, stond je immers voor de ondankbare taak om alles domweg over te doen. Gijsman placht wijzigingen met forse pennenstreken aan te brengen met het voor de betrokken griffier treurige resultaat dat het concept maar zelden tot minuut opgewaardeerd kon worden. Een inmiddels tot grote hoogte gestegen collega-raio van destijds krijgt nog steeds nachtmerries als hij aan dat stukje griffiers-tijd terugdenkt.
In die jaren vormde het handjevol raio’s een vrij gesloten groep. De afstand tot de rechters was groot en die tot de medewerkers van de griffie nauwelijks minder. Dat gold ook ten aanzien van de gerechtssecretarissen, die toen nog maar 4 (vier!) in getal waren: Stilting, Keetel, Mattei en Ter Laak. Wij spraken elkaar over en weer keurig met mijnheer aan. Die situatie is overigens in korte tijd gewijzigd, want bij mijn terugkeer als rechter in Utrecht was tutoyeren heel gewoon. Alleen Jac Stilting had dezelfde Olympische hoogte bereikt als de president Volkerts van Dijk: hun voornaam was bij iedereen bekend, maar werd slechts door een enkeling gebezigd.
Er bestond wel een regelmatig contact met de lotgenoten van de Jonge Balie. De raio’s plachten de maandelijkse – of was het wekelijkse? – borrel in het roemruchte, inmiddels ter ziele gegane, café De Neut trouw te bezoeken. Het moet sommige stagiaires veel genoegen hebben gedaan dat hun minder gunstige gedachten over een enkele rechter niet krachtig weersproken werden. Overigens bleek het pad van de stagiaires ook niet altijd over rozen te gaan. Uit die tijd dateert ook de kennismaking met Sjef Bertrams. Hij kwam als stagiaire het eenmanskantoor van Wijn (later Jos) versterken, waardoor Stael (Jules) de gelegenheid kreeg zich wat uit zijn toen al drukke praktijk terug te trekken en toch maar af te studeren.
Nu ik toch al naar de Utrechtse horeca ben overgestapt: enige belangstelling genoot ook het etablissement Vanouds De Vriendschap. Een van mijn collega’s woonde destijds nog in Leiden. Op weg naar huis was zijn eerste aanlegplaats De Vriendschap. Dit werd door de uitbater Nico zo gewaardeerd dat deze, toen hij wist dat er aan de overkant een kamer vrijkwam, de betrokken raio daarop attendeerde. Het huurcontract kwam rap tot stand en sedertdien was de vaste gang van zaken zo dat de betrokkene na afloop van het werk eerst naar zijn kamer ging om daar alvast licht aan te doen, om vervolgens de oversteek te maken teneinde vanuit De Vriendschap te kunnen constateren hoe gezellig het er bij hem thuis uitzag.
Van geheel andere orde waren de bijeenkomsten in Esplanade, een café op de eerste verdieping van de Stadsschouwburg waar de leden van de rechtbank en het parket elkaar maandelijks troffen. Bij zo’n gelegenheid stond er een grote kring stoelen opgesteld. De president en de hoofdofficier gingen ergens naast elkaar zitten en vandaar werd de kring min of meer naar rang en anciënniteit opgevuld. De raio’s kwamen dus altijd recht tegenover het leidend duo en keurig naast elkaar te zitten. Echt geanimeerd placht dit samenzijn niet gauw te worden. De belangstelling was ook niet bijster groot en ik meen dat deze instelling bij mijn terugkeer in 1974 al tot het verleden behoorde. Daarbij heeft wellicht een rol gespeeld dat de recepties bij installaties en dergelijke niet meer geheel alcoholvrij waren zoals eerder wel het geval was en dat het college zo snel gegroeid was dat de gewoonte om als installatus/a een borrel aan de collega’s aan te bieden in onbruik raakte.
Terug naar de Hamburgerstraat, want daar gaat het in deze bundel toch eigenlijk om.
Hoe vreemd het nu ok moge klinken: destijds gold het paleis als modern. Er waren behoorlijke zittingzalen, er was voldoende ruimte voor de enquêtes en, uitzonderlijk voor die tijd, er waren werkkamers voor de vicepresidenten, terwijl zelfs de rechters die dat wilden wel een plek konden vinden. Riant was die laatste ruimte overigens niet te noemen. De aanduiding ‘rechtersdagverblijf’ die de befaamde bode Kooij daarvoor placht te bezigen, gaf de situatie aardig weer.
De kamer van de president diende, zoals toen gebruikelijk, als werkvertrek en als zittingzaal, niet alleen voor korte gedingen, maar ook voor – het was nog de tijd van het oude echtscheidingsrecht met overspel en buitensporigheden – de verzoeningscomparities, die de president persoonlijk placht af te handelen. Plugge, die ik nog enige tijd heb meegemaakt voor het aantreden van Van Dijk – toen veelal aangeduid als de professor – is met zijn rijzige gestalte en onverstoorbare kalmte voor mij altijd het prototype van de magistraat geweest. Hij genoot ook mijn bewondering omdat hij bij pleidooien in diepe slaap kon verzinken om op het juiste moment wakker te worden en een relevante vraag te stellen.
Naast de kamer van de president was de kamer van de griffier. Toen ik als raio aantrad, en nog geruime tijd nadien, was dat Wiggelinkhuizen. Toen hij eens met vakantie was, heb ik hem een tijdje mogen vervangen. In ieder geval voor die twee weken gold wat wij als raio’s altijd al dachten: dat zijn belangrijkste bezigheden bestonden uit het tekenen van grossen en expedities van vonnissen en het – eenmaal per week – opwinden van de prachtige antieke klok die in zijn kamer hing. Ik weet nog dat de schrik mij om het hart sloeg toen ik die handeling had verricht en het tikken verstomde. Gelukkig kwam na voorzichtig schudden de slinger weer in beweging, zodat ik mijn carrière kon voortzetten. Wiggelinkhuizen was ook de bewaker van het voorplein van de rechtbank dat destijds, evenals nu weer, als parkeerterrein dienst deed. Hij kwam als een duveltje uit een doosje in actie als een onbevoegde de euvele moed had om het plein op te rijden. Om zijn eigen parkeerplaats veilig te stellen maakte hij gebruik van een melkbus, waarmee hij bij aankomst en vertrek druk doende was.
Op het voorplein stond ook de fraaie DS van de oudste substituut-griffier Wim d’Ancona, die later als rechter naar Zutphen is vertrokken. Hoewel ik mij ook herinner nogal eens op zaterdag op de rechtbank gewerkt te hebben aan een strafvonnis dat toch echt binnen veertien dagen geheel uitgewerkt moest zijn, moet het destijds toch minder druk zijn geweest. Als het mooi weer was placht d’Ancona, die lang in Frankrijk had gewoond en dus een beter leven gewend was, voor te stellen om een pannekoek (te zijner ere zonder n gespeld) op Rhijnauwen te gaan eten, een uitstapje dat door de raio’s altijd werd gewaardeerd.
In de zeventiger jaren is geruime tijd gedebatteerd over de bestemming van het voorplein. Er is een nieuw hek aangebracht en er kwam sierbestrating. Parkeren was niet langer toegestaan. F.B. Keulen – de oude Keulen – heeft bij de oplevering een fraai, uiteraard in het Latijn gesteld gedicht vaan Van Dijk doen toekomen, waarin hij in mijn herinnering de wens uitsprak dat het plein een echte ontmoetingsplaats voor de viri togati zou worden. Of Van Dijk in het Latijn heeft bedankt weet ik niet meer. Ik acht het zeker niet uitgesloten.
De begane grond aan de andere zijde van de ingang was het domein van het strafrecht.
Als raio heb ik Klaver als politierechter meegemaakt. Een rechtzinnig en rechtschapen man die een keer voor nationaal tumult heeft gezorgd omdat hij een verdachte, die ongetwijfeld van het hippietype zal zijn geweest, had voorgehouden dat Nederland zou verworden tot een land van hoeren en slampampers als de levenshouding van deze verdachte gemeengoed zou worden. Klaver vond ook dat je als politierechter wel kon schorsen om koffie te drinken, maar dat het publiek dat beter niet kon weten. Dat was ook geen probleem, want hij had via de nimmer gebruikte zij-uitgang van het zaaltje van de politierechter via een aantal kamers en de kindergriffie een prachtige sluiproute naar de kantine ontdekt en placht daar dan ook trouw gebruik van te maken.
De kantine, ook toegankelijk voor advocaten en publiek, was aanvankelijk het domein van Til Deijns, die zich nadien heeft teruggetrokken in het torenkamertje waarin zij ook nu nog zetelt als de snelste en aardigste telefoniste die ik ken.
Ergens in die contreien was ook het domein van de typekamer met aan het hoofd mejuffrouw Verschuur. In deze gedigitaliseerde wereld kan het geen kwaad om alsnog een eresaluut te brengen aan de dames die er daar in slaagden om met behulp van carbonpapier echtscheidingsvonnissen in zesvoud de deur uit te krijgen.
De raio’s plachten ook wel op te treden als enquêtegriffier. Met vreugde werd die rol niet vervuld. De komst van de flesjes Tippex, waardoor je kon lakken en niet meer behoefde te gummen, werd met gejuich ontvangen.
Daarbij herinner ik mij de enquêtegriffier mejuffrouw Kuilman, een keurige leraarsdochter van toen een jaar of 60. Zij had een keer, nadat het verbaal al was getekend een kreupele zin weggelakt en vervangen door één die beter liep. Toen de betrokken rechter dat bemerkte en haar in heel voorzichtige bewoordingen uitlegde dat die handelwijze eigenlijk neerkwam op het plegen van valsheid in geschrifte deed haar reactie niet voor die van Juffrouw Laps onder.
Nu ieder zichzelf respecterend advocatenkantoor zich een huisstijl heeft laten aanmeten en het bij de rechtbanken ook steeds meer die kant opgaat, denk ik wel eens terug aan de processtukken van de advocate mejuffrouw Van Noord. Ik zou die nog steeds uit duizenden herkennen. Haar antiquarische schrijfmachine met bijbehorend voorwereldlijk lint zou als cultobject een niet onaanzienlijke waarde vertegenwoordigen.
Ik rond af. Onlangs had ik met mijn Utrechtse collega-raio Richard Orobio de Castro contact over een probleem waarover wij beiden in kort geding te oordelen hadden. Wij hadden het er moeilijk mee, waarop Richard verzuchtte: ‘Wat was het vroeger bij Van Dijk toch makkelijk. Die wist altijd alles.’ En zo was dat.
Comments
Leave a Reply