Op weg naar De Uithof
No comments yetInleiding
In Utrecht-Oost zijn de wijken Oudwijk en Rijnsweerd, het sportcomplex van Kampong en stadion Galgenwaard van FC Utrecht, het Pieter Baancentrum en Amelisweerd, het Wilhelminapark en het Spoorwegmuseum, het Bonifaciuscollege en het Stedelijk Gymnasium, de Maliebaan en het gebied van de oude Kromhoutkazerne met onder meer het University College, grote ziekenhuizen en grote begraafplaatsen. Genoeg instellingen, bedrijvigheid en verkeer voor botsende belangen, wetsovertredingen en conflicten. Dat is echter schijn. Het is een rustige Utrechtse woon- en werkwijk. Paul Schnabel schrijft over rechten en plichten in de samenleving aan de hand van een dagelijks probleem: de ongecontroleerde loop van de verkeersstromen.
Een gevaarlijk fietspad
We wandelen langs het fietspad in het Wilhelminapark. Dat mocht er niet zijn en dat is ook te begrijpen, want het doorsnijdt het park precies in het midden. Het is ook een heel druk fietspad en je moet als wandelaar goed uitkijken bij het oversteken, want het verkeer komt van twee kanten. Ook voor de fietsers is het pad door het park niet zonder risico’s. Bij het Wilhelminaparkpaviljoen is het zicht op het tegemoetkomende verkeer heel beperkt en komend vanaf de Burgemeester Reigerstraat moet je de rijweg schuin oversteken om het fietspad te bereiken. In het park is er zeker bij regen altijd kans op voetgangers, die liever op het asfalt dan op het modderige voetpad lopen. Aan de andere kant van het park, vlak voor de Koningslaan, kun je verrast worden door fietsers die het park niet van west naar oost maar van noord naar zuid doorsnijden en plotseling vanachter de bosjes te voorschijn komen. Het bruggetje daarna is zowel voor voetgangers als fietsers aan de smalle kant. Daarna is er meteen de Koningslaan. De fietsers hebben op weg naar de Prins Hendriklaan voorrang, maar je weet nooit zeker of de automobilisten op de Koningslaan dat ook beseffen. Als het gevroren heeft, zijn de bruggetjes in het park en bij de Koningslaan gevaarlijke plekken, omdat uit milieuoverwegingen in het park geen zout gestrooid wordt.
Het fietspad mocht er niet zijn, maar het was niet tegen te houden. Voor fietsers loopt de kortste weg van de binnenstad naar De Uithof door het park en dus wordt de kortste weg genomen. Het gemeentebestuur van Utrecht wilde de fietsers om het park heen laten fietsen en probeerde het park voor fietsen af te grendelen. Dat is een jarenlange strijd geweest tegen een onbeheersbare fietsguerilla van studenten en docenten.
Uiteindelijk heeft de burgerlijke ongehoorzaamheid het toch gewonnen. Nog niet zo lang geleden is daar ook de voorrangskruising voor fietsers op de Koningslaan bijgekomen. Bekeuringen worden nu alleen nog uitgedeeld voor het rijden zonder licht. Dat is nog altijd en ook vaak prijs voor de politie, al zijn er dankzij de opkomst van de LEDverlichting steeds meer fietsers met een lampje. Niet noodzakelijkerwijs op de fiets zelf, al zal dat nog altijd wel verplicht zijn, maar op de mouw of de kraag van de jas. Minder om de weg voor je te verlichten dan om door tegenliggers gezien te worden.
Wrak tussen wraak en wraking
Wie even verderop het kruispunt van de Prins Hendriklaan met de Stadhouderslaan passeert – en daar is het vanwege het drukke verkeer op de Stadhouderslaan wel verstandig om het rood van het stoplicht niet al te klakkeloos te negeren – komt even op een rustiger stukje terecht. Er is altijd wel kans om terugkomend van De Uithof ter hoogte van het Rietveldhuis in botsing te komen met een kluitje druk fotograferende toeristen, die uit landen komen waar niet gefietst wordt. Het opheffen van het kleine stukje fietspad na het viaduct heeft niet echt geholpen om enthousiaste bezoekers van dit piepkleine stukje UNESCO Werelderfgoed tegen botsingen te beschermen. Een hekje op het trottoir zou dat wel doen. Dat het viaduct te laag is om toeristenbussen door te laten, leidt tot omslachtige omkeerbewegingen aan beide zijden van het viaduct.
Echt vast komen zitten onder het viaduct is typisch het lot van huurders van grotere en dus ook hogere bestelauto’s. Gewend als ze zijn aan hun eigen lagere auto’s of zelfs de fiets, wordt het viaduct hun al snel fataal. Misschien kijken de bestuurders van de huurauto’s ook te veel opzij en is de botsing met het viaduct de eeuwige wraak van het Rietveldhuis, dat zelf door het viaduct van zijn vrije uitzicht op de polders is beroofd. Het viaduct zelf zou weer de wraak zijn van gemeentelijke stedenbouwambtenaren, die uit de tekeningen van Rietveld niet hadden begrepen dat zijn huis een plat dak en witte en grijze muurvlakken zou krijgen. Waarschijnlijk konden ze zich bijna honderd jaar geleden ook helemaal zo’n type huis niet voorstellen.
De juridisch betekenisloze witte onderbroken lijnen links en rechts van de weg zijn inmiddels verdwenen. Terecht, want het leken wel fietspaden, maar ze waren het niet. Het nieuwe wegdek van rood asfalt met een licht welvende middenberm van donkergrijze baksteen oogt wel aantrekkelijk, maar blijft voor automobilisten een bron van onzekerheid. Mag je er wel of niet overheen? Ga je er niet over heen, dan komen de fietsers in de knel of moet je achter en tussen hen blijven rijden. De route naar De Uithof is nu wel duidelijker, want de scherpe bocht naar rechts, de Platolaan in, is nu een voorrangsweg geworden en de verleiding om rechtdoor via Rijnsweerd naar De Uithof te rijden is verdwenen. Veel zin had dat toch niet, omdat in Rijnsweerd zelf de kortste weg naar De Uithof een als voetpad vermomde hondenuitlaatplaats door een bosplantsoen is. Eigenlijk is de conclusie dat in alle gevallen voor fietsers die uit het centrum van Utrecht komen, de weg naar De Uithof rijk voorzien is van gevaarlijke oversteekplaatsen en ongeliefde omwegen. Dat is natuurlijk nooit de bedoeling geweest, hoogstens het onvermijdelijke gevolg van een planning, die wel voorzag in de aanleg van een universiteitscentrum buiten de stad, maar kennelijk niet in de enorme groei van het aantal studenten en medewerkers die vanuit of via de stad naar De Uithof willen.
Slalom rond het station
Dat is al te zien op en om het Centraal Station, het drukste van Nederland. Het station ligt gevangen in een bijna ondoordringbare ring van fietsen en fietswrakken. De fietspaden zijn smal en te vaak bedoeld voor tweerichtingsverkeer, waarbij de ene richting de andere maar moeilijk accepteert als rechtmatige gebruiker. Wie de verwarrende en gevaarlijke slalomroute tussen de fietsrekken achter zich heeft, moet vervolgens de Catharijnesingel proberen over te steken en datzelfde nog eens proberen te doen op het Vredenburg. Dat is een tijdelijk probleem, maar zoals Keynes al zei: “in the end we are all dead”. Het duurt allemaal al jaren en er zullen nog jaren bijkomen. Veertig jaar geleden kostte het duidelijk minder moeite het water uit de Catharijnesingel weg te krijgen dan het er nu weer in te krijgen.
Na het Vredenburg wordt het iets gemakkelijker, al was het maar omdat voetgangers de Lange Viestraat door de dichte haag van gestalde of beter gezegd ter plekke gestolde fietsen nauwelijks meer over kunnen steken. Het is dan nog even uitkijken op het aflopende stukje naar de Neude met zijn twee onduidelijke oversteekplekken en opnieuw bij het passeren van het spuuglelijke winkel- en woonblokje vlak voor het Janskerkhof om dan na weer een wat schimmige route achterlangs het standbeeld van Willebrord op de Nobelstraat uit te komen. Ooit bedoeld als een doorbraak is het nu een griezelige bottleneck voor fietsers en daardoor ook gevaarlijk voor de wandelaars op het wel erg smal geworden trottoirtje. De Nachtegaalstraat is dan weer even een verademing, al blijken veel fietsers bij de Albert Heijn plotseling en met gevaar voor eigen leven te veranderen in voetgangers met grote boodschappentassen. Aan de andere kant van de straat moet terugkerend van De Uithof weer te lang gewacht worden bij het kruispunt voor de Stadsschouwburg – en dat doet dus niet iedereen. Daarna is er meteen op het hoekje van het Lucas Bolwerk de veel te smalle en altijd met gevaarlijk uitstekende fietsen volgeplempte doorgang naar de Nobelstraat.
Wie krijgt voorrang?
Een vondst leek het een jaar of tien geleden om van de Burgemeester Reigerstraat een fietsstraat te maken met gedoogd autoverkeer. Ook hier moest de gemeente toch weer bakzeil halen. Het werkte niet, voor de auto’s is er geen alternatief voor de Burgemeester Reigerstraat. Dat leidde tot geïrriteerde en zelfs agressieve reacties van automobilisten die toch de fietsers wilden passeren. Nu is het weer een gewone straat waar alle verkeer zich met moeite doorheen moet wringen, maar niemand het eerste recht van gebruik meer heeft. Er is een bushalte en een onduidelijke kruising met in ieder geval door fietsers genegeerde stoplichten, links en rechts zijn er parkeerhavens en de aanvoer voor de winkels gebeurt grotendeels ook via de straatzijde. Aan de overzijde vernauwt de straat zich weer bij de spoorbaan om kort daarna te eindigen bij de Maliebaan, waar het kruispunt weer te weinig ruimte laat voor fietsers, die mede daardoor niet overtuigd zijn van het nut van stoplichten voor de beveiliging van de ventwegen van de Maliebaan.
Garages zonder auto’s
Rijnsweerd is een wijk waar elk huis over minstens één garage beschikt. De meeste bewoners hebben hun auto, beter gezegd auto’s, gewoon op straat of op het woonerf staan. De garage doet vooral dienst als berging voor fietsen, zeilplanken en tuinspullen. Rijnsweerd is waarschijnlijk de enige wijk in Nederland zonder tuinschuren. Het maakt de wijk visueel absoluut aantrekkelijker, maar je moet je spullen toch ergens kwijt. De garage dus. Vroeger, toen het buiten het centrum nog vrij parkeren was, stonden alleen de eigen auto’s van de buurtbewoners op straat. Dat is veranderd. Op werkdagen is de wijk een parkeerplaats voor de kantorenwijk Rijnsweerd-Noord en voor De Uithof geworden. Tussen acht en negen uur ’s morgens stroomt de wijk vol en komen uit de achterbakken kwieke vouwfietsjes te voorschijn. Natuurlijk heeft de buurt hierover geklaagd, maar volgens de politie zijn er objectieve metingen gedaan en valt het allemaal wel mee met de parkeeroverlast. De gemeente kwam met een alternatief dat niet meeviel: parkeermeters en parkeervergunningen zoals inmiddels in een groot deel van de stad. Zolang in de weekenden de straten en woonerven hun eigen domein blijven, zullen de meeste Rijnsweerders daar niet voor willen kiezen. Paradoxaal genoeg wordt juist dan de wijk wel beschermd tegen parkeeroverlast. Als er een voetbalwedstrijd is in het stadion van FC Utrecht, toch bijna een kilometer verderop, verandert de wijk in een ‘gated community’ waar je met de auto alleen met een bewonerspas toegang toe krijgt. Dat wordt soms zo streng gehandhaafd, dat mijn bezoek – een middelbare mevrouw met mantelpak en parelketting in een Volvo – onder geen beding de wijk in mocht rijden. De ‘gatekeeper’ wilde ook niet even via haar mobieltje van mij bevestigd krijgen dat het hier niet om een gevaarlijke fan van de tegenpartij van FC Utrecht ging.
Rijnsweerd is in twee fasen gebouwd, beter gezegd gebouwd in een tegenstelling tussen functionalisme en nieuwe truttigheid. Het middengebied is al in de jaren zestig neergezet. Schoenendoosachtige bungalows met platte daken en een gevelhoogte van niet meer dan drie meter. Daaromheen een ring van grotere, maar ook zeer doosachtige villa’s met een verdieping. De kavels zijn ruim, de huizen niet altijd. De bewoners van het eerste uur trekken er nu uit en op Funda kun je een reis in de tijd maken naar wat in de jaren zestig als het summum van woongenot gold: plavuizen op de vloer, schrootjes tegen het plafond en kale muren van schoonmetselwerk met een Comtoise-klok er tegen. De nieuwe eigenaar maakt daar meteen korte metten mee. Het nieuwe of bijna nieuwe huis wordt groter, witter en hoger, ook al is dat in strijd met het oorspronkelijke concept van het enige echte villawijkje van Utrecht. De übergroene tuinen veranderen in tegelvlaktes met scherp gesneden buxushaagjes en een rijtje strak getrimde bomen.
Een straat verder ligt het Rijnsweerd van de jaren zeventig, met woonerven, heel lange schuine daken en onregelmatig geplaatste ramen die een antroposofische kijk op het leven bieden. Inmiddels is ook hier de smaak veranderd, verdwijnt het voorgeschreven bruin van het houtwerk en worden de lange daken onderbroken door grote dakkapellen, die tegenwoordig bijna zonder toestemming geplaatst mogen worden. Uiteraard houdt ook niemand zich meer aan het verbod op hoge erfafscheidingen. De ‘apenrots’, het schots en scheve huis dat de architecten Alberts en Van Huut voor de aannemer ontwierpen, is inmiddels in blinkend titanium verpakt. Door de schuine muren was het huis in zijn oorspronkelijke staat niet waterdicht te krijgen. Een probleem dat ook aan de huizen van Rietveld niet vreemd is, maar anders dan het Rietveldhuis is de schepping van Alberts en Van Huut nog geen monument en kun je het nog ongestoord en ongestraft bewoonbaar maken. Schuttingen in plaats van coniferen.
Druk verkeer en verkeerde drukte
In de oude, nou ja, vooral verouderde en ook buitengewoon lelijke gebouwen van de Hogeschool Utrecht aan de Pythagoraslaan zijn nu, zogenaamd tijdelijk, ‘appartementen’ voor kunstenaars en studenten gerealiseerd (om eens een typisch makelaarswoord te gebruiken). Er komen ook nog, nog ‘tijdelijker’, een paar honderd portacabins voor studentenhuisvesting bij. Dat vindt men in Rijnsweerd niet zo’n goed idee – nachtelijk lawaai van feesten, troep op straat – en boze bewoners hebben al actie ondernomen om de uitbreiding van het studentenasiel te voorkomen. Waarschijnlijk net zo vergeefse moeite als het ooit was om de vanwege de aanleg van een gescheiden bustracé noodzakelijke halvering van de groenstrook om Rijnsweerd tegen te houden. Vergeefs is ook de moeite geweest om verbreding van de nu al enorm brede A27/A28 tegen te houden. Het alternatief bleek een nog veel minder aanvaardbare nieuwe snelweg aan de oostzijde van De Uithof te zijn, een tweede doorsnijding van het landgoederengebied langs de Kromme Rijn. De minister van Infrastructuur en Milieu dreigde bij verder verzet van ook de gemeente tegen verbreding van de A27/A28 met het intrekken van de financiële steun aan het nieuwe sneltramtracé van het Centraal Station naar De Uithof. Die tram was twintig jaar geleden al gepland, maar dan via de binnenstad. Dat was ook weer onaanvaardbaar en dus kwam er een busbaan door de Nobelstraat en de Biltstraat. Nu komt de tram er dan toch. Het wandelgebied tussen de Weg naar de Wetenschap en de Kromme Rijn is er inmiddels al voor gehalveerd, maar daar heb ik weinig bezwaar tegen gehoord. Wel weer tegen het sluiten van het zwembad Kromme Rijn en het herbestemmen van het gebied voor villabouw. Nu staat er een prachtig nieuw zwempaleis, maar restaurant Het Oude Tolhuijs er vlak naast mag er in de slagschaduw van het talud van het verkeersplein Rijnsweerd geen hotel bij bouwen.
Eindelijk in De Uithof
En dan De Uithof, vergeefs hernoemd tot Utrecht Science Park. Er bestaat – en er staat in de hal van het vroegere Transitorium I – nog altijd een maquette op basis van het masterplan voor De Uithof van een halve eeuw geleden. Betonnen torens en strokenbouw in een harde functionalistische stijl, alles geplaatst in een vierkant dat dwars op de historische verkaveling van de Johannapolder staat. Het vierkant is er wel gekomen, al is het niet gemakkelijk meer te herkennen, maar het plan is nooit in zijn oorspronkelijke vorm gerealiseerd. Nu is De Uithof een wat bizarre, maar inmiddels opvallend gevarieerde en ook stedelijke wijk geworden, een soort openluchtmuseum van alle modes en stijlen in de architectuur van de laatste decennia. Een schapenweitje moet de herinnering aan de oorspronkelijke agrarische bestemming levend houden, maar door bebouwing en aanleg van wegen begint de herinnering toch aardig te vervagen. Verkeerstechnisch is De Uithof ondanks alle herinrichting een chaos gebleven met te weinig parkeerplaatsen, lastige en op sommige plaatsen levensgevaarlijke fietspadovergangen en een drukke busroute door het centrumgebied. Het had beter gekund, de overgang naar het groengebied rondom is te hard en abrupt, maar het leeft, dankzij de studentenflats en het ziekenhuis nu ook in het weekend.
Het eindpunt is weer een begin
Hier eindigt onze wandeling en fietstocht. De vijf, zes kilometer van Centraal Station naar De Uithof, een accommodatie voor 300.000 inwoners en nog eens evenveel gebruikers van al haar voorzieningen. Dat zou allemaal gemakkelijker geweest zijn, wanneer men ruim vijftig jaar geleden besloten had het nieuwe universiteitscentrum niet ten oosten, maar ten noorden (Overvecht/Zuilen) of ten zuiden (Nieuwegein/Houten) van de oude stad aan te leggen. Utrecht is door de ligging van Kromme Rijn en Vecht al meer dan duizend jaar een noord-zuid gerichte stad, die in de vorige eeuw als het ware tegen haar natuur in gedwongen werd zich naar het oosten en later ook naar het westen uit te breiden. Dat leidt tot grote ingrepen en doorbraken in de oorspronkelijke structuur, moeizame herzieningen van bestemmingsplannen en nooit helemaal bevredigende praktische oplossingen.
De wandeling en fietstocht laat ook zien hoe tegen wettelijke regels en plaatselijke verordeningen in praktische oplossingen ook door bewoners en gebruikers zelf worden aangegeven en afgedwongen. Wat eerst niet mag, wordt vervolgens gedoogd en later zelfs tot regel. Dat is niet altijd het geval, maar wel opvallend vaak. Omdat iedere oplossing ook weer nieuwe problemen met zich meebrengt, moet er ook steeds opnieuw gekeken worden naar wat vervolgens weer wel en niet mag of kan. Een meewandelende of –fietsende jurist zou de hele route kunnen voorzien van bordjes met daarop de wet- en regelgeving die wel en niet meer van toepassing is.
Comments
Leave a Reply