De kruistocht van Henk Eikeboom
No comments yet
Henk Eikeboom (1898-1945) was geen theoreticus van het anarchisme, geen voorman in de anarchistische beweging, maar wel een man van agitatie, organisatie en actie. Hij noemde zichzelf sociaalanarchist, hij was antimilitarist en een bewonderaar van Domela Nieuwenhuis. Hij was dichter, redacteur van anarchistische tijdschriften, uitgever, vertaler, handelaar in tweedehands boeken en erotische lectuur. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zette hij zijn publicatiedrift voort maar hij werd door de Duitse bezetter gearresteerd.
Henk Eikeboom werd geboren in 1898. Zijn vader was koster van de Muiderkerk aan de Linnaeusstraat in Amsterdam en boekbinder. Op de lagere school schreef Eikeboom zijn eerste gedichten en vertoonde hij al zijn opstandige karakter. Hij wilde graag onderwijzer worden, maar bleek later voor het vak volstrekt ongeschikt. Tijdens zijn opleiding tot onderwijzer kwam hij in contact met de Kwekelingen Geheel Onthouders Bond (KGOB) en de Jongelieden Geheel Onthouders Bond (JGOB). Mogelijk maakte hij via die organisaties kennis met het marxisme en de ideeën van Russische revolutionairen. Onder invloed van zijn latere vrouw Willy Broekman, ontwikkelde hij zich al gauw in de richting van het anarchisme.
Dienstweigeraar
Hoewel Eikeboom aanvankelijk tegen dienstweigering was, hebben waarschijnlijk de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog hem tot andere inzichten gebracht en in 1917 weigerde hij dan ook op te komen voor de Landstorm. Bovendien had hij inmiddels kennis gemaakt met het tijdschrift De Wapens Neder van de Internationale Anti-Militarische Vereeniging (IAMV). Tussen 26 oktober 1917 en 7 januari 1919 werd hij als dienstweigeraar gedetineerd, onder meer in Fort Spijkerboor in Westbeemster. Gedurende zijn detentie hield hij een dagboek bij. Op zijn eerste dag in de cel schreef hij: ‘Zo zit ik dan eindelijk opgesloten in een cel (…). Vanmorgen heb ik geweigerd de militaire uniform (…) aan te trekken. Voorwaar een groote misdaad! Ik trek de uniform niet aan omdat ik vrede wil.’
Rapaillepartij
Gegrepen door het anarchisme en antimilitarisme, nam hij na zijn gevangenschap de propaganda voor het anarchisme serieus op. Hij ging schrijven – proza, poëzie en journalistiek werk – voor het anarchistische tijdschrift De Vrije Socialist en de bladen De Wapens Neder en Morgenrood. Van Morgenrood werd hij ook redacteur. Daarnaast hield hij spreekbeurten en deed hij bestuurswerk in anarchistische organisaties en antimilitaristische kringen. In 1919 werd hij administrateur bij Libertas, de uitgeverij van De Vrije Socialist van anarchistisch uitgever Gerhard Rijnders.
Een dienstweigeringswet bestond destijds niet in Nederland. Toen in 1921 dienstweigeraar Herman Groenendaal in hongerstaking ging om een wet te bespoedigen, werd de actie breed ondersteund. Henk Eikeboom zette zich fanatiek in door geld in te zamelen voor de actie. In dezelfde periode werd hij penningmeester van het landelijk comité van de IAMV.
Een van de meest spraakmakende acties waaraan Eikeboom deelnam was de oprichting van de Rapaillepartij. Samen met de dadaïst Anthon Bakels en kunstenaar Erich Wichman richtte Eikeboom een politieke partij op, juist om aan te tonen dat het algemeen kiesrecht nergens toe leidt en om de opkomstplicht aan de kaak te stellen. Ook wilden ze de vraag aan de orde stellen of de massa in Nederland wel een juiste politieke keuze kon maken. Lijsttrekker werd de Amsterdamse zwerver Hadjememaar, die tot ieders verrassing in de Amsterdamse gemeenteraad werd gekozen. Na één raadsvergadering hief de partij zich op.
Brochures
Samen met Anthon Bakels deed Eikeboom in 1923 een poging het tijdschrift De Vrije Socialist van Gerhard Rijnders over te nemen, uit onvrede met diens weinig vernieuwende redactiebeleid en de ondoorzichtige exploitatie van diens uitgeverij. Eikeboom en Bakels wilden het blad zelf gaan uitgeven. Vanuit de anarchistische beweging kreeg de actie echter nauwelijks steun en Eikeboom was gedwongen zijn activiteiten voor het blad en de uitgeverij te staken. Hij besloot daarop zelf uitgever te worden en richtte uitgeverij De Fakkel op en publiceerde onder andere de door hem zelf geschreven brochures De anarchist en het huwelijk, Musssolini, een ziektegeval en Het Rood Blazoen.
Het huwelijk van Eikeboom en Willly Broekman liep stuk. Niet alleen was het uitgeven door Eikeboom een aanslag op het huishoudgeld, ook zal het in de praktijk brengen van de door hem gepropageerde vrije liefde een rol hebben gespeeld. In 1927 trouwde hij met Annie van Harselaar, de ex-vrouw van anarchistisch propagandist en spreker Anton Constandse. Samen met haar publiceerde hij het poëziebundeltje Bloed ligt op straat. Zij verdiende als onderwijzeres het geld voor het gezin.
Pornografie
In een poging een einde te maken aan zijn benarde financiële positie, pleegde Eikeboom – ook aanhanger van de neem-en-eet-theorie (proletarisch winkelen) – samen met een kameraad een overval op een geldloper in de Amsterdamse Linnaeusstraat, nota bene precies tegenover de kerk waar zijn vader koster was geweest. Als gevolg van de overval moest Henk enkele weken in de cel doorbrengen.
Hij zette een handeltje in tweedehands boeken op, maar dit was geen succes, totdat hij zich rond 1930 op de verkoop van pikante lectuur ging toeleggen, destijds door justitie als pornografie aangemerkt. De verdiensten waren zo goed dat Eikeboom zich een tweede huis, in ’s Graveland, kon veroorloven. In september 1930 deed de politie een inval zijn boekwinkel Mondain, gevestigd in het souterrain van het onbewoonbaar verklaarde pand Singel 443. Daarbij nam men een ‘grote hoeveelheid pornografische boeken en platen’ in beslag, aldus Het Vaderland van 5 oktober 1930. Het weerhield Eikeboom er niet van zijn handel voort te zetten. Hij bleef in die jaren schrijven en publiceerde in De Wapens Neder, De Vrijdenker en De Transportarbeider. In 1935 verscheen zijn boek Kruistochten (bij Uitgeverij De Jongh), korte prozastukken van eigen hand, aangevuld met korte beschouwingen van de anarchistische theoretici Rudolf Rocker en J. H. Mackay.
Fascisme
Eikeboom was in de jaren na 1933 bijzonder actief, ongetwijfeld vanwege het opkomende fascisme. Hij ging weer spreekbeurten geven en ging op openbare avonden debatten aan met fascisten, onder anderen met Arnold Meyer van Zwart Front. Hij zat kort vast voor de verspreiding van opruiende geschriften en stichtte in de Turfsteeg in Amsterdam het Erich Mühsamhuis, een vergaderlokaal genoemd naar de door de nazi’s vermoorde Duitse anarchist en dichter Erich Mühsam.
Hij organiseerde een protestmars tegen de gevangenisomstandigheden van Nederlandse dienstweigeraars en was betrokken bij de Sociaal Anarchistische Actie (SAA), die protestacties en cursussen organiseerde en brochures verspreidde. Vanuit de SAA ontwikkelde zich in 1935 de VAU, de Vereniging Anarchistische Uitgeverij waarin Eikeboom een vooraanstaande rol speelde. De VAU gaf onder andere zijn vertalingen uit van Rudolf Rockers Achter prikkeldraad en tralies, P. Arsjinofs Geschiedenis van de Machno-beweging en Nationalisme en Cultuur van Rudolf Rocker. Omdat Rocker door de nazi’s gearresteerd dreigde te worden, had hij overhaast Duitsland verlaten. Zijn bibliotheek werd in Berlijn door Arthur Lehning en Anthon Bakels in veiligheid gebracht. Het manuscript van Nationalisme en Cultuur werd door Bakels naar Nederland gesmokkeld.
Oorlogsdreiging
Na een aantal interne conflicten verdween Eikeboom noodgedwongen uit de VAU en startte vervolgens zijn eigen anarchistische uitgeverij. Bovendien moest hij in 1938 zijn redacteurschap van het tijdschrift De Arbeider opgeven omdat hij niet in staat bleek allerlei twisten in de beweging buiten de krant te houden. Ook binnen de SAA moest hij na interne meningsverschillen opstappen. In de anarchistische beweging kon hij zo nu en dan op fikse kritiek rekenen: Henk wist moeilijk onderscheid te maken tussen privéfinanciën en dat van tijdschriften waarvan hij de redacteur was. Zijn rol in de anarchistische beweging leek uitgespeeld.
Hij bleef echter schrijven en publiceren: brochures, poëzie en journalistieke bijdragen voor het tijdschrift Naar de Vrijheid en soms voor De Vrije Socialist.
Van de in 1939 toegenomen oorlogsdreiging leek Eikeboom zich niet veel aan te trekken.
Afwachtend, schouderophalend bijna volgde hij de gebeurtenissen. Anarchisten zijn tegen iedere oorlog, dus ook tegen deze, betoogde hij. Deze strijd is niet de onze, was zijn redenering. Wel werkte hij met zijn antimilitaristische gedicht ‘Als de klok klept’ nog mee aan de uitgave Schrijvers getuigen tegen oorlog en militarisme, een initiatief van de Jongeren Vredes Actie, waarin een zestigtal schrijvers protesteerden tegen de oorlog, onder wie Theun de Vries, Jef Last, Henriëtte Roland Holst, A. den Doolaard, E. du Perron, Simon Vestdijk en Fedde Schurer. In een exemplaar dat hij zijn vriend Jo Moens cadeau deed schreef hij:
‘Want schoner is ‘t, ook zonder hoop te strijden,
Dan zuchtend smaad te drinken uit de bron,
Wier weeë walg de duizenden beschreiden…
10/11/39 van Henk Eikeboom – op een brandend uur in onze geschiedenis.’
Onderduik
Ook na de Duitse inval in Nederland bleef hij zijn boekwinkeltje voortzetten. Daarnaast schreef hij artikelen die hij zelf stencilde, bundelde en niette, en verspreidde onder vrienden, kennissen en geestverwanten. De inhoud van deze titelloze bundelingen is niet meer te achterhalen. Voor zover bekend zijn er geen exemplaren bewaard gebleven. Het zullen teksten tegen de bezetter geweest zijn – mogelijk ook propaganda voor het anarchisme – want vrienden van Eikeboom bestempelden ze later als ‘illegaal drukwerk’. Waarschijnlijk werkte hij ook vanaf het begin mee aan de socialistische verzetsgroep De Vonk, die een gelijknamig blad uitgaf. Mogelijk is de berichtgeving over de Februaristaking in De Vonk van de hand van Eikeboom.
Waarschijnlijk was de bezetter op de hoogte van Eikebooms activiteiten. In 1941 dook hij onder toen hij via via vernam dat hij op een lijst van te arresteren communisten stond (voor de bezetter was er nauwelijks verschil tussen communisten en anarchisten), opgesteld na de Duitse inval in de Sovjet-Unie. Al vóór de oorlog kwam zijn naam voor op lijsten met ‘revolutionaire personen’ van de Centrale Inlichtingen Dienst (de latere BVD). De Duitse Sicherheitsdienst beschikte daar natuurlijk over.
De Duitsers deden een inval in de woning van Eikeboom aan de Zwanenburgwal in Amsterdam. Nog net op tijd wist de vrouw van Henk de ledenlijsten van de VAU te verstoppen en later te vernietigen. Henk had toen al – onder een schuilnaam – een kamer gehuurd bij een kennis in Den Haag.
Illegaal werk
Eikebooms activiteiten in de oorlog verschilden weinig van die ervoor. Hij bleef ‘gewoon’ zijn stencils schrijven en publiceren. Zijn gedrag en houding ten opzichte van autoriteiten wijzigde zich nauwelijks. De ene machthebber was vervangen door de andere, zo moet hij geredeneerd hebben. Vandaar waarschijnlijk zijn laconieke en vaak onvoorzichtige houding in die dagen. Op zijn onderduikadres slingerden overal papieren en zijn stencilmachine had
hij gewoon op tafel staan. Wellicht dacht hij dat het met de repressie wel mee zou vallen.
Ondanks dat hij was ondergedoken, zocht hij gewoon zijn moeder in Baarn op. Ook onderhield hij relaties met verschillende vrouwen, met wie hij soms via contactadvertenties kennismaakte. Tegen kennissen schepte hij soms een beetje op over illegaal werk dat hij zou verrichten, al kreeg niemand er hoogte van wat dat dan precies was.
Verraad
In december 1941 werd hij door de Duitsers opgepakt. Naar alle waarschijnlijkheid is hij verraden, onbekend is door wie. Mogelijk was hierbij een bedrogen vrouw in het spel. Eerst zat hij vast in de gevangenis in Scheveningen, later werd hij overgebracht naar kamp Amersfoort. Omdat hij daar verschillende malen het kampreglement overtrad, is hij meerdere keren ernstig mishandeld. In maart 1943 werd hij overgeplaatst naar kamp Vught, waar hij een baantje in de drukkerij kreeg. Het verhaal gaat dat hij in Vught een boek zou hebben geschreven, wat naar buiten gesmokkeld zou zijn, maar bewijs daarvoor ontbreekt.
In Vught ging zijn conditie sterk achteruit. Na Dolle Dinsdag werd hij op transport gesteld naar Duitsland. Hij belandde in kamp Rotenburg, een onderafdeling van het concentratiekamp Neuengamme. Door kou, honger, dorst en mishandelingen verslechterde zijn toestand snel.
Hij liep tyfus op en is vermoedelijk na een dodenmars van gevangenen van Rotenburg naar kamp Sandbostel, daar op 11 mei 1945 overleden.
Afgebeelde boeken en brochures: collectie Martin Smit
Literatuur
Pzisko Jacobs, Henk Eikeboom, anarchist, Haarlem 1986;
Michael P Spahr, Vrijheidsbezinning in tijden van dictatuur. Nederlandse anarchisten en de Tweede Wereldoorlog (doctoraalscriptie), Amsterdam 1998;
De AS 158, Nederlandse anarchisten in de Tweede Wereldoorlog, Moerkapelle 2007.
Comments
Leave a Reply