De Vrede van Utrecht
No comments yetInleiding
De totstandkoming van de Vrede van Utrecht in 1713 door diplomatie was opmerkelijk. Al een eeuw eerder had Hugo de Groot geschreven “Over het recht van oorlog en vrede”. De Nederlanders kwamen er bij de Vrede van Utrecht bekaaid van af schrijft Renger de Bruin in dit hoofdstuk. Was er een andere reële keuze? Na dit vredesverdrag werden in Europa en de rest van de wereld nog veel oorlogen gevoerd.
Na de wereldoorlogen van de vorige eeuw groeide de behoefte aan internationale samenwerking en het besef dat conflicten ook anders dan met oorlog kunnen worden opgelost, ook in de dagelijkse rechtspraktijk.
De Vrede van Utrecht
Op 11 april 1713 zetten Britse en Franse diplomaten hun handtekening onder een vredesverdrag dat een bloedige oorlog tussen hun landen beëindigde. Toen de inkt was opgedroogd, ondertekenden zij een handelsovereenkomst. Vervolgens tekenden vertegenwoordigers van de Britse bondgenoten Savoye, Portugal, Pruisen en de Republiek der Verenigde Nederlanden soortgelijke verdragen met de Fransen. Tegen de tijd dat de Nederlanders aan de beurt waren, had de klok van twaalf allang geslagen. Hoewel het dus al enkele uren 12 april was, droeg het Frans-Nederlandse verdrag toch de datum 11 april. Er zouden nog meer vredesverdragen volgen, die wel later gedateerd zijn. Dat gebeurde niet alleen in Utrecht, maar ook in andere steden: Rastatt, Baden en Antwerpen.
De vredesverdragen waren het resultaat van onderhandelingen in het Utrechtse stadhuis. Naast de plenaire zittingen waren er de bilateraaltjes in de ruime woningen die de gezanten langs de Utrechtse grachten betrokken hadden. Vooral de Brit John Robinson en zijn Franse collega Melchior de Polignac hadden veel informeel contact, tot grote verontrusting van de Britse bondgenoten. Voor het uitwerken van de resultaten hadden de gezanten een complete staf tot hun beschikking. Daarin was voldoende juridische expertise aanwezig om tot een sluitende verdragstekst te komen. De gezanten zelf hadden meestal een militaire of een kerkelijke achtergrond, hoewel er onder hen ook juristen waren, zoals de Hollander Willem Buys.
Diplomatie in de vroegmoderne tijd
De Vrede van Utrecht markeert de definitieve overgang van een vorsten- naar een statensysteem. In de Middeleeuwen voerden koningen hun leenmannen persoonlijk aan in de strijd. Wanneer de oorlog voorbij was, spraken zij zelf (of hun naaste verwanten) over vrede. Nog in 1529 kwamen de tante van Karel V en de moeder van Frans I tot de Damesvrede van Kamerijk. Staten waren volledig verbonden met de vorst, ook in financieel opzicht. In de zestiende eeuw kwam er steeds meer kritiek op vorsten wanneer die in strijd handelden met de belangen van hun onderdanen. Het denken over een onderscheid tussen vorsten en staten zette door. In republieken als Zwitserland, de Nederlanden en voor korte tijd Engeland ontwikkelden geleerden, met name juristen, ideeën over staten, naties en volkeren. Hugo de Groot schreef gezaghebbende werken over internationaal recht.
Het absolutisme met zijn volkomen identificatie van vorst en staat, dat onder Lodewijk XIV zijn hoogtepunt bereikte, lijkt hier haaks op te staan. Toch is ook in absoluut geregeerde staten sprake van een ontwikkeling naar een staatsapparaat met professionele ambtenaren. Vooral kennis van het recht was daarbij van belang. Hoewel de koning almachtig was, werd steeds meer door anderen verricht. Ondanks zijn presentatie als groot veldheer liet Lodewijk XIV zich maar weinig aan het front zien. Hij zat liever in Versailles en delegeerde het krijgsbedrijf aan zijn maarschalken. Lodewijks grote tegenstander Willem III die wel zelf zijn legers aanvoerde, was in de late zeventiende eeuw juist de grote uitzondering.
Ook in de diplomatie zien we een groeiende professionalisering. Uit incidentele gezantschappen waren permanente ambassades gegroeid. Diplomaten waren veelal edellieden met een eerdere carrière in leger of kerk. Zij kenden de hofcultuur en bezaten de financiële draagkracht. Een ambassadeur moest zelf voorschieten en maar afwachten of hij het geld terugkreeg. Een echte diplomatenopleiding was er niet. Een brede culturele bagage, inzicht in internationale verhoudingen en kennis van het recht waren onontbeerlijk. Specifieke juridische expertise was te vinden in de ondersteunende staf. Soms wisten burgerlijke juristen carrière te maken in de diplomatie en daarbij zelfs verheffing in de adelstand te bereiken.
De ambassadeurs speelden een steeds belangrijker rol bij internationale spanningen. Zij informeerden de eigen vorst en zijn ministers, maar voerden ook overleg aan het hof waar zij geaccrediteerd waren. Zij probeerden oorlog te voorkomen of juist uit te lokken, zochten naar bondgenoten of ondernamen vredessonderingen. Wanneer de wil tot vrede evident was, bereidden diplomaten formele vredesonderhandelingen voor. Die kregen de gestalte van een vredescongres waar vertegenwoordigers van Europese vorsten en republieken aanwezig waren. Het eerste grote congres werd in het jaren 1640 gehouden in de Westfaalse steden Munster en Osnabrück. Dat resulteerde in de loop van 1648 in een serie bilaterale verdragen, onder andere tussen Spanje en de Verenigde Nederlanden. Volgens hetzelfde model verliepen congressen in Nijmegen (1678) en Rijswijk (1697). Het congres dat op 29 januari 1712 in Utrecht begon, is te beschouwen als het hoogtepunt in deze ontwikkeling. Hier sprak men ook één taal, het Frans. In die taal waren de verdragen geschreven. Dat was in Westfalen nog heel anders geweest. Daar namen naast het Latijn de talen van de deelnemers een gelijkwaardige positie in. De Staten-Generaal hadden er toen op gestaan dat de verdragstekst behalve in het Spaans ook in het Nederlands zou worden opgesteld.
Typerend voor de vredescongressen was dat niet de vorsten of hun verwanten maar aangewezen plenipotentiarissen onderhandelden. Die waren wel strikt gebonden aan hun volmacht en moesten bij iedere wijziging ruggenspraak houden. Dat gebeurde per postkoets, een traag en onveilig systeem. Ook communicatie met de legers was van groot belang. Tijdens de vredesbesprekingen ging de oorlog gewoon door. Een gewonnen veldslag of een mislukte belegering kon voor een heel andere onderhandelingssituatie zorgen. Net als de ambassadeurs aan vorstenhoven beschikten de plenipotentiarissen bij vredescongressen over een aanzienlijke staf, van koetsiers en koks tot delegatiesecretarissen, die over een grondige juridische kennis beschikten. Het waren de juristen die de onderhandelingsresultaten omzetten in verdragsteksten.
Het internationale conflict
De Vrede van Utrecht beëindigde de Spaanse Successieoorlog. Deze vormt het sluitstuk van een serie gewapende conflicten met Lodewijk XIV. Nadat deze in 1661 zelf het bewind in handen had genomen, was hij met een expansiepolitiek begonnen. Via juridische constructies maakte hij aanspraak op naburige gebieden en probeerde die vervolgens met geweld in te lijven. Het meest succesvol leek de operatie die in 1672 begon. Samen met Engeland, Munster en Keulen viel de Zonnekoning de Republiek aan, aanvankelijk met succes, maar de hardnekkige tegenstand van de nieuwe stadhouder Willem III leidde tot een smadelijke terugtocht. Willem III wist ook een Europees bondgenootschap te smeden tegen Lodewijk XIV. Vooral toen hij koning van Engeland was geworden, na zijn katholieke schoonvader Jacobus II te hebben afgezet, kon hij een breed front vormen. Het katholieke element was bij Lodewijk XIV steeds sterker geworden. In de veroverde gebieden werd meteen begonnen met rekatholisering, zoals in Straatsburg in 1681. Na de capitulatie van Utrecht in 1672 was de Dom weer ingericht voor de katholieke eredienst. In Frankrijk verviel de godsdienstvrijheid voor de Hugenoten met de herroeping van het Edict van Nantes (1685).
In zijn tegenstand tegen de Franse expansie speelde Willem III vooral de kaart van het machtsevenwicht. Zo slaagde hij erin om behalve protestantse vorsten ook katholieke monarchen als keizer Leopold I en koning Karel II van Spanje mee te krijgen. Met de vredesverdragen van Nijmegen en Rijswijk, die respectievelijk de Hollandse Oorlog en de Negenjarige Oorlog beëindigden, leek de expansiedrift van Lodewijk XIV ingedamd te zijn. De Zonnekoning mocht een deel van zijn veroveringen houden, maar zijn pogingen om de Zuidelijke Nederlanden en delen van het Rijnland in handen te krijgen en de Republiek uit te schakelen waren mislukt.
Er hing echter een schaduw boven het continent. Het zag er naar uit dat de Spaanse koning kinderloos zou komen te overlijden. Door hun huwelijken en die van hun vaders konden zowel Lodewijk XIV als Leopold I aanspraak maken op de erfenis, die naast Spanje ook delen van Italië, de Zuidelijke Nederlanden en uitgestrekte koloniën omvatte. Wanneer die gebieden in Franse handen zouden komen, zou het streven van Lodewijk XIV in één klap gerealiseerd zijn. Een compromiskandidaat stierf te vroeg en een verdelingsverdrag had niet de steun van Leopold I en Karel II. Toen laatstgenoemde op 1 november 1700 overleed, bleek hij in zijn testament Filips van Anjou, kleinzoon van Lodewijk XIV, als universeel erfgenaam te hebben aangewezen. Het aanwijzen van de tweede zoon van de Franse kroonprins zou het bezwaar van een vereniging van beide kronen moeten wegnemen. Het sterk pro-Franse gedrag van de nieuwe koning Filips V (zoals Anjou nu heette) ondersteunde de bewering van Willem III dat deze scheiding een wassen neus was. Willem bracht een Grote Alliantie bijeen, die de kandidatuur van Leopolds tweede zoon Karel (III) steunde.
Het uitbreken van de oorlog in het voorjaar van 1702 maakte Willem III niet meer mee. Hij was kort daarvoor overleden. Op de Engelse troon volgde zijn schoonzuster Anna op, in de Nederlandse provincies kwam er weer een stadhouderloos tijdperk en op het slagveld namen John Churchill hertog van Marlborough en prins Eugenius van Savoye zijn plaats in. Beide veldheren werkten eendrachtig samen. Zij wisten de Franse legers gevoelige nederlagen toe te brengen: Blenheim (1704), Ramilies (1706) en Oudenaarde (1708). Zij trokken zelfs Frankrijk binnen en veroverden Lille. Ook aan het Italiaanse front verliep de strijd voorspoedig. Op zee leden de Spaanse en Franse oorlogsvloten gevoelige nederlagen. Ook in de koloniën ging het Fransen en Spanjaarden niet voor de wind. Aan één front hadden de geallieerden minder succes, in Spanje, en daar ging het nu juist om. Het lukte niet om Filips V uit het Spaanse kernland te verdrijven. De oorlog met vele tienduizenden militairen op de been kostte handenvol geld. De operaties werden gefinancierd uit leningen en de rente daarop werd betaald met belastingopbrengsten. Hoe hoog de rente was, hing af van de reputatie van de betrokken staat. De Britten, de Nederlanders en de Duitse keizer stonden als zeer solide bekend met daardoor een veel lagere rente dan hun Spaanse en Franse vijanden, die slecht van betalen waren. Aan de andere kant bestond in Engeland en de Republiek een zekere persvrijheid waardoor klachten over de belastingdruk konden worden geuit.
Oorlogsmoeheid en financiële problemen leidden tot vredesonderhandelingen in Den Haag en Geertruidenberg (1709-1710). Die mislukten omdat de geallieerden overvroegen. Lodewijk XIV was tot veel bereid, maar de eis dat hij moest meehelpen om zijn kleinzoon uit Spanje te verdrijven was onacceptabel. Hij besloot door te vechten, uiteindelijk met succes. In korte tijd veranderde het speelveld dramatisch. De Tories, die voor beëindiging van de oorlog waren, wonnen de Lagerhuisverkiezingen en de Whigs, die de oorlogskoers van de hertog van Marlborough hadden gesteund, moesten in de oppositie. Marlborough verloor snel aan invloed en werd eind 1711 teruggeroepen. Eerder dat jaar was keizer Jozef I, de oudste zoon van Leopold I, plotseling overleden. Hij liet geen zoon na, zijn broer volgde hem op als Karel VI. Die was nu keizer en Spaans troonpretendent. Die combinatie maakte hem ineens veel minder aantrekkelijk voor de Britten. De oorlog ging immers om het machtsevenwicht en dat kwam nu van de andere kant in gevaar.
Het vredescongres in Utrecht
Deze overwegingen leidden tot een Frans-Britse toenadering. In oktober 1711 waren ze er uit en stond niets meer een vredesconferentie in de weg. De Britse leiding stelde voor om die in Utrecht te houden. Het argument was dat de straten en pleinen daar zo breed waren dat koetsen elkaar konden passeren, wat diplomatieke incidenten kon voorkomen. De echte reden kennen we niet precies. De Tory-regering wilde geen onderhandelingen in Engeland, omdat zij vreesde dat de Whigs die zouden frustreren. Den Haag viel af, omdat het gewest Holland op de koers van de Whigs zat. Utrecht had een pro-Franse en vredesgezinde reputatie en dat was een gebaar naar Lodewijk XIV, maar dat moest natuurlijk niet hardop gezegd worden.
Het definitieve besluit viel op 30 november 1711. De Nederlandse ambassadeur in Londen, Willem Buys, kreeg dat meegedeeld. De Staten-Generaal gaven vervolgens de opdracht aan de Utrechtse vroedschap om het vredecongres te gaan organiseren. De klus kwam op het bordje van mr. Everard Harskamp, de stadssecretaris. Hij moest het stadhuis in gereedheid brengen, waar de plenaire sessies zouden plaatsvinden. Van groot belang was een ‘accurate egaliteyt’, niemand mocht zich minder behandeld voelen. Harskamp zocht naar ronde tafels en hij maskeerde de verschillende ingangen van de conferentiezaal met kamerschermen. Hij leende er een paar bij zijn schoonmoeder. Nog ingewikkelder was de schouw. Die was weggewerkt om te voorkomen dat de ene partij er warmpjes bij zat en de andere in de kou. Om toch een draaglijke temperatuur te krijgen liet Harskamp kacheltjes neerzetten. Het was geen succes: “alsoo den turff soo swavelig was, maekte hetselve sulken verbaesden damp en stank in de kamer, dat die machines weg moesten, de glasen moesten opegeset worden en de heeren haer med stoven moesten behelpen”.
Het congres was dus intussen begonnen, op 29 januari 1712. De plenaire sessies vonden plaats in de grote raadzaal. Zowel ’s ochtends als ’s middags werd er enkele uren vergaderd, met een uitgebreide lunch er tussenin. Veel belangrijker waren de informele, bilaterale contacten. Vooral de Britse en de Franse onderhandelaars zagen elkaar regelmatig, tot grote ongerustheid van de Nederlanders. John Robinson en Melchior de Polignac konden goed met elkaar overweg. Beiden waren theoloog met een indrukwekkende diplomatieke staat van dienst. Robinson was bisschop van Bristol, Polignac zou in de loop van het congres benoemd worden tot kardinaal. De geruchten dat Fransen en Britten het op een akkoordje hadden gegooid werden door beide partijen heftig bestreden, maar bleven hardnekkig en niet zonder grond. De keizerlijke en de Nederlandse gezanten gingen zich meer en meer bedrogen voelen.
Dat gevoel werd wel heel sterk toen het Britse leger in het voorjaar van 1712 de strijd staakte. Nu moest Eugenius van Savoye het alleen met de Nederlandse en keizerlijke troepen doen. Eind juli wist de nieuwe Franse bevelhebber maarschalk Villars bij het Noord-Franse Denain een klinkende overwinning te behalen. Die zege versterkte de Franse onderhandelingspositie aanzienlijk. Toen het bericht in Utrecht binnenkwam, zei Polignac hooghartig tegen zijn Nederlandse gesprekspartners: “Mijne heren, de omstandigheden zijn veranderd. De toon moet veranderen: wij onderhandelen bij u, over u en zonder u”. De Nederlanders waren toch al in het nadeel doordat hun delegatie uit acht leden bestond: twee voor Holland en één voor elk van de overige provincies. De beide Hollanders, Willem Buys en Bruno van der Dussen, waren juridisch geschoolde regenten, de meeste anderen waren edellieden. Over de inzet waren ze diep verdeeld. Buys en Van der Dussen waren anti-Frans en ongelukkig met de nieuwe Britse koers, terwijl de Utrechter Frederik Adriaan van Reede van Renswoude tegen elke prijs vrede wilde en de Fransen welgezind was.
De onderonsjes vonden plaats in riante huizen. De diplomaten woonden aan de betere straten en pleinen zoals het Janskerkhof, de Drift, de Kromme Nieuwegracht en de Nieuwegracht. Voor Utrechtse huiseigenaren lagen er geweldige kansen. Er werden maandhuren overeengekomen die boven de 10% van de waarde lagen. Een huiseigenaar kon binnenlopen wanneer de huurder ook werkelijk betaalde. Dat deed niet iedereen.
Polignac had jaren na zijn vertrek uit Utrecht nog een huurschuld van duizenden guldens staan. Ook bij leveranciers stond hij nog in het krijt. De buitenlandse bezoekers consumeerden heel wat. Voor hen had de Utrechtse vroedschap een uitzondering gemaakt op het betalen van bier- en wijnaccijnzen, wat tot een levendige smokkelhandel leidde.
Niet alleen binnenshuis beleefden de diplomaten en hun personeel aangename tijden. Om de gasten te gerieven stelde de stedelijke regering het gereformeerde theaterverbod buiten werking. Op de Mariaplaats verrees een houten schouwburg, waar zowel Franstalige als Nederlandstalige stukken werden opgevoerd. De protesterende dominees konden zich in hun argumenten gesterkt voelen, toen de schouwburgdirecteur er met de kas vandoor ging, diens vrouw een affaire met een diplomaat begon en diverse actrices dat voorbeeld volgden. Er was meer zonde. Kroegen en bordelen beleefden gouden tijden. Het was niet zonder gevaar. De pasteibakker van Polignac werd doodgestoken voor een hoerenhuis in de Drieharingsteeg.
Hoe gezellig het ook was, het congres kon niet eeuwig duren. Na Denain waren de kaarten geschud. De Britse minister van Buitenlandse Zaken Henry St. John ging op bezoek bij zijn Franse collega Torcy. Zij maakten de deal af. De Nederlanders moesten zich daar nu wel bij neerleggen. De delegatiejuristen werkten de afspraken uit in een lange reeks zorgvuldig geformuleerde artikelen. Zoals bij vredescongressen gebruikelijk was, bestond het eindresultaat uit een serie bilaterale verdragen. In april 1713 waren ze zo ver. Op 11 april, aan het begin van de avond, zetten Robinson en zijn collega Thomas Wentworth graaf van Strafford hun handtekening. Voor de Fransen tekenden de gezanten Huxelles en Menager. Polignac was al vertrokken om zijn kardinaalshoed in ontvangst te nemen. De gezanten van Pruisen, Savoye en de Republiek tekenden in de volgende uren. Karel VI verbood dat aan zijn gezanten omdat hij ontevreden was met de behaalde resultaten.
Het naspel
Met de nachtelijke tekensessie was de zaak nog niet afgedaan. Omdat Filips V nu pas was erkend als koning van Spanje, hadden zijn gezanten niet eerder kunnen aanschuiven aan de onderhandelingstafel. Ze begonnen met een achterstand. Bovendien sprak delegatieleider Don Francisco María de Paula-Girón hertog van Osuna slecht Frans. Hij was een incompetente figuur die zich vooral met vermaak bezighield. Hij betrok het Duitse Huis aan de Springweg, gaf daar grote feesten en begon een affaire met een actrice. De schouwburg was om de hoek. De nummer twee van de delegatie, Don Isidro Casado de Avezada y Rosales markies van Monteleón, had meer kwaliteit in huis, maar ook hij kon de onderhandelingen niet redden. Het doel, het bijeenhouden van het Spaanse wereldrijk, werd niet bereikt. Gebiedsafstand was onvermijdelijk, ook al omdat de Fransen op dit punt hun bondgenoot in de steek lieten. De Spaanse gezanten konden niet anders dan met grote tegenzin tekenen. Het laatste verdrag, tussen Spanje en Portugal, kwam pas in februari 1715 tot stand, op een bankje aan de Maliebaan. De hertog van Osuna kon naar huis, maar overleed onderweg in Parijs. In Utrecht had hij forse schulden achtergelaten. Dat was zijn gewoonte.
Intussen had de keizer zijn verzet opgegeven, na nog geprobeerd te hebben de oorlog alleen voort te zetten. In november 1713 gaf hij aan Eugenius van Savoye opdracht om te gaan onderhandelen met zijn Franse collega, maarschalk Villars. Zij deden dat in het kasteel van Rastatt, heel mooi op de grens tussen Frankrijk en het Duitse Rijk. De heren kenden elkaar nog van vroeger, toen zij samen tegen de Turken streden. Zij konden goed met elkaar overweg en bereikten betrekkelijk snel resultaat, al was er nog even blufpoker van Eugenius nodig toen uit Versailles een veto kwam. In de nacht van 6 op 7 maart 1714 konden zij tekenen.
Het Verdrag van Rastatt was gesloten tussen Karel VI en Lodewijk XIV, maar gold niet voor het Duitse Rijk als geheel. Daarover werd vanaf juni in het Zwitserse Baden onderhandeld. Meer dan tachtig diplomaten confereerden in de badplaats, die met warmwaterbronnen een aangename ambiance bood. Hun taak bestond uit het uitwerken van Rastatt voor het Duitse Rijk, dat uit meer dan 300 staten en staatjes bestond. De Franse tekst moest in het Latijn worden vertaald en voorzien worden van toevoegingen. Dat was vooral werk voor de juristen. De Franse en de keizerlijke delegatiesecretarissen pasten hun rechtsgeleerde kennis toe. Toen de tekst gereed was, konden Eugenius en Villars tekenen. Dat deden ze op 7 september. Na ratificatie door de hoven in Versailles en Wenen bezegelden de delegatiesecretarissen het verdrag op 28 oktober. De Spaanse Successieoorlog was definitief voorbij. Er waren nog wat losse eindjes. Behalve het Spaans-Portugese verdrag ging het om de kwestie van de Barrièresteden in de aan keizer Karel toegewezen Zuidelijke Nederlanden, het recht voor de Republiek om daar troepen te legeren teneinde een Franse aanval te kunnen opvangen. Een verdrag daarover kwam in twee tranches te Antwerpen tot stand, in november 1715 en januari 1716.
De afspraken
De verdragen die samen de Vrede van Utrecht vormen, bevatten elk tientallen artikelen. De juristen uit de onderhandelingsteams hebben zorgvuldig werk afgeleverd. De kleinste grenswijziging en elke financiële afspraak zijn tot in detail geregeld. Het zou te ver voeren om al die bepalingen door te nemen. Daarom wil ik mij beperken tot de hoofdlijnen en daarbij aangeven hoe lang die stand hebben gehouden. Het belangrijkst was de erkenning van Filips V als koning van Spanje. Om de Spaanse erfopvolging was de hele oorlog tenslotte begonnen. Filips moest wel afstand doen van zijn rechten op de Franse troon en zijn rivaal compenseren met gebieden buiten het Iberisch schiereiland. De Franse bondgenoot kwam er qua gebiedsverlies genadiger vanaf. Lodewijk XIV moest een klein deel van de gebiedswinst die hij aan zijn noord- en oostgrenzen in de voorafgaande oorlogen had behaald weer prijsgeven, maar deze was hij sinds 1708 toch al kwijt. Het door de geallieerden bezette Lille kreeg hij zelfs terug.
De afstand van enkele dun bewoonde gebieden in Canada (waaronder New Foundland) was ook wel te verwerken. Voor een verliezende partij was het geen slecht resultaat dat zijn mannen in Utrecht hadden binnengesleept. De Franse noordgrens die in 1713 werd getrokken is op een enkele correctie na identiek aan de huidige Frans-Belgische grens. De erkenning van Filips V als koning van Spanje heeft geleid tot een blijvende positie van het Huis Bourbon in Madrid. Juan Carlos is een rechtstreekse nazaat van Filips V.
De Britten haalden kleine maar cruciale territoriale punten binnen: naast het genoemde gebied in Noord-Amerika (dat het beginpunt van Brits Canada vormde) twee steunpunten in Spanje: Gibraltar en Menorca. Het laatstgenoemde eiland werd in 1802 teruggegeven, maar in Gibraltar waait tot Spaanse ergernis nog steeds de Union Jack.
De grootste winst was tijdelijk: voor dertig jaar het asiento de negros, het exclusieve recht om slaven te verhandelen in Spaans Amerika, waardoor tevens de deur openging voor lucratieve smokkel. Alles bij elkaar betekende de Vrede van Utrecht de doorbraak van Groot-Brittannië als maritieme grootmacht. De traditionele Britse bondgenoot Portugal wist op aartsvijand Spanje wat gebiedswinst in Zuid-Amerika te boeken, waarmee de grens tussen Brazilië en Uruguay kwam vast te staan. Een enorme buit haalde de hertog van Savoye binnen. Hij had aanvankelijk aan de Franse kant gestreden, maar was op tijd overgelopen. Nu werd hij beloond met stukjes Milaan en Sicilië. Dat eiland leverde hem de koningstitel op en hij hield die nadat hij Sicilië met Karel VI had geruild tegen Sardinië. Karel had de rest van Milaan, Napels, Sardinië en de Zuidelijke Nederlanden gekregen als compensatie voor de verloren Spaanse troon. Voor de Nederlanders was het allemaal minder glorieus. Met hun enorme oorlogsinspanning hadden ze gehoopt op gebiedswinst en handelsvoordelen als het asiento de negros. Daar kwam weinig van terecht. Het asiento ging naar de Britten en van de verwachte gebiedswinst bleef alleen Venlo over. De teleurstelling over de resultaten vormt een verklaring voor het feit dat de Vrede van Utrecht in Nederland een vergeten vrede is. Het herdenkingsjaar 2013 heeft daar hopelijk verandering in gebracht. Het gaat hier tenslotte om een vrede die beschouwd kan worden als een keerpunt in de Europese en zelfs de wereldgeschiedenis. Er kwam een einde aan een lange reeks oorlogen die alle werelddelen getroffen hadden. De mogendheden accepteerden een machtsevenwicht en religieuze diversiteit (althans tussen landen). De in 1713 en 1714 gesloten verdragen hielden lange tijd stand: in 1738 kon het zilveren jubileum worden gevierd. Een systeem van arbitrage en bemiddeling wist een aantal conflicten te voorkomen tot de Oostenrijkse Successieoorlog uitbrak. De in 1713 geschapen machtsconstellatie hield het uit tot de Franse Revolutie en werd bij het Wener Congres (1814-1815) hersteld. Ook toen bewaakte een internationaal arbitragesysteem de bereikte resultaten. Pas de kanonnen van augustus 1914 schoten de in Utrecht geschapen constellatie definitief aan flarden. De daarna ondernomen pogingen om tot een internationale rechtsorde te komen kenden heel andere uitgangspunten.
We beginnen bij het stadhuis (1). Hier vonden vanaf januari 1712 de vredesonderhandelingen plaats. Het pand ziet er nu totaal anders uit, maar in de inwendige bouwstructuur zijn elementen uit het oude stadhuis aanwezig. Die zijn sinds de laatste, in 2000 voltooide renovatie weer gedeeltelijk zichtbaar. In de hal bevindt zich een schilderij dat alle onderhandelaars voorstelt, in 2013 gemaakt door kunstenaar Semiramis Öner.
Vanaf de Stadhuisbrug wandelen we over de Oudegracht (2) (links van het water, door het voetgangersgebied) naar nummer 113 (3). Daar woonde de Franse onderhandelaar Abbé Melchior de Polignac voordat hij verhuisde naar nr. 99, Huis Oudaen (4).
Door de Potterstraat, over de Neude en door de Lange Jansstraat naar het Janskerkhof. In de Janskerk (5) werden ten behoeve van de Britten Anglicaanse diensten gehouden. Op nummer 15A woonde de Hannoveraanse afgevaardigde baron von Bothmer. Over de Drift richting Wittevrouwenstraat. In het huis Drift 19 (6) woonden de afgevaardigden van Polen en Saksen, de graaf Von Werthern en de baron Von Gersdorff. Op nr. 21 (7) woonden de Hollandse onderhandelaar Bruno van der Dussen en zijn Friese collega Sicco van Goslinga. Oversteken naar de Plompetorengracht. Op nr. 5-7 (8) woonde de Britse onderhandelaar Thomas Wendworth graaf van Strafford. Aan het eind van de gracht naar rechts en daarna weer naar rechts.
In de Ridderschapsstraat (9) woonde de andere Britse onderhandelaar John Robinson, bisschop van Bristol. Het huis bestaat niet meer; op de plek staat nu een schoolgebouw. Aan het eind van de Ridderschapsstraat linksaf. De brug voor u is de Wittevrouwenbrug. Daar stond indertijd de Wittevrouwenpoort. Buiten de poort konden de onderhandelaars en hun dienaren vermaak vinden, van theehuizen aan de Maliebaan tot bordelen.
Sla voor de brug rechtsaf door het plantsoen heen. Dit in de negentiende eeuw door J.D. Zocher aangelegde park is in de plaats gekomen van de stadswal. Na de Nobelstraat te zijn overgestoken ziet u nog een restant van de muur.
Ga daarna bij de eerste mogelijkheid rechtsaf de Kromme Nieuwegracht op (richting Paushuize). In het huis 64-66 (10) woonde de Portugese gezant de graaf van Tarouca. Op nr. 80 (11) woonden de onderhandelaars namens de provincie Holland Willem Buys en Bruno van der Dussen. Laatstgenoemde had eerst op Drift 21 gewoond. Schuin tegenover, in Paushuize (12), had de keizerlijke gezant de graaf van Sinzendorf zijn onderkomen.
Ga langs Paushuize de straat Achter St. Pieter in. Op nr. 180 (13) woonde de andere Portugese gezant, de graaf Da Cunha. Op nr. 200 (14) verbleef de Franse diplomaat Mesnager. Buig links mee en sla bij de kruising linksaf.
Loop via de Domstraat naar het Domplein (15). Hier bevond zich de universiteit, op de plek van het huidige Academiegebouw. In de aula, in 1713 collegezaal en eerder de grote zaal van het Domkapittel, is in 1579 de Unie van Utrecht gesloten, die in Nederland veel bekender is dan de Vrede van Utrecht. Aan het plein, waar in 1713 nog de resten van de in 1674 ingestorte kerk lagen, woonden de Pruisische gezanten de graven Von Dönhoff en Von Metternich. Die huizen bestaan niet meer. Loop onder de toren door de Servetstraat in en ga na de Maartensbrug schuin rechts het Buurkerkhof op.
Ga met de Buurtoren in de rug het kleine straatje tegenover in. U kijkt op een natuurstenen gevel, Donkerstraat 15 (16). In dit laat-gothische huis woonde de graaf Von Sinzendorf voor hij Paushuize betrok. Later verbleven hier de vertegenwoordigers van de Schwabische Kreits. Sla voor het huis linksaf en aan het eind van de straat rechtsaf, de Mariaplaats (17) op. Op dit plein, waar toen nog de Mariakerk stond, was een houten schouwburg getimmerd. Ten behoeve van de gezanten hadden de Utrechtse stadsbestuurders tijdelijk het gereformeerde theaterverbod opgeheven.
Ga bij de pomp linksaf, naar de Springweg. Het Duitse Huis, op nr. 25 (18), was door de Spaanse gezanten, de hertog van Osuna en de markies van Monteleon, gehuurd van de Ridderlijke Duitsche Orde Balije van Utrecht. De Spaanse gezanten konden pas in 1713 aanschuiven, omdat hun koning Filips V pas erkend werd door de op 11 april ondertekende verdragen. Het complex is in 1807 aan de Orde ontnomen en heeft lang gediend als militair hospitaal. Het rechterdeel is in 1995 weer betrokken door de Ridderlijke Duitsche Orde, de rest is nu hotel-restaurant Karel V. Hier kunt u bijkomen van de wandeling.
Comments
Leave a Reply