Bredero’s Bouwbedrijf ~ Ten slotte & Personalia
No comments yetIn het jaar volgend op het jaar waarin Wijn & Stael de ontwerper van de huidige Faillissementswet van 1896, prof. mr. W.L.P.A. Molengraaff, in Utrecht, de stad waarin hij jarenlang hoogleraar was, eerde met het aanbrengen van een bronzen reliëf aan de gevel van het naar hem genoemde instituut, zal een commissie ingesteld door de minister van Justitie onder leiding van prof. mr. S.C.J.J. Kortmann van de Radboud Universiteit Nijmegen naar verwachting een nieuwe Faillissementswet presenteren. Aan het einde van de negentiende eeuw werd een faillissement maatschappelijk als een kwalijke zaak gezien. De vooruitstrevende Molengraaff wilde echter dat de overheid een einde maakte aan het onterend karakter van een faillissement, een doelstelling die de overheid destijds heeft vertaald in de wet. In de rechtspraktijk is het onterend karakter van een faillissement echter nooit helemaal verdwenen. Vrij recent lijkt de overheid, nu vooral op initiatief van het ministerie van Economische Zaken, die oorspronkelijke doelstelling nieuw leven te willen inblazen.
Uit de bijdragen in deze bundel blijkt dat verschillend gedacht wordt over achtergronden en voorgeschiedenis van het faillissement van Bredero. Hoe heeft het ooit zover kunnen komen?
Een antwoord op deze vraag blijkt niet eenvoudig te geven. Continuïteits- en discontinuïteits-vraagstukken in organisaties hebben dan ook veel facetten. De redactie heeft een aantal van deze facetten in de opzet van deze bundel willen belichten. Al snel werd duidelijk dat de geschiedenis van Bredero kan worden onderverdeeld in drie periodes:
– de oprichting en uitbouw van het familiebedrijf;
– de beursgang en ontwikkeling tot mondiaal opererend concern;
– de surseance, het faillissement en de ontvlechting van het concern.
De redactie vond op advies van prof. dr. P. ’t Hart, die destijds ook aan de redactie van de andere bundels zijn gewaardeerd advies gaf, twee bekende Utrechtse historici bereid om elk één van de eerste twee hoofdstukken te schrijven. Bettina van Santen en Hans Buiter bleken knappe onderzoekers te zijn. Zij brachten in korte tijd veel boeiend materiaal bij elkaar en stelden dit op schrift. Het lag voor de hand om voor het schrijven van de inleiding van de bundel degene te vragen die bestuurder is van belangrijke overgebleven onderdelen van het Bredero-concern: de heer dr. ir. W. van Vonno, de voorzitter van de raad van bestuur van de grootste utiliteitsbouwer van Nederland, de Koninklijke BAM Groep.
Bij de voorbereiding en opzet van deze bundel bleek de redactie hoeveel emotie de geschiedenis van het Bredero-concern oproept. Bij het ontwikkelen van het plan om deze bundel uit te geven, werd namelijk al snel duidelijk dat de naam Bredero en de geschiedenis van het concern nog steeds leven in brede kring. De kinderen van Adriaan Bredero, de oprichter van het bedrijf, die nog altijd gemengde gevoelens hebben over de overname van het familiebedrijf destijds kort na de tweede wereldoorlog, waren bereid om de auteurs van informatie te voorzien. Hetzelfde gold voor de familie van dr. J. de Vries en vele andere betrokkenen. Voor een nabeschouwing viel de keuze op drs. P.M.G. Baas en dr. ir. A. Feddes. Zij waren destijds regelmatig elkaars tegenspeler en dat blijkt ook nu nog uit hun bijdragen. Zij hebben deze geschreven op persoonlijke titel. De redactie heeft gemeend hun daarbij de nodige redactionele vrijheid te moeten geven.
Voor de redactie was het niet altijd eenvoudig om enerzijds beladen onderwerpen niet te ontwijken en om anderzijds daarmee gepaard gaande emoties enigszins te kanaliseren. Zij hoopt betrokkenen in hun diversiteit met hun verschillende opvattingen en individuele belangen met deze bundel recht gedaan te hebben.
Het jaar 2005 belooft op het gebied van, wat tegenwoordig genoemd wordt het Insolventierecht, een boeiend jaar te worden. Mede door de samenstelling van de Commissie Kortmann zijn de verwachtingen hooggespannen.
Ongetwijfeld zal de maatschappelijke discussie rond het invoeren van de nieuwe Faillissementswet binnenkort, na het gereedkomen van een concept-wetsontwerp, worden voortgezet. De Bredero-zaak toont hoe het kan verkeren. De redactie hoopt met deze bundel een bijdrage aan deze discussie te hebben gegeven.
De redactie dankt de kantoorgenoten van Wijn & Stael die aan deze bundel hebben bijgedragen bij het redigeren van de tekst en het uitwerken en uitvoeren van de bijkomende administratieve werkzaamheden. Daarbij verdienen met name vermeld te worden Linda Sent-Schorer en Eveline Kracht.
W.M.J. Bekkers,
A.P.W. Esmeijer,
D.W. Aertsen en
K. Oskam
(redactie)
Personalia
Mr. D.W. Aertsen
Mr. D.W. Aertsen (1970) studeerde Nederlands Recht aan de Rijksuniversiteit Groningen. Van 1996 tot 2004 was hij als docent en onderzoeker verbonden aan de vaksectie Burgerlijk Recht van de Radboud Universiteit Nijmegen. Gedurende deze periode verbleef hij één academisch jaar aan de University of Oxford in Groot-Brittannië, waar hij in 2001 de graad van Master of Studies in Legal Research behaalde. In 2004 promoveerde hij aan de Radboud Universiteit Nijmegen op het proefschrift getiteld “De Trust: Beschouwingen over invoering van de trust in het Nederlandse Recht”. Thans is hij werkzaam als advocaat bij Wijn & Stael bij de secties Ondernemingsrecht, Insolventierecht en Civiel Onroerend Goed.
Drs. P.M.G. Baas
Drs. P.M.G. Baas (1935) behaalde na zijn MULO A en B-diploma, zijn SPD-diploma, middelbare akten voor Economie en Boekhouden en het doctoraal Fiscale Economie aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam. Vanaf 1950 werkte hij bij twee Nederlandse bedrijven en vanaf 1959 bij het toenmalige Bredero’s Bouwbedrijf N.V. De heer Baas werd voor twee jaar uitgezonden als administratief medewerker naar de dochteronderneming Bouwmaatschappij Hollandia N.V. in Hollandia in voormalig Nederlands Nieuw-Guinea. Na terugkomst in Nederland heeft hij van 1963 tot 1990 de administratie van het toen beursgenoteerde Verenigde Bedrijven Bredero N.V. en tot 1980 ook van Bredero Vastgoed B.V. verzorgd. Door de uitbreiding van deze bedrijven gaf hij leiding aan het administratieve en bedrijfseconomische apparaat en was hij belast met de cijfermatige inhoud van de jaarverslagen van beide vennootschappen. De heer Baas werkt sinds 1990 op afroep voor de directie van B.V. Vereffenaar VBB. Daarnaast adviseert hij een hotelgroep. In 2005 studeert hij naar verwachting af in Amerikanistiek aan het Geschiedenis Instituut van de Universiteit Utrecht.
Mr. W.M.J. Bekkers
Mr. W.M.J. Bekkers (1944) studeerde Nederlands Recht aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij is advocaat bij Wijn & Stael en was samen met W.R. Küh R.A. (Ernst & Young) en mr. A. Voûte (Loyens Loeff) curator in het faillissement van de Verenigde Bedrijven Bredero N.V. Ook was hij deken van de Utrechtse Orde van Advocaten van 1985 tot 1990. Thans is hij ondermeer voorzitter van de redactie van het Tijdschrift voor Insolventierecht en treedt hij regelmatig op als bindend adviseur en arbiter, onder andere in projectarbitrages.
Drs. H. Buiter
Drs. H. Buiter (1958) is historicus en is werkzaam bij de Stichting Historie der Techniek aan de Technische Universiteit Eindhoven. Zijn onderzoeksterreinen zijn stads- en techniekgeschiedenis. Hij publiceerde eerder onder andere: Hoog Catharijne. De Wording van het winkelhart van Nederland (1993), Oudenrijn, de geschiedenis van een verkeersknooppunt (samen met Kees Volkers, 1996) en het hoofdstuk De moderne stad in: R.E. de Bruin e.a. (red), Een paradijs vol weelde. Geschiedenis van de stad Utrecht (2000).
Mr. A.P.W. Esmeijer
Mr. A.P.W. Esmeijer (1975) studeerde Nederlands Recht aan de Universiteit Utrecht. In 2000 studeerde hij cum laude af in de richting Staats- en Bestuursrecht. Thans is hij werkzaam als advocaat bij Wijn & Stael bij de secties Civiel Onroerend Goed en Omgevingsrecht.
Dr. ir. A. Feddes
Dr. ir. A. Feddes (1926) werd in Leeuwarden geboren als tweede kind en eerste zoon van twee Friese ouders. Hij bleef tot 1945 in de Friese hoofdstad waar hij in 1944 het diploma HBS-B behaalde. Vanaf 1945 studeerde hij aan de TH Delft weg- en waterbouwkunde. In 1952 ontving hij de bul van civiel ingenieur. Zijn vijfde studiejaar was voor de helft gewijd aan bedrijfskunde bij professor Berenschot. Van 1952 tot 1955 was hij volledig in dienst van diens organisatiebureau. Deze drie jaren waren in de hoofdzaak gewijd aan het opleiden van arbeidsanalisten en stafmedewerkers voor werkorganisaties bij bouwbedrijven en bij de oliewinning.
Van 1955 tot 1957 was de heer Feddes werkzaam bij de Gemeentelijke Woningdienst in Amsterdam als hoofd van de afdeling Uitvoering en tevens belast met het opzetten en invoeren van een systeem voor de planning en voortgangscontrole van de Amsterdamse woningbouw. Na 1957 volgde een driejarige periode als hoofd van de afdeling Bouwkunde en Volkshuisvesting van de Gemeente Werken te Beverwijk. Vanaf 1960 was de heer Feddes in diverse functies werkzaam bij de Verenigde Bedrijven Bredero. Hij was in 1962 de eerste directeur van het toen opgerichte Empeo, werd in 1963 adjunct-directeur in de concerndirectie, in 1970 lid van de
raad van bestuur en in 1977 voorzitter van deze raad. Na zijn pensionering in 1987 werkte hij aan een vergelijkend onderzoek van het naoorlogse volkshuisvestingsbeleid in tien West-Europese landen. In 1995 promoveerde hij op dit onderwerp aan de Universiteit Utrecht. Hij schrijft nog regelmatig artikelen over dit onderwerp in diverse vaktijdschriften.
K. Oskam
K. Oskam (1958) is opgeleid als beeldend kunstenaar aan de Hogeschool voor de Kunsten te Utrecht. Zij maakt deel uit van de Utrechtse kunstenaarsgroep Brandpunt. Sinds 1998 werkt zij in deeltijd bij Wijn & Stael als secretaresse.
Drs. B. van Santen
Drs. B. van Santen (1961) is adviseur architectuurhistorie bij de afdeling Stedenbouw & Monumenten van de Gemeente Utrecht. Zij houdt zich in het bijzonder bezig met de architectuur en stedenbouw van de 19e en 20ste eeuw. Zij publiceerde eerder onder andere Architectuur en Stedenbouw in Utrecht 1850-1940 (1990), Winkels en warenhuizen aan de Oudegracht, in: Het Stenen Geheugen (red. T. Hoekstra, 1997), De gevangenis aan het Wolvenplein (2001), Onuitgevoerde nieuwbouwplannen, in: Het stadhuis van Utrecht (red. J. Jamar, 2000), de serie Wijkboeken van Utrecht (samen met M. Heurneman, 2002 – ..), Het Utrecht fotoboek (2004) en de Gids voor Architectuur en Stedenbouw in Utrecht (samen met Catja Edens, 2004).
Dr. ir. W. van Vonno
Dr. ir. W. van Vonno (1941) studeerde voor Natuurkundig Ingenieur aan de Technische Universiteit Delft, waar hij in 1968 promoveerde tot doctor in de Technische Wetenschappen.
Hierna trad hij in dienst bij Raadgevend Technisch Buro Van Heugten B.V. te Nijmegen. Van 1973 tot 1982 was de heer van Vonno werkzaam bij Bredero, onder andere als divisiedirecteur van Bredero te Utrecht. Sinds 1982 is hij voorzitter van de raad van bestuur van Koninklijke BAM Groep N.V. De heer Van Vonno vervulde verder en vervult ook thans nog tal van functies in het bedrijfsleven. Zo is hij sinds 1994 lid van Vereniging Effecten Uitgevende Ondernemingen VEUO; sinds 1995 is hij bestuurslid van de Stichting Continuïteit ING Groep en sinds 1996 arbiter van de Stichting Raad van Arbitrage voor Metaalnijverheid en -Handel.
Verder is hij sinds 1982 president-commissaris bij Tracon Nederlandse Transport- en Containervervoer Maatschappij B.V.; sinds 1999 president-commissaris bij Lintzen Holding B.V. en sinds 2003 commissaris bij Van Oord N.V. In het verleden was de heer Van Vonno onder meer voorzitter van het bestuur Stichting Bouwresearch (1990 – 2000) en bestuurslid (1978) en penningmeester (1990) van het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid EIB (1978 – 2003).
Comments
Leave a Reply