Buitenstaander en Bondgenoot ~ De werkbeleving van portiers in de Amsterdamse binnenstad
“Een portier moet politieman, diplomaat, rechter, ruige jongen en maatschappelijk werker zijn en bovenal een gentleman.
Van alle mensen is hij de ene keer degene wiens aanwezigheid het dringends noodzakelijkst is en een andere keer de meest ongewenste.”
(Timo, portier)
Dit onderzoek is uitgevoerd door het Bonger Instituut voor Criminologie van de Universiteit van Amsterdam, in opdracht van stadsdeel Centrum, gemeente Amsterdam – Rozenberg Publishers – ISBN 978 90 3610 253 7 – 2011
Foto’s: Floris Leeuwenberg, Amsterdam
www.florisleeuwenberg.com
Deze uitgave is mede mogelijk gemaakt door de financiële ondersteuning van Koninklijke Horeca Nederland, Universiteit van Amsterdam
Bonger Instituut voor Criminologie – Postbus 1030 – 1000 BA Amsterdam
Inhoudsopgave
1. Inleiding
Een beroep vol dynamiek
De portier als boeman
Wantrouwen en kloven dichten
De portier als buitenstaander
Onderzoeksgebied
Het onderzoek
2. Negatieve beeldvorming en imagoverbetering
De portier en de mondige burger
Verbeterde samenwerking
3. Amsterdamse portiers
Vroeger
Geen roeping
Steeds meer regels
Korte lontjes en minder slagkracht
Pasjessysteem en softere portiers
Meer indrinken, minder fooi
Buitenstaander en Bondgenoot ~ Inleiding
Donderdag, 26 mei 2011, kwart over een ’s nachts. Het uitgaansleven op het Rembrandtplein is nog niet echt op gang gekomen. Als we een rondje lopen begint het licht te miezeren. Nergens rijen bezoekers. De stappers die naar binnen willen kunnen vaak meteen doorlopen. Een knikje naar de portier is voldoende.
De portiers ogen ontspannen. Tijd om met een van hen een praatje te maken. Hij zegt van het nachtleven te houden, maar baalt dat de sfeer ruwer is geworden. Wat hem verbaasd is dat het vaak agressie om niks is. Alsof sommigen onder hoogspanning staan. Portiers zijn goede bliksemafleiders. Een ‘nee’ wordt al als een aanval gezien. En als je noodgedwongen moet ingrijpen wordt er meteen aangifte gedaan tegen de portier. Hij zegt er af en toe niet meer met zijn verstand bij te kunnen. “Uitgaan doe je toch voor de gezelligheid?” De portier kijkt ietwat mistroostig. Het is nog steeds rustig op het plein. Maar schijn bedriegt, want vijf minuten later is er opeens opschudding in het naastliggende feestcafé. We zien een opgefokte jongen die heel snel door een portier naar de grond wordt gedrukt. “Ophouden nou”, zegt de portier. Hij neutraliseert de spartelbewegingen van de jongen die zich blijft verzetten. “Ik heb niets gedaan”, brult de jongen. “Ik kom hier al 15 jaar. Waarom word ik dan zo behandeld?” Onze portier is ernaartoe gesneld en belt de horecalijn. Intussen staat er ook een rij bezoekers voor zijn eigen deur, die nu door één portier wordt bemand. Iedereen kijkt naar de twee kronkelende mannen op de stoep. Na zo’n drie minuten arriveren twee agentes. De portier laat de jongen opstaan en draagt hem over. De jongen roept weer dat hij niets heeft gedaan en begint daarop demonstratief zijn zakken als teken van onschuld te legen. “Ik wil aangifte doen!”, roept hij een paar keer geëmotioneerd tegen een van de agentes. Deze maant hem te kalmeren en legt uit dat hij op deze manier erg agressief over komt. De jongen luistert niet en gaat onverstoorbaar verder. Er verschijnen nog twee agenten. Net voordat de jongen in de boeien gaat, weet hij zich nog te ontdoen van een witte wikkel, terwijl hij blijft scanderen dat hij onschuldig is. Bij vertrek checkt een agent de omgeving, waarbij zijn oog valt op de wikkel bij de boom. Hij raapt het op en samen met de jongen vertrekken de agenten richting bureau Prinsengracht.
Een beroep vol dynamiek
Het portiersvak zit vol dynamiek. Een rustige situatie kan plotsklaps omslaan in een snelle actie. ‘Portier’ is de algemene benaming voor wat tegenwoordig ook wel ‘gastheer’, ‘horecabeveiliger’ en dergelijke heet. Het metier van portier is in het afgelopen decennium aanzienlijk veranderd, niet in het minst door nieuwe wetgeving en convenanten tussen gemeente, politie en horeca. In april 1999 trad een nieuwe wet op de particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus in werking. Het beleid van de overheid om portiers op te leiden en voor hun aanstelling te controleren op antecedenten werd gemotiveerd door verschillende incidenten in het begin van de jaren negentig, die gepaard gingen met fysiek geweld. Portiers moesten voortaan in dienst zijn van een horecagelegenheid of van een beveiligingsbedrijf, dat hen weer verhuurt aan de horeca. Read more
Buitenstaander en Bondgenoot ~ Negatieve beeldvorming in imagoverbetering
Zonder uitzondering balen portiers in de twee uitgaansgebieden soms van de negatieve beeldvorming over hun vak. Veel kwalificaties berusten op vooroordelen – en ze komen allemaal voorbij tijdens ons veldwerk. Portiers worden betiteld als ‘fout’, ‘anabolen spuiters’, ‘ongeletterde imbecielen’, ‘criminelen’, ‘valse kickboksers’, ‘ongevoelige klootzakken’, ‘domme kleerkasten’, ‘machtswellustelingen’ en zo kunnen we nog wel even doorgaan. Portiers hebben kortom een flink imagoprobleem. Deze negatieve beeldvorming leeft niet alleen onder veel stappers in het uitgaansleven, maar wordt ook geregeld in de media geventileerd.
Gezagsdragers en beleidsambtenaren die dichter bij de deurproblematiek staan, weten vaak beter. Maar zelfs in deze kringen bespeuren portiers soms stigmatiserende reflexen als het over hun werk gaat. Geen van de geïnterviewde portiers zegt de illusie te hebben dat de heersende negatieve beeldvorming na dit (bescheiden) onderzoek drastisch zal veranderen.
Maar wat ze wel hopen, is dat de partijen waar portiers beroepsmatig mee worden geconfronteerd (o.a. gezagsdragers, horeca-eigenaren, ambulancepersoneel, bestuurders, agenten en stapvolk) meer inzicht krijgen in de deurproblematiek zoals zij dit beleven. Sjors weet dat er veel over zijn vakbroeders wordt beweerd, maar twee dingen wil hij wel kwijt alvorens we hem interviewen. Niets is alleen zwart of wit in de portierswereld. En portiers zijn net als andere burgers gewoon mensen, maar ze mogen wel de klappen opvangen. En wat ook nog wel eens over het hoofd wordt gezien, is dat portiers zich soms ook maatschappelijk werker en hulpverlener voelen.
De portier en de mondige burger
Portiers bemerken vaak als eerste de veranderende mores in het uitgaansleven. Ze voelen zich niet zelden een soort ‘schietschijf’. Het uitgaansleven op de twee pleinen is hectischer geworden. En meer massa betekent ook meer druk op de deur. De oudgedienden vinden dat burgers vooral in de breedte een stuk mondiger zijn geworden, maar niet per se beleefder. Portiers hebben vaak het gevoel dat ze het nooit goed kunnen doen. Of ze grijpen te snel in, treden te hard op, discrimineren bij voortduring of gooien hun kont tegen de krib als ze (alweer) een cursus moeten doen. Door allerlei nieuwe wet- en regelgeving vinden ze dat het portierswerk complexer is geworden. Toch willen ze niet zitten meesmuilen. Portier zijn is ook een avontuurlijk en spannend beroep en soms op het randje volgens Timo: “Want op de rand van de afgrond is het uitzicht het mooist.”
Verbeterde samenwerking
Als we portiers vragen wat er beter kan in de samenwerking met andere partijen, dan horen we bijna steevast dat beleidsmakers vaak geen flauw benul hebben van de deurpraktijk. De ambtenaren en bestuurders die mooie plannen en antidiscriminatieprogramma’s bedenken, zouden voor de aardigheid eens een nachtje aan de deur moeten staan. “En dan niet met een agent erbij! Misschien dat er op het stadhuis dan wat meer begrip komt voor ons werk.”
Toch moeten portiers – zij het soms schoorvoetend – toegeven dat er de laatste jaren ook progressie is geboekt. De samenwerking met politie op de beide pleinen is verbeterd en er wordt meer intensief gepraat over de deurproblematiek. Er blijven evenwel genoeg punten over die hen dwars zitten.
Buitenstaander en Bondgenoot ~ Amsterdamse portiers
Veel portiers die werken in het centrum van Amsterdam wonen ergens anders in Noord-Holland, in Flevoland of Utrecht. Soms omdat ze dichter bij hun andere (fulltime) baan willen wonen. Maar vaker vanuit privacy en veiligheidsoverwegingen. “Je gaat in je eigen stad niet aan de deur staan. Je wilt niet op straat in je eigen woonplaats worden herkend.” Deels is dit ook uit bescherming tegen mogelijke wraakacties of anders wel vanwege hun partner of gezin. Want ondanks hun grote sociale netwerk, weten ze ook dat ze niet bij iedereen geliefd zijn. “Sommigen kunnen je bloed wel drinken.” Represailles tegen portiers zijn dan ook geen onbekend fenomeen.
Brian is een van de weinigen die het niet uitmaakt waar hij woont of werkt. Hij heeft zelfs jarenlang om de hoek van het Rembrandtplein gewoond. Hij heeft hoe vaak wel niet gehoord dat ze hem later zullen opwachten. Hij antwoordt altijd onderkoeld en laconiek: “Prima, ik ben om 4 uur klaar.” Maar ze staan er nooit.
Het merendeel van de portiers heeft middelbaar of hoger beroepsonderwijs gevolgd. Portiers zijn harde werkers en maken vaak meer dan veertig uur per week.
De meesten zijn parttime portier. Daan, de enige fulltimer, is ook een bekende in de sportwereld en geeft les als judoleraar. Anderen, zoals Brian en Sjors, combineren het portierschap met een eigen beveiligingbedrijf. Naast hun werk als portier (sommigen werken op meerdere plekken als portier) hebben de anderen momenteel een fulltime baan (als militair, docent, consultant, commercieel manager, kickboksleraar bij probleemjongeren of verkoper in een coffeeshop).
Vroeger
De geïnterviewde portiers hebben vaak een lange staat van dienst. Maar ze herinneren zich nog levendig de tijd toen ze als groentje begonnen. Sommigen dissen verhalen op uit de jaren tachtig, toen het Amsterdamse nachtleven begon te swingen. Het werd dynamischer met meer reuring op de pleinen, in de cafés en (nieuwe) disco’s. Yuppen, kunstenaars, Hells Angels en Amsterdamse penoze zaten soms gebroederlijk aan dezelfde toog. Snuifcocaïne begon de discovloer te domineren. Read more
Buitenstaander en Bondgenoot ~ Kerntaken en deurbeleid
Als we portiers vragen wat er leuk is aan hun vak, zeggen ze vol trots dat ze houden van de omgang met mensen; de reuring en gezelligheid van het uitgaansleven. De ontroering ook, zoals die keer voor de deur van Brian, toen een man voor zijn vriendin op de knieën viel om haar ten huwelijk te vragen. En al die mooie vrouwen die bij je aan de deur komen is ook geen straf! Ze zien mensen uit alle rangen en standen aan de deur. Boris praat zowel met “Piet uit de provincie” als met “Jan de huisarts.” Maar ook de spanning trekt, zo vertelt Roland. Onbevreesd zijn, ongeacht de situatie. Opkomen voor de ‘zwakkere broeders’ geeft ook eer aan je werk. Sjors geniet ervan als feestvierders hem oprecht bedanken na een leuke avond. Timo vindt het heerlijk om in een wereldstad met zo veel nationaliteiten te werken. Daan kan dankzij de werktijden van het portierschap zijn dochter overdag zien opgroeien. Voor Moes voelt het werk ook een beetje als uitgaan en Hozin is geen ochtendmens.
Huisregels
Portiers verrichten meerdere taken. Ze waarborgen de veiligheid en zien erop toe dat de regelgeving wordt nageleefd. Ze checken en bewaken de nooduitgangen, visiteren bezoekers op wapens en drugs en verlenen eerste hulp.[xii] Misschien wel het allerbelangrijkst, maar ook het moeilijkst, is dat ze bij de deur het kaf van het koren moeten scheiden. Een belangrijk doel dat horecaondernemers en portiers bij het deurbeleid voor ogen hebben is het creëren en in stand houden van een goede sfeer, waardoor iedereen het naar zijn zin heeft en tegelijkertijd het bedrijf geld verdient. Iedereen is in principe welkom, mits hij of zij de regels in acht neemt en bovenal een goed humeur heeft.
Menig portier begint glimlachend te zuchten als we vragen naar de huisregels. Ze geven toe dat er lang niet overal een plakkaat met voorschriften hangt. Vaak is het een hele lijst, maar in praktijk wordt er vooral gelet op
* leeftijd (minimaal 18 jaar);
* een verzorgd uiterlijk (geen sportschoenen of -kleding, kapotte of vuile kleding en geen petjes, want de camera’s hangen hoog, dus gezichten moeten te zien zijn);
* een tolerante en positieve houding (naar andere bezoekers, ongeacht geslacht, cultuur, afkomst, seksuele geaardheid);
* een restrictief rookbeleid (sancties bij overtreding);
* geen drugsgebruik, -bezit en/of -handel (sancties bij constatering variërend van inbeslagname tot overdragen aan de politie);
* geen dronkenschap en geen wapens (alle wapens in de ruimste zin van het woord worden in beslag genomen).
Voorts is in de huisregels opgenomen dat bezoekers zich te allen tijde dienen te onderwerpen aan een veiligheidscontrole en dat zij de instructies van het personeel op moeten volgen.
Overigens vindt Sjors dat de servicetaak van portiers nog wel meer aandacht mag krijgen in het uitgaansleven. Mensen weten vaak niet dat ze ook iets aan een portier kunnen vragen. Hij is er ook om mensen gerust te stellen, een schouder te bieden of troost. Sjors vindt het vervelend om achteraf te horen dat homo’s of vrouwen niet durven te komen als ze zijn lastig gevallen. “Ondertussen loopt die gast nog wel steeds rond.”
Al naar gelang de locatie wordt er soms meer of minder nadruk gelegd op de bovenstaande huisregels. Omdat ze voor buitenstaanders nogal eens tot verwarring kunnen leiden, zullen we enkele (interpretaties van de) regels toelichten. Read more
Buitenstaander en Bondgenoot ~ Variatie in uitgaanspubliek
Portiers zien soms grote verschillen tussen bezoekersgroepen. Sommigen hebben op meerdere locaties gewerkt, op een of op beide pleinen. In de Leidsebuurt slingert de horeca zich als een lint door de smalle straten. Het publiek oogt iets jonger dan op het Rembrandtplein, met kroegen, clubs en feestcafés rondom het beeld van Rembrandt. Op beide pleinen is een grote variatie aan publiek. Er trekt een parade voorbij van stappers van binnen en buiten Amsterdam, jong en oud, wit en zwart. Met plat accent, plattelandsdialect of exotische taal. Door de week komen er vaker vaste klanten, maar bij een grote beurs zijn er veel zakenlui en dagjesmensen. In het weekend is de mix van Amsterdammers, ‘de provincie’ en toeristen het grootst.
De juiste balans
De uitgaansgelegenheden aan de beide pleinen hanteren doorgaans een ‘progressief deurbeleid’; het uitgaansleven moet zoveel mogelijk een afspiegeling zijn van de multiculturele stad. Het luistert soms nauw bij het selecteren van een mix van leeftijd, etniciteit, geslacht en van singles en partners.
Portiers zijn hier extra op gespitst. Ongeacht of het een feestcafé met 200 of een club met 1000 bezoekers betreft; de bezoekersgroep moet in balans zijn en overeenkomen met de sfeer die de horeca-eigenaar graag wil uitdragen. Grote clubs ontvangen een waaier van (Amsterdamse) jongerenculturen, bij concerten komen fans soms van heinde en verre.
Het muziekaanbod is vaak richtinggevend voor het type publiek en het daarbij horende gedrag. Het levenslied trekt een ouder publiek met een ‘gezellig volkse smaak’, met de Jordaan en tante Sjaan, Hazes en Bauer als iconen. De klassieke feestcafés wensen een doorsnee van jonge twintigers die voor bier en vertier komen en de bloemetjes buiten willen zetten. Hier klinkt van alles: van Hazes tot house. Dan zijn er nog kleine clubs die het gekleurde, hippere of meer chique stapechelon bestrijken. Er zitten ook groepen tussen die uit het criminele milieu komen, maar nauwelijks opvallen in het massagedruis. Ook dit heeft een zekere aantrekkingskracht. Er zijn genoeg dames die vallen voor foute mannen.
Clanvorming
Het draait in de horeca vooral om het creëren van een optimale sfeer. Iedereen is welkom, zeggen portiers, maar mensen moeten zich wel veilig voelen. De (potentieel) dominante en mogelijk bedreigende groepen, worden er op voorhand zoveel mogelijk uitgezeefd. Want eenmaal binnen kunnen ze gemakkelijk een stempel drukken op de sfeer. Timo is hier duidelijk over: “Ik wil geen lallende Britten, zuipende boeren of brallende kakkers binnen, evenals grote groepen mannen van welke etnische samenstelling dan ook.”
Door het druppelsgewijs toelaten van bezoekers zeggen portiers controle te houden op de feestmix. Toch blijven sommigen beducht voor spontane clanvorming binnen. ‘Hoog testosterongehalte’ en ‘haantjesgedrag’ bij jonge mannen moeten soms worden gesust. Meestal blijft het bij “stoerdoenerij”, aldus Roland, want een groep gaat echt niet de strijd aan met een sterkere groep. De meeste conflicten zijn met jonge mannen, maar vrouwen zijn soms ook niet van de poes. Waren vechtende vrouwen vroeger een uitzondering, tegenwoordig kijken portiers hier niet meer van op. Ook tegenover portiers kunnen ze soms vilein uit de hoek komen. Timo moest onlangs snel wegduiken toen een jongedame hem met een naaldhak op zijn hoofd wilde timmeren.
Ook sommige etnische groepen liggen elkaar niet zo. Uit ervaring weet bijvoorbeeld Timo dat het snel hommeles kan zijn tussen Antillianen en Marokkanen. “Als er iets gebeurt staan ze in no time tegenover elkaar.” De gezellige sfeer wordt dan opeens grimmig na een schijnbaar onschuldig akkevietje. Read more