Stapelen en doorpakken ~ Marokkaanse studenten in Amsterdam


studentDit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de Dienst Onderzoek en Statistiek van de Gemeente Amsterdam.
Rozenberg Publishers, 2007 – ISBN 978 90 3610 069 4

Bonger Instituut voor Criminologie (Universiteit van Amsterdam)
www.bonger.nl

Inhoudsopgave
1. In opmars
2. Gemengd gezelschap
3. Naar school om de hoek
4. Middelbare school
5. Buurt en gezin
6. Studiekeuze
7. Stapelend studeren
8. Vrije tijd, discriminatie en criminaliteit
9. Rooskleurige toekomst?
10. Conclusies

Bookmark and Share

Stapelen en doorpakken ~ In opmars


studentSteeds meer jonge Marokkanen gaan naar het hbo of de universiteit. Toch hebben zij, net als jonge Turken en andere niet-westerse allochtone jongeren, nog steeds een achterstand in het onderwijs. Dat is al zo op de basisschool en er gaan nog altijd veel meer Marokkaanse jongeren naar het vmbo dan naar de havo of het vwo. Maar de laatste jaren is die achterstand wel teruggelopen. Die inhaalslag zet door in het hoger onderwijs. Zo verdubbelde tussen 1995/96 en 2005/06 landelijk het percentage Marokkaanse eerstejaarsstudenten in het voltijd hoger onderwijs van het aantal 18-20 jarige Marokkanen. De instroom in het hbo steeg van ruim tien procent naar ruim een kwart, en in het wetenschappelijk onderwijs van bijna vijf naar bijna acht procent (Herweijer, 2006).

De instroom van Marokkaanse meisjes en Marokkaanse jongens in het hbo en de universiteit is vrijwel gelijk (Gijsberts & Dagevos, 2005); Marokkanen van de tweede generatie stromen iets vaker in dan die van de tweede generatie (Herweijer, 2006). Amsterdam laat in grote lijnen hetzelfde plaatje zien. Tussen 2000/01 en 2004/05 steeg het percentage jonge Marokkanen dat instroomde in het hoger onderwijs van 19% naar 23% (Crok e.a., 2006). De Dienst Onderzoek en Statistiek (O+S) van de Gemeente Amsterdam schatte hun aantal voor het studiejaar 2003/04 op zo’n 2.100 (Crok e.a., 2006).
Deze cijfers zijn des temeer opvallend, omdat jonge Marokkanen in de media vooral ter sprake komen als het om negatieve zaken gaat als criminaliteit en radicalisering (Buijs e.a., 2006). Inderdaad, jonge Marokkanen scoren hoog in de misdaadstatistieken – althans de jongens, voor Marokkaanse meisjes zijn de cijfers veel lager. Van de Marokkaanse jongens van rond de twintig jaar komt in een jaar bijna een kwart in aanraking met de politie (Blom e.a., 2005). Dat is ongeveer evenveel als er Marokkaanse jongens zijn die studeren.

Dit roept de vraag op of we te maken hebben met een tweedeling bij de Marokkaanse jeugd, met aan de ene kant criminele jongeren en aan de andere kant brave studenten. Of is de werkelijkheid genuanceerder? Is het wellicht zo dat zowel Marokkaanse wetsovertreders als studenten een vergelijkbare achtergrond hebben, maar dat ze daar heel verschillend mee omgaan? Komen beide groepen uit dezelfde buurten en misschien zelfs uit dezelfde gezinnen? En als dat zo is, wat maakt dan dat de een het boevenpad op gaat, terwijl de ander gaat studeren? Dit brengt ons op de volgende vragen: Waarom zijn deze Marokkaanse jongeren gaan studeren, terwijl de meeste Marokkaanse leeftijdsgenoten dit niet doen? Wat onderscheidt hen van hun leeftijdsgenoten? Welke begunstigende en tegenwerkende factoren spelen een rol bij de studiecarrière? Read more

Bookmark and Share

Stapelen en doorpakken ~ Gemengd gezelschap


studentVan leren jas tot colbert, van spijkerbroek tot joggingbroek en nette pantalon. Van wijd vallende bloesjes en sluiers tot sexy spaghettibandjes. Geen enkele geïnterviewde student gaat hetzelfde gekleed. Zo gevarieerd als hun outfits zijn, zo verschillend blijken ook hun levens en schoolcarrières. Toch zijn er grove lijnen en een aantal patronen te ontdekken.
We hebben gesproken met een kersverse hbo-er van 19, maar ook met een nét afgestudeerde academicus van 27. Zij zijn tevens de jongste en oudste geïnterviewden. De grootste overeenkomst tussen alle twintig is dat hun ouders in Marokko zijn geboren, ze in Amsterdam aan een hbo of universiteit studeren én dat ze zich allemaal moslim noemen. Verder zijn ze allemaal ongehuwd. Eén student woont samen met zijn vriendin.

Eerste kennismaking
De studierichting van de twintig geïnterviewde studenten laat een duidelijke variatie zien, maar enkele studies springen eruit. Populaire richtingen zijn (sociaal) juridische (4) en economische studies (6). Verder zien vier studenten zich wel voor de klas staan. Opvallend is dat veel studenten vrijwilligerswerk doen. Daarnaast hebben ze vaak een betaalde bijbaan. Grofweg de helft van de studenten is een doorstromer; vaak begonnen ze met de mavo en stootten ze door naar hogere niveaus.
De meisjes wonen thuis bij hun ouders, uitgezonderd één die met haar broer samenwoont. Vier van de acht jongens hebben een eigen onderkomen. Eén van hen woont bij een getrouwde zus in. De meesten komen uit een groot gezin: veertien van de geïnterviewde studenten komen uit gezinnen met meer dan drie kinderen. Verder is het opvallend dat veel geïnterviewden nogal wat dingen hebben meegemaakt in de privé sfeer: van twee studenten zijn de ouders gescheiden, vier hebben hun vader of moeder verloren, van één is een broertje verongelukt en één is opgegroeid met een zwaar gehandicapte broer. Zes van de geïnterviewden hebben een gezinslid dat in aanraking is geweest met politie en/of justitie.
Alle geïnterviewde studenten zijn weliswaar moslim én hebben een Marokkaanse achtergrond, maar voor de meesten speelde die identiteit lange tijd nauwelijks een rol. Ook al beantwoordden ze de vraag ‘Waar kom je vandaan?’ met de naam van een streek of stad in Marokko waar in de praktijk vaak alleen de ouders zijn geboren. Als basisschoolleerling speelden ze met de (autochtone) buurtkinderen en waren ze helemaal niet bezig met eventuele verschillen. Ook de juffen en meesters op de basisschool besteedden hier nauwelijks aandacht aan. Behalve dat sommigen achteraf denken dat ze een lager advies voor het voortgezet onderwijs kregen omdat ze ‘toch maar’ Marokkanen zijn.
Twee van de mannelijke geïnterviewden kregen op latere leeftijd, zo rond hun twintigste, wel een identiteitscrisis. Beiden vertrokken daarom een tijdje naar Marokko. Eén van de meiden kreeg ook behoefte aan existentiële duiding, ging zich toeleggen op de islam en werd een praktiserende moslima. Hun religieuze achtergrond speelde bij de schoolcarrière geen al te grote rol. Behalve dat iedereen desgevraagd erkent of uit zichzelf vertelt dat het één van de basisbeginselen in de islam is om ‘kennis te vergroten’.

Maar vanuit religie waren er geen factoren die de doorslag gaven daadwerkelijk die stap te zetten of een bepaalde richting op het hbo of de universiteit te kiezen. Ook is het niet het geval dat ze voorbeeldfiguren binnen de islam hebben – in de zin van een invloedrijke imam die hen een hart onder de riem heeft gestoken of studerende geloofsgenoten die ze bij de moskee ontmoetten. Ze lieten zich door hun geloof ook niet weerhouden van bepaalde keuzes, al gaven sommige meiden wel aan dat het vak stewardess niet helemaal te rijmen zou zijn met hun religieuze regels. Van de twaalf meisjes dragen drie een hoofddoek. Geen van de geïnterviewde studentes ervaren of ervoeren vanuit thuis pressie om die te dragen. Eerder het tegenovergestelde. Vaders lijken zich er juist zorgen over te maken dat hun dochters door het dragen van een hoofddoek hun kansen op de arbeidsmarkt verkleinen. De stem van de moeders klinkt niet in deze kwesties. Wel gingen sommige moeders een hoofddoek dragen toen één van hun dochters (niet per se de geïnterviewde studente) daartoe besloot. Read more

Bookmark and Share

Stapelen en doorpakken ~ Naar school om de hoek


studentGeen van de geïnterviewden is naar de crèche geweest. Op het moment dat ze naar de basisschool gingen, betekende dit dus zowel loskomen van moeders rok als in sneltreinvaart Nederlands leren. Werden ze gemakshalve naar de meest dichtstbijzijnde basisschool gestuurd of speelden ideologische standpunten een rol? Waren zij de enige Marokkanen in de klas? En in hoeverre vormden de leerlingen in het lokaal een dwarsdoorsnede van de buurt waarin de geïnterviewde studenten opgroeiden? Zaten hun ouders regelmatig met de juf of meester om de tafel of waren oudere broers en zussen met een (vaak) betere beheersing van de Nederlandse taal hun afgevaardigden tijdens ouderavonden? Hoe betrokken waren de gezinsleden tijdens groep één tot en met acht? In dit hoofdstuk kijken we naar die eerste schoolgaande jaren en beschrijven de geïnterviewden de tijd van de eerste woordjes Nederlands tot en met de Citotoets.

Gemengde scholen
De geïnterviewde studenten zijn geboren tussen 1979 en 1987. Dit betekent dat ze hun eerste stappen op het schoolplein zetten tussen 1983 en 1991. In die periode is net een start gemaakt met het basisonderwijs waarbij de kleuterschool en de lagere school werden samengevoegd. Om precies te zijn: in 1986. Zes van de geïnterviewden hebben hooguit de eerste drie jaar van hun schoolcarrière nog op een kleuterschool of in de eerste klas in Nederland doorgebracht, maar doorgaans woonden ze toen nog in Marokko en stroomden ze in het Nederlandse schoolsysteem in toen het basisonderwijs al was ingevoerd. Anno 2006 staan er in de Amsterdamse wijken waar het twintigtal geïnterviewde studenten is opgegroeid vooral ‘zwarte’ scholen.[ii] Dat was in de tijd dat zijzelf de lokalen bevolkten, wel anders. Ook al verscheen in 1971 al een artikel in de Amsterdamse krant Het Parool (25 maart 1971) over ‘apartheid’ op scholen in Amsterdam Zuidoost[iii], het onderwerp ‘zwarte’ scholen kwam pas in de tweede helft van de jaren tachtig uitgebreider en langduriger in de belangstelling. In 1987 werden er de eerste Kamervragen over gesteld (Karsten e.a., 2002).

Uit onderzoek van het Kohnstamm Instituut blijkt dat zwarte scholen zelden de voorkeur van ouders hebben. Autochtone, maar ook allochtone ouders vinden zo’n school minder geschikt voor hun kind. Volgens dat onderzoek zou ook die laatste groep minder geneigd zijn hun kinderen verder te laten reizen naar een andere school. Read more

Bookmark and Share

Stapelen en doorpakken ~ Middelbare school


studentNa een lange zomervakantie, vaak doorgebracht in Marokko, begon dan eindelijk die eerste schooldag in dat nog haast onbekende gebouw dat ze zelf hadden uitgezocht. Want kozen hun ouders de basisschool, dit keer waren de geïnterviewde studenten zelf aan zet. Hoe weloverwogen kozen ze de onderwijsinstelling waar ze mavo, havo of vwo gingen doen? Gingen ze met de grote stroom uit groep 8 mee, wilden ze wél of juist níet naar dezelfde school als waar oudere broers en zussen ook naartoe gingen? Wie waren belangrijk tijdens deze middelbare schoolperiode? Lieten ze zich afleiden door ‘foute’ vrienden die spijbelden of andere ondeugden hadden ontdekt? Waren er docenten of anderen die hen stimuleerden door te zetten en wellicht alvast na te denken over de toekomst na het eindexamen?

Strategisch kiezen
Voor de meeste meiden was het simpel: ze gingen naar de middelbare school waar hun klasgenootjes en vriendinnen uit groep 8 ook naartoe gingen. Het gros van de jongens had andere overwegingen: zij gingen strategisch te werk. Zo koos Omar heel bewust een middelbare school waar hij niemand kende. Zijn Cito-advies (mavo) viel tegen en hij wilde al zijn aandacht op school kunnen richten zodat hij recht op zijn doel af kon: de havo halen. Sadik deed eerst de mavo op een ‘witte’ middelbare school, maar switchte naar een andere (witte) school waar hij er in eerste instantie ook niets van bakte. Hij komt nu nog wel eens oud-klasgenoten tegen en die zijn in zijn ogen allemaal ‘slecht’ terechtgekomen. Rachid ging heel weloverwogen naar een andere middelbare school dan zijn broer.

Die eerste school was niet zo goed voor mij. Die had een heel vrij karakter waar ook werd geblowd enzo. Die tweede was ook weer een witte school, maar daar is het wel een beetje misgegaan met mij. Gelijk de eerste dag kreeg ik heel veel aandacht en toen ben ik James Bond gaan uit hangen. Ik kreeg een vriendin, ging zoenen en op het schoolplein hangen, naar schoolfeesten. Niet blowen en drinken, want vanbinnen was ik hartstikke lief. Ik zat in een rampklas: tweederde zou blijven zitten. Toen ben ik twee maanden voor de vakantie heel hard gaan werken. Want zitten blijven: dat kón echt niet.’ (Sadik, 26 jaar) ‘Toen ik me ging inschrijven wist ik totaal niet wat voor school het was. Maar mijn broer zat op een school met veel meer allochtonen, met weinig Nederlanders. Hij vond het niet echt een goed idee dat ik naar diezelfde school zou gaan. Zulke scholen, daar krijg je een beetje slechte invloeden. Ik wil niet zeggen dat iedereen die op zo’n school zit, slecht is. Maar je komt makkelijker in aanraking met boefjes. Mijn broer is wat dat betreft wel slim geweest en hij heeft ook zijn diploma gehaald.’ (Rachid, 23 jaar)

Opvallend is dat zes van de vijftien studenten die in Amsterdam naar de middelbare school gingen, een school uitkozen die nu hoort bij de drie populairste ‘zwarte’ scholen van de hoofdstad. Overigens zijn dit allesbehalve scholen met een ‘slechte’ naam. Sterker nog: volgens de opbrengstenkaart van de onderwijsinspectie is de school van Achmed de ‘beste multiculturele school van Amsterdam’. De school waar Nasr en Mohammed (elkaars most distant friends) naartoe zijn gegaan staat ook goed bekend. Het is een school met speciale aandacht en begeleiding voor topsporters. Read more

Bookmark and Share

Stapelen en doorpakken ~ Buurt en gezin


studentKlasgenoten bleken in het vorige hoofdstuk eerder een positieve dan een negatieve invloed te hebben gehad. Maar hoe zit dat met jongeren uit de buurt? In dit hoofdstuk kijken we eerst naar de wijken waarin de geïnterviewde studenten zijn opgegroeid. Hoe was of is de bevolkingssamenstelling en op welke manier profileren de studenten zich in de wijk? Is het daar normaal om te gaan studeren? Hoe wordt er tegen studeren aan gekeken? Als het niet normaal is, hoe komt het dan dat de geïnterviewden dat wel zijn gaan doen?
We hebben ze ook gevraagd of hun gezin vergelijkbaar is met andere gezinnen uit de buurt. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? Hoe zit het met het opleidingsniveau in hun gezin? Hoe wordt er tegen studeren aan gekeken? En zien ze een tweedeling onder Marokkanen in Amsterdam? Is het zo dat het met de ene groep goed gaat en met de andere groep slecht?

Steeds zwarter
Van de twintig geïnterviewden komen er vijftien uit Amsterdam. Zes van deze hoofdstedelingen komen uit Oost, vijf uit Oud-West, twee uit Osdorp en de rest uit Bos en Lommer, Oud-Zuid en de Pijp. Zonder uitzondering geven ze aan dat ‘hun’ wijken steeds ‘zwarter’ zijn geworden. Toen zij er kwamen wonen of in de periode dat ze naar de basisschool gingen, waren ze vaak het enige Marokkaanse gezin of één van de weinigen. Dit geldt overigens ook voor de studenten die buiten Amsterdam zijn opgegroeid. Zij woonden in witte middenklasse wijken.
Het wisselt nogal in welke mate de studenten zich bezighouden of hebben beziggehouden met het publieke leven in de wijk. Sommigen woonden in een wijk met weinig leeftijdsgenoten, anderen zeggen iedereen te kennen en de volgende houdt zich opzettelijk verre van de buren. Veel vrouwelijke geïnterviewden zeggen dat ze zich nauwelijks buiten op straat begeven. Dit komt overeen met het beeld dat speeltuinen, portieken en pleinen doorgaans domein van Marokkaanse jongens en mannen is. Maar niet zozeer van onze geïnterviewde jongens. Die zijn, voor Marokkaanse begrippen, namelijk redelijk streng en vooral binnen de vier muren van het ouderlijk huis opgevoed. Dit wil niet zeggen dat de geïnterviewden het leven van de straat niet kennen. Integendeel: ze krijgen heel wat mee via de tamtam, kennissen of familieleden die er wel actief deel van uitmaken. Bovendien kan niemand van hen zich onttrekken aan de sfeer op straat. Hoewel de meisjes dat meer lijken te kunnen en doen dan de jongens.

Kleine criminaliteit
Wanneer we vragen naar criminaliteit in de buurt zeggen alle vier meiden die buiten Amsterdam zijn opgegroeid dat ze daar niet veel meer hebben meegemaakt dan wel eens een fietsendiefstal. Dat is een verschil met de anekdotes van de in Amsterdam opgegroeide geïnterviewden. Vooral de meiden omschrijven de criminaliteit in hun buurt als ‘heel erg’. Ze hebben het dan over autoruiten die worden ingetikt, fietsen die gestolen worden en overvallen op supermarkten. De meiden zijn hier overigens nooit persoonlijk mee in aanraking gekomen. Ze hebben het meer van ‘horen zeggen’. Read more

Bookmark and Share
image_pdfimage_print

  • About

    Rozenberg Quarterly aims to be a platform for academics, scientists, journalists, authors and artists, in order to offer background information and scholarly reflections that contribute to mutual understanding and dialogue in a seemingly divided world. By offering this platform, the Quarterly wants to be part of the public debate because we believe mutual understanding and the acceptance of diversity are vital conditions for universal progress. Read more...
  • Support

    Rozenberg Quarterly does not receive subsidies or grants of any kind, which is why your financial support in maintaining, expanding and keeping the site running is always welcome. You may donate any amount you wish and all donations go toward maintaining and expanding this website.

    10 euro donation:

    20 euro donation:

    Or donate any amount you like:

    Or:
    ABN AMRO Bank
    Rozenberg Publishers
    IBAN NL65 ABNA 0566 4783 23
    BIC ABNANL2A
    reference: Rozenberg Quarterly

    If you have any questions or would like more information, please see our About page or contact us: info@rozenbergquarterly.com
  • Follow us on Facebook & X & BlueSky

  • Archives