Shaken, Not Stirred? Drank en de vrouwelijke detective

No comments yet

123rf.com

Ills.: 123rf.com

Er is misschien wel geen literatuurgenre waarin drank zo’n prominente rol speelt als de misdaadroman. Van spionagethriller tot detective – we kunnen allemaal direct voorbeelden bedenken uit dit genre waarin alcoholica, in een of andere vorm, een significant element vormen. Vaak is de vorm van diens alcoholgebruik een onderdeel van het image van de held. James Bond is ondenkbaar zonder zijn martini’s (“shaken, not stirred”). Peter Wimsey’s aristocratische achtergrond wordt mede in beeld gebracht door zijn smaak in port: “We maken de baby toch niet wakker, Bunter?” over de doos vintage port (Cockburn ’96) die meegaat op huwelijksreis (Busmans Honeymoon, 1964 : 37) en zijn onovertroffen wijnkennis in het algemeen. Dankzij die kennis ontmaskert hij bijvoorbeeld een oplichter in het korte verhaal “The Bibulous Business of a Matter of Taste” (Lord Peter Views the Body, 1965 : 160-73). De speurder uit een aantal van Sayers korte verhalen, Montague Egg, is vertegenwoordiger van een drankfirma, en dankzij zijn specialistische kennis op alcoholgebied ontrafelt hij een moord die gepleegd wordt met behulp van het blauwzuur dat zich bovenop lang bewaarde notenlikeur kan vormen (De cyperse kat, 1961 : 65).
Bij ons beeld van Inspector Morse (Colin Dexter) horen de pub en zijn talent om Sergeant Lewis te laten opdraaien voor de kosten van de daar gezamenlijk genuttigde glazen bier. En Maigret natuurlijk; zijn onafscheidelijke pijp, maar ook de glazen bier die hij uit de Brasserie Dauphine laat halen als hij lang op zijn bureau moet blijven, en de bars en cafés die niet weg te denken zijn uit zijn onderzoek. Daar zit hij dan, zoals in Maigret en meublé, met zijn derde glas bier in de hand, en vraagt om een glas witte wijn. De caféhouder vindt het bizar, maar schenkt toch maar in (96). Maigret gaat in dit boek ter wille van het onderzoek in pension, wat goed uitkomt, omdat zijn vrouw een paar dagen weg is. Het valt hem al de tweede dag dat ze weg is op hoe hij ook in deze nieuwe situatie direct vaste gewoonten ontwikkelt: hij drinkt, net als de dag daarvoor, een calvados bij dezelfde bar, alsof dat al een traditie is (8).

Daarmee wordt gerefereerd aan een karakteristieke trek van Maigret, namelijk het haast magische belang dat hij eraan hecht om per geval dat hij onderzoekt dezelfde dagelijkse routines aan te houden. In La folle de Maigret, bijvoorbeeld, stelt zijn vrouw voor om `s avonds nog een ommetje te maken. Hij vindt het best, want hij heeft geen zin om de hele avond thuis te zitten, “en bovendien had hij tijdens een onderzoek de gewoonte – het was haast iets dwangmatigs – om elke dag dezelfde handelingen te herhalen” (74). Dat strekt zich ook uit tot zijn alcoholgebruik. Op het bureau weet iedereen dat. “Ze plaagden hem op de Quai des Orfèvres met dat dwangmatige gedrag. Als hij een onderzoek bijvoorbeeld met calvados begon, ging hij ook met calvados door, zodat je bier-, rode wijn-, en zelfs whisky-onderzoeken had” (Maigret se trompe : 157). Maigret probeert het uit te leggen aan zijn dokter, als hij deze, met enige gêne, een overzicht geeft van zijn niet onaanzienlijke dagelijkse alcoholinname: “Ik kan `t u moeilijk uitleggen…Als ik een van m’n onderzoeken begin met vouvray, bijvoorbeeld omdat ik in een café ben waar dat de specialiteit is, heb ik de neiging om in dat onderzoek met vouvray door te gaan..” En dan wil het dagelijks gebruik nog weleens flink oplopen zolang de zaak duurt, moet Maigret bekennen (Maigret à Vichy : 20-21)

Natuurlijk worden lang niet alle speurders geprofileerd door hun drankgebruik: denkend aan diverse Engelse Chief Inspectors, zoals Ruth Rendells Wexford, P.D. James’ Dalgliesh en Elizabeth George’s Lynley, krijgen we niet onmiddellijk een bepaald type fles op het netvlies. Agatha Christie’s Hercule Poirot wordt niet door zijn alcoholgebruik gekarakteriseerd, en haar Miss Marple drinkt vooral thee.
Miss Marple brengt ons op de vrouwelijk speurder. Een zeldzame verschijning in haar tijd, maar dat is de laatste vijfentwintig jaar wel veranderd, en dan speciaal in de Amerikaanse misdaadliteratuur. Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw heeft zich in het Amerikaanse thriller- en detectivegenre namelijk een nieuwe ontwikkeling voorgedaan. De feministische golf heeft moderne Amerikaanse Miss Marples voortgebracht. Detectives (PI’s, private investigators oftewel private eyes) die zelden thee drinken, maar wel proberen om de vrouwelijke tegenhanger te zijn van de stevig drinkende hardboiled helden van Dashiel Hammett (Sam Spade), Raymond Chandler (Philip Marlowe) en Mickey Spillane (Mike Hammer). Het genre heeft een enorme vlucht genomen: Nevada Barr, die haar romans rond boswachter Anna Pigeon in de sfeer van de natuurbescherming laat spelen; Patricia Cornwell, met patholoog-anatoom Kay Scarpetta; forensisch antropoloog Temperance Brennan bij Kathy Reich (zelf ook forensisch antropoloog); literatuurprofessor Kate Fansler bij Amanda Cross. En dat is nog maar een greep uit het totale bestand. In Frankrijk is er Jean Faillers Mary Lester, Bretonse politievrouw, wier avonturen een beetje lezen als een reisgids voor Bretagne.

Ze zijn niet allemaal significant op het punt van drank en het zijn er ook teveel om hier allemaal te bekijken. We zullen er hier drie vrouwelijke PI’s uitlichten voor nadere beschouwing: Sara Paretsky’s V.I. Warshawski, Sue Graftons Kinsey Millhone, en Karen Kijewski’s Kat Colorado.
De (vrouwelijke) auteurs hebben een duidelijke agenda bij het in beeld brengen van hun heldinnen, en het is interessant om eens te kijken welke rol de alcoholconsumptie daarbij speelt. Wat te denken van V.I. (Vic voor vrienden) Warshawski, die na een stressvolle escapade haar flat binnenstrompelt en de whiskyfles eenvoudig aan de mond zet (Blood Shot : 164)? Ondenkbaar voor James Bond met zijn martinis of Peter Wimsey met zijn port, maar Marlowe en Sam Spade zouden er minder moeite mee hebben. Is dat het gewone patroon in dit nieuwe genre? Wat zijn überhaupt de hoofdlijnen waarmee deze nieuwe heldinnen worden geschetst?

Warshawski, Millhone en Colorado bieden aardig vergelijkingsmateriaal, mede omdat de manier waarop hun leven is ingericht en waarop hun persoonlijkheid is neergezet nogal wat overeenkomsten vertoont. De Amerikaans-feministische agenda speelt daarbij een belangrijke rol, wat een zekere mate van voorspelbaarheid met zich meebrengt. Als iemand het over “girls” heeft wordt dat nadrukkelijk verbeterd in “women”. Verder zijn er zulke vragen als: bekommeren ze zich om hun uiterlijk? Millhone en Colorado nadrukkelijk niet, Warshawski zonodig wel. Om de toestand van hun huis? Daar ligt Millhone voor op de anderen: die maakt systematisch, zij het met lage frequentie, haar huis schoon, in tegenstelling tot Warshawski, die de zaak bijna principieel laat vervuilen. Over Colorado horen we dat betreft niet zoveel. Kunnen ze koken en doen ze het weleens? Millhone en Colorado nadrukkelijk niet, die hebben meestal ook geen eten in huis, afgezien van een pot pindakaas en een beschimmelde tomaat. Dat laatste is bij Warshawski niet veel beter, maar die kan uitstekend koken (Italiaans, van haar moeder geleerd), en doet het ook regelmatig.

Sex moet er natuurlijk in, maar wat voor rol mag een man in hun leven spelen? Twee van hen hebben huwelijken achter de rug (Millhone twee, Warshawski één). Lesbisch zijn gaat natuurlijk niet, het gaat hier om boeken voor een groot Amerikaans publiek, dus dat zou de uitgever nooit goedvinden (ten minste niet voor een hoofdpersoon; in Paretsky’s boeken komt soms wel eens een homofiele relatie ter sprake). Elkaar opvolgende, meer of minder veelbelovende relaties met mannen uit hun werksfeer, dat is bij allemaal zo`n beetje het patroon.
Toch hebben ze allemaal iemand in hun leven die hun bestaan zo’n beetje volgt, zorgt dat ze wel eens wat eten, en die zonodig morele en praktische steun biedt. Bij Warshawski en Millhone is dat een oude man: onderbuurman Mr. Contreras bij Warshawski (vanaf Bitter Medicine : 1988, speelt hij een rol), huisbaas Henry bij Millhone. Warshawski kan verder nog bij Lotty terecht, een gedreven en idealistische joodse arts. Lotty, een stuk ouder dan Vic, ontmoette haar als losgeslagen achttienjarige, ontredderd door de dood van haar moeder, en heeft haar toen onder haar hoede genomen.
Kat Colorado heeft haar hartsvriendin Charity, een onwaarschijnlijk mens dat een succesvolle advice column in een dagbladenconglomeraat heeft, dol is op eten (vooral chocola) en, in scherp contrast tot haar vriendin Kat, een levendige interesse heeft voor kleren en make-up.

De vrouwen hebben alle drie een meer of minder traumatische jeugd achter zich: Warshawski’s moeder stierf toen ze vijftien was, Millhone’s ouders kwamen om bij een ongeluk toen ze nog een kleuter was, en Colorado had een alcoholische en verloederde moeder die zich niet om haar bekommerde.
Zowel bij Warshawski als bij Millhone en Colorado spelen familieleden herhaaldelijk een rol in de zaken waarmee ze geconfronteerd worden. Vaak zijn dat familieleden over wie we in eerdere avonturen niets hebben vernomen: de indruk werd meestal gewekt dat ze geen familie hadden. Het is een opvallend trekje: komt dat ook bij mannelijke detectives voor? Bij Sherlock Holmes duikt een keer een broer op die niet eerder bekend was, maar verder ken ik geen voorbeelden.
Dan zijn er nog de huisdieren: zeer aanwezig bij Warshawski en Colorado, geheel afwezig bij Millhone. Warshawski heeft de gedeelde zorg voor een golden retriever, compleet met puppies op een gegeven moment, en Colorado heeft zowel poezen als een hond.

Verder is er de vraag wat er gedaan wordt met de attributen die bij de mannelijke detective vaak dienen om de viriliteit van de held te benadrukken, zoals auto’s, vuurwapens en drank. Dienen die hier, net als vaak bij de mannelijke detective, om te demonstreren hoe tough de vrouwen zijn, of hoe sophisticated? Dat zullen we zien.
Van de drie is Warshawski veruit de interessantste. We bewaren haar tot het laatst. Millhone heeft een stuk minder relief. De systeemdwang van haar bedenkster, die zich voorgenomen heeft met haar Millhone-titels het hele alfabet af te werken, helpt daar misschien ook niet bij. Dan Colorado: de verschillende elementen van haar leven, inclusief de bijfiguren, zijn vaak te schematisch en te zwaar aangezet om geloofwaardig te zijn. Ook zijn de plots niet altijd sterk.

kijewski

Karen Kijewski (1943-)
Ills.: goodreads.com

Kat Colorado (Karen Kijewski)
Kat Colorado, om maar met haar te beginnen, heeft een degelijke kennis van alcohol, want ze is jarenlang barkeeper geweest (Katapult : 16) en kan nog steeds feilloos de ingrediënten van alle soorten cocktails opnoemen (26-7). Wat eten betreft kan ze, zoals gezegd, veel minder goed uit de voeten. Een beeld van haar huiselijke voedselvoorraad: “oud brood, kaas, een wat verlepte tomaat, een avocado die er van buiten goed uitzag maar van binnen overleden bleek te zijn. Ik hoopte dat er nog een pot mayonaise in de kast was” (Katapult : 159). Nadrukkelijker hoeft het ook al niet, als er duidelijk gemaakt moet worden dat ze niet in het traditionele rolpatroon past. Gelukkig daagt soms Hank op, haar in Las Vegas wonende geliefde (zelf woont ze in Santa Teresa), die haar berispend toespreekt, boodschappen doet en heerlijke maaltijden bereidt. Des te erger dat Hank tijdens een van onderzoeken geliquideerd wordt.
Kleren interesseren Kat absoluut niet, vaak tot razernij van haar modebewuste vriendin Charity, de advice-columnist en tevens paardenfokker. “Ik weet net zoveel van mode als Mike Tyson van de manier waarop je een meisje hoort te behandelen waar je mee uitgaat. Meestal draag ik spijkerbroeken en truien, met cowboylaarzen of sneakers, en ik denk dat ik er erg sjiek bijloop als ik een zijden blouse en flatjes bij m’n spijkerbroek draag” (Wild Kat : 59-60).
Ze rijdt in een stevige auto – een Bronco – en heeft wel een pistool, maar gebruikt dat bij voorkeur niet: “Ik deed het handschoenenkastje open, haalde mijn .300 eruit en stak hem in mijn riem” (Wild Kat : 318), maar daarna schakelt ze de boeven uit met een eind hout en vechtsporttrucs.
Kat bewoont een idyllisch huisje, omringd door een flinke tuin, wat haar kwetsbaar maakt voor kwaadwillige types, temeer daar ze – tot woede van haar vriend Hank – nergens behoorlijke sloten op heeft. Ze vertrouwt op haar hond Ranger, niet altijd terecht, want boeven krijgen de hond te pakken. Zo verliest ze ook haar dierbare kat bij een intimidatie-actie. Een Siamees, verweesd nadat Kat haar baas heeft uitgeschakeld, neemt de opengevallen plaats in.

Is er een significant patroon te ontdekken in haar drankgebruik? Nauwelijks. Karen Kijewski, de schrijfster, doet geen poging om Kats toughness te benadrukken door van haar een stevig bourbon-drinkster te maken. Als ze beschoten is op de snelweg, een toch tamelijk onthutsende ervaring, neemt ze een glas wijn (Katapult : 65). Niet dat de gedachte aan bourbon soms niet door haar hoofd gaat: “Je weet wel, die PI’s in B-films met een fles bourbon in hun onderste bureaula? Ik stond nog te trillen toen ik terugkwam op m’n kantoor. Er is een reden voor die fles. Jammer dat ik er geen had” (Kat scratch fever : 313). Dit nadat ze, illegaal uiteraard, ingebroken heeft in het huis van de chanteur die ze probeert te ontmaskeren, en daarbij bijna betrapt is.
Wijn, bij voorkeur wit (chardonnay, voor veel Amerikanen praktisch een synoniem voor witte wijn), is wat Kat bij voorkeur drinkt. Van bier moet ze niet veel hebben. “Bier, Kat?” “Alleen als er geen wijn of whisky is” (Wild Kat : 87). “Ham en kaas goed? Wil je pickles? Mosterd of mayonaise?” “Ham en kaas vind ik lekker, met pickles en mayonaise. Geen mosterd. Is er wijn?” (Wild Kat : 291). Soms vraagt de situatie er echter om, bijvoorbeeld als ze beroepshalve cafés bezoekt en daar bier drinkt: “Net nog iets beter dan ijs” (Katapult : 32), en, in een sportcafé: “Ik bestelde een bier, omdat de sportgeest me te pakken kreeg” (Wild Kat : 297).

Bijzondere situaties willen nog weleens tot afwijkingen van het gewone drankpatroon leiden: tequila, in de vorm van margaritas, spelen een prominente rol bij het begin van haar affaire met Hank in Las Vegas (Katwalk : 58), maar in haar gewone doen houdt Kat het toch bij de, liefst witte, wijn: Cabernet (Katwalk : 2-3), champagne (Katwalk : 19, 164) of chardonnay (Kat scratch fever : 190), maar meestal gewoon ongespecificeerd wit.
Een enkele keer wordt die keuze als een duidelijk statement gepresenteerd, zoals bij een confronterende ontmoeting met de chanteur die ze probeert te ontmaskeren: “Hallo Gunther. Ik heb een kerstcadeautje voor je.” Hij lachte en bestelde een bourbon met water. `Een echte borrel, Kat?’ vroeg hij. Dus bestelde ik een chardonnay” (Kat scratch fever : 316).
De algemene lijn in de Kijewski-romans is, kunnen we zeggen, dat Kat Colorado net zo tough is als haar hard-boiled mannelijke tegenhangers, maar daar een vrouwelijke invulling aan geeft. Dat doet ze onder andere door haar keuze van alcoholconsumptie.

grafton - writerswrite.com

Sue Grafton (1940-)
Ills.: writerswrite.com

Kinsey Millhone (Sue Grafton)
Kinsey Millhone, vrouwelijke PI, is het geesteskind van Sue Grafton, die zich voorgenomen heeft met haar Millhone-titels het hele alfabet af te werken. Ze begon in 1982 met A is for Alibi en is inmiddels bij R is for Ricochet.
Kinseys ouders zijn bij een auto-ongeluk omgekomen toen ze nog een kleuter was, en ze is door een excentrieke tante opgevoed. Ze heeft een mislukt huwelijk achter zich en heeft een tijdje bij de politie gewerkt voor ze voor zichzelf begon.
Net als Kat Colorado drinkt Kinsey Millhone bij voorkeur witte wijn. Ze drinkt die bijvoorbeeld bij een van haar favoriete gerechten: een sandwich met plakjes warm hardgekookt ei. Het koken van dat ei is ook zo ongeveer haar culinaire topprestatie, want op kookgebied zit ze op hetzelfde niveau als Kat Colorado. Ook hier is dat duidelijk onderdeel van de feministische agenda van de schrijfster, net als Kinseys gebrek aan belangstelling voor haar uiterlijk en het feit dat een ontboden slotenmaker uiteraard een “zij” is (Burglar : 169). Kinseys standaardoutfit bestaat uit spijkerbroek, coltrui, tweed blazer en laarzen. Ze bezit één jurk, een nondescript zwart geval van onkreukbaar synthetisch materiaal dat in een tas kan worden gepropt en voor alle voorkomende gelegenheden dienst doet, van begrafenissen tot formele zakenbezoeken (Malice : 5).

Ze heeft een auto, maar over merk of eigenschappen horen we nauwelijks iets. Daar geeft ze kennelijk weinig om, zolang het ding maar rijdt. Anders is het met haar huis. Dat kan haar wel degelijk iets schelen. Het is met zorg ingericht, en ze maakt regelmatig en systematisch schoon, al is het niet zo vaak. Ze woont aanvankelijk in een verbouwde garage. Als die bij een poging om haar uit de weg te ruimen is opgeblazen, laat haar huisbaas, in overleg met haar, een perfect ontworpen eenpersoonshuisje optrekken.
Met koken of boodschappen doen houdt Kinsey zich niet bezig, en haar eetgewoonten zijn uitdagend weerzinwekkend: junk food speelt daar een prominente rol in: cheeseburger, frieten en cola (Burglar : 67). Ze adverteert dat ook met nadruk. Haar standaardontbijt: “bacon, roereieren, toast, gelei en sinaasappelsap, en overal koffie bij. Het is de enige maaltijd waar ik consistent aan hecht omdat hij alle bestanddelen bevat waar ik naar snak: cafeïne, zout, suiker, cholesterol en vet. Onweerstaanbaar toch? In Californië, met al die gezondheidsfreaks, wordt het nuttigen van zo’n maaltijd zonder meer als een zelfmoordpoging beschouwd” (Burglar : 174).
Kinsey heeft niet, zoals Kat, een vriend die af en toe energiek aan de gang gaat om de huiselijke voedselvoorraad aan te vullen en eens een paar goede maaltijden op tafel te zetten. De man die af en toe opduikt in haar leven, Dietz, heeft meestal teveel last van zijn knie om daar iets aan te doen. Gelukkig is er Henry, haar huisbaas, een energieke tachtiger, gepensioneerd bakker, die zijn inkomen aanvult door voor een kleine klantenkring op bestelling heerlijke dingen te bakken. Kinsey profiteert daar regelmatig van. Haar andere reguliere voedselbron is Rosie, een bejaarde, grommerige Hongaarse die een shabby restaurantje runt waar ze de klanten – meest vaste – voorzet wat haar op dat moment geschikt voorkomt, ongeacht wat ze zelf willen. Rosie wordt op een gegeven moment Henry’s schoonzus (Henry heeft een reeks even bejaarde als kwieke broers en zusters), wat haar humeur sterk ten goede komt.

In Kinseys bestaan komt af en toe wel een martini in beeld, in dit geval stirred, en niet shaken (Burglar : 134), maar ze heeft daar weinig interesse in. Ze houdt het bij de witte wijn, tenzij de situatie anders vereist: in een onderwereldcafé past ze zich aan met een koel biertje (Homicide : 238).
De wijn hoeft overigens niet van topniveau te zijn, het kan haar eigenlijk nauwelijks schelen wat ze drinkt. Bij de maaltijd drinkt ze “een paar glazen van Rosie’s beste schroefdopchardonnay, een wrange uitvoering van een Californische variëteit die ze waarschijnlijk per vat kocht” (Malice : 85). Zelfs bij een bezoek aan een puissant rijke familie die elke denkbare soort drank in de aanbieding heeft houdt ze het bij een simpel glas wijn (Malice : 109). Een enkele keer wordt er wijn van topklasse gedronken, zoals wanneer ze een schatrijke, maar totaal ontredderde jonge weduwe opzoekt. Dan gaat het echter niet om verfijnd savoureren: “‘Iemand een glas wijn? Jij, Kinsey?’ Ik zei: ‘Alcohol helpt niet.’ ‘Doe niet zo belachelijk. Natuurlijk helpt het. Valium ook. Het verandert de werkelijkheid niet, maar maakt wel dat je er beter tegen opgewassen bent. Tasha? Dit is topklasse.’ Ze draaide de fles zodat ze naar het prijskaartje op de zijkant kon kijken. ‘Mooi. Dit kost $36.95’” (Malice : 192).

Millhone is door haar bedenkster nadrukkelijk ontdaan van stereotiep vrouwelijke trekjes. Ze kookt niet, geeft niet om kleren, neemt niet graag de zorg op zich voor andere wezens (mens of dier), heeft geen interesse in plotseling opgedoken familieleden. Daar zijn echter geen stereotiep mannelijke trekken voor in de plaats gekomen. Ze heeft weinig interesse voor auto’s of in schiettuig. Het zijn voor haar gebruiksvoorwerpen zonder verdere signaalwaarde. En de drank? De witte wijn die ze drinkt, zij het zonder veel interesse voor herkomst of kwaliteit, vormt af en toe wel degelijk een vrouwelijk statement.

paretsky

Sara Paretsky (1947-)
Ills.: nndb.com

V.I. Warshawski (Sara Paretsky)
In de Kinsey Millhone-boeken komen we soms verwijzingen tegen naar helden uit andere detectiveromans, zoals Perry Mason (Malice : 203), maar zonder dat daarbij het drankgebruik van betrokkene in beeld komt. Dat is, zoals we zullen zien, anders in de V.I. Warshawski-romans.
In Sara Paretskys Warshawski-romans wordt vaak gerefereerd aan het drankgebruik van helden uit het Amerikaanse hardboiled genre, en misschien ook aan dat van Kinsey Millhone, zij het in bedekte termen: “‘Kom, je bent toch niet zo’n meisje dat alleen maar witte wijn drinkt?’ Mijn glimlach bevroor enigzins. ‘Nee. Ik ben een moderne vrouw, en ik drink pure whisky. Black Label, als u het hebt’” (Guardian Angel : 234). Of daarmee naar Millhone wordt verwezen weten we natuurlijk niet zeker, maar Kinsey komt wel in ander verband ter sprake: “Ik ben altijd een beetje jaloers geweest op Kinsey Millhone’s onberispelijke wijze van aantekeningen maken. Ik had niet eens bonnetjes voor maaltijden of benzine” (Blood Shot : 159). Een vrolijke schermutseling tussen de auteurs, die elkaar ongetwijfeld kennen: Sara Paretsky is voorzitter van Sisters in Crime, een informele club van misdaad- en thrillerschrijfsters, opgericht in 1986. Haar V (ictoria) I(phigenia) Warshawskiromans verschijnen sinds 1982; de meest recente verscheen in 2003.

Ze spelen allemaal in en rond Chicago. V.I. Warshawski is half Pools, half Italiaans, en seculier joods. Haar ouders zijn sterk bepalend geweest voor de manier waarop ze in het leven staat: Gabriella, gevluchte Italiaanse jodin, operazangeres, aan kanker overleden op Vics vijftiende; Tony Warshawski, wijkagent, integer politieman, aan een longkwaal gestorven toen zijn dochter begin twintig was. Tonys oude contacten in het politieapparaat spelen een belangrijke rol in Vics privé-onderzoekingen. Haar gebondenheid aan haar overleden moeder speelt op een dieper niveau. De hoge eisen die haar moeder aan haar stelde, praktisch en moreel, zijn nog steeds haar onuitgesproken norm. Haar moeder hoopte dat ze concertzangeres zou worden, en trainde haar daarvoor (Indemnity : 14). Vic oefent nog vaak arias aan de piano, dat werkt kalmerend. Muziek speelt sowieso een belangrijke rol in haar leven. Van interesse in andere vormen van cultuur (literatuur, toneel, film, beeldende kunst) blijkt niets, wel van sport: ze is een Cubs-fan. Ze is zeer gehecht aan de weinige bezittingen die ze van haar moeder heeft: ook ver in het computertijdperk doet ze al haar werk nog op haar moeders oude Olivetti. De rode Venetiaanse wijnglazen die haar moeder meenam uit haar geboorteland zijn haar dierbaarste bezit, en de diamanten oorbellen die haar vader (op afbetaling) voor haar moeder kocht op de twintigste verjaardag van hun trouwdag doet ze alleen bij bijzondere gelegenheden in.

Een aantal mensen speelt in alle romans een meer of minder prominente rol: de joodse arts Lotty Herschel, afkomstig uit Oostenrijk; Murray Ryerson, onderzoeksjournalist, vaak Vics partner als het erom gaat kwalijke affaires uit zakenleven of politiek in de openbaarheid te brengen. Daarbij is vaak een rol weggelegd voor verzekeringsmaatschappij Ajax. Bobby Mallory, inspecteur van politie, oude vriend van Vics vader, komt steeds voor, altijd heen en weer geslingerd tussen zijn afkeer van Vics beroep, woede over de manier waarop haar werk met dat van de politie interfereert, en de morele plicht die hij voelt om haar te helpen en te beschermen. De broers Streeter, van het bedrijf All Night-All Right, zijn Vics vaste steun- en toeverlaat voor ingehuurd krachtwerk, of het nu om verhuizingen of om bescherming gaat (bijvoorbeeld Burn Marks : 288). Ze lezen in hun vrije tijd bij voorkeur zware filosofie.
Dan is er Mr. Contreras, die in de derde Warshawskiroman, Bitter Medicine , zijn intrede doet. Hij is Vics onderbuurman. Een weduwnaar, gepensioneerd monteur. Hij moedert graag wat over Vic. Ze wordt vaak gek van zijn bemoeizucht, maar is toch erg op hem gesteld, en helemaal nutteloos is zijn bemoeizucht ook niet. Hij gaat naar haar op zoek als ze niet opdaagt, en redt zo haar leven. Hij staat zonodig met zijn groot formaat schroefsleutel klaar om Vics tegenstanders te lijf te gaan. En als Vic aan een van haar zaken een verweesde golden retriever overhoudt, is hij het die daar grotendeels de zorg voor op zich neemt. Geen geringe klus, zeker niet als het dier na een ongesuperviseerd uitstapje acht puppies produceert (Guardian Angel : 9).

De affaires waarin Vic verzeild raakt zijn altijd zaken met een politiek aspect. Het gaat om politieke corruptie en zakelijke malversaties waarvan kwetsbare mensen of groepen het slachtoffer worden. De actualiteit wordt daarbij door de schrijfster niet geschuwd: geknoei met chemische onderzoeksresultaten (Blood Shot); pensioenfraude (Guardian Angel); naaiateliers waarin illegalen worden uitgebuit (Hard Time); restituties van joodse tegoeden (Total Recall); wantoestanden in gevangenissen (Hard Time); de gevolgen van de Patriot-Act, waarbij iedereen zonder vorm van proces kan worden opgepakt en vastgehouden (Blacklist).
Het betekent dat Vic het meestal moet opnemen tegen vrijwel onaantastbare machtsconglomeraten. Ze schuwt daarbij eigen fysieke risico’s niet, en brengt er vaak maar op het nippertje het leven af. De episode waarbij ze als undercover in een vrouwengevangenis doordringt (Hard Time) is een goed voorbeeld.
Het feminisme in de Warshawski-romans is consistent en duidelijk aanwezig. Dat begint natuurlijk al met haar moeder, die haar inprentte dat mooi zijn minder belangrijk is dan je hersens ontwikkelen en een behoorlijke baan krijgen (Indemnity : 14). Ze huurt auto’s bij een bedrijf dat Rent-a-Wreck heet en vanuit huis gerund wordt door een paar vrouwen, met de auto’s op het achtererf (Guardian Angel : 371). Als ze een bedrijf binnenstapt om de financieel manager te zien, informeert ze of ze “haar” kan spreken. “Het is een hem” (Guardian : 222). De macho zakenlieden Wunsch en Grasso en hun gedweeë vrouwtjes worden krachtig neergezet (Burn Marks). In verschillende boeken heeft Vic te maken met vrouwen uit haar feministisch verleden of heden. In één geval proberen feministische “zusters” haar ervan af te houden om de politieke contacten van een succesvolle vrouw door te lichten (Burn Marks). In een ander zit ze in het bestuur van een stichting die opvanghuizen voor vrouwen beheert (Tunnel Vision : 8 f.).

Ook kiest ze voorbeelden uit een “vrouwelijk” referentiekader. Bijvoorbeeld, naar aanleiding van de ongehoorde luxe van de directievertrekken in een ziekenhuis: “Volledige borstamputaties worden tegenwoordig dan misschien poliklinisch gedaan, maar God verhoede dat de directie zich een tikje minder om luxe zou bekommeren. Muriel Paxton ging zitten achter een plaat palissander die vloekte met het rood van haar pak” (Hard Time : 172).
Elementen uit de consumptieve sfeer als kleding, eten, autos en schiettuig worden veel minder benut om Vics afwijzing van de traditionele vrouwenrol te benadrukken. Zonodig trekt ze sjieke kleren aan, die ze dan ook gewoon in de kast heeft hangen, al moet ze er wegens geldgebrek wel lang mee doen, zoals haar eeuwige rode Magli pumps (b.v. Blood Shot : 159). Koken kan ze uitstekend. Ze weet van bijna niets nog wel een smakelijke frittata te maken. Maar meestal heeft ze er geen tijd voor, en dan moet ze zich behelpen met whisky en een boterham met pindakaas: “Nog een avond whisky en pindakaas kon ik niet aan” (Blood Shot : 188).
Ze rijdt, ook weer vanwege geldgebrek, in een wrak van een Chevrolet, maar vervangt die op zeker moment door een Pontiac TransAm op afbetaling, en als die total loss is gereden neemt ze een Mustang. Haar auto is dan ook geen onderdeel van haar gespierd image, evenmin als haar schietwapen. Ze heeft een Smith & Wesson, maar ze gebruikt hem bij voorkeur niet.

Anders ligt het wat dat image betreft met haar drankgebruik, zoals hierboven al werd aangegeven. “Een volwassen vrouw, die whisky puur drinkt.” Daarmee doet ze niet onder voor haar hardboiled mannelijke collega’s.
Ook Vics gevoelens over andere vormen van alcoholica komen af en toe ter sprake. Om bier geeft ze niet veel. Ze drinkt het alleen als de omstandigheden dat wenselijk maken, bijvoorbeeld als ze bij een onderzoek een hele serie cafés achter elkaar moet bezoeken (Guardian : 67, Indemnity : 148), of in het soort café verkeert waar ze zou opvallen als ze iets anders bestelde. Dan neemt ze liever tapbier: “Ik ben niet zo’n bierdrinker, maar het leek beter bij de buurt te passen dan diet soda” (Blood Shot : 58). Natuurlijk drinkt ze wijn als de situatie het vereist: chardonnay bijvoorbeeld op een receptie, als er geen Black Label is, maar “J&B, een merk waar ik niet veel om geef” (Burn Marks : 138) of bij de maaltijd in een restaurant. Dat is niet altijd een succes: “Ik nam een slok Cabernet. Hij smaakte naar azijn, alsof hij te lang open in de bar had gestaan. M’n verdiende loon voor het bestellen van dure wijn in een buurt die er drie jaar geleden nog trots op was geweest dat ze Mogen David per fles verkochten” (Hard Time : 152). Ter verduidelijking: Mogen David is op Internet al te koop voor $2,16 per fles. Op dramatische momenten drinkt Vic thuis ook weleens een rum-tonic (Blood Shot : 374) of cognac, desnoods uit de befaamde rode Venetiaanse glazen (Indemnity : 76). Met enige nadruk wordt gesproken over de voortreffelijke cognac die ze ergens krijgt aangeboden; de functie daarvan is vooral om de corrupte financiële achtergrond van de aanbieder te laten uitkomen.
Whisky, Johny Walker Black Label, is wat haar doorgaans op de been houdt. Stress of fysieke schade die ze tijdens haar onderzoeken oploopt gaat ze meestal te lijf met een heet bad en een dubbele whisky (Guardian Angel : 79, 80, 85). Haar neef maakt er nog een grap over in zijn testament: hij verzoekt haar het geld dat hij haar nalaat niet allemaal aan Black Label te besteden (Deadlock : 10). Chivas beschouwt ze desnoods als een adequate vervanging voor Black Label (Deadlock : 17), maar om J&B, zie boven, geeft ze niet.

Drank in de Warshawski-romans kan niet besproken worden zonder ook even stil te staan bij het café waar Vic op rekening drinkt, de Golden Glow, “een plek voor serieuze drinkers”. De Glow wordt gedreven door Sal Barthele, een majestueuze zwarte vrouw, een vriendin van Vic. Pronkstuk van het café is de hoefijzervormige mahoniehouten bar, die Sal, samen met haar broers en Vic, uit een villa aan Chicagos Goudkust heeft gered toen die gesloopt werd (Total Recall : 461). Authentieke Tiffany lampen verlichten de zaak (Total Recall : 188), en Sal laat haar eigen tapbier maken (Burn Marks : 83).
Toch is Vics drankgebruik heel matig, anders dan de grap uit het testament van haar neef misschien suggereert. In die matigheid zet Paretsky haar ook af tegen de klassieke hardboiled held, die nog weleens ter sprake komt: “Ik reageerde met Sam Spade toughness” (Bitter Medicine : 95). Of, als ze haar maag omdraait als reactie op een heftige episode: “Marlowe liet nooit toe dat zijn zenuwen hem de baas werden” (Guardian Angel : 375), en deze staalharde kant van Marlowe wordt nog verder belachelijk gemaakt met een verwijzing naar zijn drankgebruik: “Ik was echt geen Philip Marlowe, die elke keer dat hij gewond raakt een halve liter whisky naar binnen giet” (Hard Time : 250). Nog erger krijgt Mike Hammer, de held van Mickey Spillane, het voor zijn kiezen: “Ik koos voor sherry – Mike Hammer is de enige detective die ik ken die kan denken en bewegen terwijl hij whisky drinkt. Of, tenminste, bewegen. Mike Hammers geheim is misschien dat hij helemaal niet probeert te denken” (Deadlock : 113).
Ook verwijzingen naar andere klassieke helden van het detective genre komen bij Paretsky regelmatig voor: Murray noemt Vic vaak spottend “Miss Marple”, of “Nancy Drew”, naar de heldin van een lange reeks Amerikaanse meisjesromans (b.v. Bitter Medicine : 275). De namen van Sherlock Holmes en Nero Wolfe vallen regelmatig (id.), net als die van Peter Wimsey (Indemnity Only : 147, 181), maar daarbij is hun drankgebruik niet aan de orde. In dat verband is het speciaal de klassieke hardboiled die wordt opgevoerd, altijd in badinerende zin.

Vic maakt in de ruim twintig jaar dat de romans verschijnen een duidelijke ontwikkeling door. Haar kantoor verhuist van het vervallen en half leegstaande flatgebouw waar ze eerst zat naar een betere locatie, ze krijgt een computer en een GSM, en haar persoonlijkheid kristalliseert verder uit. In Total Recall , de laatst verschenen roman, heeft ze behoorlijk wat sjieke kleren, en een stabiele LAT relatie.
Het is interessant om te zien hoe de ontwikkeling die ze doormaakt sinds de eerste Warshawski-roman (1982) zich weerspiegelt in de rol die haar moeders weinige bezittingen spelen. In de laatst verschenen romans is Vic veel minder aan haar moeder gebonden dan in het begin. In plaats van op de Olivetti, werkt ze nu op een computer. De diamanten oorbellen zijn functioneel geworden in de bestrijding van misdaad en sociaal onrecht: door verlies van een oorbel voor te wenden dringt ze binnen in het huis van de schurk (Recall 456). De rode Venetiaanse wijnglazen van haar moeder, die in Tunnel Vision (132) al gemengde gevoelens bij Vic beginnen op te roepen, zijn uit beeld geraakt. Voor een deel zijn ze gesneuveld als Vics flat weer eens kort en klein geslagen werd bij een intimidatiepoging. Vic heeft die tastbare connecties met haar moeder misschien ook niet meer zo nodig na twintig jaar.

Niet alleen de rode glazen, maar ook de drank verdwijnt geleidelijk uit beeld. Het lijkt wel of ze ook die niet meer nodig heeft om zich te profileren. Hierin is ongetwijfeld ook de veranderende maatschappelijke tendens zichtbaar; Paretsky volgt die meestal op de voet. Vergeefs wachten we bij lezing van Total Recall op de Black Label, al of niet direct uit de fles genuttigd. Als Lotty Vic een borrel aanbiedt, weigert ze, tot Lottys verbijstering: ze moet wel echt ziek zijn als ze water wil hebben in plaats van whisky (Total Recall : 135).
Maar als ze een ontmoeting met iemand moet arrangeren, doet ze dat uiteindelijk toch in haar trouwe stamkroeg, de Golden Glow (461). Daar wordt automatisch een glas Black Label voor haar neergezet. Ze kiest de Golden Glow hier vooral omdat ze daar op rekening drinkt en zo het risico kan uitsluiten dat haar corrupte gesprekspartner voor haar betaalt. Dit is haar enige glas Black Label in dit boek. Kondigt een sobere middelbare leeftijd zich aan? In elk geval gaat ze kort daarop (504) niet in op Murrays suggestie om naar de Golden Glow te gaan.
Blacklist (2003) geeft ons daar meer zicht op. En ja: daar komt zelfs de Golden Glow niet meer in voor. Maar één keer komt de oude Vic toch nog boven: “toen er een serveerster opdoemde uit het schemerduister en Harriet kruidenthee bestelde, wilde ik aanvankelijk meedoen, maar besefte toen dat ik whisky wilde. Black Label zou me in slaap laten vallen voor we uitgepraat waren, maar ik wilde die warme gloed voelen om de knopen tussen m’n schouderbladen los te krijgen” (255).

Knopen tussen de schouderbladen: begrijpelijk. Blacklist speelt in de maanden volgend op 11 september 2001, de aanval op het World Trade Center door Arabische terroristen. De Amerikaanse inval in Afghanistan, en de in Amerika losgebarsten waanzin van de Patriot-Act, die het mogelijk maakt willekeurig mensen te arresteren en zonder vorm van proces onbeperkte tijd vast te houden, staan centraal. Vic tobt over Morrell, al sinds Hard Time (1999) haar vaste relatie. Morrell, journalist, zit tussen de krijgsheren en de Taliban in Afghanistan en is meestal onbereikbaar. Vic zelf gaat op de barricaden voor Benjamin, een illegale Egyptische jongen die vermalen dreigt te worden door een hysterisch Amerika en de Patriot-Act. Hij is toevallig getuige geweest van de moord die een vrouw uit Chicagos upper ten pleegt op een zwarte journalist. Het lukt Vic bijna om de jongen op tijd weg te krijgen, maar hij wordt op het laatste moment neergeschoten door de vrouw, die weet dat ze deze getuige straffeloos kan elimineren. Een ondergedoken Arabier is immers per definitie een terrorist, ook al is het een bange jongen van zestien? Algemeen applaus dan ook van de autoriteiten voor deze patriottische daad.

Alle waardering voor Paretsky. Er is moed voor nodig om zo’n standpunt in te nemen in het Amerika van 2003, zeker als auteur met een joodse achtergrond. Maar wel jammer dat ze zo slordig is met vitale details. Een Egyptische jongen die geen stap zet zonder zijn vaders Koran bij zich te hebben kan toch moeilijk Benjamin heten? Zou Paretsky echt niet weten dat moslims hun kinderen niet zulke joodse namen geven? En waarom wordt de taal die deze jongen spreekt consequent als ‘Arab’ aangeduid, in plaats van als ‘Arabic’?
Een slapeloze Arabist zoals ik, die deze boeken leest om zich ’s nachts te verpozen, voelt de schouders alweer spannen, en neigt ertoe naar de fles te grijpen. Black Label? Ketel 1? Of misschien een nieuwe PI om de zinnen te verzetten? Daar is bijvoorbeeld Carlotta Carlyle, schepping van Linda Barnes. Een stuk minder interessant dan Vic Warshawski, dat wel. Ze woont vlakbij Harvard Square in Cambridge, Massachusetts. Haar bewegingen kan ik straat voor straat volgen, want ze parkeert bij voorkeur in Bishop Allen Drive, waar ik heb gewoond. Een opgewekte herinnering aan een vrolijker Amerika! Maar drinken doet Carlotta nauwelijks, en haar verhaal hoort hier dan ook verder niet thuis.

LITERATUUR
Barnes, Linda, 1993 (oorspr. uitg. 1987), A Trouble of Fools, New York, Fawcett Crest.
Grafton, Sue, 1986 (oorspr. uitg. 1985), ‘B’ is for Burglar, New York etc., Bantam Books.
Grafton, Sue, 1992 (oorspr. Uitg. 1991), ‘H’ is for Homicide, New York, Fawcett Crest, Ballantyne Books.
Grafton, Sue, 1997 (oorspr. uitg. 1996), `M’ is for Malice, Londen, MacMillan, Pan Books
Kijewski, Karen, 1990 (oorspr. uitg. 1989), Katwalk, New York, Avon Books.
Kijewski, Karen, 1992 (oorspr. uitg. 1990), Katapult, New York, Avon Books.
Kijewski, Karen, 1995 (oorspr. uitg. 1994), Wild Kat, New York, Bantam Books.
Kijewski, Karen, 1996 (oorspr. uitgave 1995), Alley Kat Blues, New York, Bantam Books.
Kijewski, Karen, 1997 (oorspr. uitg. ook 1997), Kat scratch fever, Londen, Headline Book Publishing.
Paretsky, Sara, 1987 (oorspr. uitg. 1982), Indemnity Only, Harmondsworth, Middlesex, England, Penguin Books.
Paretsky, Sara, 1992 (oorspr. uitg. 1987), Deadlock, New York, Dell Publishing.
Paretsky, Sara, 1988 (oorspr. uitg. 1987), Bitter Medicine, Harmondsworth, Middlesex, England, Penguin Books.
Paretsky, Sara, 1989 (oorspr. uitg. 1988), Blood Shot, New York, Dell Publishing.
Paretsky, Sara, 1991 (oorspr. uitg. 1990), Burn Marks, New York, Dell Publishing.
Paretsky, Sara, 1992 (oorspr. uitg. 1992), Guardian Angel, Harmondsworth, Middlesex, England, Penguin Books.
Paretsky, Sara, 1995 (oorspr. uitg. 1994), Tunnel Vision, Harmondsworth, Middlesex, England, Penguin Books.
Paretsky, Sara, 2000 (oorspr. uitg. 1999), Hard Time, New York, Dell Publishing.
Paretsky, Sara, 2002 (oorspr. uitg. 2001), Total Recall, New York, Dell Publishing.
Paretsky, Sara, 2003, Blacklist, Londen, Hamish Hamilton.
Sayers, Dorothy, 1961, De cyperse kat, Utrecht-Antwerpen, Prisma Boeken.
Sayers, Dorothy, 1965 (oorspr. uitg. 1928), ‘The Bibulous Business of a Matter of Taste’, in: Lord Peter Views the Body, Harmondsworth, Middlesex, Penguin Books.
Sayers, Dorothy, 1964 (oorspr. uitg. 1937), Busmans Honeymoon, Harmondsworth, Middlesex, Penguin Books.
Simenon, Georges, 1953, Maigret se trompe, Parijs, Presses de la Cité.
Simenon, Georges, 1957, Maigret en meublé, Parijs, Presses de la Cité.
Simenon, Georges, 1968, Maigret à Vichy, Parijs, Presses de la Cité.
Simenon, Georges, 1970, La folle de Maigret, Parijs, Presses de la Cité.

image_pdfimage_print
Bookmark and Share

Comments

Leave a Reply





What is 17 + 7 ?
Please leave these two fields as-is:
IMPORTANT! To be able to proceed, you need to solve the following simple math (so we know that you are a human) :-)
  • About

    Rozenberg Quarterly aims to be a platform for academics, scientists, journalists, authors and artists, in order to offer background information and scholarly reflections that contribute to mutual understanding and dialogue in a seemingly divided world. By offering this platform, the Quarterly wants to be part of the public debate because we believe mutual understanding and the acceptance of diversity are vital conditions for universal progress. Read more...
  • Support

    Rozenberg Quarterly does not receive subsidies or grants of any kind, which is why your financial support in maintaining, expanding and keeping the site running is always welcome. You may donate any amount you wish and all donations go toward maintaining and expanding this website.

    10 euro donation:

    20 euro donation:

    Or donate any amount you like:

    Or:
    ABN AMRO Bank
    Rozenberg Publishers
    IBAN NL65 ABNA 0566 4783 23
    BIC ABNANL2A
    reference: Rozenberg Quarterly

    If you have any questions or would like more information, please see our About page or contact us: info@rozenbergquarterly.com
  • Like us on Facebook

  • Archives