God wil het! – VIII – Reizen in het spoor van de kruisvaarder
No Comments yetCappadocië: de vlakte des doods
In Centraal-Anatolië (het centrum van het huidige Turkije) bevond zich tussen de zeventiende en de twaalfde eeuw v.Chr. het machtige rijk der Hettieten. Naar deze streek wordt al in de Bijbel verwezen onder de naam Cappadocië en tijdens de vervolgingen van de eerste christenen trokken veel gelovigen naar dit gebied, waar ze door het graven van ondergrondse huizen en kerken in de zachte vulkanische bodem bescherming vonden tegen de Romeinen en later de Arabieren. Ten noordoosten van Cappadocië vestigden zich ongeveer 600 v.Chr. de Indogermaanse Armeniërs, die als een van de eerste volkeren in de vierde eeuw tot het christendom overgingen. Na de invallen van de Seltsjoeken in Klein-Azië trokken grote aantallen Armeniërs naar Cappadocië en Cilicië (de zuidoostelijke kuststrook van de Middellandse Zee), waar prins Roupert een nieuwe Armeense staat vestigde.
De Armeense tragedie
De nevel hangt laag over Cappadocië. De winter nadert. Bij de afslag naar Gümüsler, op de weg naar Nigde, waarschuwt de bediende van een benzinestation dat er hevige sneeuwbuien op komst zijn. De jongeman knikt bevestigend op de vraag of zich op de weg naar Gümüsler ook een Armeens klooster bevindt dat hierin de rotsen moet zijn uitgehakt en dat uit de tijd van de kruisvaarders stamt, zo rond de elfde eeuw. Hij wijst in oostelijke richting. Allah ismarladik, roept hij ten afscheid. De smalle asfaltweg kronkelt als een gerafeld typelint door het grijsgroene heuvellandschap dat, naarmate de reis vordert, meer en meer bedekt wordt met een laagje sneeuw. Vier kilometer voor het gehucht Gümüsler wordt de weg versperd door een schaapskudde. De in een lange wollen schoudermantel geklede schaapsherder met een woest voorkomen en een forse baard, waarschuwt zwaaiend met zijn wandelstok voor een grote witte wolfshond, die hij heeft afgericht om zijn kudde schapen te bewaken. Dit verlaten gebied dat vroeger door de Armeniërs werd bewoond, was in de tijd van de kruisvaarders een deel van Cilicië. Het is het laatste restant van het eens zo machtige Armeense koninkrijk dat een immens gebied besloeg tussen drie zeeën: de Middellandse Zee, de Zwarte Zee en de Kaspische Zee. De bergachtige staat werd begrensd door Georgië, het huidige Azerbeidjan en Turkije. Driehonderd jaar na Christus distantieerden de Armeniërs zich vrij snel van de toenmalige Byzantijnse kerk, ontwikkelden een eigen taal en alfabet en verhieven het christendom tot staatsgodsdienst.
‘Ze waren een eenzaam christelijk eiland in een zee van vreemde, Aziatische elementen. Iran beleed het mazdasme dat het christendom vijandig was gezind terwijl vanuit het westen de islam weldra zou oprukken dat beide godsdiensten vijandig was gezind. Het tijdperk van de ontketende fanatismen begon, van religieuze bloedbaden, sektarisme, schisma’s, de waanzin van de middeleeuwen. Ook Armenië trad dat tijdperk binnen. (…) In de eeuwenlange twist tussen Byzantium en het Vaticaan namen zij een tussenpositie in, zij het dichter bij het Vaticaan.’
Door de vele religieuze conflicten in de elfde eeuw en door de voortdurende aanvallen van legers uit Mongolië, Iran, Byzantium en het Midden-Oosten op hun koninkrijk, vluchtten veel Armeniërs naar het zuidoosten van Turkije en vestigden zich in Cilicië.
Na enkele kilometers verschijnt het Armeense klooster Eski Gümüsler dat pas in 1963 door archeologen is ontdekt. Het trottoir wordt vanwege het gevaar van vallende stenen door een manshoog ijzeren hek beschermd. De toegangspoort is gesloten maar even later komt een bewaker aanlopen die na betaling de ijzeren deur opent. De gids wijst naar een openliggend graf met daarin de beenderresten van een van de monniken. Op de hoge, door massieve zuilen gesteunde rotswanden bevinden zich nog veel goed geconserveerde fresco’s. Niet ver van het klooster, bij de plaats Kemerhisar, ontstond er grote onenigheid binnen het centrale kruisleger. Keizer Alexius had Godfried een gids, Taticius, meegegeven die de kruisridders door Turkije moest loodsen. Deze gids beval de noordelijke route over Kayseri aan om de gevaarlijke tocht over het Taurus gebergte en de Poort van Cilicië te vermijden. Boudewijn stond er echter op om in zuidoostelijke richting te reizen, door Armeens gebied dat belegerd werd door de Seltsjoeken. Een van de redenen voor Boudewijn’s vertrek waren interne spanningen binnen het kruisleger. Boudewijn was verre van geliefd bij de manschappen vanwege zijn arrogante en botte manier van optreden. Daarbij was hij een verklaard tegenstander van keizer Alexius en weigerde hij de adviezen van diens gids op te volgen. Uiteindelijk vond hij ook de Italiaanse prins Tancred bereid zich bij hem aan te sluiten. Boudewijn veroverde de plaats Tarsus op de Seltsjoeken en reisde na de onverwachte dood van zijn vrouw Godvere door naar Edessa, waar hij trouwde met Arda, de dochter van de Armeense prins Thoros. Nadat zijn schoonvader onder verdachte omstandigheden de dood vond, werd Boudewijn hoofd van de eerste kruisvaardersstaat, het Graafschap Edessa. Godfried had nog een reden om de noordelijke route te nemen, want dit gebeid werd in die tijd bewoond door Byzantijnse en Armeense christenen en dat betekende veelal een veilige doortocht.
‘De officiële positie van de Armeniërs is er een van lijden en nog eens lijden,’ zegt de Armeense historicus George Hintlean.
Hintlean geldt als een belangrijk historicus die in woord en geschrift veel nieuwe feiten over de geschiedenis van de Armeniërs naar voren brengt. Hintlean: ‘We hebben geen eigen staat meer en we leven voortdurend in een diaspora. De Turken zagen ons tijdens de vele eeuwen durende Ottomaanse overheersing als handlangers van het Westen en dat is de reden geweest voor de genocide tegen ons volk.’
In 1915 begon in Turkije de massamoord op de Armeniërs waarbij anderhalf miljoen mensen door geweld, hongersnood, ziekte of uitputting om het leven kwamen door toedoen van Ottomaanse soldaten en plaatselijke bandieten. De massale deportaties en verschrikkingen kerfden een niet te helen litteken in de ziel van een heel volk.
‘In de elfde eeuw steunden wij ten tijde van de eerste kruistocht het Westen,’ zegt Hintlean. ‘Al was het maar vanwege ons christelijke geloof en achtergrond. Wij hielpen de kruisvaarders die door Armeens grondgebied trokken op alle mogelijke manieren. Toen de kruislegers een jaar na hun vertrek in dit gedeelte van de wereld arriveerden, hadden ze geen proviand meer, waren ze totaal uitgeput en verkeerden ze in een zeer slechte conditie. De Armeniërs zorgden voor voedsel en stuurden gidsen om de kruisvaarders door de bergen en valleien naar Antiochië te leiden dat een sleutelpositie innam op de weg naar het Heilige Land. Het was schrijnend voor ons volk dat het christelijke Westen zich in 1915 van ons afkeerde toen wij hun hulp broodnodig hadden in de strijd tegen de Turken.’
Cappadocië was tot de komst van de kruisvaarders het hart van het Seltsjoeken-rijk. Cappadocië, verschillende keren genoemd in de bijbel, wordt tegenwoordig geassocieerd met een andere religie: die van het massatoerisme. Bussen vol Japanners en Europeanen rijden traag door het voortdurend veranderende maanlandschap dat gevormd wordt door de bergen en valleien rond de toeristische centra Göreme en Ürgüp. De uitbarstingen van twee vulkanen, zo’n drie miljoen jaar geleden, verspreidden over dit gebeid een dikke laag as die afkoelde tot een zachte, poreuze massa die de Turken tufa noemen: een combinatie van lava, as en modder. Wind en regen sleten het broze gesteente voortdurend uit en vormden zo een spectaculair en uniek surrealistisch landschap van rechte kegels met kleuren die uitwaaieren van zachtrood tot koudgroen. De bewoners hakten in de tufa woningen, kerken, moskeeën en winkeltjes. In de grotten, onder de grond, werden om veiligheidsredenen zelfs hele dorpen gebouwd en de inwoners kwamen alleen naar buiten om de akkers te bewerken want ondanks haar naakte verschijning is Cappadocië door de mineraalrijke grond een vruchtbaar gebied. Met behulp van moderne irrigatiesystemen verbouwen de boeren tegenwoordig in de valleien citrusvruchten en in de najaarszon blinken de druiventrossen aan de struiken, gereed voor de aanmaak van Turkse wijnen.
De kruisvaarders hadden echter in het geheel niets te drinken toen zij door dit gebied trokken. In de verzengende zomerhitte van 1097 leden de duizenden mannen, vrouwen en kinderen hevige dorst. De oude Byzantijnse waterreservoirs waren na de slag bij Dorylaeum door de terugtrekkende Turken vernietigd of vergiftigd. In de wijde omtrek was geen druppel water te vinden en ook geen begroeiing, behalve wat doornstruiken waarvan men de takken kauwde om wat vocht te vinden.
‘Op zekere dag, een zaterdag, werd de schaarste aan water zo groot, dat op één dag niet minder dan 500 mensen van beider kunne de geest gaven. Paarden, ezels, kamelen, ossen en alle andere dieren stierven dezelfde pijnlijke dood. Vrouwen baarden uit hun verdorde schoot een kind en lieten die – terwijl iedereen toekeek – midden op de weg achter. De mannen liepen volledig verzwakt met hun monden open om zelfs de dunste flarden dauw in te ademen om hun dorst te lessen. Maar het mocht niet baten.’
—
Robert Mulder & Lejo Siepe – God wil het! Reizen in het spoor van de kruisvaarders
Rozenberg Publishers 2005 ISBN 978 90 5170 168 5
Comments
Leave a Reply