Over de rol van ijdelheid in de wetenschap ~ Rangschikkingen
No Comments yetDe tien hier in dit boek besproken personen worden in dit slothoofdstuk gerangschikt inzake acht onderwerpen. Te weten:
1. Zij die weigeren serieus in te gaan op kritiek over hun werk, ook al gaat het om gegronde en faire kritiek. Dat geldt voor Claude Lévi-Strauss, en wel in extreme mate. Voorts voor Dick Swaab. Verder nog voor Norbert Elias: hij verwaardigt zich niet van kritiek, hoe zinnig ook, kennis te nemen, laat staan erop te reageren, laat helemaal staan die ter harte te nemen. Dan nog Henk Buck (vóór 12 april 1990) en enigermate ook voor Jan Bakker.
2. Zij die bedrog gepleegd hebben. Ten eerste is dat Claude Lévi-Strauss, tenminste in enkele gevallen. Hierbij een voorbeeld ter toelichting. In 1962 levert de filosoof Jean-François Revel kritiek op Tristes Tropiques, zijn meest populaire boek. Lévi-Strauss ontzegt Revel het recht om te oordelen over zijn boek, want, zo redeneert hij, ik heb geleefd te midden van de indianen van het Amazone gebied en mijn boek is op dat onderzoek gebaseerd. Hoe zou een buitenstaander daar iets zinnigs over te berde kunnen brengen? Twee dingen ten antwoord. Hij moet als geen ander geweten hebben dat zijn pogingen om aldaar etnografisch onderzoek te doen grotendeels zijn mislukt. En verder dat zijn boek over veel meer zaken handelt dan alleen over dit onderwerp. Toch is er met deze reactie van Lévi-Strauss iets bijzonders aan de hand. Waarschijnlijk is dit de enige keer in zijn lange loopbaan dat hij tenminste een poging waagt om argumenten van zijn critici te weerleggen. Als volgende bedrogpleger dient hier de naam van Henk Buck genoemd te worden, al is het de vraag of dat helemaal terecht is. Sommigen betwijfelen of hij bewust bedrog gepleegd heeft, anderen menen van wel. – Dan Jan Hendrik Schön, Diederik Stapel, Mart Bax en Bernard Berenson. Er is bij hen geen twijfel mogelijk, zij hebben systematisch en geruime tijd bedrog gepleegd. Tenslotte Cyril Burt, die dat in een betrekkelijk korte periode en over één onderwerp gedaan heeft.
3. Straffen. Henk Buck is in juridische zin niet gestraft. Hij werd slechts gedwongen vrijwillig ontslag te nemen, met alle gevolgen van dien. Hij was toen pas 60 jaar oud. Jan Hendrik Schön is er betrekkelijk gunstig van af gekomen. Hij is weliswaar ontslagen bij Bell Labs, maar heeft aldra in Duitsland een nieuwe passende functie gevonden. Zijn enige straf was dat hem zijn Duitse doctorstitel ontnomen werd. – Diederik Stapel is streng gestraft. – Mart Bax was al emeritus toen zijn bedrog aan het licht kwam. Zijn straf was slechts het voor hem heel negatieve rapport dat de commissie over zijn zaak uitgebracht heeft. Overigens dient men over het effect daarvan niet te licht te denken. Het bedrog van Cyril Burt is pas ontdekt na zijn dood. Het heeft zijn nagedachtenis weinig geschaad. Nagenoeg hetzelfde geldt voor Bernard Berenson.
4. Hebben de betrokkenen hun straf aangevochten? Henk Buck heeft zich twintig jaar lang krachtig daartegen verweerd, somtijds gesteund door collegas die vonden dat hem toch enigszins onrecht was aangedaan. Pas in 2011 heeft de Nationale Ombudsman hem tenminste op één punt gelijk gegeven. Jan Hendrik Schön heeft, begrijpelijk, de ontneming van zijn doctortitel aangevochten. Dat heeft geleid tot een langdurige juridische strijd die hij uiteindelijk verloren heeft. Mart Bax was en is heel verbaasd en kwaad over het negatieve oordeel over hem van zijn onderzoekscommissie. Maar op aandringen van zijn arts en zijn advocaat heeft hij toch maar besloten de zaak verder te laten rusten. Slechts Diederik Stapel heeft gereageerd met iets als een excuus: Ik heb het rapport over mij met ontzetting en schaamte gelezen.
5. Mate van schade voor de wetenschap en/of de samenleving. Bakker: geen schade. Lévi-Strauss: ondanks alle eerbetoon dat hem ten deel is gevallen durf ik te beweren dat hij de wetenschap aanzienlijke schade berokkend heeft. Elias: beperkte schade. Hij heeft weliswaar in sommige zaken verzuimd in te gaan op kritiek, maar veel minder vaak en aangaande minder belangrijke zaken dan Lévi-Strauss. Swaab: zijn boek ’Wij zijn ons Brein’ is een verdiend succes, voor zover het zijn vakgebied betreft, maar zet zijn lezers op het verkeerde spoor waar het maatschappelijk factoren betreft. Dit dient gezien te worden als schade voor de wetenschap en eveneens als schade voor de samenleving. Buck: deze heeft, zij het kortstondig, de wetenschap schade bezorgd. Schön heeft zowel de wetenschap als de samenleving in een korte periode aanzienlijke schade toegebracht. Stapel: heeft de wetenschap en vooral ook de samenleving grote schade aangedaan. Bax: heeft de wetenschap en in mindere mate ook de samenleving geschaad. Burt: men kan er over twisten of wat hij gedaan heeft schadelijk was. Hij had het immers bij het rechte eind! Daar staat tegenover dat anderen zijn optreden misschien als een aansporing zien om het ook eens met fantasie te proberen. Tenslotte Berenson: er is geen twijfel mogelijk, van 1907 tot 1937 heeft hij op tamelijk grote schaal zowel maatschappelijk als wetenschappelijk schade aangericht.
6. Leeftijd. Elias heeft tot hij ver in de tachtig was nog tamelijk uitvoerige publicaties geschreven. Deze waren gekenmerkt door het feit dat hij opmerkelijke uitspraken deed zonder ook maar naar één bron te verwijzen. Dat heeft bij een aantal van zijn lezers tot verbazing en kritiek geleid, onder anderen van schrijver dezes. Toch is de verklaring heel eenvoudig: hij zag zo slecht dat hij nauwelijks meer kon lezen, laat staan een heel boek bestuderen. Cyril Burt heeft met gegevens over identieke tweelingen gemeend zijn standpunt over nature and nurture duidelijk te maken. Serieus onderzoek doen over dit onderwerp kost jaren. Die jaren had hij niet. Maar op grond van al zijn eerdere onderzoek was hij er volstrekt zeker van dat hij ook zonder zulk onderzoek gelijk had. Waarschijnlijk zou hij zich hevig verzet hebben tegen de uitspraak dat hij bedrog gepleegd zou hebben. – Verder moet misschien in dit verband ook Mart Bax genoemd worden. Hij is pas op 54 jarige leeftijd hoogleraar geworden, en had er kennelijk behoefte aan in de elf jaren die hem in die functie gegund waren veel opzienbarende gebeurtenissen te onthullen. – Claude Lévi-Strauss is ruim honderd jaar geworden. Gelden ook voor hem soortgelijke voorbehouden? Nauwelijks. Zijn meest ergernis wekkende gedrag betreft dat ten aanzien van Homans en Schneider, hij was pas 48 jaar toen zulks gebeurde. Op gevorderde leeftijd heeft hij nog vier dikke boeken over mythen geschreven waarop veel kritiek te geven valt. Mogelijk heeft zijn toen hoge leeftijd hem parten gespeeld.
De twee laatste onderwerpen leveren ons verreweg de meest opmerkelijke uitkomsten. Te weten:
7. Briljante auteurs. Zovelen van de tien betrokkenen kunnen of konden uitzonderlijk goed schrijven. Dat geldt in ieder geval voor Lévi-Strauss, Elias, Schön, Stapel, Bax, Burt en Berenson. Het is bijna de enige eigenschap die zij gemeen hebben. Ik neem aan dat hun ijdelheid daarmee te maken heeft of, wellicht beter gezegd, mede daarvan het gevolg is.
8. Hebzucht. Als waar dan ook ter wereld sprake is van bedrog en corruptie, is de oorzaak bijna altijd hebzucht of zoals Van Dale het noemt de sterke begeerte naar geld of goed. De wetenschap is daarvan niet verschoond gebleven, zoals Henk Tromp en ik in ons boek De Onwelkome Boodschap hebben aangetoond.[i] Dat wetende wekt het temeer verbazing dat vier van onze vijf personen die op ruime schaal bedrog hebben gepleegd, niet of nauwelijks uit waren op geldelijk voordeel. Zij waren alle vier gerespecteerde en/of populaire hoogleraren en streefden ook niet naar een hogere of andere functie. Bernard Berenson is de uitzondering. Ook hij was een gerespecteerde geleerde en staat trouwens nog steeds als zodanig te boek. Hij is uiteindelijk op grote schaal bedrog gaan plegen, met als doel veel geld te verwerven opdat hij zijn weelderige levenswijze kon voortzetten. Wat Bakker, Lévi-Strauss, Swaab, Elias en Buck betreft, hun drijfveer was zeker niet primair het verwerven van geld en goed. Het ging hun veeleer om de bevestiging en versterking van hun goede naam en faam als geleerde.
Als gezegd, de tien personen die wij onderzocht hebben vormen geen representatieve steekproef. Mijn resultaat zou dus ook aan het toeval kunnen liggen (al is dat onwaarschijnlijk) of het resultaat zijn van mijn keuzes. Inderdaad heb ik in één geval een bewuste keuze gemaakt. Die betreft Bernard Berenson. Ik heb nu juist zijn geval aan de orde doen stellen om te laten zien dat door omstandigheden iemand zowel uit ijdelheid kan handelen als ook door de sterke begeerte naar geld en goed.
Over de lengte van mijn stukken. Het zal de lezer niet ontgaan zijn dat er aanzienlijke verschillen in lengte zijn tussen de hoofdstukken. Bijvoorbeeld: 11 paginas over Lévi-Strauss, slechts drie over Jan Hendrik Schön. Dat komt, Jan Hendrik Schön heeft in vier jaar, tussen 1998 en 2002, een reeks artikelen geschreven over nanotechnologische onderwerpen, die alom bewondering gewekt hebben. Totdat werd aangetoond dat zij voornamelijk op fantasie berusten. Dan Claude Lévi-Strauss. In 1949 verschijnt zijn boek, zon 500 pagina’s omvattend, over ‘Les structures élémentaires de la parenté’. Het maakt hem op slag bekend, zo niet beroemd. En bij dat ene boek is het allerminst gebleven. Iets dergelijks valt te zeggen aangaand het lange verslag over Berenson en het korte over Burt.
Noot
[i] Köbben, A.J.F. en H. Tromp. De Onwelkome Boodschap. of hoe de vrijheid van wetenschap bedreigd wordt. Jan Mets, Amsterdam (derde herziene druk) 2003
Volgende hoofdstuk: over-de-rol-van-ijdelheid-in-de-wetenschap-bibliografie/
You May Also Like
Comments
Leave a Reply