Beleving van de werkstraf in de buurt door jeugdigen ~ Samenvatting en conclusie
Samenvatting en conclusie
Werkstraffen zijn er voor volwassenen en minderjarigen, kunnen individueel of in groepsverband worden uitgevoerd, en op uiteenlopende locaties. Dit onderzoek gaat uitsluitend over werkstraffen ‘in de buurt’ en betreft alleen strafrechtelijk minderjarigen. Centraal staat de beleving van werkstraffen bij de jongeren: Hoe wordt het uitvoeren van een werkstraf in de eigen buurt ervaren door jeugdigen? Om deze probleemstelling (die is uitgesplitst in acht onderzoeksvragen) te kunnen beantwoorden, is eerst in kaart gebracht in hoeverre en waar en hoe in Nederland werkstraffen in de buurt worden uitgevoerd. Het onderzoek bestaat uit drie onderdelen: een literatuurstudie, een inventarisatie van werkstraffen bij de Raad van de Kinderbescherming en een etnografisch veldonderzoek.
Theoretisch kader
In hoofdstuk 2 zijn enkele voor dit onderzoek relevante criminologische theorieën besproken. In het bijzonder is ingegaan op naming & shaming en de rol van emoties bij strafbeleving. De kern van reintegrative shaming is dat afkeuring van een gepleegd feit aan de dader kenbaar wordt gemaakt (naming) en de dader ter verantwoording wordt geroepen (shaming) door mensen met wie hij een affectieve band heeft, zonder daarbij onrespectvol met de dader om te gaan. Hier tegenover staat stigmatisering, waarbij iemand een negatief etiket krijgt opgeplakt voor zijn daden; dit draagt bij aan disintegrative shaming. Uit eerder Nederlands onderzoek blijkt dat taakgestraften sterk kunnen verschillen in de mate waarin en de wijze waarop zij de werkzaamheden als een straf beleven. Dit lijkt samen te hangen met het al dan niet hebben van schaamte- en schuldgevoelens, alsmede met de (door hen verwachte) reacties vanuit hun omgeving. Schaamte is een negatief gevoel tegenover anderen, dat voortvloeit uit het niet voldoen aan hun verwachtingen en idealen. Schuldgevoel heeft meer te maken met de persoon in kwestie, met het overschrijden van geïnternaliseerde normen en waarden.
Inventarisatie
Door middel van interviews met taakstrafcoördinatoren is een landelijk beeld verkregen van werkstraffen in de buurt. In de praktijk wordt onder ‘in de buurt’ verstaan: de woonwijk of de ‘directe leefomgeving’ van een jongere. Soms wordt op het platteland een dorp gezien als de woonbuurt (qua bevolkingsomvang vergelijkbaar met een kleine woonwijk in de stad). In bijna alle 22 vestigingen (verdeeld over 13 regio’s) van de Raad voor de Kinderbescherming komt het voor dat jongeren de werkstraf in de woonbuurt uitvoeren, maar dit gebeurt over het algemeen toevallig, incidenteel of uit praktische overwegingen. Tien vestigingen hebben samen twaalf projecten die gericht zijn op de woonbuurt of die te maken hebben met herkenbaarheid (d.w.z. dat de jongeren door hun werkzaamheden en/of werkkleding herkenbaar zijn voor bewoners). In acht van deze vestigingen zijn werkstraffen die specifiek, dat wil zeggen doelbewust en niet (alleen) uit praktische overwegingen, in de woonbuurt van jongeren plaatsvinden. Vier projecten betreffen individuele plaatsingen. Groepswerkprojecten hebben inhoudelijk vaak niet de voorkeur van de coördinatoren. Dat ze toch worden opgezet, is vaak vanwege een grote instroom of om jongeren te kunnen plaatsen die vanwege bijvoorbeeld gedragsproblemen meer begeleiding nodig hebben dan bij individuele plaatsing in de buurt geboden kan worden. Read more
Beleving van de werkstraf in de buurt door jeugdigen ~ Bijlage Topiclijsten en observaties & Literatuur
Bijlage Topiclijsten en observaties & Literatuur
Inventarisatie werkstraffen in de buurt
1. Worden er in uw regio werkstraffen in de buurt (woon- of pleegbuurt) gegeven? (Wat verstaat u daarbij onder buurt? – dit kan van regio tot regio verschillen)
2. Zijn dit specifieke projecten die zich richten op de buurt?
3. Hoe worden jongeren voor een werkstraf in de buurt geselecteerd?
4. Hoeveel jongeren voeren jaarlijks een werkstraf in de buurt uit? Zijn er cijfers voorhanden? (jaarrapportages/databestanden/scripties)
5. Hoe is de verhouding tussen werkstraffen in de woonbuurt en in de pleegbuurt?
6. En hoe is de verhouding groep/ individueel?
7. Welke werkzaamheden voeren de jongeren uit?
8. Welke begeleiding is er op locatie? (voor, tijdens en na de straf)
9. Hoeveel contact/ begeleiding is er met/ vanuit de taakstrafcoördinator?
10. Worden buurtbewoners op de hoogte gesteld? (Waarom wel/niet? Vaste procedures? Welke ervaringen hiermee?)
11. Zijn de jongeren herkenbaar als werkgestraften? (Hoe? Welke overwegingen spelen hierbij een rol? Welke ervaringen hiermee?)
12.
a. Welke reacties krijgen jongeren van de buurt?
(1 2 3 4 5 (heel negatief – heel positief)
b. Is er interactie met de buurt 1 2 3 4 5
(geen interactie – veel interactie)
c. Kunt u een concreet voorbeeld noemen?
13. Weet u of er in andere regio’s werkstraffen in de woon- of pleegbuurt gegeven worden?
14. Zou u eventueel willen meewerken aan een persoonlijk (verdiepend) interview en/of aan het veldonderzoek? Read more