Rozen verwelken: Drs. P en het poesiealbum
No Comments yetIn zijn artikel Gesunkenes Kulturgut, gepubliceerd in 1985 in de bundel Het verleden, doet Drs. P (pseudoniem van Heinz Polzer (1919-2015) een opmerkelijke bekentenis.
Het Boekenweekgeschenk 1972 gaat over poesieversjes en poesiealbums en bevat, naast voorbeelden van traditionele versjes en voor de gelegenheid geschreven poesieverzen door eigentijdse dichters als Hans Andreus, Rutger Kopland, Judith Herzberg, C. Buddingh’ en Kees Stip, een inleiding van Drs. P.
In deze inleiding, die overigens “een wijsgerige verhandeling” wil heten, geeft de Doctorandus onomwonden toe, dat hij voor de ontwikkeling van de poesiealbumtraditie eigenhandig een verklaring had bedacht. Woordelijk schrijft hij: “Ik greep een ontstaansgeschiedenis uit de lucht”.
Die komt neer op een verhaal over Mathilde en Ernestine, twee vriendinnen in een vorige eeuw, die toevalligerwijs beiden de tijdspassering hadden opgevat gedichten van hun voorkeur – de wijsgeer noemt hier Lamartine en Schiller – over te schrijven “in een dik, gloednieuw schoolschrift waarop ze zo sierlijk mogelijk het woord Poésie (hadden) getekend”.
De boezemvriendinnen staan elkaar toe in elkaars schrift te schrijven en als zich een derde poëziepuber bij hen voegt, die naast gedichten ook plaatjes introduceert, is de kiem voor de latere rage gelegd.
En de Doctorandus, hij fantaseerde voort:
“Esmeralda was lang niet zo exclusief als Ernestine of Mathilde. Ze sjouwde met haar Poésieboek de hele klas af, behalve Adelheid en Suzanne, want die kon ze niet uitstaan. De ene bladzijde na de andere werd beschreven, en al kwam er een paar keer hetzelfde vers in de verzameling terecht, ze zag de snelle groei tevreden aan – en een spelfout hier of daar deerde haar niet. Of ontging haar.”
Kortom, het was als verklaring voor het ontstaan van die rage geheel fictief. Hij werd dan ook al snel tot de orde geroepen, i.c. door Jo Daan (1910-2006). Zij was tientallen jaren wetenschappelijk medewerkster van het P.J. Meertens-Instituut, een onderzoeksinstituut naar Nederlandse taal en cultuur en beter bekend als Het Bureau in de boeken van J.J. Voskuil. Lezers van de gebeurtenissen op Het Bureau kunnen haar herkennen in de figuur van Dé Haan, een groep lezers waar ze overigens zelf niet toe behoort: haar relatie met Voskuil was niet bepaald warm, getuige ook deze uitspraak in een interview: “Ik lees geen boeken van mensen waaraan ik een hekel heb.”
Aangemoedigd door “een vriendelijk vermanende brief van Jo Daan” wijdt Polzer zich in Gesunkenes Kulturgut aan een serieuzere geschiedschrijving van het poesiealbum, te beginnen met het album amicorum.
“Einde 15 de eeuw kwamen deze documenten in omloop, vooral in Duitsland. In zo’n boek verzamelde de eigenaar bijdragen van vrienden, als aandenken. Aanvankelijk waren deze fantasieloos, om niet te zeggen ambtelijk: familiewapen en devies, daar kwam het gewoonlijk op neer. (..)
In Nederland drong het album amicorum ook door, waar het nog weer later de naam vriendenrol kreeg.
Gaandeweg werden de albums wat persoonlijker. Sommigen voegden inscripties aan hun wapenen toe, anderen brachten eigen illustraties aan. Deze verrijking kwam in de 16 de en 17 de eeuw pas goed op gang. (..)
Dit is één beslissende factor voor de overgang van liber amicorum naar poesieboek. Wel handhaafde zich de vriendenrol tot laat in de vorige eeuw, maar tegen die tijd waren ‘vriendinnenrollen’ al in overweldigende meerderheid. (..)
De andere fundamentele wending betrof de inhoud. Tijdens de eerst helft van de 19 de eeuw werd die namelijk zeer smachtend. Waren voordien de teksten vooral decoratief, de Romantiek maakte innige gevoelens los. Hartstochtelijke vriendschap, eeuwige trouw, lyrische ingevingen waren niet van de lucht. Begrijpelijk dat die sentimentaliteit door meisjes gretig werd overgenomen. (..) Het zonk maatschappelijk, het werd tevens kinderlijk. (..)
Poesieboeken (die wat mij betreft ook nog wel poëziealbums mogen heten) appelleren niet alleen aan primitieve smaak, maar ook aan de hang naar traditie die ‘nostalgie’ genoemd wordt (..)
De sfeer van het verleden – de legendarische tijd van vóór de televisie, ja en nog verder terug – blijft bekoren, zeker als die wordt belichaamd door mooi gedrukte roosjes, vergeet-mij-nietjes, duifjes, kleuters, poesjes, enveloppen met lakstempel, harten, engeltjes, bloemenmandjes… en door versjes die cadans en rijm hadden, of minstens nastreefden, en herkenbare, overzichtelijke gevoelens uitdrukten.”
Eén element mag tot op de dag van vandaag niet ontbreken:
“Poesieboeken zijn kitsch, en behoren dat te zijn. Het is als met levensliederen: stereotiep en zelfbestendigend materiaal is bestand tegen alle vernieuwing, alle spot, alle esthetische voorlichting. Goede kitsch kan niet kapot.”
Een onuitroeibaar voorbeeld daarvan is de klassieker
Rozen verwelken,
Schepen vergaan,
Maar onze liefde
Blijft altijd bestaan
of een variant daarop.
In zijn inleiding noemt Drs. P dit genre “albumpoëzie (een aparte tak van letterkunde)”, zonder verdere toelichting of historische achtergrond. Ook in zijn theoretische werken – Plezierdichten (1979), Handboek voor plezierdichters (1983), Het rijmschap compleet (1984) – komt de term albumpoëzie nergens voor.
Maar Drs. P zou Drs. P niet zijn, als hij in zijn wijsgerige verhandeling niet ook wat tips en vormvoorschriften voor het poesievers zou vervlechten:
“Wat het onderwerp aangaat kunt u kiezen uit:
vermaning (leef gelukkig en tevreden)
plantkunde (ik ken een bloempje klein en wit)
reportage (ge wilt mijn handschrift en mijn naam)
vooruitzicht (als ge eens als Grootmama)
fantasie (eer zal de kat de klok opwinden)”.
Voor de lay-out heeft hij ongebruikelijk veel oog, zeker voor de hoekjes van een bladzij:
“De linkerpagina reserveert u in principe voor plakplaatjes (of eigen werk), maar u mag de beschreven rechterbladzij ook wel versieren; vooral als uw gedicht kort en/of vervelend is.
Houd vooral rekening met het hoekwerk. Een viooltje of duif met brief mist zijn uitwerking nooit, maar er bestaan ook alleraardigste hoekteksten. Bijvoorbeeld:
Hond poes kat
Josephientje is een schat
of
Rit rat roe
Gehoorzaam aan je moe
U schrijft zulke teksten scheef, dat is duidelijk.”
Gesunkenes Kulturgut verscheen in Het verleden (Amsterdam, 1985), een van de vier boekjes met bijdragen aan het NOS-radioprogramma Wat een taal, maar is in dat programma nooit te horen geweest. Heinz Polzer heeft het op verzoek van de redactie geschreven.
Behalve het historisch overzicht geeft hij hierin ook, en met voor zijn doen opmerkelijke rekkelijkheid, plezierdichtadviezen:
“Poesieversjes hebben een sober rijmschema.(..) Enige smaakvolle slordigheid in het metrum kan geen kwaad, en zelfs mag het rijm hier en daar tekortschieten (naam op gedaan, lief op blieft); deze foutjes kenmerken alleen maar de authenticiteit”
Of, erger nog, een verschrijving.
“Wat deed men in zo’n geval? Doorstrepen? Dat nooit; daarmee zou het album verknoeid zijn. Neen, er kwamen haakjes om het misbaksel, en daarachter de correctie.”
Tot besluit brengt P gewoontegetrouw zijn eigen adviezen in de praktijk:
Als u in zo’n album schrijft
Zorg dan dat het gangbaar blijft
Niet diepzinnig, niet apart
Maar verheugend voor het
(spijsverteringskanaal) hart
—
Robert-Henk Zuidinga (1949) studeerde Nederlandse en Engelse Moderne Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Hij schrijft over literatuur, taal- en bij uitzondering – over film.
De drie delen Dit staat er bevatten de, volgens zijn eigen omschrijving, journalistieke nalatenschap van Zuidinga. De boeken zijn in eigen beheer uitgegeven. Belangstelling? Stuur een berichtje naar: info@rozenbergquarterly.com– wij sturen uw bericht door naar de auteur.
Dit staat er 1. Columns over taal en literatuur. Haarlem 2016. ISBN 9789492563040
Dit staat er II, Artikelen en interviews over literatuur. Haarlem 2017. ISBN 9789492563248
Dit staat er III. Bijnamen en Nederlied. Buitenlied en film, Haarlem 2019. ISBN 97894925636637
Comments
Leave a Reply