Jack Kerouac in Parijs
No Comments yetDit soort ansichtkaarten kun je overal in Parijs kopen. Een foto van een bekende schrijver, pop- of filmster met een foto van het adres waar hij of zij in Parijs gewoond heeft: het adres waar Jim Morrison woonde en stierf (27 Rue de Beautreillis), het hotel waar Walter Benjamin vaak verbleef (Hôtel Floridor) of waar Ernest Hemingway een kamer bewoonde (74 Rue du Cardinal).
De kaart met het portret van Jack Kerouac, gevoegd bij het adres 9 Rue Git-le-Coeur moet echter gekwalificeerd worden als een lichte vorm van op toeristen gerichte geschiedvervalsing. Tegelijk wordt er ook nog eens een hardnekkige mythe mee in stand gehouden. Namelijk het verhaal dat Jack Kerouac in de jaren vijftig en zestig enige tijd in het obscure hotel op dat adres gewoond zou hebben.
Beat Hotel
De Rue Git-le-Coeur is een onooglijk straatje ten westen van de Place St. Michel, tussen de Quai des Grands Augustins en de Rue St. André des Arts. In de jaren vijftig en zestig verbleven enkele leden van de groep schrijvers en dichters die als de Beat Generation werd aangeduid, voor korte of langere tijd in een hotelletje in dit straatje. Het naamloze hotel kreeg daardoor later de bijnaam The Beat Hotel. William Burroughs was de meest frequente bewoner van het hotel. Allen Ginsberg, Gregory Corso en Peter Orlovsky kwamen op bezoek, bleven een paar dagen of woonden er langere tijd.
Dat deze schrijvers in Parijs neerstreken was niet zo vreemd. De stad kende een bloeiend cultureel leven, nieuwe kunststromingen bleken er levensvatbaar.
De vrije moraal ten opzichte van seksualiteit, de onbeperkte uitgaansmogelijkheden en de verscheidenheid aan muziekaanbod, boekhandels, theater, fotografie en film, maakten de stad tot een uiterst aantrekkelijke verblijfplaats. Het was mogelijk om er een prettig, onbekommerd leven te kunnen leiden, zelfs met weinig geld tot je beschikking. Al in de jaren twintig was de stad een gewilde verblijfplaats voor beginnende schrijvers als James Joyce, Ernest Hemingway en Ford Madox Ford. Zeker voor niet-Europese schrijvers en journalisten betekende verblijf in de stad ook vaak een ontsnapping uit een bekrompen opvoeding, een conservatief milieu of een kleinburgerlijke werkomgeving.
Schrijvers en dichters
In de jaren vijftig werd Parijs opnieuw de stad ‘waar het gebeurde’. Europa herstelde zich van de Tweede Wereldoorlog, en Parijs was de stad waar de voorhoede van een nieuwe toekomst zich leek te kunnen manifesteren. Nieuwe stromingen in kunst, cultuur en filosofie kondigden zich aan. Hoogwaardige journalistiek – de International Herald Tribune vindt zijn oorsprong in Parijs – en literaire tijdschriften als The Paris Review en Les Temps Modernes (onder redactie van Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir) bepaalden mede het sociaal-culturele klimaat. In diezelfde periode spetterde in de café’s in St. Germain de bebopjazz en verlegde de Nouvelle Vague in de bioscopen de grenzen van de filmwereld.
Dit alles maakte Parijs tot een aantrekkelijke stad voor schrijvers, dichters en kunstenaars. Ook voor diegenen die in hun metier nog geen voet aan de grond hadden gekregen. Beginnend dichter Gregory Corso nam als eerste van de groep Beat-auteurs zijn intrede in het hotel. Allen Ginsberg, William Burroughs en Peter Orlovsky volgden. Tussen 1957 en 1963 verbleven ze er meerdere malen een paar weken, soms enkele maanden. Voor Burroughs, die dankzij een familietoelage iets ruimer in zijn financiën zat dan de anderen, was Parijs ook een aantrekkelijke tussenstop op weg naar Marokko, waar hij vaak langere tijd verbleef.
Burroughs en de anderen waren notoire gebruikers van geestverruimende middelen. In Parijs was het niet moeilijk om aan drugs te komen. Ook dat maakte de stad aantrekkelijk. Amerikaanse jazzmusici als Chet Baker, Bud Powell en Miles Davis verbleven om die reden in dezelfde tijd graag in Parijs.
Inspiratie
In 1933 was het echtpaar Rachou in een oud pand in de Rue Git-le-Coeur een goedkoop hotel begonnen. Na de dood van haar man in 1957 dreef Madame Rachou de zaak in haar eentje. Comfort was er nauwelijks in het hotel, al zorgde Madame Rachou wel dagelijks voor een goedkope maaltijd. Er was een gemeenschappelijke badkamer en iedere verdieping had een WC. Maar de kamers waren koud en donker. Gregory Corso had op zijn zolderkamer een kookstelletje waarop hij een maaltijd kon bereiden.
Burroughs verbleef meestal op zijn hotelkamer en kwam alleen de deur uit voor frequente bezoeken aan zijn psychoanalyticus. De anderen zwierven overdag over de kades langs de Seine of filosofeerden middagen lang in het Jardin du Luxembourg.
Blijkbaar leverde de stad het groepje schrijvers veel inspiratie op. In het hotel schreef Allen Ginsberg enkele van zijn bekendste gedichten zoals To Aunt Rose en At Appollinaire’s Grave en een lang stuk van Kaddish, zijn beroemde gedicht voor zijn moeder. Gregory Corso schreef er zijn bekendste gedicht Bomb en Burroughs voltooide er zijn Naked Lunch.
Heimwee
Jack Kerouac werd na de publicatie van On the Road de belangrijkste exponent van de Beat Generation. Zijn royalty’s stelden hem in staat soms geld te lenen aan de in Parijs verblijvende vrienden, en om reizen te maken naar Mexico en Marokko. In tegenstelling tot wat sommige auteurs in publicaties over de Beat Generation beweren, verbleef hij nooit in het hotel in de Rue Git-le-Coeur.
De Engelse auteur Barry Miles schreef een boek over de connectie van de Beat-schrijvers met het hotel in Parijs: The Beat Hotel, Ginsberg, Burroughs & Corso in Paris 1957-1963. Volgens Miles kwam Kerouac bij een bezoek aan Parijs één keer kijken in het hotel toen Ginsberg en Corso er verbleven. Maar hij vond het er smerig, de WC’s stonden hem niet aan en hij had heimwee naar zijn moeder. Reden voor Kerouac om Parijs weer snel te verlaten, aldus Miles.
In de belangrijkste Kerouac biografie, Kerouac, A Biogaphy van Ann Charters komt dit moment echter niet voor. Volgens Charters, een autoriteit op het gebied van de Beat Generation, bezocht Kerouac Parijs slechts eenmaal, in juni 1965. Geen enkele Beat-auteur verbleef toen nog in de Rue Git-le-Coeur.
Voorouders
Kerouac wilde in Parijs onderzoek doen naar zijn uit Frankrijk afkomstige voorouders. Zijn bezoek werd een aaneenschakeling van teleurstellingen. De eerste nacht spendeert hij 120 dollar bij een bezoek aan een prostituee, de tweede nacht snijdt hij zich per ongeluk aan zijn eigen opengeklapte zakmes, wanneer hij denkt dat enkele ongure types hem achtervolgen. Wanneer hij dronken en bloedend in zijn hotel terugkeert vraagt de eigenaresse hem of hij van plan is snel te vertrekken.
De volgende dag bezoekt hij zijn Franse uitgever Gallimard, maar wordt niet toegelaten omdat de baliemedewerkster bang voor hem is. In de Bibliothèque Nationale krijgt hij te horen dat het archief wat hij wil inzien door de nazi’s is vernietigd.
Hij koopt een vliegticket naar Brest om daar verder onderzoek te kunnen doen, maar mist de vlucht omdat hij in de toiletten de omgeroepen nieuwe vertrektijd niet hoort. Na een urenlange treinreis naar Brest, blijkt dat zijn bagage daar onbereikbaar op het vliegveld staat. Kerouac laat zijn onderzoek maar schieten en keert terug naar Parijs. Daar neemt hij de eerste de beste vlucht naar Florida. Zijn belevenissen leveren in ieder geval nog zijn uiterst vermakelijke reisverslag Satori in Paris op.
Mythe
Madame Rachou leeft al jaren niet meer. Inmiddels is het Beat Hotel ingrijpend verbouwd, alleen de oorspronkelijke façade is blijven staan. Nu is er het luxe Relais-Hôtel du Vieux Paris gevestigd. Enkele jaren geleden liep ik er eens binnen. Van de gastvrije baliemedewerkster mocht ik even in de foyer rondkijken. Aan de muren hingen foto’s van William Burroughs, Allen Ginsberg en Gregory Corso, en ook van Jack Kerouac.
Zo hou je dus een mythe in stand.
Literatuur
Ann Charters, Kerouac, A Biogaphy, San Francisco 1973
Barry Miles, The Beat Hotel, Ginsberg, Burroughs & Corso in Paris 1957-1963,New York 2001
Jack Kerouac, Satori in Paris, New York 1966
Comments
Leave a Reply