Lital Levy ~ Historicizing The Concept Of Arab Jews In The Mashriq
Jewish Quarterly Review, 2008. As is well known, the long arm of the Arab-Israeli conflict reached far beyond the geographical borders of Palestine. Prior to the creation of the State of Israel in 1948, somewhere between 700,000 and 850,000 Jews lived in inveterate communities spread throughout the Middle East and North Africa. By the end of the century, all the historic Jewish communities of the region (with the partial exceptions of Morocco and Iran) were to meet a single fate—dislocation and dispersal—effectively vanishing with nary a trace left in their countries of origin. These were indigenous communities (in some cases, present in area for millennia) whose unique, syncretic cultures have since been completely expunged as a result of emigration—whether to Israel, where they were subjected to a systematic program of deracination and resocialization, or to the West, where in most places “Jewish” was more or less synonymous with “Ashkenazi” and the concept of Jews from the Arab world was (and remains) little known or understood. The disappearance of the Jewish dialects of spoken Arabic, of written Judeo-Arabic, and, more recently, of the last generation of Jewish writers of literary Arabic, all silently sound the death knell of a certain world—that which S. D. Goitein dubbed the “Jewish-Arab symbiosis,” and that which Ammiel Alcalay sought to recapture in his groundbreaking book After Jews and Arabs.
This essay is concerned not only with this displaced population and its lost history but principally with the evocation of both subjects through a concept gaining increasing acceptance and purchase in academic discourse, namely, the “Arab Jew.” Numerically, the total population of Middle Eastern and North African Jews prior to 1948 hovers under the million mark, and this is perhaps one of the reasons its historic experience has been so eclipsed by the cataclysmic events that befell European Jewry in the twentieth century. Yet due to its historic location betwixt and between things “Jewish” and things “Arab,” this population’s symbolic importance belies its small numbers. Whichever way you look at it, the not-so-simple fact of Jews who are Arab or Arabs who are Jewish raises all sorts of problems and possibilities ripe for exploration, interpretation, and manipulation—and people are beginning to notice. Paradoxically, even as so much of Arab Jewish language, culture, and historic memory slips away like gossamer threads carried off on the wind of a quickly receding past, the reappropriation—some might even say the commodification—of the “Arab Jew” (now as a largely symbolic figure) accelerates in kind. The renewed interest in the figure of the Arab Jew and in the lost Arab Jewish past is perhaps best evidenced by the multilingual swell of documentary films, memoirs, novels, and even cookbooks-cum-community histories (which I call “culinary nostalgia”) produced by Arab Jews and their descendants (primarily from Iraq and Egypt) in recent years. At the same time, as Emily Gottreich points out in her essay, the political capital of the Arab Jew has not gone unrecognized by activists from either right or left.
Go to: https://muse.jhu.edu/article/252139
Een baanbrekend tijdschrift
In de jaren zestig lieten veel grafische vormgevers van boekomslagen, tijdschriften en platenhoezen de traditionele vormgeving los. Een golf van creatief grafisch vormgeven overspoelde de wereld van de gedrukte media. Uitgeverijen kwamen met gedurfde boekomslagen, artiesten gingen zich bemoeien met de vormgeving van hun platenhoezen en jonge ontwerpers zorgden voor revolutionaire vernieuwingen in de vormgeving van tijdschriften en reclames. Het Engelse tijschrift Anarchy (1961-1970) legde met haar baanbrekende en vooruitstrevende omslagen de basis voor de vormgeving van toonaangevende tijdschriften in de jeugd-, jongeren- en undergroundcultuur van de jaren zestig en zeventig.
Underground
Achteraf is voor Groot-Brittannië het startpunt van daadwerkelijk creatief grafisch ontwerpen makkelijk aan te wijzen: 1962. Uitgeverij Penguin Books liet haar traditionele vormgeving van pocketboekomslagen achter zich en ging experimenteren met gedurfde omslagen met tekeningen en foto’s. Tegelijkertijd startte de Engelse krant The Sunday Times met haar wekelijkse bijlage in kleur, een magazine geheel gewijd aan één thema, met omslagen, vormgeving en inhoud geheel afwijkend van alle krantenbijlagen die eerder waren verschenen.
In dezelfde periode bedongen en kregen artiesten in de muziekindustrie meer invloed op de vormgeving van de hoezen van hun platen. Voor de hoes van With The Beatles (1963) bijvoorbeeld, koos de band zelf de fotograaf. De vormgeving van platenhoezen werd vanaf dat moment ondergraven door creatieve geesten die zich niet langer aan de leiband van de platenbazen wensten te onderwerpen.
Het leek alsof in die tijd een creatieve vormgevingswolk neerdaalde op het Verenigd Koninkrijk. Het tijdschrift Anarchy maakte hier deel van uit. Underground- en jongerentijdschriften als OZ (1967-1973) en IT (International Times, 1966-1972), maar ook het Nederlandse Hitweek (1965-1969) en Aloha (1969-1974), beide onder de bezielende leiding van Willem de Ridder, zijn zonder meer schatplichtig aan Anarchy, al heeft De Ridder het Engelse tijdschrift misschien nooit onder ogen gehad. De vernieuwende tijdgeest en de revolutionaire sfeer in de jaren zestig bood, vooral in de jongerenbeweging, creatieve geesten de mogelijkheid in de praktijk te experimenteren met eigen, verfrissende ideeën in opmaak, illustraties en vormgeving.
Ofer Nordheimer Nur ~ Out Of Egypt
Tablet. April 33, 2020. Earlier this year, more than 180 Jews gathered in the port city of Alexandria on Egypt’s Mediterranean coast to celebrate the reopening of the Eliyahu Hanavi Synagogue. This festive gathering for prayer, singing, and dancing was the largest Jewish event in Egypt since the demise of the community, most of whose members were pressured to leave in the 1950s. The opening of the synagogue, as well as an official ongoing authorization for an Israeli scholar to conduct research in Jewish sites of worship across Egypt, may signal no less than a new chapter in the history of the Jews in Egypt.
The event took place in February under heavy security. The delegation was made up of Jews who were born in Egypt, accompanied by family, now living in Europe, Israel, the United States, and elsewhere. Two rabbis conducted the service, Rabbi Andrew Baker and the son of the last rabbi of the community of Alexandria, Rabbi Yosef Nefussi. The service was attended by the U.S. ambassador to Egypt, Jonathan Cohen, and also by former Israeli Ambassador David Govrin. During the service, 12 of the synagogue’s Torah scrolls were taken out and paraded, representing the 12 tribes of Israel.
Read more: https://www.tabletmag.com/sections/community/articles/out-of-egypt-nur
Stevo Akkerman ~ Wat is dan goed? Prangende vragen over goed en kwaad, en alles daartussenin
Stevo Akkerman interviewde twaalf schrijvers, filosofen, theologen en psychologen over de vraag wat ‘het goede’ is. Hoe kunnen we het verschil tussen goed en kwaad herkennen, nu kerken en instituten terrein hebben verloren en we geen maatstaf hebben die buiten onszelf ligt? Het is een persoonlijke zoektocht naar vooruitgang in morele zin en of de mens verlost kan worden van schaamte. Zijn zoektocht eindigt met de vraag aan Rowan Williams, voormalig aartsbisschop van Canterbury (2002-2012): staan we nog steeds zoals Adam en Eva in schaamte staan tegenover God? Kunnen we daarvan verlost worden? Voor Williams ligt verlossing in bevrijding van schaamte. Niet van schuld, maar van schaamte.
‘Schaamte heeft veel te maken met gebrek aan vertrouwen dat ik gezien of vergeven zal worden. Maar het goede is hoopvol leven met imperfectie.’
De eerste geïnterviewde in Wat is dan goed? Prangende vragen over goed en kwaad, en alles daartussenin is Arnold Grunberg, die geen absolute tegenstelling tussen goed en kwaad ziet: ‘Het kwaad zit in het goede, het begint al als jij denkt te weten wat het goede is. Voor mij is een grote bron van het kwaad het verlangen naar zuiverheid. De zekerheid is het kwaad’. Het is goed een zekere mate van onvolmaaktheid te accepteren en je niet op het standpunt van de goden te stellen. De kunst kan een rol spelen door te laten zien dat onzekerheid niet alleen een bron van lijden is, aldus Grunberg.
De schrijfster Marilynne Robinson constateert dat het kwaad meer intrigeert dan het goede, als je kijkt naar film en literatuur. Het kwaad betekent echter een onderwaardering van de mens. Calvijn en Jonathan Edwards gingen ervanuit dat de mens een prachtig schepsel is, als je deze dimensie negeert, dan open je de weg naar het kwade. Een werkelijke samenleving, en ook de democratie, is gebaseerd op de waarde van elk mens, aldus Robinson. Dat roept het woord ‘ziel’ op, ‘de kostbare kwetsbaarheid van het menselijke zelf’. Het goede is nooit een statische toestand, zodra mensen zeker weten dat ze goed zitten, zitten ze in moeilijkheden.
Read more
Ella Shohat ~ Remainders Revisited: An Exilic Journey from Hakham Sasson Khdhuri To Joseph Sassoon Semah
SPUI25 – Amsterdam – December 2, 2019
Keynote Lecture Professor Ella Shohat (New York University):
‘Remainders Revisited: An Exilic Journey from Hakham Sassoon Khdhuri to Joseph Sasson Semah’. She reflected on the significance of a place in the narration of the displaced Jewish-Iraqi community in the wake of overpowering political forces that, in one form or another, generated a historical vortex that rendered impossible a millennial existence in Mesopotamia.The enormous task of shepherding a Jewish community massively impacted by internal and external political pressures after the fall of the Ottoman empire and the establishment of the state of Iraq fell largely on the shoulders of the Hakham Bashi (the Chief Rabbi and also the President of the Iraqi Jewish Community), Sasson Khdhuri, the grandfather of artist Joseph Sassoon Semah. Although the majority of Iraqi Jews were dislocated in the wake of the partition of Palestine and the establishment of the state of Israel, the Hakham stayed to safeguard those who remained in Iraq, living through wars, revolutions, and a dictatorial regime that rendered hellish the situation of all Iraqis, but especially of Jews, existing as they did under the unrelenting suspicion of disloyalty. At the same time, some of the Hakham’s children moved to Israel where the Iraqi-Jews, along with Sephardi/Middle Eastern Jews more generally, experienced exclusion, rejection, and otherization as Arabs/ Orientals.
Against this backdrop, one can appreciate the self-exiling of some Mizrahim, including that of the grandson of the Hakham Bashi, artist Joseph Sassoon Semah, who left Israel in 1974 and has been living in Amsterdam since 1981. Tracing the familial passage from the Hakham’s decision to remain in Iraq to his grandson’s decision to depart from Israel encapsulates the fraught trajectory of a shattered community. These simultaneously in-place and out-of-place figures allegorize the unsettled story of Jewish-Iraq. In her keynote lecture Professor Shohat explored some of the motifs in the work of Joseph Sassoon Semah to illuminate the twinned loci of “Zion” and “Babylon” in the present-day formation of contradictory affiliations and paradoxical notions of “exile” and “diaspora.” The emphasis on a “Third Galut” in particular will serve to unfold a tale of a Jewish rupture from an accustomed Arab cultural geography, as re-membered by the descendants of those forced to abandon the land between two rivers, resulting in a lingering feeling of at once homelessness and at-home-ness.
EE-DE-LEE-YAH! Jazz en de Beat Generation
Zelfs voor wie niet van jazz houdt, moet het jazzconcert dat Jack Kerouac beschrijft in On the Road, op z’n minst aanstekelijk werken. Kerouac schetst op enthousiaste wijze de sfeer en muziek in een kleine jazzclub in San Francisco. Naar binnen gelokt door de klanken van een wilde tenorsax, beleven Sal Paradise (Kerouac), Dean Moriarty (Neal Cassady) en hun vriendinnen een gloedvolle avond, zwetend en drinkend, maar vooral genietend van de overrompelende wilde jazz die op het podium wordt gespeeld. Kerouac maakt de hitte en sfeer in de drukke club voelbaar voor de lezer, je hoort de drummer zijn drums ranselen, de saxofonist zijn uithalen maken en je ziet het zwetende publiek in trance mee swingen.
‘The behatted tenorman was blowing at the peak of a wonderfully satisfactory free idea, a rising and falling riff that went from “EE-yah!” to a crazier “EE-de-lee-yah!” and blasted along to the rolling crash of butt-scarred drums hammered by a big brutal Negro with a bullneck who didn’t give a damn about anything but punishing his busted tubs, crash, rattle-ti-boom, crash. Uproars of music and the tenorman had it and everybody knew he had it.’
Nieuwe levenstijl
Het concert in On the Road moet in 1948 hebben plaatsgevonden. Samen met de immer zwervende winkeldief en notoire drugs- en drankgebruiker Neal Cassady reisde Kerouac dwars door de Verenigde Staten, in gestolen of geleende auto’s, weg van de benauwende omgeving van highschool, familie en werk. Ontsnappen aan de traditionele Amerikaanse levenswijze was de optie, door de weidse vlakten van de Verenigde Staten te doorkruisen, nieuwe steden te verkennen, of door onder te gaan in swingende met alcohol doordrenkte feesten of helemaal op te gaan in muziek, gespeeld in obscure kroegen in de achterbuurten van San Francisco of welke stad dan ook. In gedachten en in dromen, maar ook in werkelijkheid beleven ze een nieuwe levensstijl, sterk beïnvloed door drugs, alcohol en muziek. Op de achtergrond heerst er het verlangen naar een toestand van gelukzaligheid, een vervolmaking van de geest, zo maakt Kerouac duidelijk. Door te reizen, drinken, vrijen en filosoferen, proberen ze die gedroomde werkelijkheid te ontdekken.
Dichters en schrijvers
On the Road (1957) is een verslag van die reis maar ook een dagboekversie van het streven naar dat verlangen. Het is Jack Kerouacs bekendste boek, ooit bestempeld als ‘de bijbel van de Beatniks’; en het boek dat leven en werk symboliseert van de dichters en schrijvers die zich de Beat Generation noemden.
On the Road was in de jaren vijftig en zestig vooral een inspiratiebron voor hen die zich niet wilden conformeren aan de heersende sociale en culturele normen en waarden in de samenleving, maar die hun eigen weg wilden gaan, los van gewoontes en tradities in de (Amerikaanse) samenleving. Het is een zoektocht naar een niet-voorgeprogrammeerde toekomst gekoppeld aan de wens zich niet in te willen voegen in de naoorlogse moraal en levensstijl. Die vrijheidsdrang wordt gesymboliseerd door een nogal nonchalante levenswijze, je reist waarheen je wil, je slaapt en vrijt met wie wil en je ziet wel hoe je je kostje bij elkaar scharrelt. Alleen vandaag telt en morgen zien we wel weer verder.
Ontsnappen
Niet alleen On the Road, maar meer nog The Dharma Bums en Desolation Angels van Kerouac geven uitdrukking aan het zoeken naar andere waarden dan de naoorlogse materiële standaard. We zouden dat nu spirituele waarden noemen, maar dan zonder het geloof in een godheid of in diens opgetekende wijsheden, als een poging te onderzoeken of je in je leven iets kunt met die wijsheden. Kun je ze toepassen in de werkelijkheid van alledag en word je er een beter mens van?
Bij Kerouac vinden we elementen uit het anarchisme, uit het boeddhisme en hindoeïsme terug. Hij hangt geen bepaalde religie of maatschappijopvatting aan. Uit diverse richtingen probeert hij datgene te halen waar hij in zijn leven mee uit de voeten kan, waar hij als individu beter van wordt. Het is een poging te ontsnappen aan een samenleving die het gezinsleven als hoogste goed stelt, waarin iedereen volgens gestandaardiseerde regels leeft en het individu ondergeschikt lijkt te zijn aan een algemeen geaccepteerde levenswijze. Het is het streven je te onttrekken aan het Amerikaanse leefpatroon van de jaren veertig en vijftig.