Dit is Eva Granaada

Eva Granaada

Op het eerste gezicht is dit een foto van zomaar een jonge vrouw met een fles water op een braakliggend terrein. Echter, deze foto staat in Ondergang. De vervolging en verdelging van het Nederlandse jodendom (1940-1945) van Jacques Presser, het standaardwerk over de Jodenvervolging in Nederland. De vrouw draagt een Jodenster. Rechts op de foto meer mensen, in dezelfde richting op weg. Links op de foto een man in een zwart uniform die aanwijzingen staat te geven.

De foto is onderdeel van een serie van zesentwintig foto’s, gemaakt op 26 mei 1943 voor het tijdschrift Storm, het weekblad van de Germaanse SS in Nederland. In Ondergang staat de serie afgedrukt in het eerste deel tussen de pagina’s 368 en 369 (achtste oplaag april 1985). Presser vermeldt geen fotograaf.
De serie toont Amsterdamse Joden die na de razzia van die ochtend in de Jodenbuurt in het centrum, zijn samengebracht op een terrein aan de Polderweg bij het Muiderpoortstation in Amsterdam. Drieduizend mensen zijn in die buurt opgepakt, anderen zijn zelf naar het verzamelpunt gegaan. We zien honderden mensen, in een ogenschijnlijk gemoedelijke sfeer, sommigen keuvelend, anderen zitten te eten of drinken wat. Sommigen staren voor zich uit of kijken naar medelotgenoten.
Presser schrijft: ‘Na urenlang wachten verscheen de speciale trein die de opgepakten naar Westerbork bracht.’
In het blad Storm werd een aantal foto’s afgedrukt ‘… met een honend artikel dat eindigde met de zin: “Het afscheid is ons niet zwaar gevallen.”’

Foto
De foto van de jonge vrouw hield mij bezig. Telkens als ik verder las in Ondergang keek ik even naar de foto. Wie was zij? Wat is er van haar geworden?
Waarom nam de fotograaf juist een foto van haar? Vragen waarop ik waarschijnlijk nooit antwoord zal krijgen.

Enkele maanden later ben ik bezig op internet illustraties te zoeken voor een artikel over de oorlogsbelevenissen van een Joodse journalist uit Leeuwarden. Heel toevallig stuit ik op dezelfde foto van de jonge vrouw uit het boek van Presser, afgedrukt in het boek Site of Deportation, Site of Memory: The Amsterdam Hollandsche Schouwburg and the Holocaust, edited by Frank van Vree, Hetty Berg and David Duindam. De foto heeft een onderschrift:
‘Eva Granaada, nurse at the Dutch Israelite hospital, Amsterdam 25 mei 1943. Some of her patients had been arrested earlier that day in Amsterdam. Eva, 27 years old and single, decided to stay with them, effectively volunteering for deportation. She was deported to Westerbork and, three months later, on 31 August, to Auschwitz. She was gassed immediately upon arrival on September 3.’
Verder wordt ze in het boek niet genoemd.

Dat geeft me iets meer informatie. Een naam en een beroep. Ze heet Eva Granaada en is verpleegster. Met de fles water die ze op de foto in haar hand houdt heeft ze waarschijnlijk verlichting gebracht bij haar patiënten die zaten te wachten op het terrein bij de Polderweg. Wanneer ik haar naam intyp op de site van Joods Monument krijg ik de tekst: ‘This person lived alone or no information about family members is known or traceable.’
Verder geen informatie.

Persoonskaart
In mijn onderzoek naar een Joodse journalist uit Leeuwarden op de site van het Historisch Centrum Leeuwarden, ontdek ik dat hij is opgegroeid in de Jodenbuurt van die stad. Ik ken de straatjes in die wijk, want ik ben in Leeuwarden geboren en opgegroeid. Hij is geboren in de Slotmakersstraat, een smalle straat die leidt naar het hart van de wijk, een pleintje met de naam Bij de Put.
Toevallig valt mijn oog op een artikel over Joodse bakkers in Leeuwarden, ooit verschenen in het populaire lokale historische tijdschrift ‘t Kleine Krantsje. Genoemd wordt een bakker Granaada in de Slotmakersstraat 10, Louis Granaada (1882-1943), getrouwd met Anne van der Hoek (1879-1942). Hij drijft de zaak met zijn zoon Barend Louis Granaada (1910-1943). Dan staat er: ‘Barend Louis had ook nog een zuster, Eva (1915) die in 1942 als onderwijzeres verhuisde naar Amsterdam.’ De Joodse journalist naar wie ik onderzoek doe, woonde slechts twee huizen verderop, zo blijkt. Het kan niet anders of ze moeten elkaar gekend hebben.

Drie vriendinnen poseren in 1934 midden op Bij de Put in Leeuwarden: Greta Cohen (1908-1943), twee jaar later getrouwd met Barend Louis Granaada (1910-1943), broer van Eva, Eva Wijnberg, waarschijnlijk een nicht van Eva en Eva Granaada. Op de achtergrond de Grote of Jacobijner Kerk.

Eva Granaada, Amsterdam. Haar persoonskaart in het Stadsarchief Amsterdam is makkelijk te vinden. Ze is geboren op 15 augustus 1915 in Amsterdam, dochter van Louis Granaada en Martha Wijnberg. Beroep verpleegster. Ook vind ik de huwelijksakte van haar ouders. Het beroep van Louis Granaada is banketbakker, woonadres Waterlooplein 33, Amsterdam.
Vanaf 1917 staat het gezin in Leeuwarden ingeschreven. In 1941 hertrouwde Louis Granaada met Anne van de Hoek, zo blijkt uit gegevens van het Historisch Centrum Leeuwarden. Moeder Martha Wijnberg is overleden op 8 april 1940. Dochter Eva is op 6 augustus 1935 verhuisd naar Rotterdam. Dat klopt met de gegevens op de kaart in Amsterdam. In februari 1940 verhuist ze dan van de Schietbaanlaan 42 Rotterdam naar de Nieuwe Keizersgracht 50hs te Amsterdam. Vanaf 19 maart 1940 woont ze op nummer 110 op dezelfde gracht, om dan vanaf april 1940 weer enige tijd in Leeuwarden te verblijven: Tjerk Hiddesstraat 49. Dan vertrekt ze weer naar Amsterdam. Vanaf augustus 1942 woont ze in de Nieuwe Kerkstraat 135. De persoonskaart vermeldt ook nog: Eva Granaada, overleden op 3 september 1943, Oswiecim. Zakelijker kan het eigenlijk niet.
De informatie die ik over haar gevonden heb, plaats ik als aanvulling op de site Joods Monument.

Foto
Een paar weken geleden besluit ik nog eens te kijken op Joods Monument. Wellicht heeft iemand inmiddels aanvullende informatie toegevoegd. Ja, inderdaad, een correctie op de door mij geleverde informatie. Maar ook is een bijzondere foto geplaatst. Drie vriendinnen poseren in 1934 midden op Bij de Put in Leeuwarden: Greta Cohen (1908-1943), twee jaar later getrouwd met Barend Louis Granaada (1910-1943), broer van Eva, Eva Wijnberg, waarschijnlijk een nicht van Eva, en Eva Granaada. Op de achtergrond de Grote of Jacobijner Kerk. Barend Louis Granaada en Greta Cohen krijgen twee kinderen, Martha (1937-1942) en Hartog Louis (1942-1943).

In 1940 bestond de Joodse gemeenschap in Leeuwarden uit 665 zielen. Na de bevrijding keerden 115 van hen terug uit de onderduik. Acht Joodse Leeuwarders kwamen terug uit de kampen. Van de Granaada’s uit de Slotmakersstraat keerde niemand terug.
Ik weet nog lang niet alles over Eva Granaada. Maar de foto met de jonge vrouw met de fles water bekijk ik nu met andere ogen.

Bookmark and Share

Kim Ghattas ~ Zwarte Golf – Hoe de rivaliteit tussen Saoedi-Arabië en Iran het leven in het Midden-Oosten heeft verwoest

Kim Ghattas. Ills.: Joseph Sassoon Semah

Saoedi-Arabië en Iran vechten om de dominante positie in het Midden-Oosten, hetgeen leidt tot proxyoorlogen, radicalisering en sektarisch geweld.
Journalist Kim Ghattas stelt zichzelf in ‘Zwarte Golf’ de vraag hoe het zo ver kon komen, en waar het fout ging. Een belangrijk, verontrustend en onmisbaar boek voor het begrijpen van het Midden-Oosten, niet vanuit de blik vanuit het Westen bekeken, maar vanuit de regio zelf beschreven.

In ‘Zwarte Golf’ is de in Libanon geboren, christelijke journalist en schrijver Kim Ghattas op zoek naar een antwoord op de vragen die de Arabische en islamistische wereld bezighouden.
De vraag ‘Wat is er met ons gebeurd?’ en de vraag van de jongere generatie aan hun ouders: ‘Waarom hebben jullie niks gedaan om dit tegen te houden?’ Het verleden laat een ander Midden-Oosten zien, een wereld zonder sektarische moorden, religieuze fanaten, en eindeloze, ongrijpbare oorlogen. Er was cultuur, plaats voor debat en een hoopvolle toekomst, ondanks dat het verleden ook zijn coups en oorlogen kende, maar die waren in tijd en ruimte afgebakend, aldus Ghattas. Het kanteljaar is 1979 ontdekt Ghattas. Voor die tijd was de islamitisch wereld relatief vrij en pluriform. Iran en Saoedi- Arabië waren geen grote vijanden, de wijze waarop sjiieten en soennieten elkaar bestrijden is een modern fenomeen. Het Midden-Oosten voor 1979 was veel toleranter en vrijer dan het Westen denkt.
Maar de Iraanse Revolutie, een gewapende aanval op de grote moskee in Mekka en de inval van de Sovjet-Unie in Afghanistan brachten daar verandering in. Iran en Saoedi-Arabië begonnen een destructieve rivaliteit die als een zwarte golf over de islamitische wereld raasde. Het soennitisch Saoedi-Arabië en sjiitisch Iran gingen de strijd aan met veel sektarisch geweld. In dit klimaat ontstonden groeperingen als Hezbollah en ISIS.

Kim Ghattas laat in ‘Zwarte Golf’ de regio zien in al zijn diversiteit en levendigheid, hoe de rivaliteit zich ontwikkelde, maar ze laat ook zien hoe de levens van burgers erdoor zijn verwoest, zoals een Egyptische romanschrijver en de bevriende, vermoorde journalist Jamal Khashoggi.
Ze beschrijft het veertigjarige verleden, heden en toekomst van zeven landen, alle met een ander karakter, en gelardeerd met persoonlijke verhalen.

Elke landsbeschrijving wordt voorafgegaan door een gedicht.

Iran krijgt enkele dichtregels van Hafez uit ‘Divan’

Waar de demon verschijnt, komt hij in het licht van de engel.
Het nachtelijke duister is een goede vriend van tirannen.

En de beschrijving van haar moederland Libanon begint met de volgende dichtregels van Khalil Hawi uit ‘River of Ash’

Wij komen uit Beiroet, maar zijn helaas geboren
Met geleende gezichten en geleende geesten
Onze gedachten zijn op de markt als hoer geboren
Maar doen hun leven lang of ze maagd zijn.

Een belangrijk, verontrustend en onmisbaar boek voor het begrijpen van het Midden-Oosten, niet vanuit de blik vanuit het Westen bekeken, maar vanuit de regio zelf beschreven. Kim Ghattas laat zien dat het Midden-Oosten meer is dan de krantenkoppen over terreur en tirannie. Er is een pluriforme, tot zwijgen gedoemde meerderheid die hoopt op vooruitgang en vecht tegen de zwarte golf sinds 1979.

Kim Ghatas is journalist en schrijver, die voor haar werk een Emmy Award ontving. Al twintig jaar volgt ze de ontwikkelingen in het Midden-Oosten voor de BBC en de Financial Times. Ze publiceerde in de Volkskrant, The Atlantic en The Washington Post. Zij is thans verbonden aan de Carnegie Endowment for International Peace in Washingon.

Kim Ghattas ~ Zwarte Golf – Hoe de rivaliteit tussen Saoedi-Arabië en Iran het leven in het Midden-Oosten heeft verwoest. Nieuw Amsterdam, Amsterdam, 2020. ISBN: 9789046827130

Linda Bouws – St. Metropool Internationale Kunstprojecten

Bookmark and Share

Een baanbrekend tijdschrift

In de jaren zestig lieten veel grafische vormgevers van boekomslagen, tijdschriften en platenhoezen de traditionele vormgeving los. Een golf van creatief grafisch vormgeven overspoelde de wereld van de gedrukte media. Uitgeverijen kwamen met gedurfde boekomslagen, artiesten gingen zich bemoeien met de vormgeving van hun platenhoezen en jonge ontwerpers zorgden voor revolutionaire vernieuwingen in de vormgeving van tijdschriften en reclames. Het Engelse tijschrift Anarchy (1961-1970) legde met haar baanbrekende en vooruitstrevende omslagen de basis voor de vormgeving van toonaangevende tijdschriften in de jeugd-, jongeren- en undergroundcultuur van de jaren zestig en zeventig.

Underground
Achteraf is voor Groot-Brittannië het startpunt van daadwerkelijk creatief grafisch ontwerpen makkelijk aan te wijzen: 1962. Uitgeverij Penguin Books liet haar traditionele vormgeving van pocketboekomslagen achter zich en ging experimenteren met gedurfde omslagen met tekeningen en foto’s. Tegelijkertijd startte de Engelse krant The Sunday Times met haar wekelijkse bijlage in kleur, een magazine geheel gewijd aan één thema, met omslagen, vormgeving en inhoud geheel afwijkend van alle krantenbijlagen die eerder waren verschenen.
In dezelfde periode bedongen en kregen artiesten in de muziekindustrie meer invloed op de vormgeving van de hoezen van hun platen. Voor de hoes van With The Beatles (1963) bijvoorbeeld, koos de band zelf de fotograaf. De vormgeving van platenhoezen werd vanaf dat moment ondergraven door creatieve geesten die zich niet langer aan de leiband van de platenbazen wensten te onderwerpen.
Het leek alsof in die tijd een creatieve vormgevingswolk neerdaalde op het Verenigd Koninkrijk. Het tijdschrift Anarchy maakte hier deel van uit. Underground- en jongerentijdschriften als OZ (1967-1973) en IT (International Times, 1966-1972), maar ook het Nederlandse Hitweek (1965-1969) en Aloha (1969-1974), beide onder de bezielende leiding van Willem de Ridder, zijn zonder meer schatplichtig aan Anarchy, al heeft De Ridder het Engelse tijdschrift misschien nooit onder ogen gehad. De vernieuwende tijdgeest en de revolutionaire sfeer in de jaren zestig bood, vooral in de jongerenbeweging, creatieve geesten de mogelijkheid in de praktijk te experimenteren met eigen, verfrissende ideeën in opmaak, illustraties en vormgeving.

Read more

Bookmark and Share

De Bananeneter van Romainville ~ Veganisme in een anarchistische kolonie

Anarchistische kolonie Terre Libérée

 

 

 

 

 

 

 

In het begin van de vorige eeuw ontstonden in Frankrijk de eerste anarchistische leefgemeenschappen, ook kolonies genoemd, die vaak ook het veganisme propageerden en in praktijk brachten. De kolonie in het dorpje Romainville bij Parijs was in de jaren tien een van de vele kolonies in Frankrijk. Het leven in de kolonies kon naar eigen wil en keuze worden ingevuld, al zal niet overal geëxperimenteerd zijn de vergaande vormen van veganisme zoals in Romainville.
Initiatiefnemer was de fanatieke veganist André Lorulot (1885-1963), rond 1910 redacteur van het tijdschrift l’anarchie. Niet alle bewoners van de leefgemeenschap deelden zijn enthousiasme voor de extreme vorm van veganisme die hij propageerde en die hij als wetenschappelijk beschouwde.

André Lorulot

Vegetarisme bestaat al sinds de oudheid. Pas in de negentiende eeuw ontstond met name in Frankrijk een beweging die het veganisme propageerde – ook al kwam de term pas later in gebruik – en in het begin van de vorige eeuw ontstonden een aantal veganistische leefgemeenschappen. De bewoners waren voor het merendeel afkomstig uit het anarchistische milieu. Voor de Eerste Wereldoorlog telde Frankrijk zo’n tiental van deze leefgemeenschappen, verspreid over het land, die voor korte of langere tijd hebben bestaan. In die jaren, waarin veel plattelandsbewoners naar de steden trokken, moet het niet moeilijk geweest zijn ergens een leegstaand buurtschap of enkele lege boerderijen te vinden. Het aantal bewoners per kolonie bedroeg meestal enige tientallen.

Veganisme in Frankrijk
De eerste anarchistische kolonie in Frankrijk was gevestigd bij het dorpje Vaux (dep. Aisne), tussen 1903 en 1909. In 1911 ontstond in Bascon, een dorp in de buurt, een naturistische, veganistische kolonie. Stichter van deze communes was Louis Rimbault (1877-1949). De belangrijkste propagandist van deze kolonie was Jean Labat (1892-1932), vanwege zijn lange haar en baard plaatselijk bekend als Jezus Christus. Hij maakte foto’s van de kolonie en haar bewoners, die hij als ansichtkaarten verkocht.
Een andere belangrijke propagandist van het veganisme was George Butaud (1868-1926), die in 1923 in de kolonie in Bascon ging wonen. Daarnaast begon hij in Parijs een veganistisch restaurant, het Foyer Végétalien (40 Rue Mathis), waar ook een slaapzaaltje en een bibliotheek waren gevestigd en waar cursussen Esperanto, scheikunde, natuurkunde en Frans werden gegeven. Samen met Rimbault en de anarchiste Sophie Zaïkowska (1880-1939) stichtte Butaud in 1923 bij Luynes in het departement Indre-et-Loire, een zelfvoorzienend veganistisch dorp: Terre Libérée. Ongeveer twintig mensen woonden permanent in de kolonie, per jaar kwamen er tussen de twee- en driehonderd bezoekers, o.a. voor cursussen. Ondanks diverse interne ideologische conflicten en de oorlog, bleef de kolonie tot 1949 bestaan.

Anarchistisch tijdschrift
In 1911 had Louis Rimbault het wel gezien met het communeleven in Bascon. Bij lokale arbeiders in de omgeving had hij weinig belangstelling ondervonden voor zijn opvattingen over anarchistisch federalisme. In Parijs vond hij een baantje in een garage en maakte hij kennis met een aantal anarchisten die betrokken waren bij het tijdschrift l’anarchie. De redactie daarvan was gevestigd in een pand in de Rue du Chevalier de la Barre, vlakbij de Sacré-Coeur, waar ook de drukpers stond en lezingen konden worden gehouden.
L’anarchie was in 1905 opgericht door de typograaf en actieve anarchist Albert Libertad (pseudoniem van Albert Joseph, 1875-1908), die in die tijd in Parijs populaire lezingen over het anarchisme hield. In l’anarchie – oplage zo’n vierduizend exemplaren – pleitte hij voor een individualistisch anarchisme en verzette hij zich tegen de bestaande maatschappijvorm, loonarbeid, huwelijk, dienstplicht, verkiezingen, roken, alcohol en het eten van vlees. Hij was tegenstander van het anarchosyndicalisme omdat deze strijdwijze slechts tot lotsverbetering van de arbeiders zou leiden, en aan de bestaande maatschappelijke ongelijkheid niets zou veranderen.

Illegalisme
De sinds zijn geboorte kreupele Libertad was door zijn agitatie en propaganda een voortdurende doorn in het oog van autoriteiten, politie en justitie. Op een avond werd hij door agenten zo hard in elkaar geschopt, dat hij aan de gevolgen ervan overleed. Het redacteurschap van l’anarchie ging over naar Maurice Vandamme (1886-1974), die al eerder bijdragen voor het blad had geschreven onder het pseudoniem Mauricius. Deze zette het redactionele beleid van Libertad voort, samen met zijn vriendin Rirette Maîtrejean (1887-1968). Zij schreef felle artikelen waarin zij de maatschappelijke positie van vrouwen
bekritiseerde en pleitte voor vrije liefde, iets wat zij ook in praktijk bracht. Een andere medewerker was de fanatieke alcoholbestrijder en veganist André Roulot, die schreef onder het pseudoniem André Lorulot. Mauricius en Lorulot waren pleitbezorgers van individuele en gemeenschappelijke, indien nodig gewelddadige verzetsdaden tegen de heersende maatschappelijke orde. Dit illegalisme, waarbij anarchisten ook inbraken en overvallen pleegden met het doel de maatschappelijke orde te ondermijnen, zorgde ook voor financiële armslag voor de anarchistische beweging. Read more

Bookmark and Share

De kruistocht van Henk Eikeboom

Henk Eikeboom op de veranda van zijn tweede huis

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Henk Eikeboom (1898-1945) was geen theoreticus van het anarchisme, geen voorman in de   anarchistische beweging, maar wel een man van agitatie, organisatie en actie. Hij noemde zichzelf sociaalanarchist, hij was antimilitarist en een bewonderaar van Domela Nieuwenhuis. Hij was dichter, redacteur van anarchistische tijdschriften, uitgever, vertaler, handelaar in tweedehands boeken en erotische lectuur. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zette hij zijn publicatiedrift voort maar hij werd door de Duitse bezetter gearresteerd.

Henk Eikeboom werd geboren in 1898. Zijn vader was koster van de Muiderkerk aan de Linnaeusstraat in Amsterdam en boekbinder. Op de lagere school schreef Eikeboom zijn eerste gedichten en vertoonde hij al zijn opstandige karakter. Hij wilde graag onderwijzer worden, maar bleek later voor het vak volstrekt ongeschikt. Tijdens zijn opleiding tot onderwijzer kwam hij in contact met de Kwekelingen Geheel Onthouders Bond (KGOB) en de Jongelieden Geheel Onthouders Bond (JGOB). Mogelijk maakte hij via die organisaties kennis met het marxisme en de ideeën van Russische revolutionairen. Onder invloed van zijn latere vrouw Willy Broekman, ontwikkelde hij zich al gauw in de richting van het anarchisme.

Dienstweigeraar
Hoewel Eikeboom aanvankelijk tegen dienstweigering was, hebben waarschijnlijk de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog hem tot andere inzichten gebracht en in 1917 weigerde hij dan ook op te komen voor de Landstorm. Bovendien had hij inmiddels kennis gemaakt met het tijdschrift De Wapens Neder van de Internationale Anti-Militarische Vereeniging (IAMV). Tussen 26 oktober 1917 en 7 januari 1919 werd hij als dienstweigeraar gedetineerd, onder meer in Fort Spijkerboor in Westbeemster. Gedurende zijn detentie hield hij een dagboek bij. Op zijn eerste dag in de cel schreef hij: ‘Zo zit ik dan eindelijk opgesloten in een cel (…). Vanmorgen heb ik geweigerd de militaire uniform (…) aan te trekken. Voorwaar een groote misdaad! Ik trek de uniform niet aan omdat ik vrede wil.’

Rapaillepartij
Gegrepen door het anarchisme en antimilitarisme, nam hij na zijn gevangenschap de propaganda voor het anarchisme serieus op. Hij ging schrijven – proza, poëzie en journalistiek werk – voor het anarchistische tijdschrift De Vrije Socialist en de bladen De Wapens Neder en Morgenrood. Van Morgenrood werd hij ook redacteur. Daarnaast hield hij spreekbeurten en deed hij bestuurswerk in anarchistische organisaties en antimilitaristische kringen. In 1919 werd hij administrateur bij Libertas, de uitgeverij van De Vrije Socialist van anarchistisch uitgever Gerhard Rijnders.
Een dienstweigeringswet bestond destijds niet in Nederland. Toen in 1921 dienstweigeraar Herman Groenendaal in hongerstaking ging om een wet te bespoedigen, werd de actie breed ondersteund. Henk Eikeboom zette zich fanatiek in door geld in te zamelen voor de actie. In dezelfde periode werd hij penningmeester van het landelijk comité van de IAMV.

Een van de meest spraakmakende acties waaraan Eikeboom deelnam was de oprichting van de Rapaillepartij. Samen met de dadaïst Anthon Bakels en kunstenaar Erich Wichman richtte Eikeboom een politieke partij op, juist om aan te tonen dat het algemeen kiesrecht nergens toe leidt en om de opkomstplicht aan de kaak te stellen. Ook wilden ze de vraag aan de orde stellen of de massa in Nederland wel een juiste politieke keuze kon maken. Lijsttrekker werd de Amsterdamse zwerver Hadjememaar, die tot ieders verrassing in de Amsterdamse gemeenteraad werd gekozen. Na één raadsvergadering hief de partij zich op.

Poëziebundel van Henk Eikeboom

 

 

 

 

 

 

 

Brochures van Henk Eikeboom

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Read more

Bookmark and Share

Patrice Lumumba’s Independence Day Speech, June 30, 1960

Patrice Lumumba – Photo: en.wikipedia.org

Men and women of the Congo,

Victorious fighters for independence, today victorious, I greet you in the name of the Congolese government. All of you, my friends, who have fought tirelessly at our sides, I ask you to make this June 30, 1960, an illustrious date that you will keep indelibly engraved in your hearts, a date of significance of which you will teach to your children, so that they will make known to their sons and to their grandchildren the glorious history of our fight for liberty.

For this independence of the Congo, even as it is celebrated today with Belgium, a friendly country with whom we deal as equal to equal, no Congolese worthy of the name will ever be able to forget that is was by fighting that it has been won [applause], a day-to-day fight, an ardent and idealistic fight, a fight in which we were spared neither privation nor suffering, and for which we gave our strength and our blood.

We are proud of this struggle, of tears, of fire, and of blood, to the depths of our being, for it was a noble and just struggle, and indispensable to put an end to the humiliating slavery which was imposed upon us by force.

This was our fate for 80 years of a colonial regime; our wounds are too fresh and too painful still for us to drive them from our memory. We have known harassing work, exacted in exchange for salaries which did not permit us to eat enough to drive away hunger, or to clothe ourselves, or to house ourselves decently, or to raise our children as creatures dear to us.

Read more: https://sfbayview.com/patrice-lumumba

Bookmark and Share
image_pdfimage_print

  • About

    Rozenberg Quarterly aims to be a platform for academics, scientists, journalists, authors and artists, in order to offer background information and scholarly reflections that contribute to mutual understanding and dialogue in a seemingly divided world. By offering this platform, the Quarterly wants to be part of the public debate because we believe mutual understanding and the acceptance of diversity are vital conditions for universal progress. Read more...
  • Support

    Rozenberg Quarterly does not receive subsidies or grants of any kind, which is why your financial support in maintaining, expanding and keeping the site running is always welcome. You may donate any amount you wish and all donations go toward maintaining and expanding this website.

    10 euro donation:

    20 euro donation:

    Or donate any amount you like:

    Or:
    ABN AMRO Bank
    Rozenberg Publishers
    IBAN NL65 ABNA 0566 4783 23
    BIC ABNANL2A
    reference: Rozenberg Quarterly

    If you have any questions or would like more information, please see our About page or contact us: info@rozenbergquarterly.com
  • Follow us on Facebook & X & BlueSky

  • Archives