Over rijmdwang en monologue morbide
Bij een kunstobject, bijvoorbeeld een gedicht, heb je het al gauw over de vorm en de inhoud.
Als we de tekst van ‘het betere lied’ ook als poëzie beschouwen, en daar zijn argumenten voor, dan draagt Ivo de Wijs een mooi voorbeeld aan.
Toen haar man Eric Herfst in 1985 overleed, verwachtte Jasperina de Jong niet ooit nog verliefd te kunnen worden. Dat het toch gebeurde, is door Ivo warm verwoord in Veenbrand, voor haar theaterprogramma Tour de Chant uit 1989.
Het grootste belang van deze tekst is, dat hij recht doet aan de romantische kant van Ivo de Wijs. Wie hem vooral kent als de maker van geestige cabaretteksten, zal aangenaam verrast zijn te ontdekken dat hij ook een zeer poëtische kant heeft. Veenbrand is daar een mooi voorbeeld van, met een haast Brelliaanse beeldtaal.
Als een veenbrand, als een lang vergeten vuur
Kroop de oude liefde toch weer naar me toe
Kleeft er onverwacht weer volop avontuur
Aan de dingen die ik denk en die ik doe
Hoe bestaat ‘t, vraag ik opgewonden, hoe
Zou het komen dat het vuur zich weer liet zien
Na een tijd waarin ik moedeloos en moe
Niet meer rekenende op ‘ooit’ of op ‘misschien’
Ik weet waarlijk niet waar ik ‘t aan verdien
Maar de oude vlammen slaan weer door me heen
En jij blaast ze voor mij aan met windkracht tien
En ik ben niet meer, ik hoef niet meer alleen
Als een veenbrand die zich schuil houdt in het veen
En weer flakkert op het grilligste moment
Sloeg je toe, en wat ik voel van top tot teen
Is de warmte die ik vroeger heb gekend
Oude vlam, wat ben ik blij dat jij d’r bent
Je bent terug, je scheurt de knopen van m’n jas
En ik gloei weer en ik brand weer permanent
Als een meisje, als het meisje dat ik was
Het bestaan is zo veel meer dan schuim en as
En het houdt de beste pijlen op z’n boog
En na jarenlange wanhoop zorgt het pas
Voor het happy end, de clou, de epiloog
Het geluk onttrekt zich telkens aan het oog
Maar het smeult en wacht, en op de lange duur
Laait de liefde uit de diepten naar omhoog
Als een veenbrand, als een lang vergeten vuur
Thomas Mann: His Life And Work
The documentary examines the life and work of German literary icon Thomas Mann, beginning with Mann’s nomination for the 1949 Goethe Prize. His symbolic representation of Germany in exile after the war, and his status as a representative of the liberal, humanist tradition, are juxtaposed against Mann’s private life. The program discusses how his works, such as Death in Venice, explore the disparity between the life of bourgeois convention and desire, a disparity present in Mann’s own life. From the suicide of his eldest son, to his own homosexuality, the program explores the dual identity of Mann as representative of post-war Germany and also as private citizen.
Type: Documentary Film – © 1992 – Producer: NDR International
De verborgen heimwee van Léo Malet. Een speurtocht in Parijs
De Franse schrijver Léo Malet (1909-1996) schreef in de jaren veertig, vijftig en zestig tientallen detectiveromans. Na Georges Simenon was hij de best verkochte detectiveschrijver in Frankrijk. Voor de Tweede Wereldoorlog was hij actief als anarchist en betrokken bij de surrealistische beweging rond André Breton. Zijn bekendste boek is Brouillard au Pont de Tolbiac (1956), wat zich afspeelt in het 13e Arrondissement in Parijs. Wie in het voetspoor van Malet de wijk wil doorkruisen, treft een stadswijk aan die in ruim een halve eeuw tijd enorm van karakter is veranderd. De vraag is of dat allemaal ten goede is.
Een warme zomerse dag in Parijs, een aantal jaren geleden. Ik sta op de plek waar de Rue de Tolbiac overgaat in de Pont de Tolbiac, in het 13e Arrondissement, aan de oostkant van Parijs, langs de Seine. Het eerste gedeelte van de brug overspant een aantal treinsporen en na de kruising met de Port de la Gare, volgt het tweede gedeelte over de Seine. Helaas is de oorspronkelijke gietijzeren brug in de jaren tachtig van de vorige eeuw vervangen door een moderne betonnen constructie.
Op deze plaats zouden in 1936 een aantal anarchisten een geldloper van het nabij gelegen koelhuis Entrepôts Frigorifiques beroofd hebben. Van de geldloper, het geld of de daders is nooit een spoor terug gevonden. Pas twintig jaar later zou de zaak opgelost worden. Dat is althans het gegeven in de roman Brouillard au Pont de Tolbiac (1956) van Léo Malet.
In deze roman wordt privédetective Nestor Burma – voormalig anarchist – twintig jaar later door een oude kameraad getipt over de zaak van de beroofde geldloper. Burma verdiept zich in de zaak en wordt vervolgens geconfronteerd met zijn anarchistische verleden, met personen en gebeurtenissen die hij al lang had verdrongen.
Geweld
In 1936 is de jonge Burma een krantenverkoper in het 13e Arrondissement en logeert hij in het Foyer Végétalien – wat werkelijk bestaan heeft: 182 Rue de Tolbiac – waar veganisten, anarchisten en andere wereldverbeteraars een goedkoop onderkomen kunnen vinden. Op de slaapzaal wordt onder de anarchisten gediscussieerd over het gebruik van geweld tegen de maatschappij en tegen personen. De namen vallen van Callemin, Soudy en Garnier, enkele van de zogenaamde Autobandieten. Deze groep anarchisten, ook bekend als de Bende van Bonnot, zorgde in 1911 en 1912 voor onrust en paniek in Parijs en omstreken, vanwege enkele gewelddadige overvallen. Het geld was bestemd voor de anarchistische beweging.
Burma is tegen het gebruik van geweld, maar anderen menen dat geweld niet kan worden uitgesloten. De overval op de geldloper bij de Pont de Tolbiac is het gevolg. Wanneer Burma zich twintig jaar later op de oude zaak stort, lijkt een confrontatie met vroegere kameraden onvermijdelijk.
Idealen
In het boek worden anarchisten niet stereotiep, karikaturaal neergezet als harteloze fanatici met cape, hoed en bom. Het zijn gewone figuren met idealen, sappelend om de kost te verdienen. Maar bij sommigen speelt de geldzucht op. Anarchistische idealen worden opzij gezet en wellicht komt hun ware karakter boven. Brouillard au Pont de Tolbiac is in de eerste plaats bedoeld als een spannend boek, maar het heeft een tweede laag. De wijze waarop Malet de gebeurtenissen laat ontrollen en de ontknoping van het verhaal, zijn een afrekening van Burma met de handelswijze van vroegere kameraden. Dat Burma daarbij geen geweld hoeft te gebruiken, komt niet alleen goed uit, maar geeft de opvattingen van Burma – maar ook die van Malet zelf – weer.
John Fante ~ A Sad Flower In The Sand
Fante was an American novelist, short story writer and screenwriter of Italian descent. He is perhaps best known for his work Ask the Dust, a semi-autobiograpical novel about life in and around Los Angeles, California, which was the third in a series of four novels, published between 1938 and 1985, that are now collectively called “The Bandini Quartet”.
Mati Shemoelof ~ …reisst die Mauern ein zwischen ‘uns’ und ‘ihnen’
Onlangs verscheen van dichter, auteur, uitgever, en bekende stem in de Arabisch-joodse Mizrahi-Beweging Mati Shemoelof …reisst die Mauern ein zwischen ‘uns’ und ‘ihnen’. Tekst en gedichten wisselen elkaar af.
Het heeft Mati Shemolof enige tijd gekost om te begrijpen dat de geschiedenis van zijn familie uit de geschiedenisboeken is verwijderd en in de Israëlische samenleving is gemarginaliseerd. Je komt in een soort van diaspora terecht als je van Arabische afkomst bent, terwijl Israël een thuis zou moeten zijn voor joden die naar een joodse staat emigreerden, aldus Shemoelof. Hij nam in 2007 dan ook het initiatief om Echoing Identies: Young Mizrahi Anthology uit te geven met teksten van de derde generatie Mizrachi. Door al zijn ervaringen is Mati Shemoelof zich bewust geworden van de diaspora van anderen, of het nu Syriërs zijn in Berlijn, Afghanen, Libiërs of Oost-Europeanen; maar vooral de diaspora van de Palestijnen uit de periode 1948 en 1967 raakt hem.
Shemoelof’s Perzische grootvader werd in het begin van de 20e eeuw gedwongen uit Mashhad (Iran) naar Haifa te emigreren, dat toen nog bij Palestina hoorde. Haifa van voor 1948 was een moderne stad, waar verschillende culturen vreedzaam naast elkaar leefden, waar zijn opa goed zaken kon doen en vrij was. Maar deze Palestijnse geschiedenis van Haifa is niet meer bekend.
De geschiedenis van zijn moeder is kenmerkend voor een familie van Mizrachim, voor joden met een Arabische cultuur en taal. Ze waren goed geïntegreerd in Irak en over het algemeen seculier. Zij werden echter in 1951 gedwongen van Bagdad naar Israël te emigreren, net als zo’n 120.000 andere Iraakse-joodse burgers, met achterlating van al hun bezit. Dat was onderdeel van de deal tussen Irak en Israël: de zionistische beweging kreeg arbeidskrachten en Irak bezit. Maar eerder had al de Farhud in Irak plaatsgevonden: op 1 en 2 juni 1941 vond een Pogrom plaats tegen joden in Bagdad, waarbij tussen de 150 en 200 doden vielen en van velen hun bezit werd afgenomen.
Nu zijn in Israël muren rondom Palestijnen, maar ook om de Arabische joden is een muur geplaatst. En toch zijn vele Mizrachi, die in armoede leven, niet solidair met de Palestijnen.
Om je te verhouden tot al die muren in Israël, in – en extern, is moeilijk en maakte Mati Shemoelof tot activist van de Mizrachi-Beweging, die strijdt voor sociale rechtvaardigheid en erkenning van identiteit. De Mizrachi-Beweging onderzoekt met name de verwantschap tussen hun identiteit en die van de Palestijnen en de Arabische wereld. Read more
Lieve Joris ~ Terug naar Neerpelt
“Net als de grote puzzel waar ik als kind op winteravonden in bomma’s opkamer aan werkte; uiteindelijk kwam er altijd weer een intacte oceaanstomer tevoorschijn en werden de blauwe en grijze puzzelstukjes zee en lucht.”
Lieve Joris nam ons in de voorbije jaren mee naar Damascus, naar Mali, naar Congo, naar Guangzhou en naar al die andere landen, steden en dorpen. Door haar hoofdpersonen met milde blik te portretteren kregen de grote gebeurtenissen in de wereld een menselijke maat.
Naast die welwillende blik zorgde ook haar rustige en elegante stijl voor aangename uren. Nergens laat een zin of een alinea je struikelen.
Ruim dertig jaar geleden verscheen Terug naar Congo. Congo was het land van heerom, nonk Albert. Eens in de drie jaar kwam heerom met verlof naar Vlaanderen. En vertelde hij over zijn leven daar in dat donkere land. De kleine Lieve luisterde ademloos.
En nu is er Terug naar Neerpelt. Het verhaal van de familie Joris. Een familie die getroffen is door iets dat “groter was dan wij, hier waren we niet tegen opgewassen.”
Het aandoenlijke jongetje op de omslag is broer Fonny. Fonny, de grote broer waar de jonge Lieve naar opkeek. De broer die alles kon en durfde.
Maar ook de broer die door zijn verslaving het gezin Joris meesleepte in een draaikolk van emoties.
Terug naar Neerpelt is meer dan het verslag van een gezinsdrama. Het is ook een reis door het Vlaamse platteland in de jaren vijftig en zestig. Het verhaal van de ontdekking dat buiten het dorp een grote wereld ligt. Van Onze-Lieve-Vrouw van het Heilig Hart van Averbode naar Leonard Cohen, van het beeldje van de Heilige Antonius van Padua naar Bob Dylan.
De kinderen Joris kunnen gerust zijn.
Hun zus heeft het boek, hoe zou het ook anders kunnen, met mededogen geschreven. Mededogen met Fonny, maar ook met ieder gezinslid op zich.
Al leek het in al die jaren vaak dat de rampspoed ‘groter was dan wij’, Lieve Joris zorgt er met dit boek voor dat alles weer op zijn plek kan vallen. Zo worden de blauwe en grijze puzzelstukjes weer zee en lucht.
—
Lieve Joris – Terug naar Neerpelt. Atlas Contact, Amsterdam. 2018. ISBN 9789045037165