Bob Dylan in Haarlem?

Cobi Schreier (1922 – 2005)

In het artikel Paul Simon en de Lage Landen van Robert-Hank Zuidinga (Rozenberg Quarterly – 3 juli j.l) viel de naam van Cobi Schreier (1922-2005). Als uitbaatster van Taverne De Waag in Haarlem organiseerde ze in 1964 het eerste optreden van Paul Simon in Nederland. Niet Paul Simon, maar Bob Dylan was de aanleiding van het bezoek dat ik haar in 2000 bracht in het Rosa Spierhuis in Laren.

Op 27 september 2000 zou Bob Dylan weer eens optreden in Ahoy in Rotterdam. Een week eerder vond in de Melkweg de manifestatie ‘Bob Dylan moet de Nobelprijs krijgen’ plaats.
Met Huib Schreurs (De Groene), Cor Schlösser (Melkweg), Bert van der Kamp (Oor), Roel Bentz van den Berg en Theodor Holman zat ik in het organiserend comité. Het werd een lange, onvergetelijke avond, met muzikale omlijsting door o.a. Freek de Jonge, CCC Inc., Henk Hofstede, Rick de Leeuw en J.W. Roy & Band. Tal van schrijvers, dichters en journalisten hielden die avond een pleidooi waarom juist Dylan de Nobelprijs verdiende.[1]
NRC Handelsblad wilde daarom die week wel aandacht besteden aan Bob Dylan. Mijn goede vriend Ed, die wel eens een artikel schreef voor de NRC, kreeg de vraag of hij niet iets leuks wist voor een stukje op de achterpagina van die aanstaande 27 september, de dag van Dylans optreden. Ons kwam ter ore dat Cobi Schreier mogelijk een leuk verhaal over Dylan wist te vertellen. Ze zou in de jaren zestig nauw betrokken zijn geweest bij een mogelijk optreden van Dylan in Nederland. Reden dus om haar op te zoeken.

Folkcafé
In haar appartementje in het Rosa Spierhuis luisterden we die middag vijf uur lang naar een enthousiast vertellende Cobi Schreier. In min of meer chronologische volgorde kregen we haar hele levensverhaal te horen, doorvlochten met talloze anekdotes. Plakboeken werden uit de kast getrokken, elpees en singletjes tevoorschijn getoverd en gedraaid.
Voor de oorlog trad Cobi op zestienjarige leeftijd al op voor de VARA-radio. Zichzelf begeleidend op gitaar zong ze liedjes uit de Disneyfilm Sneeuwitje. Na de oorlog legde ze zich toe op oude ballades en volksliedjes en trad ze op voor de VARA en AVRO. Haar ideaal was een cafeetje te beginnen waar allerlei artiesten zouden kunnen optreden. In 1962 kreeg ze de kans De Waag in Haarlem over te nemen. Het was een klein zaaltje, er pasten hooguit honderd mensen in. Onder meer via folkicoon Pete Seeger en contacten in Londen wist ze – toen nog onbekende – folkartiesten naar Haarlem te krijgen voor optredens in De Waag zoals Paul Simon, Alex Campbell, Bert Jansch en Martin Carthy. Ze was geabonneerd op het Amerikaanse folktijdschrift Sing Out! Op die manier raakte ze vertrouwd met het repertoire van Phil Ochs en Joan Baez. Soms vertaalde ze songs om ze zelf in De Waag te kunnen spelen. Lennaert Nijgh was in De Waag vaste gast en een jonge Boudewijn de Groot kreeg de kans er op te treden.

Pete Seeger

Pete Seeger
Contact met Pete Seeger? Hoe kwam dat tot stand? In opdracht van de Ohio Recreation Service maakte ze in 1958 een EP met een aantal Nederlandse volksliedjes, bedoeld voor de Nederlandse gemeenschap in Ohio. Op de B-kant van het plaatje stonden de liedjes in Engelse vertaling. Op de een of andere manier was een exemplaar in handen van Seeger gekomen.
Toen hij in 1964 optrad voor studenten in Leiden, belde hij Cobi op met de vraag of hij in De Waag kon optreden. Op uitnodiging van Seeger bezocht ze hem later in Londen, alwaar hij haar meetroonde naar de folkclubs The Troubadour en de Singers Club. Ze zag er Ewan McColl, de aartsvader van de Engelse folkrevival, Martin Carthy & Dave Swarbrick, Bert Jansch, de Amerikaan Mark Spoelstra en Paul Simon.

Elektrische begeleiding
In 1964 trad de volstrekt onbekende Paul Simon op in De Waag. Geld voor een hotel had hij niet dus sliep hij bij Cobi thuis op de bank. Later, toen hij al wereldberoemd was, bleven ze contact houden. In de jaren zeventig trad hij op in het Concertgebouw. Hij belde Cobi en op zijn uitnodiging zat ze op de eerste rij.
Volgens Cobi zat Simon in 1965 bij haar thuis toen Art Garfunkel hem belde en hem vertelde dat hun song The Sound of Silence door producer Tom Wilson opnieuw was gemixt en uitgebracht, maar… Wilson had er zonder hun medeweten elektrische begeleiding onder gezet.
Mogelijk waren Cobi’s herinneringen bij dit verhaal in de loop der jaren toch enigszins vervaagd. Min of meer hetzelfde verhaal is namelijk bij andere bronnen eveneens te vinden.

Bob Dylan – Royal Albert Hall 1966

Royal Albert Hall
En dan Bob Dylan. In 1966 regelde Cobi via haar contacten met de VARA een optreden van de Amerikaanse blues en folkartieste Odetta op de Nederlandse televisie. Ook zou ze in De Waag spelen. Bob Dylan, op dat moment op tournee in Engeland, hoorde via zijn tourmanager (die hij deelde met Odetta) de hoogte van het gage wat de VARA Odetta zou betalen. Daarop belde de tourmanager Cobi: ‘Kunnen wij met Bob Dylan naar De Waag komen?’ Enkele dagen later belde de manager af. Het ging niet door en Cobi werd afgescheept met een optreden van The Liverpool Spinners.
Omdat tourmanager Derek White duidelijk iets goed te maken had, bood hij Cobi aan het optreden van Dylan in de Royal Albert Hall op 26 mei 1966 bij te wonen. Ze mocht eerste rij zitten en na afloop van het optreden backstage komen. Het was Dylans beruchte tour waarop hij elektrisch ging: voor de pauze speelde hij een akoestische set, na de pauze elektrisch met The Hawks (later The Band) als begeleiders. Backstage was het een heksenketel. Bij de kleedkamers trof Cobi Simon Vinkenoog aan die had gedacht voor de Televizier wel even een interview met Dylan te kunnen maken. Niemand kreeg echter de kans Dylan te spreken. Hij gaf zijn gitaar af en sprintte naar een gereedstaande auto.

Speurtocht
Het stukje voor de achterpagina van de NRC ging uiteindelijk niet door. Ook bij dit verhaal bleken Cobi’s herinneringen mogelijk iets te gekleurd. Enige ongeloofwaardigheid doemde hier op: in onze speurtocht naar meer gegevens over het eventuele optreden van Dylan in Nederland, bleken data niet te kloppen en andere gegevens oncontroleerbaar. De vraag is ook of Bob Dylan tijdens deze tournee, die hem al naar Australië, Zweden en Denemarken had gevoerd, zat te wachten op een optreden in Nederland. Het concert in de Royal Albert Hall was het laatste van de tour. Twee maanden later kreeg Dylan een mysterieus motorongeluk en trok hij zich terug in Woodstock.
Het eerste concert van Bob Dylan in Nederland vond plaats op 23 juni 1978 in De Kuip in Rotterdam.
Het organiseren van onze manifestatie werd uiteindelijk beloond: in 2016 kreeg Bob Dylan de Nobelprijs voor literatuur toegekend.

Noot:
[1] Op de manifestatie Bob Dylan moet de Nobelprijs krijgen, werden voordrachten, gedichten, pleidooien en optredens verzorgd door Bert van der Kamp, Geert Mak, Theodor Holman, Elsbeth Etty, Gijs Schreuders, Martin Bril, Wim Jansen, Edward van Vooten, Wouter van Oorschot, Simon Vinkenoog, Paul Scheffer, René Boomkens, Matthijs van Nieuwkerk, René Zwaap, Sjoerd de Jong, Freek de Jonge, Pieter Steinz, Colet van der Veen, Thomas Verbogt, Hans Righart, dj Pieter Fransen, Huub Stapel, Gerard Reve (telefonisch vanuit België), Peer de Graaf, Henk Tas, Rick de Leeuw, Ed Korlaar, Henk Hofstede, CCC Inc., J.W Roy & Band, Wouter Planteyd & Band. Vic van der Reyt presenteerde de avond.

image_pdfimage_print
Bookmark and Share

XXL: De langste

Christine Lavin – Photo: christinelavin.com

7 (Prince and The New Power Generation), Du (Peter Maffay), Now (Dave Berry), Love (Paul Simon): korte songtitels zijn er zat. Interessanter is de vraag naar lange titels, met als hoogtepunt natuurlijk de langste songtitel uit de popgeschiedenis.

Nu lijkt lengte een objectief criterium, in tegenstelling tot persoonlijke voorkeur voor een nummer, een arrangement of het uiterlijk van een artiest. Om al te grote onenigheid te voorkomen, is het daarom wellicht wijs een paar regels aan te houden:
a. alleen letters en cijfers tellen mee, dus geen leestekens en spaties, en
b. een gedeelte tussen haakjes telt ook niet mee (waarmee een flink deel van het Verzameld Werk van Bob Dylan al afvalt).

Een voorbeeld: titelkandidaat is zeker het woordspelige If I said you had a beautiful body would you hold it against me van the Bellamy Brothers, uit 1979. Die zou op 65 tekens uitkomen, als er geen verwarring bestond over het deel na ‘body’. Dat komt in de vakliteratuur – Top 1000-lijsten, pop-encyclopedieën – namelijk in twee versies voor: wèl – dan zijn het 50 tekens – en níet tussen haakjes: 63.

De belangrijkste bron van informatie tegenwoordig, het internet, levert ellenlange lijsten van ellenlange titels op, maar die zijn zonder uitzondering van obscure nummers van obscure bands of artiesten, of zijn alleen maar bedoeld om in het Guinness Book of World Records te komen.
Interessant is trouwens, dat het Guinness Book het in de jazzhoek zoekt. Als langste wordt daar een titel genoemd van pianist en bandleader Hoagy Carmichael, die mijn eeuwige adoratie verworven heeft voor het nummer Stardust, maar die ook de bedenker blijk te zijn van de tonguetwister I’m a Cranky Old Yank in a Clanky Old Tank on the Streets of Yokohama with my Honolulu Mama Doin’ Those Beat-o, Beat-o Flat-On-My-Seat-o, Hirohito Blues uit 1942.
Het nummer van pak ‘m beet een minuut lang, werd, ondanks zijn titel van 127 tekens, nog een bescheiden hitje in de uitvoering van Bing Crosby, maar is als langste titel al lang achterhaald.
De langste telt namelijk 385 tekens en staat op het album Future Fossils (1987) van de Amerikaanse zangeres Christine Lavin:

Regretting What I Said to You When You Called Me 11:00 On a Friday Morning to Tell Me that at 1:00 Friday Afternoon You’re Gonna Leave Your Office, Go Downstairs, Hail a Cab to Go Out to the Airport to Catch a Plane to Go Skiing in the Alps for Two Weeks, Not that I Wanted to Go With You, I Wasn’t Able to Leave Town, I’m Not a Very Good Skier, I Couldn’t Expect You to Pay My Way, But After Going Out With You for Three Years I DON’T Like Surprises!! Subtitled: A Musical Apology.

Rednex

Ook overdreven uitgerekt is deze, van de Zweedse groep Rednex:

The Sad But True Story Of Ray Mingus, The Lumberjack Of Bulk Rock City, And His Never Slacking Stribe In Exploiting The So Far Undiscovered Areas Of The Intention To Bodily Intercourse From The Opposite Species Of His Kind, During Intake Of All The Mental Condition That Could Be Derived From Fermentation: welgeteld 254 tekens.

Nog zo’n nummer waarvan de titel langer is dan de tekst: Long Live British Democracy Which Flourishes and Is Constantly Perfected Under the Immaculate Guidance of the Great, Honourable, Generous and Correct Margaret Hilda Thatcher. She Is the Blue Sky in the Hearts of All Nations. Our People Pay Homage and Bow in Deep Respect and Gratitude to Her. The Milk of Human Kindness, van het Londense Test Dept, komt tot 267 letters. Het staat op het album A good night out uit 1987.

De band Paracoccidioidomicosisproctitissarcomucosis uit Mexico, producent van albums als Cunnilingus (2001) en Satyriasis and Nymphomania (2002), bedacht onder meer het enigszins onvertaalbare Uroporfironogenodescarboxilandome y pustulandome con tu anorgasmita exaclorobencenosisticarial sexo traumatizante (105 tekens).
De Amerikaanse grindcore band Anal cunt wist er ook weg mee. Toch al vaardig in het vinden van provocerende titels van normale lengte – Hitler was a sensitive man, I sent concentration camp footage to Americas Funniest Home Videos en I hope you get deported -, waren de leden extra creatief als het lekker lang moest zijn. Vrouwonvriendelijkheid en homohaat inspireerden tot pareltjes van subtiliteit als Even though you’r [sic] culture oppresses women, you still suck you fucking towelhead (69 tekens), If you don’t like the Village People, you’re fucking gay (47) en I became a counselor so I could tell rape victims they asked for it (54). Hoogtepunt in deze explosie van genuanceerd mensbeeld – The only reason men talk to you is because they want to get laid, you stupid fucking cunt van het album It just gets worse (1999) – is 72 tekens lang.

Een wèl als vermakelijk bedoelde titel kwam van de hand van Barry Mann, de mannelijke helft van het songwriter-duo dat hij vormde met zijn vrouw Cynthia Weil en dat hits voorbracht als You’ve lost that lovin’ feelin’ en Saturday Night at the Movies.
In 1968 bracht hij een single uit getiteld The Young Electric Psychedelic Hippie Flippy Folk and Funky Philosophic Turned-On Groovy 12-String Band. Dat zijn 103 leestekens mèt en 89 zònder spaties.
Het was een persiflage op A simple desultory philippic (or how I was Robert McNamara’d into submission), een eveneens grappig bedoeld nummer van Paul Simon op het album Parsley, Sage, Rosemary and Thyme (1966).

Het wordt duidelijk tijd voor een aanvulling op de spelregels:
c. het moet geen – bedoelde of onbedoelde – onzin zijn (waarmee nòg een deel van het oeuvre van Bob Dylan afvalt) en
d. het moet de titel van een nummer zijn dat een hit geweest is of van een groep of artiest die bekend is of serieus genomen kan worden.

Geen bekendere bands dan the Beatles en the Stones. The Fab Four komen maximaal tot 48 tekens met Everybody’s got something to hide except me and my monkey, van het dubbel-album The Beatles (1968), beter bekend als the White Album. En the Stones raken niet verder dan de 46 tekens van Have you seen your mother, baby, standing in the shadow? uit 1966. En ook The Under Assistant West Coast Promotion Man (1965) komt tot slechts 38.
Nee, dan Pink Floyd. Several Species of Small Furry Animals Gathered Together in a Cave and Grooving With A Pict, een nummer van Roger Waters op het album Pink Floyd Works (1983), telt 76 tekens.

Even tussendoor: ook het palindroom heeft zijn weg naar de titels van popsongs gevonden. Een palindroom is een woord of naam dat van voor naar achter hetzelfde is als van achter naar voor. Een mooi voorbeeld uit de popcultuur is een album van de Amerikaanse groep Soundgarden. Die bracht in 1992 het dubbel-album Badmotorfinger uit, waarvan deel 2 onder de naam Satanoscillatemy-metallicsonatas, ook bekend als SOMMS.
Daarbij vallen Olé ELO uit 1976 van het Electric Light Orchestra (ELO) en Aoxomoxoa (1969) van The Grateful Dead in het niet. Om nog maar te zwijgen van SOS van ABBA, welke naam zelf ook weer een palindroom is.

Terug naar de langste titels. De Britse groep the Faces veroverde, toen ze al lang niet meer The Small Faces heette, het record voor langste titel van een hitsingle met het 144 c.q. 116 tekens tellende You Can Make Me Dance Sing Or Anything Even Take The Dog For A Walk, Mend A Fuse, Fold Away The Ironing Board Or Any other Domestic Short Coming. Het werd uitgebracht onder de naam Rod Stewart and the Faces – ook Ron Wood maakte daar nog deel van uit voor hij overstapte naar the Stones – en bereikte rond Kerstmis 1974 de 12de plaats in de Engelse top-40. Voor de volledigheid dient vermeld, dat de titel ook voorkomt in een versie waarbij het deel vanaf Even Take The Dog tussen haakjes staat.
Mooie voorbeelden zijn ook nog de albums 3 years, 5 months & 2 days in the life of… uit 1992 van de Amerikaanse band Arrested Development, met 42 dan wel 32 tekens, en It takes a nation of millions to hold us back (1988) van de New Yorkse hip hop-group Public Enemy: 46 tekens mèt en 36 tekens zonder spaties.

Een notoir liefhebber van lange titels is Meatloaf. Alleen al op zijn meesterproef, Bat out of hell (1977) staan You took the words right out of my mouth (Hot summer night) (32 tekens, zònder het deel tussen haakjes), All revved up with no place to go (26) en natuurlijk Paradise by the dashboard light (27). Maar ook op Bat Out of Hell II: Back Into Hell (1993) weet hij van wanten: Objects in the Rear View Mirror May Appear Closer Than They Are telt er 52, en Good Girls Go to Heaven (Bad Girls Go Everywhere).

In Nederland kom je al gauw terecht bij the Golden Earrings, want zo heetten ze nog toen. Just a little bit of peace in my heart is 30 tekens lang en I’m going to send my pigeons to the sky, van het album Golden Earring (1970), slechts 31.
Kampioen van de Lage Landen, echter, is Tröckener Kecks, bekend van frontman Rick de Leeuw. Op>TK, uit 2000, staat Zou Je Niettegenstaande De Recente Gebeurtenissen Toch Nog Een Verblijf Op Amoureus Gebied In Overweging Willen Nemen Alsjeblieft, en die telt 112 tekens. Zonder spaties!
Daarmee vergeleken is Boudewijn de Groots Ballade voor de vriendinnen van een nacht met 35 tekens maar minimaal.

Maar er is geen ontkomen aan: hoe veel van zijn titels er ook afvallen, Meester van de Lange Titel blijft Bob Dylan. Een kleine keuze uit zijn grote oeuvre, willekeurig maar in oplopende mate van onbegrijpelijkheid: I’d hate to be you on that dreadful day (van The Bootleg Series Vol 9: The Witmark Demos 1962-1964, uit 2002) – 31 letters, Stuck inside of Mobile with the Memphis Blues again (op Blonde on Blonde, 1966) – 43 tekens en Talking Bear Mountain Picnic Massacre Blues – van The Bootleg Series Vols 1-3 (1991) – 38 letters
Niet zijn langste maar zeker zijn mooiste: op Highway 61 revisited (1965) staat It takes a lot to laugh, it takes a train to cry: 37 tekens.
Dat is welhaast een liedtekst op zich.

image_pdfimage_print
Bookmark and Share

René ten Bos ~ De Corona Storm – Hoe een virus ons verstand vervaagde

René ten Bos Ills.: Joseph Sassoon Semah

Het coronavirus veroorzaakt een storm, zowel in het zieke lichaam als in onze samenleving.
Iedereen heeft er een mening over. Onze waarden en idealen worden weggevaagd: wij worden allemaal stormjagers, aldus ten Bos. Mark Rutte zei tijdens een persconferentie op 22 april dat we moeten stoppen met filosoferen. De filosoof is echter onmisbaar.

De Corona Storm – Hoe een virus ons verstand vervaagde is een directe reactie op ‘Ruttes stupide opmerking’, maar ook om zijn eigen onrust weg te schrijven. Twee vragen staan centraal: hoe ontstaat deze ziekte en wat veroorzaakt onze hyperreactie erop? Waarom leveren we onze vrijheid zo gemakkelijk op?

Filosoof René ten Bos analyseert de coronacrisis aan de hand van 26 alfabetisch geordende lemma’s, een filosofisch corona woordenboek, een soort gereedschapskist die hem in staat moet stellen zich te verhouden tot de veelkoppige dimensie van de crisis. In navolging van Voltaires Le dictionnaire philosophique ou La Raison par alphabet (1764).
Angst, deskundigen, epidemiologen, intimiteit, gezondheid, hoop, moraliteit, mondkapjes, noodtoestand, preventie, swabs (wattenstaafjes), zoönose (ziekte die van dieren op mensen overspingen), vergezeld van filosofische inzichten, passeren de revue.

De crisis leert ons de rol van waarschijnlijkheid in de wetenschap, ten koste van het vasthouden aan de zekerheid van de waarheid. Hier is een belangrijke rol weggelegd voor de politiek: hoe gaat zij zich verhouden tot waarschijnlijkheid?

Het coronavirus legt de nihilistische atmosfeer in de liberaal-kapitalistische samenleving bloot. De enige waarde die nog telt is gezondheid, andere waarden worden opgeofferd op ‘het altaar van de angst’, aldus ten Bos. De V (Volksgezondheid) staat boven M (Milieu) van RIVM, terwijl zij met elkaar interacteren: M is preventief ten opzichte van V.

De angst voor een nieuw fascisme, een fascisme zonder fascisten, is vaak onderwerp in De Corona Storm.
Fascisme belooft vaak oplossingen voor angst, en reageert met geweld: bewapening van boa’s, kliksystemen, oorlogsjargon. Er gebeuren veel dingen zonder dat we willen dat ze gebeuren, zonder dat er echte handelaars, ‘agents’ zijn, aldus René ten Bos. Hierdoor kan het gebeuren dat we onze vrijheden opgeven zonder dat iemand dat wil. Dat roept bij hem het angstvisioen op dat we uiteindelijk terechtkomen in een fascisme, zonder dat iemand fascist is.
Tegenover die angst staat humor, ‘want wie in virale tijden niet durf te lachen mist kansen op hoop, intimiteit en troost’.

René ten Bos – De coronastorm. Hoe een virus ons verstand wegvaagde. Boom uitgevers, Amsterdam, 2020. ISBN ISBN 9789024435173 – E-book ISBN ISBN 9789024435180

René ten Bos is hoogleraar filosofie aan de Faculteit der managementwetenschappen van de Radboud Universiteit en dean van de Radboud Honours Academy. Auteur van onder andere ‘Dwalen in het antropoceen’ en ‘Extinctie’.

Ad Verbrugge in gesprek met René ten Bos over De Corona Storm – Hoe een virus ons verstand vervaagde.

Linda Bouws – St. Metropool Internationale Kunstprojecten

image_pdfimage_print
Bookmark and Share

Susan Neiman – Wat we van de Duitsers kunnen leren

Susan Neiman. Ills.: Joseph Sassoon Semah

Susan Neiman is opgegroeid als wit meisje in Atlanta (Georgia), in het gesegregeerde Zuiden van de Verenigde Staten. Nu woont ze als Joodse vrouw in Berlijn en is directeur van Einstein Forum in Potsdam. Neiman raakte gefascineerd door de manier waarop Duitsers in het reine proberen te komen met een ‘onmogelijk verleden’. Ze besloot dat te vergelijken met de situatie in de Verenigde Staten met haar erfenis van de Burgeroorlog, en waar de tegenstellingen alsmaar groter worden. In Wat we van de Duitsers kunnen leren staat de vraag centraal hoe we in het reine kunnen komen met nationale misdaden als de Holocaust of het slavernijverleden. Kunnen we het verleden verwerken tot een positief ideaal van ‘dat nooit weer’?
In haar vuistdikke boek waar ze drie jaar aan werkte, benadrukt Neiman de verschillen tussen Vergangenheitsaufarbeitung in Duitsland en de Verenigde Staten.
Neiman voerde vele, vele gesprekken met Duitsers en Amerikanen, waaruit blijkt hoe ingewikkeld en confronterend het is om als natie naar je eigen geschiedenis te kijken.

In deel I Duitse les gaat Neiman in op de Duitse pogingen in het reine te komen met de nazitijd, zowel voor als na de hereniging. De meerderheid van alle Duitsers dacht dat de eigen ellende über alles ging. Susan Neiman analyseert Duitslands omgang met het verleden met een nogal roze bril: ze blijft positief over Duitsland; ondanks dat in Duitsland in 2019 13% meer antisemitische misdrijven plaatsvonden en een toename was te zien in andere politiek gemotiveerde incidenten. In 2019 meer dan 41.000, een toename van 14% met het jaar ervoor. De Duitse welkomstcultuur laat immers zien dat er veel meer Duitsers zijn die de vluchtelingen steunen dan op extreemrechtse partijen stemmen als de AfD, aldus Neiman.
De vooruitgang van Duitsland wordt weliswaar bedreigd, maar progressieve democratische waarden tonen hun bestaansrecht in de manier waarop ze reageren op iedereen die ze probeert te ondermijnen. ‘Door de Duitse zoektocht naar verlossing nader te onderzoeken, en deze te vergelijken met waar anderen falen, kunnen we leren om trots te zijn op het werk dat al is gedaan – en het te beschermen tegen iedereen die het ongedaan wil maken.’ De bereidheid om je beschamende geschiedenis onder ogen te zien kan tot een bewijs van kracht worden.

In deel II Het bitterzoete zuiden, beschrijft ze uitgebreid de erfenis van het diepgewortelde racisme in het Diepe Zuiden van Amerika. Neiman reist door Mississippi om te onderzoeken wat er precies heeft plaatsgevonden in de afgelopen eeuwen en wat daar nu nog steeds de gevolgen van zijn. Mississippi was de eerste staat die de Black Codes invoerde, waarmee de rechten werden ingetrokken die bevrijde zwarte mannen en vrouwen bij de emancipatie waren beloofd. Ze beschrijft uitgebreid de wrede moord op de zwarte jongen Emmett Till (28 augustus 1955), en het proces waarbij de moordenaars werden vrijgesproken door een volledig witte jury en gaat op zoek naar een antwoord op de vragen wat de moord vandaag nog betekent in de Mississippi Delta, hoe wordt die herinnerd? Hoe wordt de herinnering onderdrukt? En wat vindt de plaatselijke bevolking, zwart en wit, van de pogingen om de moord te herdenken? De moord op Emmett Till doet er nog steeds toe, de demonstranten van Black Lives Matter roepen ‘Michael Brown, Emmett Till – How many black boys will you kill?’
Neiman constateert dat Amerikanen nu beginnen in te zien dat het niet eerder onderzochte verleden zich opdringt aan het heden. Het verleden blijft ons achtervolgen als we het niet onder ogen willen zien.

De beide delen geven inzicht in de verschillende manieren om met het nationale verleden om te gaan, of het te negeren.
Susan Neiman hoopt dat Amerikanen maar ook andere volkeren een voorbeeld nemen aan de Vergangenheitsaufarbeitung in Duitsland. Neiman verzuimt te vermelden dat er ook in Amerika wel degelijk aandacht wordt besteed aan ongemakkelijke geschiedenissen, zoals bijvoorbeeld de Vietnamoorlog.

In deel III Dingen rechtzetten geeft ze haar versie op hoe het eigenlijk zou moeten zijn. In hoeverre zijn we verantwoordelijk voor ons nationale verleden, hoe moeten we onze kinderen opvoeden, monumenten oprichten of verwijderen, het herstel van aangericht onrecht organiseren en politieke culturen construeren? Hoe kunnen we het verleden gebruiken wanneer we nadenken over onze morele en politieke toekomst?

Wat we van de Duitsers kunnen leren is geschreven net voordat de BLM de wereld veroverde.

Susan Neiman – Wat we van de Duitsers kunnen leren. Uitgeverij Lemniscaat, Rotterdam, 2020. ISBN: 9789047710226 |

Kijk naar: Susan Neiman im Gespräch mit dem Schriftsteller Ingo Schulze: 
https://www.volksbuehne.berlin-von-den-deutschen-lernen/10718

Susan Neiman heeft het grootste deel van haar filosofisch werk gewijd aan de verdediging van de vaak belasterde Verlichting, en huldigt de kernwaarde die Jean Améry aan de Verlichting toedicht: ‘kennis leidt tot erkenning, en erkenning tot moraliteit’. Zij publiceerde o.a. Het kwaad in het moderne denken, Morele helderheid en Verzet en rede in tijden van nepnieuws.

Zie ook:

Linda Bouws – St. Metropool Internationale Kunstprojecten

image_pdfimage_print
Bookmark and Share

Verslagen uit Spanje

De Amerikaanse journaliste Virginia Cowles, die in 1936 voor de Engelse Sunday Times naar Spanje vertrok om verslag te doen van de Spaanse Burgeroorlog, bekende later – in haar indrukwekkende oorlogsmemoires Looking for Trouble (1941) – niet in alle opzichten goed voorbereid te zijn geweest op haar werk als correspondente. Ze arriveerde in een door de Franco-troepen belegerd Madrid, in kleding volstrekt ongeschikt voor een oorlogssituatie. Strompelend op hakken en gekleed in rok bracht ze onder meer een bezoek aan republikeinse loopgraven. Ondanks de ernst van de situatie levert haar informatieve verslag van dat bezoek daardoor hilarische momenten op.

Madrid werd vanaf oktober 1936 continu belegerd door de nationalistische troepen van generaal Franco. Vrijwel dagelijks werd de stad beschoten door kanonnen en mortieren. Honderden gebouwen lagen in puin, duizenden bewoners waren de stad ontvlucht. De aanlevering van voedsel naar de stad was minimaal, een hongersnood stond op uitbreken.

Virginia Cowles

Correspondenten
Virginia Cowles boekte een kamer in Hotel Florida aan de Plaza de Callao in Madrid. Het was de plek waar de internationale oorlogscorrespondenten zich hadden verzameld om van daaruit verslag te doen van de belegering, Ze ontmoette er onder anderen Sefton Delmer van de Daily Express, Ernest Hemingway en Martha Gellhorn (de latere Mrs. Hemingway), die beiden schreven voor Collier’s Weekly en schrijver John Dos Passos. Oorlogsfotograaf Robert Capa verbleef er diverse malen, meestal in gezelschap van zijn vriendin Gerda Taro, de fotografe die later aan het front om het leven zou komen. De Nederlandse regisseur Joris Ivens was er met zijn cameraman John Fernhout om de film Spanish Earth te draaien.
Correspondenten Jay Allen van de Chicago Herald Tribune, Mikhail Koltsov (Pravda) en de journalisten Louis Fischer en George Steer waren frequente gasten van het hotel.

Toevluchtsoord
De eerste vraag die Cowles door haar collega’s werd gesteld was: heb je wat te eten meegenomen? In Hotel Florida was nauwelijks voedsel voorhanden. Hemingway maakte zich bij de anderen populair omdat hij er vaak in slaagde bacon, eieren, koffie en marmelade te regelen, bovendien was whisky en gin op zijn kamer ruim voorradig. De kamer van Hemingway was tijdens beschietingen van de stad, sowieso een toevluchtsoord voor de andere correspondenten: Hemingway had, zeer uitgekiend, de kamer genomen die net buiten het schootsveld van het geschut lag.
De correspondenten in Hotel Florida werkten onder moeilijke omstandigheden. Door de belegering was normaal werken vrijwel onmogelijk. Het verblijf in de stad en het reizen naar het front leverde voortdurend gevaren op. Bijna dagelijks was het een worsteling een telefoon of telegraafapparatuur te bemachtigen in het gebouw van de censoren van de republikeinse regering. Het contact met de censoren leverde ook nog eens talloze aanvaringen op, omdat niet ieder bericht wat het land uit zou gaan hun goedkeuring kon wegdragen.

Martha Gellhorn in Spanje

Anti-Franco
Voor de meeste correspondenten lag de sympathie duidelijk bij de republiek Spanje en niet bij de opstandelingen van Franco. Meer en meer raakten degenen die het beleg meemaakten overtuigd van de legitimatie van de strijd van de republiek.
Journalisten met een dergelijke opvatting, van wie juist verwacht werd dat zij een objectief verslag zouden leveren maar die toch blijk gaven van loyaliteit met de republikeinse zaak en dat in hun artikelen probeerden uit te drukken, kwamen daardoor soms in een lastige positie.
Gezien de anti-interventie politiek van Engeland, Frankrijk en de VS – de weigering van deze landen wapens te leveren aan de republiek – hielden veel krantenredacties er een behouden standpunt ten opzichte van het Spaanse conflict op na. Het kwam vaak voor dat artikelen die prorepubliek of anti-Franco waren, werden gewijzigd, of niet werden geplaatst. Zo waren de kranten van de conservatieve Amerikaanse persmagnaat Randolph Hearst fel tegen de republiek. Journalist Jay Allen werd door de Hearst-krant The Chicago Herald Tribune ontslagen, omdat hij in zijn artikelen te veel de kant van de republiek koos.
Soms ging de sympathie van correspondenten voor de republiek heel ver. Sommigen van hen, zoals Ernest Hemingway, Martha Gellhorn, Louis Fischer, Jay Allen en George Steer, stelden zich min of meer in dienst van de republiek, soms voor hand- en spandiensten, soms voor wezenlijke zaken zoals wapenaankopen. Zij waren bijna partizanen in dienst van de republiek, constateert de Engelse historicus Paul Preston in zijn werk over oorlogscorrespondenten in Spanje.

Mikhail Koltsov (rechts) in gesprek met de anarchistische leider Durruti

Contrarevolutionair
Zo schreef de Russische schrijver en journalist Mikhail Koltsov in 1936 en 1937 vanuit Spanje een serie artikelen voor de Pravda, die hem in de Sovjet-Unie erg populair maakten. Voor zijn serie sprak hij onder anderen met de Spaanse president Azaña en met de anarchistische voormannen Durruti en Juan García Oliver. Er is veel gespeculeerd over Koltsovs werkelijke rol tijdens het Spaanse conflict, want hij functioneerde tevens als politiek adviseur voor de Spaanse regering en bleek in meerdere kringen invloed te kunnen uitoefenen. Vermoedelijk was hij een hoge ambtenaar bij de geheime dienst of luchtmacht van de Sovjet-Unie. Zijn wekelijkse telefoongesprekken met Stalin wijzen in die richting. Als beloning voor zijn werk in Spanje werd hij bij terugkeer in de Sovjet-Unie in 1938 benoemd tot lid van de Opperste Sovjet. Tijdens de golf van arrestaties van ‘contrarevolutionaire elementen’ werd hij echter nog datzelfde jaar gearresteerd en geëxecuteerd.

Louis Fischer

Wapenembargo
Ook de Amerikaanse journalist Louis Fischer van het tijdschrift The Nation, werd er van beschuldigd een Sovjetagent te zijn. Dat was hij echter niet, ook al woonde zijn gezin in Moskou. Fischer had aanvankelijk sterke sympathie voor het communisme en hij steunde de Spaanse republiek waar mogelijk. Hij had contacten met politici en diplomaten in Spanje, de VS en de Sovjet-Unie, was bevriend met de Spaanse president Azaña en de socialistische leider Largo Caballero. Hij sprak Russisch, Duits en Spaans en hij werd geroemd om zijn levendige en altijd zeer informatieve artikelen. Politici vertrouwden hem omdat hij altijd betrouwbare informatie wist te geven. In Spanje ging hij bijna wekelijks op bezoek bij de Spaanse premier Juan Negrín. Terwijl deze ’s ochtends in bad zat, zat Fischer op het toiletdeksel met een notitieblok en bespraken zij de situatie in Spanje en de wereld. Fischer was fel tegen het door de VS afgekondigde wapenembargo tegen Spanje. In zijn contacten met diplomaten en politici, waaronder Amerikaanse congresleden, maar ook met first lady Eleanor Roosevelt, probeerde hij – tevergeefs – de VS op andere gedachten te brengen.

Wapenaankopen
Verslaggever Jay Allen, volgens velen de best geïnformeerde journalist destijds, probeerde in diplomatenkringen zijn invloed aan te wenden om het wapenembargo op te heffen. Allen had in augustus 1936 naam gemaakt met een ijzingwekkend verslag over wat hij had aangetroffen in de arena van Badajoz, waar enige dagen daarvoor honderden mensen door de Franco-troepen waren geëxecuteerd. Bovendien maakte hij het laatste interview met de falangistische leider José Antonio Prima de Rivera, voordat deze werd geëxecuteerd. Jay Allen poogde tijdens de burgeroorlog in Londen wapens te kopen voor de republiek. In de jaren veertig zette hij zich aan een gedetailleerde geschiedschrijving van de Spaanse burgeroorlog, geassisteerd door de jonge Amerikaanse academicus Herbert Southworth en de latere historica Barbara Tuchman, een werk dat helaas nooit is voltooid.

Read more

image_pdfimage_print
Bookmark and Share

Paul Simon en de Lage Landen

Het songwriters-duo Boudewijn de Groot-en-Lennaert Nijgh wordt wel beschouwd als de Nederlandse Lennon-and-McCartney. En niet geheel ten onrechte, want alleen al hun album Picknick (1967) is op een aantal punten te zien als de Nederpop-tegenhanger van Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band uit 1967: het nummer Picknick is, net als de eerste track van Sgt. Pepper, progammatisch voor het hele album, Mensen om me heen is qua thema het equivalent van With a little help from my friends, Cinderella is de Nederlandse Lucy in the sky with diamonds, de jaren dertig sound van When I’m sixty four keert terug in de Ballade voor de vriendinnen van één nacht, in de Ballade van wat beter is klinkt Getting better door en de orchestrale climax van A day in the life weerklinkt in het slotakkoord van Megaton. Om maar een paar voorbeelden te noemen.
Het tweetal is ook de Nederlandse Bob Dylan genoemd, niet alleen omdat het een vertaling van The times they are a-changing opnam – Er komen andere tijden stond al op de lp Boudewijn de Groot (1965) -, maar ook, of vooral, omdat die titel hun motto werd, in ieder geval tijdens wat – overigens onder protest van Boudewijn de Groot – als hun protestsong- periode wordt gezien. Op Voor de overlevenden (1966), bijvoorbeeld, staat in Ze zijn niet meer als toen (de tekst is van Boudewijn zelf):

Er is gezegd: er komen andere tijden.
Er is gevochten voor een nieuw fatsoen.
Er is niet geluisterd naar wat anderen zeiden,
ik heb geen zin het nog eens over te doen.

Merkwaardig genoeg zijn Boudewijn de Groot en Lennaert Nijgh zelden vergeleken met Paul Simon, terwijl daar wel reden voor is. Al op hun eerste album stond Nijghs vertaling van The Sound of silence: Het geluid van de stilte. Overigens een abominabele vertaling van iemand die in diezelfde periode met Liefde van later een perfecte vertaling van Jacques Brels Chanson des vieux amants zou maken.

Toen Boudewijn de Groot, na de dood van zijn tekstleverancier in 2002, vaker zelf de pen ter hand nam, dook Paul Simon op in enkele van zijn teksten. Hij verzamelde en becommentarieerde die in de bundeling Hoogtevrees in Babylon. Alle eigen teksten van 1963 t/m 2006 (Baarn, 2007). Het nummer Hoogtevrees op het album Van een afstand (1980) ‘beschrijft een droom die zo duidelijk was en me ’s morgens nog zo helder en compleet voor de geest stond, dat de tekst er een letterlijke weergave van is. (..) Ik hoefde alleen maar uit bed te komen, te gaan zitten met pen en papier en de woorden kwamen vanzelf, compleet met rijm.’
In het eerste couplet dicht hij

Ik werd vergeleken met de groten der aarde,
ze zeiden ook dat het op Paul Simon leek.
Eerst was ik verrast toen begon het te hinderen,
maar niemand nam aanstoot,
hoe kwaad ik ook keek.

En in Hoogtevrees in Babylon op de cd Lage landen (2007) vinden we een terugverwijzing daarnaar in dit citaat

Paul Simon was degene
die vroeg waar ik mee bezig was
hij gaf me een paar stenen
en ging liggen in het gras
hij zei: wordt dit de hoogste toren
ooit door mensenhand gemaakt
dan weet je van tevoren
dat je wordt afgekraakt

hooggegrepen zinnen
theatrale melodie
het lijkt heel wat daarbinnen
maar blijkt een parodie
achttien trage kraaien
vlogen cirkels boven ons hoofd
je moet de leugen niet verdraaien
of je wordt niet meer geloofd

en

ik metselde mijn muren
duizend stenen in het rond
het kon niet lang meer duren
tot ik in de wolken stond
mijn moeder kon ik niet meer horen
Paul Simon schudde ‘t hoofd
ik dacht: je moet je niet laten storen
door wie niet in je gelooft

Read more

image_pdfimage_print
Bookmark and Share
  • About

    Rozenberg Quarterly aims to be a platform for academics, scientists, journalists, authors and artists, in order to offer background information and scholarly reflections that contribute to mutual understanding and dialogue in a seemingly divided world. By offering this platform, the Quarterly wants to be part of the public debate because we believe mutual understanding and the acceptance of diversity are vital conditions for universal progress. Read more...
  • Support

    Rozenberg Quarterly does not receive subsidies or grants of any kind, which is why your financial support in maintaining, expanding and keeping the site running is always welcome. You may donate any amount you wish and all donations go toward maintaining and expanding this website.

    10 euro donation:

    20 euro donation:

    Or donate any amount you like:

    Or:
    ABN AMRO Bank
    Rozenberg Publishers
    IBAN NL65 ABNA 0566 4783 23
    BIC ABNANL2A
    reference: Rozenberg Quarterly

    If you have any questions or would like more information, please see our About page or contact us: info@rozenbergquarterly.com
  • Follow us on Facebook & X & BlueSky

  • Archives