De piramide van geluk ~ De rol van alles. Taal, cijfers en psychologie

Economie is een vrolijke wetenschap. Omdat zij de menselijke drang tot het bevredigen van geneugten kanaliseert, stimuleert en reflecteert.
De mens is van nature geneigd tot plezier maken: hij wil lekker eten, veel geld verdienen en een zo luxe mogelijk leven leiden.
Economie is uiteindelijk de menukaart van deze wensen. Zij doet niet meer en niet minder dan kijken hoe de menukaart zo goed mogelijk aan ieders wensen kan voldoen, hoe de maaltijden zo efficiënt mogelijk kunnen worden bereid en hoe zo lang mogelijk van alles genoten kan worden.
Econometrie is het vervolg daarvan: zij bedenkt de rekensommen waaraan de economie de verbeteringen kan ontlenen.

Economie is een vrolijke wetenschap, omdat zij met veel menselijke aspecten rekening mag houden.
Met taal, met cijfers en met psychologie.

Taal
Taal is het middel waarmee de mens zijn wensen kenbaar kan maken. Het is dan ook niet verwonderlijk dat juist bankieren de woordenschat van de mens uitgebreid heeft.
Assit mix, credit default swaps, blue chip, EBITDA, yieled-ratio, bad banking, woorden die nu tot de dagelijksheid behoren, maar die een aantal decennia geleden niet bekend waren.
Hoe groter en diverser een economie, hoe groter de woordenschat.
Het beeld dat de buitenstaander van economen heeft – een dorre cijferaar die getrouwd is met de calculator – is dan ook achterhaald.

De Amerikaan E.F. Weekly stelt in zijn boek The Number of Words. Economy as Language dat de economie niet zonder taal kan. Zijn basisformule

econoom + cijfer = taal [e + c =t]

is algemeen geaccepteerd.

Taal, stelt Weekly, is het middel tot explicatie, overtuiging en maskeren. De drie essentiële begrippen waarop bankieren gebaseerd is. En wel in deze specifieke volgorden.
Als een cliënt niet begrijpt wat bad banking is, is dat het eerste wat de bankier probeert uit te leggen. Bij aarzeling doet de bankier er een schep bovenop om de cliënt te overtuigen. Mocht de klant ook na deze poging naïef verbaasd of zelfs wantrouwend reageren, dan is maskeren het laatste middel dat rest.

Taal heeft de goede eigenschap om positief te kunnen functioneren. Als voorbeeld gebruikt Weekly het volgende: een werkgever die een personeelslid zijn ontslag wil meedelen, kan uit twee modellen kiezen:
a. Negatieve aanpak
Werkgever meldt in rechtstreekse bewoording dat de werknemer ontslagen wordt met onmiddellijke ingang
b.Positieve aanpak
Werkgever vraagt naar de laatste vakantie-ervaringen van werknemer. Bij enthousiaste reactie meldt hij dat de werknemer vanaf de volgende dag weer kan genieten van dat gevoel.

Weekly wijst hier op het extra’s dat taal als communicatiemiddel heeft: bij het theoretisch mogelijk negatieve antwoord van de werknemer, biedt taal an sich herkansing.
Een volgende vakantie kan de nare herinneringen wegspoelen.

De formule van Weekly is dan ook uitgebreid tot

econoom + cijfers = taal {woorden³ > t}

Met name dit laatste aspect van taal, het maskeringsmiddel, is populair in de financiële wereld geworden. Met reden: het maakt het mechanisme van handelen soepeler. Omdat onwetendheid vaak belemmerend werkt. En handel heeft geen belang bij vertraging.
Dat het daarnaast een positief psychologisch gevolg heeft, spreekt voor zich. Bij het stuk over psychologie komen we hierop terug.

Cijfers
Cijfers zijn helder.
Een 2 is een 2.
Pas als er letters aan te pas komen, wordt het ingewikkeld.

2 + 2 = 4

2 kuddes olifanten + 2 olifanten = onbekend

Zijn cijfers helder?
Of anders geformuleerd: zijn cijfers belangrijk voor een econoom, een bankier?

‘Ze lijken van staal, maar ze zijn van rubber’, schrijft de Fransman Eduard Coulant in Nombre et Hombre.
Coulant, bedenker van de term ‘dubbele boekhouding’, toont op overtuigende wijze aan dat een ondernemer zijn jaarcijfers op verschillende manieren kan presenteren.
Een verlies van 1 miljoen kan worden gepresenteerd als investering in een gouden toekomst.
‘De grootste tekortkoming van cijfers is dat ze niets zeggen,’ schrijft hij, ‘Cijfers presenteren zichzelf, maar niet het verhaal.’
Waarmee hij onomstotelijk aantoont dat de paradox van economie is dat het ogenschijnlijk belangrijkste middel waar de econoom mee werkt, het cijfer, niets voorstelt.

Van de drie basisingrediënten die aan het begin van dit hoofdstuk werden gepresenteerd – taal, cijfers en psychologie – zijn cijfers de zwakke schakel.

De tijd is nog niet rijp om naar een economie zonder cijfers te transformeren.
Maar in een niet al te verre toekomst zullen we deze transformatie meemaken. Hierop speculeert de econoom J.W. Ting in zijn boek Money without Value, dat we hier niet zullen bespreken als zijnde irrelevant.

Psychologie
Psychologie is de moeder van alle wetenschappen. Alles wat de mens bedenkt, doet en nalaat valt onder haar competentie. Bij het analyseren van de relatie tussen bankier en cliënt komt deze wetenschap derhalve van pas.
Want deze twee zijn nu eenmaal elkaars gevangene, hoe je het ook went of keert.
Als de relatie tussen twee van de meest prominente actoren op de markt zo gespannen is, ligt het voor de hand dat er oplossingen zijn.

Rond de psycholoog-econoom G.R. Wolff II (Harvard) heeft zich een denktank ontwikkeld waarvoor innovatie en herbronning de kernwoorden zijn.
Centraal binnen de denktank staat de opvatting van Wolff dat humaniteit een remmende factor is binnen de economie. Maar in plaats van eliminatie van de storende factor aan te raden, omarmt de school deze juist als steekwoord voor het noodzakelijke veranderingsproces.

‘Uitgaan van de werkelijkheid biedt ook voordelen,’ houdt Wolff de lezer in Reality: The Way Out voor, ‘Oplossingen gebaseerd op de werkelijke situatie kennen een kern van waarheid.’

De samenvattende redenering

r(ealiteit) = k(ern) + w(aarheid)

werd al snel uitgebreid

r = k + w = o(plossing)

In breder perspectief eindigend in de aanzet tot de volgende gedachte

r = k +w = o > ? p(robleem)

Door Wolff bondig samengevat in de vraag: wat is het probleem als de oplossing er is?
Een ruime meerderheid van de deelnemers aan het Third Wolff Debate Congress (Dubai, 2005) acht armoede de reden voor sociale onrust in maatschappelijke zin en voor gefrustreerdheid in persoonlijke zin.
Filosofisch is de moraal van een redelijk opgeleid, weldenkend mens zo geslepen dat armoede, ook die van derden, als negatief of storend ervaren wordt.
Deze moraliteit spoort hen, die reden hebben om deel te nemen aan het financiële verkeer, aan om hen, die geen reden daarvoor hebben, al dan niet onder voorwaarden, een van het hunne te schenken.
Wolff stelt dat deze humanitaire visie een remmende factor is doordat zij voorbijgaat aan de kern van waarheid. ‘Vaststaat is dat een brood wel kruimels geeft, maar dat een kruimel nooit een brood kan worden.’

Deze vaststelling
b = k, k # b

in combinatie met

r = k + w = o

wordt

r = k [ < b = k, k # b] + w = o

transformeert tot

r = k + w = o = d(oen)

k en b doen niet meer ter zake na vaststelling.

Innovatie in combinatie met herbronning zorgt voor een realistische visie.
De school van Wolff kiest op grond van deze overwegingen voor een heldere oplossing:
‘Als armoede de oorzaak van onrust is, moet zij in de kern beoordeeld worden.’
Wolff eindigt het betoog met twee vragen
– waarom verstoort armoede het wereldbeeld van zowel degene die bezit als van degene die niet bezit?
– is er een oplossing voor het probleem?

Naar: de-toekomst-en-de-economie/

image_pdfimage_print
Bookmark and Share

De piramide van geluk ~ De toekomst en de economie

De toekomst ziet er rooskleurig uit.
De intrede van internetbankieren, betaalpassen en creditcards heeft ons (betaal)gedrag veranderd.

De Canadees J.W. Hasking presenteerde op het Third Wolff Debate Congress het onderzoek waarbij 1432 willekeurige Canadezen met betrekking tot hun financiële huishouding ondervraagd werden (2007).
Van de onderzochten heeft 83,2% een helder beeld van zijn inkomsten. De overige 16,3% blijkt zijn inkomen gemiddeld 12,3% te hoog in te schatten. Interessanter is dat van de 83,2% met een realistisch beeld, 67,1% geen reëel beeld heeft van de uitgaven. Hasking vergelijkt deze cijfers met een onderzoek uit 1957 dat in Canada werd gehouden door de Universiteit van Montreal. Bij dat onderzoek werden 74 mensen ondervraagd. Daaruit blijkt dat 95% indertijd de hoogte van hun inkomsten kende en 93,2% hun uitgavenpatroon goed inschatte.

Hasking trekt hieruit een aantal conclusies:
– geld verandert van waarde als het niet echt uitbetaald wordt
– de inzichten in eigen economie verminderen met de toename van de hoeveelheid digitaal geld
– digitaal geld lijkt ruimer voorhanden dan analoog
– de homo economicus is geneigd tot positief denken

De vraag is of deze ontwikkeling perspectief beidt op mogelijke oplossingen voor de huidige financiële crisis, of in bredere zin, voor de grootste bron van frustratie: armoede.
Ja en nee, concludeert Wolff II. Uit de kern van de hiervoor gemelde analyse kan men op zijn minst een deeloplossing abstraheren. Als eerste stap naar een uitweg komt Wolff II met het voorstel voor een mondiale munt: de i-ping

Het voordeel van deze invoering is dat het de transparantie vergroot.

i(-ping) = t(ransparantie)

Transparantie is de voorwaarde voor degelijk vergelijkend onderzoek. En vergelijkend onderzoek is de kern van wetenschappelijk verkeer: een appel is pas een appel (a) als hij naast een ei (e) ligt.

a = a > e

Het voortdurend moeten omrekenen van dagkoersen, de invloed van speculatie, belemmert objectief onderzoek.

v(aluta)² = n(ie)t = V(erwarrend) of

v² # nt = V

Met de invoering van een mondiale munteenheid is aan een basisbehoefte van de wetenschap voldaan.

Hiermee wordt helder wat een ieder verdient.

i ≥ t = b(eter)

Als gevolg hiervan zal volgens Wolff II een intensieve prikkel tot vooruitgang worden afgegeven; ieders positie is verbeterd door de verkregen transparantie.
Al oogt deze eerste stap van geringe omvang; voor de wetenschap is zij essentieel.
Wetenschap, verduidelijkt Wolff II, biedt geen oplossing, dat is de taak van ideologie.

Wetenschap biedt inzicht. En inzicht bepaalt mede het menselijk handelen.

a(rm) = a + √ O(nwetendheid) = g(een) p(rikkel)

maar

a = a + √ W(etend) = p

wordt

a = a + √ w = p > o(plossing)

Conclusie
Economie en daarmee de wetenschap op zich bewijst hiermee dat zij een wezenlijke bijdrage kan leveren aan de verbetering van het dagelijks bestaan. Maar ook laat zij haar reikwijdte en haar beperkingen zien.
Als de huidige financiële crisis vraagt om een nieuwe manier van denken, moet dat geen stap terug zijn, maar een sprong voorwaarts.
Minstens zo belangrijk is de troost dat er niets nieuws onder de zon is. Rare fratsen zijn van alle tijden. Tegenslagen horen erbij.
Zonder problemen geen oplossingen.

Naar: bibliografie/

image_pdfimage_print
Bookmark and Share

De piramide van geluk ~ Bibliografie

G.K. Andrejev – Money and its pleasures. New York, 2004
Edouard Coulant – Nombre et Hombre. Nice, 1876
J. Culling – Fun. A different look at Money. Oxford, 1998
Jacq. Daccord – Les temps d’argent. Paris, 1998
G. Gomez – Ahorrar en Espana. Madrid, 1976
S.T. Fischer – Die K vom Kapital. Dresden, 1978
Karl M. Hope – Het voordeel van gemak. Amsterdam, 2005
Oscar J. Knaack – Time and Profit. Stockholm, 2002
Harry W. Kromwitz – Money, More or Less. New Jersey, 2005
Harold Lowres – Labour as a waste of time. London, 1998
H. Markant – Handbuch der Wuenschen. Dresden, 1897
K. Mulder – De Beurs. Van handelaren en zwendelaren. Groningen, 1967
Edward M. Park – De Theorie der Onafhankelijkheid. Een economie zonder mensen. Broek in Waterland, 1834
J. Schaap – Die Wahrheit is ein Vergnuegen. Berlin, 1987
J.Svejk – Das Geld und die Ratio. Prag, 1923
E.H. Tappert – Fragen der Wirtschaft. Berlin, 1989
Erich Teilen – Economie als Onderdrukker. Amsterdam 1936
E.F. Weekly – The Number of Words. The economy as language. Detroit, 2005
J.S. Zerow – The Power of Pecunia. n.pl., n.d.

image_pdfimage_print
Bookmark and Share

Global Financial Governance Ten Years After The Crisis: An Interview With Ilene Grabel

Prof.dr. Ilene Grabel

The financial crisis of 2008, which resulted in the near meltdown of the world’s financial and banking system, has left a lot of questions unanswered regarding reform and whether enough has been done to avoid another similar crisis. A leading authority on financial governance, Ilene Grabel, Professor of International Finance at the University of Denver, spoke to C. J. Polychroniou about where things stand today ten years after the biggest capitalist crisis since the Great Depression.

J. Polychroniou: It’s been ten years since the outbreak of the financial crisis, and the verdict on the effect of that crisis on global financial governance remains largely ambiguous. Nonetheless, all this may soon change as a result of the publication of your recent book titled When Things Don’t Fall Apart: Global Financial Governance and Developmental Finance in an Age of Productive Incoherence. In this book, you argue that much has in fact changed since the East Asian financial crisis of 1997-98 and especially since the global financial crisis of 2008. In what ways has global financial governance changed over the last couple of decades?

Ilene Grabel: I argue that the contradictory effects of the East Asian financial crisis (EAFC) of 1997-8 laid groundwork for consequential (albeit paradoxical) shifts in several dimensions of global financial governance and developmental finance that deepened during and since the global crisis. The EAFC solidified neoliberalism through the leverage granted to external and domestic actors who had been previously unable to secure liberal reform prior to the crisis. The EAFC also inaugurated a gradual, uneven rethinking of capital flow liberalization. In addition, the crisis gave the IMF a vast new client base. But the crisis was ultimately costly to the institution because its crisis response led EMDEs to implement strategies (such as reserve accumulation) to escape its orbit. Reserve accumulation was enabled by the fortuitous global economic conditions that followed the EAFC. The Asian Monetary Fund (AMF) proposal catalyzed by the EAFC was quickly scuttled by tensions between Japan and China, tensions that were adroitly exploited by the IMF and the U.S. government, both of which strongly opposed the AMF. Though the AMF proposal failed, the crisis ultimately bore fruit in the region and beyond. Not least, it yielded the creation of a currency reserve pooling arrangement among the members of the Association of Southeast Asian Nations plus Japan, China, and South Korea (ASEAN+3). More broadly, the EAFC stimulated in other regions of the developing world an interest in regional mechanisms that could deliver countercyclical liquidity support and long-term project finance through institutions that are, to some degree or other, independent of the Bretton Wood Institutions (BWIs, namely, the IMF and World Bank). In sum, the EAFC marked the beginning of the end of a unified neoliberal regime.

In When Things Don’t Fall Apart I take on the widely held but incorrect view of the global crisis, which I call the “continuity thesis.” The continuity thesis holds that the opportunity for meaningful reform created by the global crisis was lost, and that nothing of significance has changed, especially as concerns EMDEs. Against this view I argue that the Asian and especially the global crisis catalyzed disparate, disconnected innovations across several dimensions of global financial governance, and that these discontinuities matter deeply for EMDEs. But to be clear: I do not argue that the global crisis occasioned an abrupt, radical shift from one regime of global financial governance to another. It hasn’t. Indeed I argue that non-trivial continuities in global financial governance are also readily apparent. But I argue–and this is the key point for me–that a chief problem with the continuity thesis is that it understands radical, systemic ruptures as the true test of meaningful change. Read more

image_pdfimage_print
Bookmark and Share

Groningen kweekvijver van zorgvernieuwing ~ Aanzetten tot vermaatschappelijking van de zorg

Foto: goudoudinwarffum.nl

De ouderenzorg in Groningen komt steeds meer onder druk te staan door de vergrijzing en bevolkingskrimp op het platteland. Maar Groningers zijn inventief in het bedenken van oplossingen. Met innovaties die de zorg verbreden, welzijn bevorderen en technologische vernieuwingen introduceren. Zappend langs innovaties die de zorg veel meer dan nu integreren in het dagelijks leven van ouderen.

Het is nog maar zeer de vraag of de ouderenzorg in Groningen de komende decennia nog wel toegankelijk en bereikbaar is. Met die waarschuwing luidde Zorgverzekeraars Nederland (ZN) in het voorjaar van 2017 de noodklok. Ook de landelijke overheid, het provinciebestuur van Groningen en diverse gemeenten lieten weten dat er hoog nodig iets moet gebeuren. Niet alleen vanwege de demografische veranderingen, want er is in deze provincie meer aan de hand dan alleen krimp en vergrijzing. Het rumoer rond de aardbevingen en hoog oplopende discussies over het dichtdraaien van de gaskraan waren een wake up call om deze keer de boel niet op zijn beloop te laten. Zeker niet in een provincie waar sociaal economische statistieken rood kleuren als het gaat om werkloosheid, inkomen, opleidingsniveau en gezondheid. Kortom, er is werk aan de winkel in Groningen.

Een zevental zorgaanbieders in deze provincie reageerde slagvaardig. In een intentieverklaring bepleitten de zeven een ouderenzorg die het menselijke perspectief voortaan als maatstaf neemt. En zich minder aantrekt van knellende wet en regelgeving die een goede zorg in de weg staat. Ze stelden dat de overheid veel meer rekening moet houden met verschillen tussen afzonderlijke regio´s en de lokale omstandigheden. Een jaar later blijkt dat hun wensen helemaal in lijn zijn met de aanbevelingen in het onlangs gepubliceerde rapport De juiste zorg op de juiste plek van een Taskforce op initiatief van oud-VWS minister Van Rijn. (Zie: https://www.rijksoverheid.nl/de-juiste-zorg-op-de-juiste-plek)
De samenstellers hiervan noemen de problemen in de ouderenzorg taai en complex, met het risico dat standaardoplossingen de plank volledig mis slaan. Met andere woorden; de gewenste vernieuwingen in het zorglandschap laten zich niet van bovenaf regelen met uniforme landelijke akkoorden. De overheid kan dit proces van vernieuwing volgens de Taskforce wel faciliteren en versnellen door ruimte voor veranderingen te creëren met flexibele kaders en randvoorwaarden.

Groningen is fundamenteel anders
Het provinciale fonds Zorgvoorzieningen en regionale zorgprojecten is een voorbeeld van zo’n faciliterende overheid die een duwtje in de goede richting wil geven. Dit fonds is een jaar geleden door het provinciebestuur in het leven geroepen om, zo staat te lezen in het uitvoeringsprogramma, iets te doen aan de knellende regelgeving en te stimuleren dat de zorg meer over de grenzen van de eigen sector heen kijkt. Wat dit laatste punt betreft geeft het provinciaal bestuur zelf alvast het goede voorbeeld, want formeel heeft de provincie geen directe verantwoordelijkheid op dit beleidsterrein. Gemeenten en zorgaanbieders gaan hier primair over. Het provinciebestuur rechtvaardigt deze interventie met het argument dat de omstandigheden in de provincie Groningen fundamenteel anders zijn dan in de rest van Nederland. Met een budget van ruim drie miljoen kunnen voorzieningen in de ouderenzorg experimenteren. En maken burgerinitiatieven aanspraak op een, zij het bescheiden, subsidiebedrag zodat ze zich kunnen mengen in de wereld van zorg en welzijn voor ouderen. Tot wat voor projecten leidt dit? En wat levert het op? Read more

image_pdfimage_print
Bookmark and Share

Are Fossil Fuel Divestment Campaigns Working? A Conversation With Economist Robert Pollin

Prof.dr. Robert Pollin

Is fossil fuels divestment an effective strategy in tackling climate change? A newly released study by the Political Economy Research Institute (PERI) at the University of Massachusetts at Amherst suggests that this strategy is not sufficient on its own in affecting the global battle against climate change and that new approaches are needed. Robert Pollin, a distinguished professor of economics at the University of Massachusetts, Amherst, co-director of PERI and co-author of the study spoke to C.J. Polychroniou about the limits of the movement to divest from fossil fuels and the need for fresh approaches and a more holistic type of action for combatting climate change.

C. J. Polychroniou: Climate change is one of the most significant threats facing human civilization today. According to some projections, there is a very high probability that temperatures will rise by several degrees in less than 100 years. In that context, and given that the largest source of greenhouse gas emissions stems from burning fossil fuels, mitigating the effects of climate change demands a transition to clean energy sources. Yet adapting to climate change does not seem to be an easy undertaking for modern societies, although the hidden costs of climate change run already into hundreds of billions of dollars a year. In your view, why is it that we are ignoring the costs associated with climate change?

Robert Pollin: I don’t think it is accurate to say that “we” are ignoring the costs associated with climate change. The evidence on the effects of climate change are widely known and are getting increasingly understood with time. Millions of people around the world are committed to disseminating valuable information and advancing policies to dramatically cut carbon dioxide (CO2) emissions, which is the most significant factor driving climate change. Certainly, the experience in the US and the Caribbean last summer and fall, with three severe hurricanes in short order — i.e. Harvey, Irma and Maria — made even more people aware of the reality that we are playing Russian roulette with the climate.

There is, rather, one fundamental reason why policy makers in most countries throughout the world are unwilling to cut their CO2 emissions sufficiently, notwithstanding the ever-mounting ecological threat. It is because the only way countries can achieve serious CO2 emissions cuts is to stop burning so much oil, coal and natural gas to produce energy. Confronting this reality in turn creates three problems that are distinct but interrelated.

The first is that workers and communities throughout the world whose livelihoods depend on people consuming fossil fuel energy will face major losses — layoffs, falling incomes and declining public-sector budgets to support schools, health clinics and public safety. The second is that profits will fall sharply and permanently for the colossal fossil fuel companies, such as Exxon-Mobil, Shell and the range of energy-based businesses owned by the US mega-billionaires David and Charles Koch. The world’s publicly owned energy companies — such as Saudi Aramco, Gazprom in Russia and Petrobras in Brazil, which together control about 90 percent of the world’s total oil reserves — will take still larger hits to their revenues. The third problem pushes us beyond the fossil fuel industry itself and into broader issues of jobs and prospects for economic growth. According to most analysts, economies will face higher energy costs when they are forced to slash their fossil fuel supplies. It will therefore become more expensive to operate the full gamut of buildings, machines and transportation equipment that drive all economies forward. Read more

image_pdfimage_print
Bookmark and Share
  • About

    Rozenberg Quarterly aims to be a platform for academics, scientists, journalists, authors and artists, in order to offer background information and scholarly reflections that contribute to mutual understanding and dialogue in a seemingly divided world. By offering this platform, the Quarterly wants to be part of the public debate because we believe mutual understanding and the acceptance of diversity are vital conditions for universal progress. Read more...
  • Support

    Rozenberg Quarterly does not receive subsidies or grants of any kind, which is why your financial support in maintaining, expanding and keeping the site running is always welcome. You may donate any amount you wish and all donations go toward maintaining and expanding this website.

    10 euro donation:

    20 euro donation:

    Or donate any amount you like:

    Or:
    ABN AMRO Bank
    Rozenberg Publishers
    IBAN NL65 ABNA 0566 4783 23
    BIC ABNANL2A
    reference: Rozenberg Quarterly

    If you have any questions or would like more information, please see our About page or contact us: info@rozenbergquarterly.com
  • Follow us on Facebook & X & BlueSky

  • Archives