Terug naar Macondo – Bij dit boek
Terug naar Macondo begon met een lezing van de roman Honderd jaar eenzaamheid (1967) van de Colombiaanse schrijver Gabriel García Márquez. ’s Avonds, thuis op de bank. In die periode was ik al uitvoerig bezig met een sociaal-cultureel wetenschappelijk onderzoek naar de continuïteit van de inheemse cultuur van Latijns-Amerika. Ik had mij verdiept in de amerindiaanse scheppingsverhalen, zoals die van de Maya’s, de Azteken, de Inka’s, de Mapuche en diverse Amazonevolken. Ofschoon het lezen van García Márquez’ roman in feite niets met mijn academische onderzoekswerk van doen had, kreeg ik al spoedig last van een déjà vu. Ik had als het ware Honderd jaar eenzaamheid al gelezen in die scheppingverhalen maar wist tegelijkertijd dat García Márquez zich nooit een indio, indígena, inheemse of amerindiaan had genoemd. Integendeel, als er amerindio’s in zijn werk voorkomen dan voert hij ze op als behorend tot een andere wereld. Als hij naar eigen zeggen iets is, dan een caribeño, een inwoner van het Caraïbische Gebied van Colombia. Ik wist ook dat de inheemse geschiedenis van Colombia moeilijk op één lijn te plaatsen is met die van Mexico, Guatemala, Ecuador, Peru of Bolivia. Voor romans die de inheemse wereldvisie presenteren moest ik werken van de Peruaan José María Arguedas (1911-1969) of de Guatemalteek Miguel Ángel Asturias (1899-1974), winnaar van de Nobelprijs in 1967, uit de bibliotheek halen. Het was bekend dat Asturias zich diepgravend had ingeleefd in de Maya wereld en dat Arguedas romans en verhalen schreef die waren gebaseerd op zijn jeugd in een Quechua omgeving. Het kon niet zijn dat García Márquez tot hun wereld behoorde. Bovendien, Honderd jaar eenzaamheid was vooral een succes onder de mestiezen van Mexico, Colombia, Peru, Ecuador, Argentinië en nog enkele landen. En waarom zouden mestiezen zich identificeren met een amerindiaans scheppingsverhaal?
Volgens de Mexicaanse schrijver Carlos Fuentes moeten de Latijns-Amerikanen zich werkelijk in Honderd jaar eenzaamheid herkend hebben. Als ik de critici mag geloven, was de roman juist daarom in Latijns-Amerika een groter succes dan welke andere roman dan ook. Goed, maar wat herkennen ze dan? Of wie? Macondo, het dorp van de handeling? De geschiedenis van burgeroorlogen en militair geweld? De Buendía’s, het geslacht dat de roman beheerst? Zeker, waar wij bij ‘Bagdad’ denken aan 1001 Nacht en de mystiek van het Midden-Oosten – al hebben Sadam Hoessein en George Bush Sr én Jr dat beeld grotendeels verziekt – hangt Macondo gedrapeerd als het Latijns-Amerikaanse dorp tussen mythe en atlas. Macondo wordt serieus genomen tot in de collegebanken toe. Studenten zijn bijvoorbeeld herhaaldelijk verplicht Honderd jaar eenzaamheid te lezen. Over Macondo, een fictief dorp, de schepping van een schrijver. Toen de literatuurwetenschapper Gene Bell-Villada aan García Márquez vroeg wat hij hiervan vond, antwoordde de Colombiaan*:
Dat specifieke feit kende ik nog niet maar ik heb wel een aantal soortgelijke interessante ervaringen gehad. De Franse Econoom René Dumont publiceerde onlangs een lange academische studie over Latijns-Amerika. Midden in zijn bibliografie, tussen allerlei wetenschappelijke monografieën en statistische analyses stond Honderd jaar eenzaamheid! En op een keer kwam een socioloog uit Austin, Texas, naar mij toe omdat hij ontevreden was met zijn methodologie, vond die te droog, onvoldoende. Dus vroeg hij me wat mijn methode was. Ik heb hem geantwoord dat ik er geen heb. Ik lees een hoop, denk veel na, en herschrijf onafgebroken. Het is niet wetenschappelijk.[i]
Op intuïtie dus, op gevoel. Is dit ‘gevoel’ wat zijn lezers herkenden? Om de vraag naar de herkenning werkelijk te beantwoorden zouden we de miljoenen lezers een enquêteformulier moeten opsturen. Onbegonnen werk. Uiteraard ligt het antwoord ook in het boek zelf besloten maar een lezing van de roman blijft altijd mijn lezing. Een analyse, hoe gedegen ook, zou nimmer een ‘hard’ antwoord opleveren, in het beste geval hooguit een goed onderbouwde hypothese. Hoever kan ik gaan? Zal ik luisteren naar de raadgeving van een andere schrijver?
De Engelse auteur Salman Rushdie raadde het volgende aan: Go for broke. Always try and do too much. Dispense with safety nets. Take a deep breath before talking. Aim for the stars. Keep grinning. Be bloody-minded. Argue with the world.[ii] Read more
Open Culture ~ 135 Free Philosophy eBooks
This Open Culture page features a growing list of Free Philosophy eBooks, presenting essential works by Aristotle, Hegel, Kant, Nietzsche, Wittgenstein and many other philosophers. You can generally read these texts on your Kindle, iPad & iPhone, or web browser. For those interested in philosophy, you won’t want to miss the collection of Free Online Philosophy Courses.
http://www.openculture.com/free-philosophy-ebooks
Margaret Mead – Tales From The Jungle
Exploring the work of Margaret Mead, this film investigates the 12 months Mead spent with the Samoans in the Twenties.
Her resulting book, Coming Of Age In Samoa, had a huge impact on Western culture.
Mead believed cultures like the Samoans could teach people how to live in harmony. Her book depicts a society of free love — devoid of jealousy and teenage turmoil.
But, decades later, her work was criticised as being tainted by her romantic views and strong belief in liberal values.
Tales From The Jungle examines whether Mead’s study was merely misinterpretation and romantic wishful thinking.
See also: http://en.wikipedia.org/wiki/Derek_Freeman
Van ellende edel ~ Demonen en dode zielen: Ruslands letterkunde
In dit hoofdstuk staan Slauerhoffs eerste leeservaringen met literatuur centraal. Ik schets een beeld van de boeken die hij als schooljongen las en bespreek zijn eerste schriftelijke reflectie op literatuur: een spreekbeurt over de Russische letterkunde, die hij als zeventienjarige HBSer voor zijn leeftijdgenoten, onder wie Vestdijk, hield. Behalve een zwak voor avontuurlijke romans in het algemeen, valt in deze vroegste periode in het bijzonder zijn belangstelling voor de Franse en Russische letterkunde op, met name voor het demonische element. Wat de Nederlandse auteurs betreft, is zijn vroege liefde voor Dèr Mouw, Gorter, Boutens en Van Eeden tenminste geboekstaafd.
2.1 Slauerhoff adolescent: een leesgeschiedenis
Om een beeld te schetsen van Slauerhoffs opvattingen over literatuur, en met name over poëzie, is het mijns inziens belangrijk te kijken naar Slauerhoffs lectuur. Door welke boeken of door welke schrijvers werd hij beïnvloed? En vervolgens, wat is er te zien van zijn leeservaringen? Wat deed hij ermee? Dat laatste valt onder meer op te maken uit zijn reflecterende stukken over literatuur.
Wim Hazeu (1995: 31–32) geeft in zijn biografie een overzicht van Slauerhoffs jeugdlectuur: Mark Twains Tom Sawyers reisavonturen en De avonturen van Huckleberry Finn, de boeken van Jules Verne, De Noorsche Keizerspage (1915) van Pieter Louwerse (een historisch verhaal over de laatste levensjaren van keizer Karel de Grote), het tijdschrift De aarde en haar volken, het Weekblad voor de jeugd, indianenboeken van Gustave Aimard[i], en Dertien jaar krijgsgevangen van J.G. Kramer. Zijn jongere zus Guusje, met wie Slauerhoff in zijn jeugd veel optrok, herinnerde zich eind 1984 nog: ‘We lazen samen Jules Verne, Mark Twain, Lord Lister en Nick Carter.’[ii] (Büch 1985: 3) Echte jongensboeken zijn het. Boeken vol spanning en avontuur, boeken waarin reizen worden gemaakt, het liefst over zee.
Een boek als Dertien jaar krijgsgevangen van Kramer uit 1911 verraadt al iets over de latere interesse van Slauerhoff, neergelegd in romans en gedichten, voor historische plekken en avonturen in Azië. Het vertelt de wederwaardigheden van de bemanning van een Hollands zeilschip, de Zeelandia, die midden zeventiende eeuw schipbreuk lijdt en op de kust van het Koreaanse eiland Quelpart belandt. Daar worden de mannen gevangen genomen en dertien jaar krijgsgevangen gehouden door de keizer. Uiteindelijk weten de schippers, inmiddels door ziekte en ouderdom in aantal uitgedund, te ontsnappen. Via de Nederlandse kolonie Desjima bij Nagasaki bereiken ze ten slotte in 1669 weer hun vaderland.[iii] Read more
Van ellende edel ~ Stéphane Mallarmé: mysterieuze hersenspinsels en het vrije vers
In dit hoofdstuk ontleed en annoteer ik Slauerhoffs eerste gepubliceerde boekrecensie. De inmiddels twintigjarige medicijnenstudent bespreekt een bundel essays van Stéphane Mallarmé (1842–1898). Dat is om verschillende redenen een opmerkelijk feit. Behalve belangstelling voor de versvorm toont de bespreking zijn fascinatie – hoe ongearticuleerd ook geformuleerd – voor duistere, mystieke literatuur. Want ook al staat Mallarmé’s poëtica hem niet helemaal helder voor de geest, blijkbaar is de jonge Nederlandse dichter geraakt door de taal en het donkere mysterie van de ‘hersenspinsels’ van deze als ‘moeilijk’ bekend staande symbolist.
3.1 Schrijven voor Propria cures
In 1918 heeft Slauerhoff er bijna twee jaar van zijn medicijnenstudie aan de Gemeente-Universiteit van Amsterdam op zitten. Naast de colleges die hij volgde in en rondom de Oudemanhuispoort bracht hij veel tijd door in het Leesmuseum op het Rokin 102. In de grote leeszaal op de eerste verdieping, die tot middernacht open bleef, lagen honderden dag- en weekbladen en de leggers van talloze nationale en internationale literaire tijdschriften. Er was een bibliotheek met 30.000 boeken (Hazeu 1995: 77–78).
In dat jaar leerde Slauerhoff de drie jaar oudere rechtenstudent Maarten Vrij kennen, met wie hij tot augustus 1923 goed bevriend zou blijven en veel zou corresponderen (id.: 78–79). Eind 1918 schreef hij aan Maarten: ‘Gister thuiskomende van onze wandeling, maakte ik direkt een opstel over Divagations van Stéfanne Mallarmé en zond dit bij P.C. in voor het bekende doel.’ (id.: 98) Slauerhoffs bespreking van het boek verscheen op 14 december 1918 in het ‘Amsterdamsch studenten-weekblad’ Propria cures (PC), in de rubriek ‘Van vreemde Landen’, onder zijn gebruikelijke pseudoniem voor dat blad: J.E.
Sinds 2 maart van dat jaar publiceerde hij met enige regelmaat in PC. Daarvoor, vanaf februari 1917, had Slauerhoff, die geen corpslid was, alleen nog maar in de jaarlijkse studentenalmanakken gestaan. Maar het weekblad PC, waarin bijna uitsluitend corpsleden publiceerden, had een groter lezerspubliek en verscheen natuurlijk veel vaker.
Vóór zijn boekbespreking van Divagations had hij al twaalf gedichten in PC gepubliceerd, in het Frans, merkbaar onder invloed van Verlaine. Het zijn individueel geïnspireerde verzen maar ook scheld- en spotdichten op zijn eigen studentenvereniging USA (Unitas Studiosorum Amstelodamensium), omdat die werk van hem had geweigerd. PC had toen al de naam meer te durven en verder te gaan dan gebruikelijk was. In oktober 1919 zou Slauerhoff tot de redactie toetreden (zie hiervoor ook hoofdstuk 4.2). Read more
Van ellende edel ~ ‘In den beginne was het Woord’: een beginselverklaring
In 1919 schreef de 21-jarige Slauerhoff als kersverse redacteur van het vermaarde studentenblad Propria cures een beginselverklaring, waarin hij zich sterk maakte voor het vrije woord, dat wil zeggen voor de vrijheid om te kwetsen en te schelden. Hij roept op tot bestrijding van het steeds kwalijker opstekende epigonisme, dat naar zijn zeggen met wortel en tak moet worden uitgeroeid. Hiermee loopt hij vooruit op de Prisma-discussie van tien jaar later. En ten slotte laat hij zich kennen als een onafhankelijk persoon; iemand die zich afzet tegen elke partij of bewegingvorming. Hij zal dan ook niet langer dan vijf maanden het redacteurschap van Propria cures bekleden. Binnen de kortste keren had hij zich onmogelijk gemaakt.
4.1 Student Slauerhoff wil bij PC
Slauerhoffs studentenbibliotheek op zijn zolderkamer aan de Amsterdamse Bloemgracht bevatte rond 1920 een keur van boeken uit de Franse literatuur. Hazeu (1995: 87) somt de werken op die in die tijd op de planken stonden: van Nerval Les Roses de France en Les Chimères, van Verlaine de O’Euvres complètes, van Jarry Ubu roi en Poèmes, van Apollinaire Alcools en van Laforgue de O’Euvres complètes, die hij zeer bij zijn vrienden aanprees (onder anderen bij Bloem) (id.: 88), voorts van Régnier Le Passé vivant en Poèmes en van Hugo de dichtbundel Les Voix intérieurs (id.: 89). Op Nerval, Apollinaire en Hugo na zou Slauerhoff van allen werk vertalen. Van Wessem (1940: 31) meldt nog: ‘Ook wat er [op zijn zolderkamer] aan lectuur rondzwerft op tafels en stoelen is voor zijn smaak en voorkeur een teekenend allegaartje: Rilke naast Corbière, A. Roland Holst naast E.A. Poe, Boutens naast Baudelaire en Villiers de l’Isle-Adam. Vooral de ironische fantasie van Pierre Mac Orlan trekt hem aan.’ Zeer waarschijnlijk had hij toen al van de Deense schrijver Laurids Bruun Van Zantens lykkelige tid. Koerlighedsroman fra PelliØen (1908) gelezen. Hij en studiegenoot en collega-arts Hans Feriz kenden het boekje in Duitse vertaling.[i] Het was vanaf hun studietijd beider lievelingsboek, zoals uit hun briefwisseling blijkt (Slauerhoff 1984: 13–16). Zijn verloofde, de studente Nederlands Truus de Ruyter, las met hem de Griekse en Latijnse klassieken (Hazeu 1995: 107), die hun sporen merkbaar achtergelaten hebben in zijn vroege verzen.[ii]
In de tijd dat hij medicijnen studeerde (1916–1923) was Slauerhoff van het begin af lid van USA. Deze studentenvereniging was in 1911 opgericht als een reactie op de corpora. De leden kwamen meestal uit de minder gegoede milieus, de groentijd was lichter en vrouwen waren even welkom als mannen (Slauerhoff 1983a: 9). Maar de belangrijkste reden om lid van USA te worden, en niet van het corps, ligt waarschijnlijk in het feit dat Slauerhoffs vader en zijn oudere broer Feije, die inmiddels medekostwinner van het gezin was, geen contributie voor het corpslidmaatschap wensten te betalen (Hazeu 1995: 92).
Slauerhoffs poëzie verscheen voor het eerst in een uitgave van deze vereniging, de jaarlijkse USA-almanak: onder het pseudoniem X.Y.Z. publiceerde de 18-jarige student medicijnen een sonnet dat de invloed van Kloos verraadt, en een vers dat aan de sensitieve Gorter doet denken (Slauerhoff 1983a: 20–21). Het sonnet begint met de regels
Zoo als, temidden van de zwart bevloerste nacht,
Als in den hemel sombre donkre wolken zijn,
De teere maagdelijke maan in kuischen schijn,
In lichte witheid droomt, gerust en zacht, Read more