Van ellende edel ~ ‘Van ellende edel’. Besluit
Het is juist te concluderen, zoals Oversteegen in zijn dissertatie ook al deed (1978: 188), dat Slauerhoffs beschouwend werk, anders dan dat van Van den Bergh, Van Ostaijen, Ter Braak of Nijhoff, geen zichtbare invloed heeft gehad op zijn tijdgenoten waar het de poëticale inhoud betreft. Dat doet echter niets af aan het feit dat hij met zijn stukken soms direct of indirect op anderen reageerde. De beschouwende artikelen zijn dus in eerste instantie belangrijk voor zijn eigen werk. Hoe verhield hij zich tot collega-dichters-critici en hoe beïnvloedden zijn essays zijn poëzie? Die essays zijn niet alleen van invloed geweest waar het de directe inwerking van het werk van de besproken dichters op Slauerhoffs eigen poëzie betreft, ze kunnen tevens een antwoord geven op de vraag hoe een Hollandse schrijver over zulke diverse en exotische onderwerpen kan schrijven. Die vraag is niet alleen biografisch te beantwoorden door te zeggen dat hij wegens zijn beroep van scheepsarts veel van de wereld had gezien. Want behalve exotische plekken tonen zijn gedichten een literair-contextuele rijkdom die alleen maar verklaard kan worden uit zijn belezenheid in het algemeen en zijn voorkeur voor de Franse poètes maudits en Rilke in het bijzonder over wie hij in zijn ‘jonge’ jaren uitvoerig heeft geschreven. Deze lectuur reikte hem de thema’s van de zwervende dichter aan, eerst rebellerend, later berustend en verlangend naar de dood. Kortom: deze lectuur gebruikte Slauerhoff om in zijn poëzie een beeld van de dichter te scheppen, dat hij het beste vond om mee voor de dag te komen. Dat hij daarmee tevens een kind van zijn tijd is, zowel in de manier waarop hij handig gebruik maakt van de toepassing van maskers (personae), als in het feit dat zijn werk een zekere discrepantie vertoont tussen hyperindividualisme en ontindividualisering, laat zien dat zijn dichterschap geen anachronisme is, geen verlate romantiek in een moderne wereld.
Aan het slot van deze studie werp ik een blik op de probleem- en doelstellingen zoals uiteengezet aan het begin van het eerste hoofdstuk. Het uitgangspunt was een tweeledige probleemstelling. Het wetenschappelijk onderzoek naar zijn oeuvre heeft nog geen helder beeld van de criticus Slauerhoff opgeleverd en dat is nodig omdat tot nu toe de oordeelvorming over zijn poëtica doorgaans eenzijdig gebaseerd is op versinterne opvattingen; ten tweede is er een discrepantie in de benadering van Slauerhoff: enerzijds wordt hij gezien als een Hollandse auteur binnen een Hollands-literaire context, anderzijds, vanwege het decor van verre windstreken waarin zijn poëzie en proza zich afspelen, als een exotische auteur, een Nederlandse Joseph Conrad.
Mijn doelstelling was drieledig. Ten eerste wilde ik de criticus, de literatuurbeschouwer Slauerhoff in een helder daglicht stellen, en ik deed dat door middel van analyse en interpretatie van zijn essays binnen hun literaire context. Read more
Van ellende edel. Bijlage 1 ~ Slauerhoffs publicaties beschouwend proza
Bijlage I. Lijst publicaties beschouwend proza
A. tijdschriftartikelen
B. Bijdragen aan de Nieuwe Arnhemsche courant
Een asterisk (*) achter een titel betekent dat het desbetreffende artikel ook opgenomen is in de Verzamelde werken VIII. Proza V. Critisch proza (1958). Een dubbele asterisk (**) achter een titel geeft aan dat het een opiniërende bijdrage (dus geen boek- of tijdschriftrecensie) van Slauerhoff betreft. De stukjes die Slauerhoff tussen 1918 en 1920 in Propria Cures en in Minerva publiceerde, werden herdrukt in Slauerhoff 1983.
Een asterisk (*) achter een titel betekent dat het desbetreffende artikel ook opgenomen is in de Verzamelde werken VIII. Proza V. Critisch proza (1958). Een dubbele asterisk (**) achter een titel geeft aan dat het een opiniërende bijdrage (dus geen boek- of tijdschriftrecensie) van Slauerhoff betreft. De stukjes die Slauerhoff tussen 1918 en 1920 in Propria Cures en in Minerva publiceerde, werden herdrukt in Slauerhoff 1983.
Tijdschriftartikelen
Titel van het artikel of van het besproken boek – tijdschrift
Ruslands letterkunde (1915) -postuum gepubliceerd in Vestdijkkroniek no. 90, 2001: 10-23
Over Divagations van S. Mallarmé –Propria Cures 30 (1918/1919) (14 dec) (ook in Slauerhoff 1983: 48-51)
Dies natalis U.S.A. (anon.) – Minerva 27.3.1919 (id.: 61-62)
Aan Sic! (ps. J.E.) – Propria Cures 30 (1918/1919) (12 apr 1919): 231 (id.: 68)
Aan Philomorus? (ps. J.E.) – Propria Cures 30 (1918/1919) (12 apr 1919): 231 (id.: 69)
Intree (In den beginne was het Woord) – Propria Cures 31 (1919/1920) 5 (11 okt 1919): 41-42 (id.: 69-72)
[Antwoord aan G.J.D.] (ps. J.E.) – Propria Cures 31 (1919/1920) 6 (18 okt 1919) (id.: 75) Read more
Van ellende edel. Bijlage II ~ Slauerhoffs poëticale gedichten
Bijlage II. Slauerhoffs poëticale gedichten
Titel – Vg – poëticaal onderwerp – datering
Extrême-orient – 14 – dichter – 1920/1921
De gouden eeuw bederft als een gekneusde – 17 – kunst – 1920/1921
Het boegbeeld: de ziel – 45 – poète maudit – 1920/1921
Sirenen III. Metamorphose – 56 – lied – vóór sep 1921
Uit het leven van Tristan Corbière – 77-97 – over de poète maudit Corbière – 1921/1922
Een baak, geboeid aan een korte ketting – 107 – poète maudit (Villiers de l’I.-A.) 1920/1921
Priesteres (laatste strofe) – 186 – lied – voor 1923
Pauvre Lélian (strofe 1, 12, 13, 16) – 209 – poète maudit Verlaine – voor 1925
Ballade – 214 – poètes maudits – voor jan 1925
Sépulture d’un poète maudit – 216 – poète maudit – voor 1925
Tot mijn erfgenaam – 235 – dichter – voor 1930 Read more
Van ellende edel. Bijlage III ~ Corbières besproken gedichten (hoofdstuk 7.4.2)
Ce n’est pas une ville, c’est un monde.
— C’est la mer: — calme plat — et la grande marée,
Avec un grondement lointain, s’est retirée.
Le flot va revenir, se roulant dans son bruit —
— Entendez-vous gratter les crabes de la nuit …
5 — C’est le Styx asséché : Le chiffonnier Diogène,
Sa lanterne à la main, s’en vient errer sans gêne.
Le long du ruisseau noir, les poëtes pervers
Pêchent ; leur crâne creux leur sert de boîte à vers.
— C’est le champ : Pour glaner les impures charpies
10 S’abat le vol tournant des hideuses harpies.
Le lapin de gouttière, à l’affût des rongeurs,
Fuit les fils de Bondy, nocturnes vendangeurs.
— C’est la mort : La police gît — En haut, l’amour
Fait la sieste en têtant la viande d’un bras lourd,
15 Où le baiser éteint laisse sa plaque rouge …
L’heure est seule — Écoutez : … pas un rêve ne bouge
— C’est la vie : Écoutez : la source vive chante
L’éternelle chanson, sur la tête gluante
D’un dieu marin tirant ses membres nus et verts
20 Sur le lit de la morgue … Et les yeux grand’ouverts ! Read more
Van ellende edel. Bijlage IV ~ Slauerhoffs stuk over Lautréamont
L’influence de Lautréamont ne s’est fait sentir qu’après la guerre. Et ce n’est qu’en ces dernières années que son cas est au centre de l’intérêt. Je ne puis me rendre compte si cela est dû au fait que Lautréamont, de même que le maréchal Foch, est né à Tarbes,[i] ou à cette autre circonstance que, de même que l’équipe de football victorieuse aux récents Jeux Olympiques, il s’est formé dans l’Uruguay et qu’il a transplanté en Europe une énergie et une vitesse inconnues. Il se pourrait que les horoscopes de ces grandeurs nous donnent à ce sujet quelques éclaircissements.
Le cas Lautréamont rappelle très fort le cas Rimbaud, auquel il est partiellement parallèle.
Tous les deux coïncident avec l’époque de la plus grande humiliation française, vers 1870. L’un et l’autre ont accompli en quelques années une oeuvre aux proportions grandioses et absolument neuves. Une mort prématurée, littéraire chez l’un, physique chez l’autre, est venu mettre un terme à une période d’intensité surhumaine. Nous nous étendrons plus loin sur ce qui les distingue.
Mais il nous faut examiner d’abord quelle est la signification de ces deux phénomènes pour la vie intellectuelle de l’Europe au cours du siècle dernier.
Ils constituent la preuve la plus forte que, depuis un siècle, l’orientation de la littérature européenne ou plutôt de la vie intellectuelle au sens non scientifique mais essentiel, est dominée, non pas par des esprits de formation classique universelle et très conscients d’eux-mêmes (Voltaire-Goethe etc.), mais par des individualités anormales, qu’aucun lien ne rattache à leur temps ni à leur pays, qui se manifestent en pleine autonomie et doivent généralement se maintenir contre une société hostile. Read more
Van ellende edel. Bijlage V ~ Slauerhoffs besproken gedichten (hoofdstuk 11 en 13)
De Ardennen (Vg 827/8)
Een (gebroken) Sonnettenkrans, door Jacquelin
I. Pelgrimstocht
O, de gewijde grotten! Wij bezochten
Om te beginnen die van Remouchamps,
Liefkoosden warm in de ijskoude krochten,
En daalden daarna in die van Dinant,
Een pas ontdekte – België is hòl er van
Sinds de entrees stegen op meer dan tien francs.
De vroomheid bleef. ’t Vermogen niet. Wij kochten
Ons niet meer ’t Allerheiligste van Han,
En zochten troost in Brussels Scala, voor
De ontwijding van het Heilge Land van Tachtig,
En vonden met verrukking, achter ’t koor,
België’s Libanon nu eerst waarachtig
Grootsch: grotten grijnsden, gletschers glansden prachtig,
Want hier beleed zich oprecht het Décor. Read more