Uit de schaduw ~ Harddrugs
De opkomst van snuifcocaïne aan het begin van in de jaren tachtig in Amsterdam wordt vooral met het uitgaansleven geassocieerd. Dealers en gebruikers troffen elkaar in cafés en nieuwe discotheken in de binnenstad.[xxv] Maar gaandeweg gingen ook steeds meer heroïneverslaafden cocaïne gebruiken.[xxvi] De werelden van de cocaïnesnuivers waren echter grotendeels gescheiden van die van de ‘witte’ heroïneverslaafden, die in de jaren tachtig vaak ook cocaïne gingen spuiten en Surinaamse heroïneverslaafden die een bewerkte vorm van cocaïne (tegenwoordig ‘crack’ genoemd) gingen ‘basen’ (roken).[xxvii]
Een sleutelpersoon herinnert zich nog levendig de soms uitbundige cocaïnefeesten in de periode dat de eerste lichting Surinaamse immigranten en ‘witte’ creatievelingen in de Bijlmer waren neergestreken. Cocaïnesmokkel en -gebruik waren voor de douane en de politie een nog vrijwel onbekend fenomeen. Dankzij fijnmazige distributienetwerken is er sinds de jaren tachtig een constante aanvoer van heroïne en cocaïne. De garantie van een afzetmarkt tijdens de drugsepidemie van de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw verklaarde voor een deel de populariteit.
Voordat we ingaan op de handel in en gebruik van harddrugs, staan we kort stil bij de bevindingen van het etnografische onderzoek van Sansone in Zuidoost in de jaren tachtig.[xxviii] Hij volgde toen jarenlang een groep jonge werkloze Creoolse mannen. Daarna gaan we uitvoeriger in op de huidige situatie. Hoe verhouden de situatie van de huidige generatie harddrugsgebruikers en de tegenwoordige opvattingen over hosselen en dealen zich tot het beeld dat Sansone twee decennia geleden beschreef?
Dealen met harddrugs in de jaren tachtig
Sansone schetste twee (voor de hand liggende) typen binnen de dealcultuur: de ‘grote dealers’, vertoevend in het hogere echelon van de markt en een veel grotere groep van ‘kleine dealers’ (hosselaars) en hun loopjongens. Het verkopen van snuifcocaïne (poeiri, witti), gekookte coke (bori) en heroïne was destijds de meest populaire en lucratieve hossel bij zijn informanten. De hosselaar, voornamelijk actief op straat, viel het meeste op. Sansone concludeerde dat bij de meeste drugshosselaars en loopjongens sprake was van een ‘gedwongen’ keuze. Ze waren laaggeschoold, hadden een semi-crimineel (tehuis)verleden en waren niet in staat een baan te vinden, laat staan te behouden. Een kleine groep ‘vlotte’ jongens was meer belust op een snelle carrière dan dat ze kozen voor het (trage) reguliere school- of werktraject. Mede vanuit etnische trots vertelden de jongens dat hosselen minder geestdodend was dan het verrichten van ongeschoolde arbeid. Bovendien werkte hun relatief hoge consumptiepatroon, zoals dure kleding, ‘verslavend’. De verleiding van het hosselen leek bij deze groep meer een eigen keuze, omdat ze genoten van hun hedonistische leefstijl, de vele sociale contacten en ‘hoge’ status bij vrienden en ‘partners in crime’. Niet onbelangrijk voor deze jonge mannen was dat het pronken met geld en een succesvol imago haast automatisch meisjes aantrok. Read more
Uit de schaduw ~ De blik vooruit
Tot nu toe hebben we vooral gekeken in hoeverre en in welke mate jongeren en jongvolwassen in Zuidoost drugs gebruiken en om welke drugs (inclusief alcohol) het dan gaat. Ook beschreven we achtergronden en context (waar, met wie) van het gebruik. Maar wat betekent deze kennis voor de nabije toekomst? Daarmee komen we op de tweede vraag van ons onderzoek: In hoeverre zal het drugsgebruik zich verder ontwikkelen tot een problematische verslaving? Om deze vraag te beantwoorden, kiezen we verschillende invalshoeken. Ten eerste gaan we na wat op basis van bestaande (meer algemene) theoretische inzichten en empirische kennis over de ontwikkeling van drugsgebruik gezegd kan worden. Daarna reconstrueren we aan de hand van een concrete casus in Zuid-oost wat er met een eerdere generatie is gebeurd. Aansluitend vergelijken we de situatie uit eind jaren tachtig met die van nu. Ten slotte laten we deskundigen hun licht schijnen over de te verwachten ontwikkelingen in Zuid-oost.
Nadat we dit hebben gedaan, is de laatste vraag: Welke aanknopingspunten bieden deze kennis, inzichten en verwachtingen voor beleid in Zuid-oost? Wat zijn de consequenties voor preventie, vroegtijdig ingrijpen en bijsturen, en de verslavingszorg?
Algemene kennis toegepast op Zuid-oost
Gebruik van alcohol en drugs hangt samen met etniciteit (los van de vraag in hoeverre etniciteit een verklarende factor is). Onder middelbare scholieren in Amsterdam is het gebruik van alcohol en cannabis hoger bij autochtonen en westerse allochtonen dan bij niet-westerse allochtonen.
– Dit verkleint in het algemeen de kans op middelengebruik onder jongeren in Zuid-oost.
Middelengebruik ligt (veel) hoger bij probleemjongeren, zoals spijbelaars, vroegtijdige schoolverlaters, thuis- en dakloze jongeren en delinquente jongeren. Daarbij gaat het vooral om frequent gebruik van cannabis. Harddrugsgebruik komt wel vaker voor dan bij hun leeftijdsgenoten, maar de overgrote meerderheid heeft nog nooit harddrugs gebruikt.[xxxiii]
– Dit vergroot de kans op middelengebruik (vooral blowen) onder bepaalde groepen jongeren en jongvolwassenen uit Zuid-oost.
Dit is inderdaad het patroon dat we in Zuidoost zien. Als dergelijke jongeren, bijvoorbeeld die in straatgroepen, drugs gebruiken, dan gaat het overwegend of uitsluitend om cannabis. En onder deze gebruikers treffen we relatief veel frequente, vaak zelfs dagelijkse blowers aan. Dat geldt in het bijzonder voor de leeftijdsgroep 15 – 17 jaar. Soms zijn ze al eerder begonnen, maar typerend is vooral dat de spijbelaars en straatjongeren in deze leeftijdsfase vaak en veel (gaan) blowen. Read more
Uit de schaduw ~ Bijlage 1 + 2 ~ Topiclijst sleutelpersonen Zuidoost
Beantwoording kernvraag stadsdeel na profielschets van jongerengroepen: “In hoeverre zal het drugsgebruik zich verder gaan ontwikkelen tot problematisch gebruik c.q. verslaving?
Algemene informatie
* Kern variabelen (leeftijd, etniciteit, m/v)
* Organisatie (functieomschrijving en kernwerkzaamheden)
* Samenwerking met andere organisaties (m.b.t. drugsproblematiek)
* Rapportages (m.b.t. drugsproblematiek)
Afbakening (accent op jong/jongvolwassen 12 – 30 jaar in Zuid-oost: MAX 3 GROEPEN)
* Profielschets van groep(en) >>> werk uit per groep
– Kernprofiel (gebruik steekwoorden bij omschrijving groep)
– Variabelen (groepsgrootte, leeftijdsvariatie, etniciteit(en), geslacht
– Opleiding/Inkomen (school, baan(tje), werkloos en toekomstperspectief)
– Mobiliteit (buurt(en) in Zuid-oost en/of ook daarbuiten)
– Hosselcultuur (politiecontacten, klusjes, dealen, etc.?)
Vrije tijdsbesteding
* Typering van groep(en) >>>> werk uit per groep
– Waar vrije tijdsbesteding (buurt(en) in Zuid-oost) en/of ook daarbuiten)
– Buurtlocatie(s) (jongerencentra; soos; sportschool; studio’s etc.)
– (Privé) feesten in Zuid-oost (Kabula, Latin, R&B, Hip hop etc.)
– Uitgaanslocaties (clubs, cafés, disco’s, party’s)
– Rolmodellen (artiesten, acteurs, muzikanten etc.)
– Nieuwe rages (modemerken, dansstijlen, uitgaan, feesten, etc.) Read more
Verborgen werelden ~ Minderjarige jongens, misbruik en prostitutie ~ Inhoudsopgave
Dit onderzoek is uitgevoerd door het Bonger Instituut voor Criminologie van de Universiteit van Amsterdam, in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van Justitie. Begeleidingscommissie Prof. dr. Arnoud Verhoeff.
Rozenberg Publishers – 2009 – ISBN 978 90 361 0121 9
Met medewerking van: Ton Nabben, Nazly Saadat, Zawdie Sandvliet, Jari Steingröver, Karin Wesselink & Merel Wissink.
– Universiteit van Amsterdam: (voorzitter) Drs. Annelies Daalder
– WODC: Dr. Abderrahman El Aissati
– Universiteit van Tilburg: Mr. Drs. Tasnim van den Hoogen-Saleh & Mevr. Helen Verleg
– Ministerie van justitie: Dhr. Klaas Ridder
– GGD Rotterdam: Drs. Petra Snelders & Dr. Luc Brants
– Movisie Adviseur: Dhr. Henk Werson
– plv. voorzitter Landelijke Expertgroep Mensenhandel, KLPD
Inhoudsopgave
1. Seksueel misbruik en jongensprostitutie
2. Theoretisch perspectief en begrippen
3. Slachtofferschap van seksueel misbruik buiten de familie
4. Jonge jongens in de prostitutie: veldonderzoek
5. Omvang en profiel
6. Eerste sekservaringen en seksuele oriëntatie
7. Entree in de jongensprostitutie
8. Seks tegen vergoeding
9. Leefstijl
10. Dwang, misbruik en risico’s
11. Problemen en hulpverlening
12. Levensloop
13. Typen jongensprostitués
14. Samenvatting en conclusies
Verborgen werelden ~ Seksueel misbruik en jongensprostitutie
Het is er donker en druk. Op grote scherm en bewegende beelden van mannen die seks met elkaar hebben, ogenschijnlijk op het ritme van de opzwepende muziek die uit de speakers knalt. Op vierkante blokken naast de dansvloer trekken schaars geklede heren even zo ritmisch aan hun piemels. Het is vrijdagnacht en Alberto en Ronaldo[i], twee Latino’s van 18 jaar, bewegen zich ietwat schichtig van de ene zaal naar de andere, ondertussen zwaaiend met hun fluorescerende stokjes en armbanden: een clubavond cadeautje. Van de strippers lijken ze niet écht onder de indruk. Ook niet van elkaars plagerijtjes: “Je kont lijkt wel gegroeid. Ben je soms van plan ‘bottom’ te worden?”
Later in de nacht treffen we de jongens weer buiten op de stoep voor de friettent en laten ze zich de versierpogingen van een minstens tien jaar oudere Marokkaan welgevallen. Ze vinden hem lelijk, maar de aandacht laat ze lachen. Vooral grappig is zijn aanbod voor een orgie tegen betaling. Op de vraag of ze vaker dit soort aanbiedingen krijgen, reageren ze spontaan. “Zó vaak!” Maar of ze er op in gaan? “Nee, nóóit!!” Na enig doorvragen en uitleg waarom we er zo nieuwsgierig naar zijn, plus de belofte van anonimiteit willen ze er wel op een ander moment en een andere plek over doorpraten. Op dat andere moment, ze komen weer met z’n tweetjes en zeggen geen geheimen voor elkaar te hebben, zijn ze een stuk openhartiger. Ze delen hun tactieken en vertellen hoe ze hun troef uitspelen: hun jonge leeftijd. En (met een pruillip): “Als iemand iets met me wil en me geld aanbiedt, dan zeg ik dat ik het wel zou willen, maar dat het niet gaat. Dat ik nog maagd ben. En ik zeg vaak dat ik zestien ben.”
Behalve hun leeftijd, doet ook hun exotische uitstraling het goed bij (oudere) mannen. Ze houden niet van Marokkanen, ‘die zijn schijnheilig’, maar zelf hebben ze wel wat weg van Arabieren. Door hun zwarte krulletjes in gel en zwarte jasjes zijn ze nauwelijks van hen te onderscheiden. Overigens: ze mogen dan niet van Marokkanen houden, ze hebben allebei ervaring met Marokkaanse mannen die hen hebben betaald voor seks. Knáppe mannen. Dat wel. Je denkt toch niet dat ze het met losers zouden doen? Ook al zouden ze er honderd euro voor krijgen. Hoewel… honderd euro? Read more
Verborgen werelden ~ Theoretisch perspectief en begrippen
In dit hoofdstuk komen drie thema’s aan de orde. Voor onderzoek naar de samenhang tussen seksueel misbruik van jongens en jongensprostitutie is theoretisch het perspectief van de levensloop- en ontwikkelingscriminologie van belang. Binnen deze stroming in de criminologie is veel aandacht voor de risicofactoren voor deviant gedrag, in het bijzonder delinquentie, en voor de ontwikkeling van deviant gedrag van de kindertijd tot in de volwassen jaren (Donker et al., 2004). We zijn vooral geïnteresseerd in de vraag naar de relatie tussen seksueel misbruik en jongensprostitutie, hetgeen beschouwd kan worden als een vorm van deviant gedrag. In hoeverre baant slachtofferschap van seksueel misbruik de weg naar jongensprostitutie? In het verlengde hiervan dringt zich als haast vanzelfsprekend op welke andere factoren een rol spelen bij (de stap naar) jongensprostitutie. Meer in het bijzonder zijn we geïnteresseerd in de context waarbinnen jongensprostitutie plaatsvindt. Het tweede thema is een nadere uitwerking van de context en heeft betrekking op de rol van etniciteit als verklarende factor. Hierbij bespreken we het culturalistische en het constructivistische perspectief.
Ten slotte gaan we in op enkele voor ons onderzoek relevante kernbegrippen. Seksueel misbruik en jongensprostitutie zijn begrippen die elk voor zich heel verschillende ladingen kunnen dekken en derhalve dienen te worden gedefinieerd. Dat is ook nodig om te kunnen onderzoeken wat de relatie tussen seksueel misbruik en prostitutie is. Dit geldt temeer daar prostitutie, met name in het geval van minderjarigen, wel als een vorm van seksueel misbruik wordt beschouwd.
2.1 Van seksueel misbruik naar jongensprostitutie?
In zijn rapport benadrukt Kooistra (2006) het verband tussen seksueel misbruik en jongensprostitutie. Ook Van Horn et al. (2001) concluderen dat seksueel misbruik in diverse onderzoeken wordt beschouwd als een van de factoren die de kans op het belanden in de prostitutie vergroten. Maar zij noemen dak- en thuisloosheid en acute financiële nood als belangrijkste redenen om in de prostitutie te werken. Uit Scandinavisch onderzoek komt naar voren dat jongensprostitués (in dit geval jongens onder de 18 jaar) relatief vaak alcohol en drugsproblemen hebben en weggelopen zijn van huis, op relatief jonge leeftijd hun eerste seksuele contact hebben gehad met een persoon die vaak een stuk ouder is dan zijzelf, relatief vaak slachtoffer zijn van seksueel misbruik en vaak last hebben van psychische problemen (Pedersen & Hegna, 2003; Edwards et al., 2006; Svedin & Priebe, 2007). Het verband tussen jongensprostitutie en seksueel misbruik kan op verschillende manieren gelegd worden. Enerzijds wordt jongensprostitutie gezien als een vorm van seksueel misbruik (Van Gurp & Timman, 1998). Anderzijds kan de relatie tussen seksueel misbruik en prostitutie gelegd worden door seksueel misbruik te beschouwen als één van de factoren die de kans op prostitutie vergroten (Allen, 1980; Silbert & Pines, 1983; Pedersen & Hegna, 2003 ; Edwards et al., 2006; Svedin & Priebe, 2007). Read more