Lamheid en Ontnuchtering in James Joyces Dubliners

JamesJoyce

James Joyce (1882-1941)
Ills: www.poetryfoundation.org

In haar artikel “Imperial Pathologies: Medical Discourse and Drink in Dubliners’ ‘Grace’” geeft Jean Kane uiting aan een veelgehoorde en -gelezen visie op de rol van alcoholica in de verhalenbundel die de Ierse auteur James Joyce (1882-1941) concipieerde in de jaren 1904-1907 en in 1914 gepubliceerd wist te krijgen. In elk van de vijftien korte verhalen, van “De zusters” tot en met “De doden”, is het thema van verlamming (in de letterlijke maar vooral ook in de figuurlijke betekenis van dat woord) herkenbaar als een rode draad. Ook in het voorlaatste verhaal, “Grace” (in de vertaling van Rein Bloem: “Genade”), waarop Kanes artikel zich toespitst, is dit het geval. Mr Kernan, ironisch genoeg theeproever van beroep, is in een pub in kennelijke staat van de toilettrap gevallen en heeft daarbij het puntje van zijn tong afgebeten. Kernan is één van de talrijke voorbeelden van de Ierse gewoontedrinker, en Kane haalt met instemming de opmerking van een andere criticus aan, die stelt dat in Dubliners het alcoholisme de meest voorkomende ziekte is. Zelf verbindt zij dit thema van drankzucht met dat van de paralyse of verlamming, waarvan zij het dronken lichaam als voornaamste symbool ziet. Men denke hierbij ook aan de dubbelzinnigheid van het begrip “lam zijn” in het Nederlands.
Kane verwijst bovendien nog naar het historisch verband tussen alcoholisme en wat zij noemt de “general paralysis of the insane”, een verschijnsel dat aan het eind van de negentiende eeuw naar voren kwam als een typisch mannelijk ziektebeeld, waarbij ook wordt vermeld dat deze totale “lamheid” in de volksmond werd gekoppeld aan moreel verval en aan perversiteit. In zijn korte verhalen toont Joyce zich volgens Kane en andere critici sterk bewust van de maatschappelijke schade die door drankgebruik wordt veroorzaakt. De drinkers, met name die in de verhalen “Tegenhangers”, “Een pijnlijke zaak” en “Genade”, bevredigen lichamelijke behoeften die naar de mening van Joyce door de koloniale Ierse cultuur en haar instellingen werden ontkend, onderdrukt en gevreesd. Deze bevrediging blijkt echter denkbeeldig, van tijdelijke aard en destructief te zijn. Volgens deze visie is er bij de modernist Joyce in grote lijnen dus sprake van het welbekende adagium dat drank meer kapot maakt dan je lief is.
Het is een benadering die in de westerse letterkunde, in elk geval in de Britse en Ierse, vooral opgang vindt aan het eind van de negentiende eeuw, de periode van de naturalistische roman. Werd in de voorafgaande periode, bijvoorbeeld in de komische zedenspelen van de late zeventiende en vroege achttiende eeuw, of bij romanciers als Henry Fielding in het midden van de achttiende en Charles Dickens in dat van de negentiende eeuw, de dronkelap nog voornamelijk geschetst als een komisch of zelfs alleen maar een gezellig type, bij de naturalisten wordt deze figuur inderdaad veel negatiever, vaak bedreigend en in elk geval totaal verwerpelijk afgebeeld. Bij laat-negentiende-eeuwse Engelse auteurs als Thomas Hardy en George Gissing zijn de drinkers niet zozeer lachwekkend als wel lieden met wie men in het beste geval medelijden kan hebben, maar die men in het ergste moet straffen of tenminste dood zwijgen. In de loop van de twintigste eeuw tenslotte, culminerend in een beroemde “case study” als Malcolm Lowry’s Under the Volcano (1947), kan de drinker zich manifesteren als de belichaming van de tragikomische antiheld. Read more

Bookmark and Share

“Bier, Weib und Gesang” – Drank in de literatuur van het oude Mesopotamië

Krispijn-Ills

Drinkend paar met lierspeelster en dienaar. Bovenste register van een votiefplaat uit Nippur ca. 2600 v. Chr.

Als de Mesopotamiër in alle vroegte een goed ontbijt heeft genoten en ’s middag in de pauze van het werk alleen wat broodjes heeft gegeten, kan hij zich pas ’s avonds, als de werkdag achter de rug is, goed ontspannen bij de avondmaaltijd. Bij die maaltijd kan hij onder het genot van spijs en drank letterlijk en figuurlijk op verhaal komen. De avondmaaltijd is het moment van contact tussen de leden van de gemeenschap, dan worden de verhalen verteld en de afspraken gemaakt. De gemeenschap bij de maaltijd kan bestaan uit de leden van een familie, zowel de slaven als de vrijen, de koning met zijn hofhouding, of uit een god met zijn vereerders. Ook het offer is in wezen een gemeenschapsmaaltijd, verzorgd door de mensen met de godheid als gastheer: het voedsel, als offer door de mensen in de tempel gebracht, wordt godenspijs als het door de goden aangekeken en zo ‘geconsumeerd’ is, en wordt levenbrengend voedsel als het genuttigd wordt door de offeraars en de leden van de tempelgemeenschap.
Bij alle maaltijden werd er drank geschonken in het oude Mesopotamië. Dat was voornamelijk bier gebrouwen uit gerst. Gerstebier was dan ook een vast onderdeel van de rantsoenen van de arbeiders. Water, had men al begrepen, is immers niet altijd te vertrouwen. Men had ook al de ontsmettende werking van de alcohol in bier proefondervindelijk geconstateerd. Daarom loste men medicijnen ook meestal op in bier en niet in water. De boodschappers te paard kregen voor hun dagenlange reizen een speciale kruik mee met instant-bier, waar men alleen water aan toe hoefde te voegen om zonder gevaar voor buikloop de reis te kunnen voltooien.

Wijn was kostbaar in het vlakke laagland van Zuid-Mesopotamië, omdat wijnstokken er niet gemakkelijk konden groeien. Wijndruiven groeiden echter welig tegen de hellingen van het noordelijk bergland van Assyrië, het huidige Koerdistan. Wijn was daar dan ook de gewone drank. In de archieven van Persepolis in het oude Iran behoorde wijn tot het gewone rantsoen van de arbeiders, wijn uit Shiraz, nu nog steeds de oorsprong van voortreffelijke wijnen. Ook in Anatolië, Syrië en Palestina was wijn de belangrijkste volksdrank, door iedereen, inclusief de goden, gedronken. In Zuidelijk Mesopotamië imiteerde men wijn met een mengsel van bier, vruchtensappen en siroop, ‘koeroen’ d.w.z. vruchtenbier genoemd, dat op de tafels van goden en koningen niet mocht ontbreken.
De gewone Sumerische woorden voor feestmaal hebben allemaal te maken met bier. Daarom wordt in de kunst van het oude Mesopotamië het goede leven en de welvaart waarnaar men verlangt uitgebeeld met de icoon van mensen rondom een grote ronde bierpot, ieder zuigend aan zijn drinkriet, en wordt men in de verhalen en liederen van Mesopotamië niet moe de rijkdom van het feestmaal te beschrijven. Drank is dan ook een zeer prominent thema in de Mesopotamische literatuur en beeldende kunst. Read more

Bookmark and Share

Lof van de jenever. Een Nederlandse eigenaardigheid?

HenneboSterke drank, zoals brandewijn en jenever, zijn in de Nederlandse letterkunde slechts sporadisch het onderwerp geweest van lofzangen[i]. Dat is niet vreemd, want bij een lofzang past een prijzenswaardig onderwerp. Dat laatste is sterke drank niet, vooral niet een aantal effecten ervan. Toch worden vaker niet lofwaardige zaken op hooggestemde toon geprezen. Dit soort werk hoort dan tot een apart literair genre, het paradoxaal encomium of ironische lofrede genaamd. Daarin worden personen en zaken geroemd die op het eerste zicht een dergelijke lof helemaal niet verdienen. Het best bekende voorbeeld van een paradoxaal drank-encomium is De lof der jenever van Robert Hennebo. Deze lofzang op de Nederlandse nectar verscheen voor het eerst in 1718 en heeft sindsdien behoorlijk veel succes gekend. In de achttiende eeuw is het werkje zeven keer herdrukt en in 1987 kwam zelfs een vijftiende druk van de pers. Bovendien stond het in een geur van vaderlandsliefde, gezien de clandestiene uitgave uit 1945 die – om de bezetter te misleiden – met ‘1939’ op de titelpagina is verschenen. Kennelijk wilde de Bilthovense uitgever Ad Donker daarmee in deze barre tijden de liefhebbers van het vaderland een hart onder de riem steken. In de naoorlogse periode was de stemming alweer omgeslagen. Niet iedereen was even gelukkig met De lof der jenever. In 1950 kreeg de Haagse componist B. van Sligtenhorst Meyer van minister F.J.Th. Rutten (van Onderwijs, Wetenschappen en Kunsten in het kabinet Drees I) de vererende opdracht om een drietal koorwerken te componeren voor een a capella mannenkoor. De componist werd aanvankelijk geheel vrijgelaten bij zijn tekstkeuze, maar toen bleek dat hij onder meer De lof der jenever had getoonzet, was de beer los en weigerde de minister financiële ondersteuning voor het drukken en uitvoeren van dit werk. De recalcitrante componist liet het er niet bij zitten, maar droeg terstond zijn werk op aan de Erven Lucas Bols te Amsterdam. PvdA’er Vermeer voelde zich hierop gedrongen om in 1952 over ’s mans actie een kamervraag te stellen. Die werd beantwoord door staatssecretaris Cals van OKW, die zich uit deze penibele situatie wist te redden door te verklaren dat de opdracht door de componist weliswaar was uitgevoerd, maar dat dit was geschied onder het aanbrengen van een weinig elegante toevoeging in zijn geesteskind. Hoe het voor de Haagse componist uiteindelijk is afgelopen, blijft onduidelijk.

In onze tijd is Hennebo’s gedicht niet langer aanleiding tot kamervragen, maar tot een aantal heel gewone literatuurhistorische vragen, zoals: zijn er nog meer Nederlandse gedichten te vinden waarin sterke drank wordt geprezen? Is zo’n gedicht een typisch Nederlands verschijnsel of kennen ook andere Europese literaturen het? En tenslotte: sinds wanneer gaf dit gedicht aanleiding tot warme vaderlandslievende gevoelens? Read more

Bookmark and Share

Zo Dronken als een Hollander – Drank als Schibbolet van een Andere Wereld in de Traditionele en Moderne Maleise Literatuur

Hkyt_merong_mahawgsaZo dronken als een Maleier
In de uitdrukking ‘zo dronken/zat als een …’ behoort ‘Maleier’ samen met ‘tor’ en ‘kanon’ tot de bekendste vergelijkingsbegrippen in een uitgebreid scala van mogelijkheden. De betekenis ‘stomdronken’ is evident, maar wat is de achterliggende logica? De vergelijking van dronkaards met torren wordt gewoonlijk verklaard door de overeenkomst in hun waggelende gang, terwijl ‘zo dronken als een kanon’ afgeleid heet te zijn van ‘zo vol (geladen) als een kanon’, dus in dit geval volgeladen met drank. Maar waarom zou dronkenschap als kenmerkende eigenschap aan Maleiers toegeschreven moeten worden? Behoort dit metonymische gebruik van het woord ‘Maleier’ wellicht tot de categorie ‘beledigingen in de Dikke Van Dale’, zoals bijvoorbeeld onder het trefwoord ‘Turk’ de zegswijzen ‘eruitzien als een Turk’ (er erg vuil uitzien), ‘rijden als een Turk’ (slecht rijden) en andere van dit soort politiek incorrecte typeringen?
De gemoederen kunnen hoog oplopen bij sommigen die zich aangesproken voelen: een paar jaar geleden werd bij de politie aangifte gedaan tegen discriminatie van Turken in de Van Dale, waarbij zelfs de Nationale Ombudsman meende dat deze klacht serieus in behandeling moest worden genomen. Het verst ging wel de Stichting Eer- en Herstelbetalingen Slachtoffers van Slavernij in Suriname die begin 2002 met een publiekelijke woordenboekverbranding op de Dam dreigde vanwege de opname van de beledigend geachte woorden ‘neger’ en ‘creool’.
De zegswijze ‘zo dronken als een Maleier’ heeft tot op heden niet tot rumoer geleid. Hoewel sommige Neerlandici menen dat deze vergelijking een racistische achtergrond zou hebben, ben ik het eens met de dialectoloog Hoekstra dat de absurditeit van het gesuggereerde verband hier de grap is.[i] In zijn ‘Alcoholisch spreekwoordenboek’ verklaart Van den Broek de uitdrukking mijns inziens terecht als volgt: “Een Maleier (…) mocht om godsdienstige redenen geen alcohol gebruiken. Bij eventueel gebruik was hij dan ook heel vlug dronken.” (Van den Broek : 36).

Drank in het mystieke taalgebruik
Het anathema waarmee de islam de alcoholica belast, heeft een duidelijke weerslag gevonden in de Maleise literatuur. Evenals elders in de islamitische wereld wordt alleen in het mystieke taalgebruik op een positieve manier aan drank en dronkenschap gerefereerd, maar dan vanzelfsprekend uitsluitend in figuurlijke zin. In de mystieke beeldspraak wordt gebruik gemaakt van conventionele drankmetaforen die niet anders dan symbolisch geïnterpreteerd kunnen worden. In een traktaatje, dat toegeschreven wordt aan de Sumatraanse mysticus Syamsuddin van Pasai (gestorven in 1630), staat bijvoorbeeld te lezen: “Na één beker van de bedwelmende drank is de drank op doch de dorst niet gelest” (Van Nieuwenhuijze : 391). Dubbelzinnigheid is uitgesloten: de bedwelmende drank verwijst naar de mystieke ervaring, met één beker is de wereldse tijdelijkheid bedoeld, terwijl de ongeleste dorst het verlangen naar God symboliseert dat tot in de eeuwigheid van het hiernamaals voortduurt. Read more

Bookmark and Share

Ayatollah Khomeini en de wijnschenker

Wie zou kunnen geloven dat de oprichter van de Islamitische Republiek van Iran, Ayatollah Khomeini, het hierna volgende gedicht over de wijn heeft gecomponeerd? In Nederland is Khomeini voornamelijk bekend als een strenge geestelijke die de fundamentalistische islamitische denkbeelden in de wereld heeft verspreid en een fatwa uitvaardigde tegen Salman Rushdie.
Men zou denken dat hij nooit iets te doen zou willen hebben met wijn en drinkbijeenkomsten. Hoe merkwaardig het ook moge klinken, toch is het waar dat de stichter van de Islamitische Republiek gedichten ter verheerlijking van de wijn heeft gemaakt. Een groot aantal van zijn verzamelde gedichten gaat over wijn en dronkenschap.
Dan rijst de vraag waarom een staatsman, en dan nog wel een islamitisch staatshoofd, zulke ogenschijnlijk ‘onislamitische’ gedichten ter verheerlijking van wijn heeft gemaakt. Hoe moeten we deze gedichten interpreteren? Leidde hij een dubbel leven? Of vallen deze gedichten toch te rijmen met een vroom islamitisch leven? Gaat het om echte wijn of moeten we hem symbolisch interpreteren? Om deze vragen te kunnen beantwoorden moeten we eerst ingaan op de positie en betekenis van poëzie in de Perzischtalige wereld.

O, wijnschenker! Schenk mijn beker vol met wijn
Zodat de passie voor de (goede) naam en de angst voor schande
uit mijn ziel wegstromen
Schenk me van die wijn in mijn beker zodat hij mijn ziel vernietigt
zodat hij mijn listen en valstrikken uitschakelt
Schenk me van die wijn die mijn ziel van zijn eigen beperkingen bevrijdt,
die mijn teugels in de hand houdt, die mijn positie onderuithaalt
Schenk me die wijn die in de afzondering van de oneervolle mystieke vagebonden
mijn knieling verwoest, die mijn opstaan platlegt.
In de heilige plaats, in de taveerne waar die knapen zijn met
gezichten als rozen, was je er niet bij (om te zien hoe) Een roos
mij meenam door elke opening, die ik binnenging.
Ik bezoek de bijeenkomst van de oude mystici die in extase zijn
zodat ze misschien
Met wijn de onrijpe gedachten uit mijn ziel kunnen verdrijven.
O jij, boodschapper van die licht-beladen reizigers in de zee der annihilatie
Breng mijn groet en lof aan de heerser over die wateren.
(Want) ik heb dit lied over annihilatie met een bokaal ten einde gebracht:
Draag dit voor aan de oude leidsman van het klooster en
aanschouw de schoonheid van mijn slotvers.

Poëzie in hedendaags Perzië
Voor de sprekers van het Perzisch heeft poëzie een heel andere betekenis dan in veel Europese landen, en vooral in Nederland, waar poëzie normaliter een elitaire en besloten aangelegenheid is. Poëzie in Iran is niet alleen het elegant aan elkaar rijgen van rijmende woorden, maar bepaalt in de eerste plaats de identiteit van Iraniërs. Het is een serieuze zaak en heeft een grote emotionele, sociale, politieke en religieuze waarde. De dichters hebben een welhaast ‘heilige’ positie in de maatschappij en hun graven zijn bedevaartplaatsen die druk bezocht worden door alle lagen van de bevolking. Een enkele blik op de Perzische maatschappij toont het belang van poëzie. Daarom is het ook niet vreemd dat in bijna alle reisgidsen aandacht wordt besteed aan de poëzie en de band van de Perzen met hun klassieke dichters. Bijvoorbeeld, in de serie van Culture Schock; A Guide to Customs and Etiquette, wordt een heel hoofdstuk aan de rol van poëzie in Perzië gewijd. De openingszin is treffend: Poetry has an importance in Iranian society that is probably not replicated in any other country. Of all literary forms, poetry is the most developed and admired. The majority of Iranians, even those with no formal education, show a startling degree of erudition when it comes to classical poetry, and they are often able to quote lengthy passages (…).
Ook Iraniërs zelf benadrukken de rol van de poëzie in het moderne Iran. De Iraanse literator M. Mousavi schrijft: To Iranians, poetry is no mere pastime of gratification of artistic inclinations, but a serious manifestation of their existence; a window through which they contemplate the world. Iranians become acquainted with poetry from the lullabies they are sung in their cradles, and this acquaintance grows throughout their lives. Every Iranian can memorise, recite and appreciate poetry. In sermons and lessons, in wedding speeches and eulogies, at home and in school; poetry is always present. Read more

Bookmark and Share

Shaken, Not Stirred? Drank en de vrouwelijke detective

123rf.com

Ills.: 123rf.com

Er is misschien wel geen literatuurgenre waarin drank zo’n prominente rol speelt als de misdaadroman. Van spionagethriller tot detective – we kunnen allemaal direct voorbeelden bedenken uit dit genre waarin alcoholica, in een of andere vorm, een significant element vormen. Vaak is de vorm van diens alcoholgebruik een onderdeel van het image van de held. James Bond is ondenkbaar zonder zijn martini’s (“shaken, not stirred”). Peter Wimsey’s aristocratische achtergrond wordt mede in beeld gebracht door zijn smaak in port: “We maken de baby toch niet wakker, Bunter?” over de doos vintage port (Cockburn ’96) die meegaat op huwelijksreis (Busmans Honeymoon, 1964 : 37) en zijn onovertroffen wijnkennis in het algemeen. Dankzij die kennis ontmaskert hij bijvoorbeeld een oplichter in het korte verhaal “The Bibulous Business of a Matter of Taste” (Lord Peter Views the Body, 1965 : 160-73). De speurder uit een aantal van Sayers korte verhalen, Montague Egg, is vertegenwoordiger van een drankfirma, en dankzij zijn specialistische kennis op alcoholgebied ontrafelt hij een moord die gepleegd wordt met behulp van het blauwzuur dat zich bovenop lang bewaarde notenlikeur kan vormen (De cyperse kat, 1961 : 65).
Bij ons beeld van Inspector Morse (Colin Dexter) horen de pub en zijn talent om Sergeant Lewis te laten opdraaien voor de kosten van de daar gezamenlijk genuttigde glazen bier. En Maigret natuurlijk; zijn onafscheidelijke pijp, maar ook de glazen bier die hij uit de Brasserie Dauphine laat halen als hij lang op zijn bureau moet blijven, en de bars en cafés die niet weg te denken zijn uit zijn onderzoek. Daar zit hij dan, zoals in Maigret en meublé, met zijn derde glas bier in de hand, en vraagt om een glas witte wijn. De caféhouder vindt het bizar, maar schenkt toch maar in (96). Maigret gaat in dit boek ter wille van het onderzoek in pension, wat goed uitkomt, omdat zijn vrouw een paar dagen weg is. Het valt hem al de tweede dag dat ze weg is op hoe hij ook in deze nieuwe situatie direct vaste gewoonten ontwikkelt: hij drinkt, net als de dag daarvoor, een calvados bij dezelfde bar, alsof dat al een traditie is (8).

Daarmee wordt gerefereerd aan een karakteristieke trek van Maigret, namelijk het haast magische belang dat hij eraan hecht om per geval dat hij onderzoekt dezelfde dagelijkse routines aan te houden. In La folle de Maigret, bijvoorbeeld, stelt zijn vrouw voor om `s avonds nog een ommetje te maken. Hij vindt het best, want hij heeft geen zin om de hele avond thuis te zitten, “en bovendien had hij tijdens een onderzoek de gewoonte – het was haast iets dwangmatigs – om elke dag dezelfde handelingen te herhalen” (74). Dat strekt zich ook uit tot zijn alcoholgebruik. Op het bureau weet iedereen dat. “Ze plaagden hem op de Quai des Orfèvres met dat dwangmatige gedrag. Als hij een onderzoek bijvoorbeeld met calvados begon, ging hij ook met calvados door, zodat je bier-, rode wijn-, en zelfs whisky-onderzoeken had” (Maigret se trompe : 157). Maigret probeert het uit te leggen aan zijn dokter, als hij deze, met enige gêne, een overzicht geeft van zijn niet onaanzienlijke dagelijkse alcoholinname: “Ik kan `t u moeilijk uitleggen…Als ik een van m’n onderzoeken begin met vouvray, bijvoorbeeld omdat ik in een café ben waar dat de specialiteit is, heb ik de neiging om in dat onderzoek met vouvray door te gaan..” En dan wil het dagelijks gebruik nog weleens flink oplopen zolang de zaak duurt, moet Maigret bekennen (Maigret à Vichy : 20-21) Read more

Bookmark and Share
image_pdfimage_print

  • About

    Rozenberg Quarterly aims to be a platform for academics, scientists, journalists, authors and artists, in order to offer background information and scholarly reflections that contribute to mutual understanding and dialogue in a seemingly divided world. By offering this platform, the Quarterly wants to be part of the public debate because we believe mutual understanding and the acceptance of diversity are vital conditions for universal progress. Read more...
  • Support

    Rozenberg Quarterly does not receive subsidies or grants of any kind, which is why your financial support in maintaining, expanding and keeping the site running is always welcome. You may donate any amount you wish and all donations go toward maintaining and expanding this website.

    10 euro donation:

    20 euro donation:

    Or donate any amount you like:

    Or:
    ABN AMRO Bank
    Rozenberg Publishers
    IBAN NL65 ABNA 0566 4783 23
    BIC ABNANL2A
    reference: Rozenberg Quarterly

    If you have any questions or would like more information, please see our About page or contact us: info@rozenbergquarterly.com
  • Follow us on Facebook & X & BlueSky

  • Archives