Terug naar Macondo – Over de nesteling

ouweneelbasisNet als de Kolonel ga ik mij nu ook verwijderen van Macondo op zoek naar hogere doelen. Later in het boek keer ik weer terug naar Macondo. De narratemen, inclusief de personages, wil ik morfologisch contextualiseren. Ik begin bij de theorie en dan vooral met de vraag hoe de narratieve structuur die García Márquez opdeed in het huis te Aracataca zich in zijn hersenen had kunnen nestellen en tijdens die uitbarsting na de tocht voorbij Cuernavaca zich had kunnen materialiseren tot de roman Honderd jaar eenzaamheid. Al abducerend kom ik terecht bijde werking van de hersenen en het creatieve proces van het schrijven. De reconstructie van zijn kinderjaren die García Márquez op latere leeftijd uitvoerde heeft alles weg van een truc die de Italiaanse missionaris Matteo Ricci (1552-1610), een jezuïet, had ontwikkeld om geheugenverlies te voorkomen: je bouwt als het ware een geheugenpaleis en je slaat al je kennis op in verschillende ‘paleiskamers’. Om iets te herinneren hoef je daarna alleen maar te gaan zoeken in de kamers van het geheugenpaleis. Het ‘paleis’ was niet gebouwd met concrete objecten die letterlijk uit echte materialen waren vervaardigd. Het ging, zo zullen we zien, om herinneringssleutels. In 1596 probeerde hij de Chinezen te leren hun herinneringen vast te leggen in geheugenpaleizen. Ricci vertelde zijn toehoorders dat dit een aloude Westerse traditie was, ooit bedacht door de Griekse dichter Simonides van Keos (556?-486 vC). Deze dichter, “de nobele Xi-mo-ni-de” (Ricci probeerde de naam van de dichter zo goed mogelijk in Chinese klanken om te zetten), zo vertelde Ricci, was lang geleden met vrienden en verwanten bijeen voor een drinkgelag in het paleis, te midden van een grote hoeveelheid gasten.
Toen hij de menigte verliet om even in de buitenlucht te verpozen, stortte de grote zaal in door een plotselinge rukwind. Alle feestvierders werden verpletterd en hun lichamen waren dusdanig verminkt en uiteengereten, dat zelfs hun eigen familieleden niet in staat waren hen te herkennen. Xi-mo-ni-de echter herinnerde zich de exacte volgorde waarin zijn vrienden en verwanten hadden aangezeten, en terwijl hij hen één voor één voor de geest haalde, konden hun lichamen worden geïdentificeerd. Dit kunnen we beschouwen als het ontstaan van de geheugenleer, zoals die aan volgende generaties werd doorgegeven.[i]

We weten niet hoe de Chinezen reageerden op het verschrikkelijk lot van de verwanten en vrienden van de Griekse dichter maar wel dat ze de geheugentechniek interessant vonden. In de tijd van Ricci was deze vaardigheid uit de Europese Oudheid tot een techniek geworden om de totaliteit van iemands kennis van wereldse en religieuze onderwerpen te ordenen, en als rooms-katholiek missionaris verwachtte Ricci dat de Chinezen, wanneer ze zijn mnemotechnische vermogens eenmaal op waarde hadden leren schatten, hem zouden vragen over de godsdienst die zulke wonderen mogelijk maakte. Dan had hij ze waar hij als missionaris wilde zijn. Mogelijk hadden de Chinezen zelf, net alle volkeren op aarde, reeds soortgelijke technieken onder de knie. In 1883 schreef de Britse ontdekkingsreiziger en aardrijkskundige Francis Galton (1822-1911) over het enorme geheugen van een Eskimo/Inuït die een gehele kustkaart van meer dan tienduizend kilometer lang uit zijn hoofd kon tekenen. De kaart bleek uiterst nauwkeurig. Maar er wordt ook veel vergeten. In 1864 vocht een groep Australische Aboriginals met veedrijvers. De strijd had de dood van zo’n dertig Aboriginals tot gevolg. Ruim zeventig jaar later kwam een antropoloog dit onderzoeken maar kon niemand vinden die zich er iets van herinnerde. Nu konden de Aboriginals er natuurlijk voor gekozen hebben er niet met de antropoloog over te willen praten. Een andere groep Aboriginals wist echter met groot gevoel voor details een bezoek van Captain Cook aan hun gebied te beschrijven waarvan in de dagboeken van Cook juist weer niets is terug te vinden…[ii] Read more

image_pdfimage_print
Bookmark and Share

Terug naar Macondo – Over het theater

ouweneelbasisDit wordt het laatste hoofdstuk over de codering van Honderd jaar eenzaamheid. We hebben nu een idee van hoe de ervaringen van García Márquez vanuit zijn onbewuste schemata en herinneringen in het boek terechtkwamen maar we zijn daarmee wel diep achter de coulissen geraakt. Vanuit de bibliotheek van de psychologen beginnen we daarom aan een terugkeer naar het podium. Macondo werd geschapen als een herinneringsruimte van García Márquez – als gemoedstoestand: nostalgie, in feite – en verkocht als een herinneringsruimte voor de Latijns-Amerikanen, waarschijnlijk vooral voor de Latijns-Amerikanen die de speciale eigen werkelijkheid van het continent deelden. De herinneringsruimte is een metafoor, voor de wereld hebben we een andere metafoor: in de herinneringsruimten in de ‘wereld’ zijn wij, mensen, actief in het theater van het leven, het theater van de samenleving. Als acteurs, derhalve. Engelstalige sociologen spreken van actors, een woord met een meervoudige betekenis: acteurs, maar ook personen die handelend optreden, handelende functionarissen, of handelende bestuursorganen. In het Nederlands roepen de termen ‘acteur’ en ‘actor’ problemen op. Ik kies voor een samentrekking: actør.* Een actør is voor mij een ‘actor’ in de samenleving die handelend optreedt maar wel volgens de scripts en scenario’s die hij bij die handeling nodig acht of direct volgt.

De theatermetafoor berust op het uitgangspunt dat op het toneel telkens andere mensen meespelen of dezelfde mensen in een andere rol. Omdat zij – bezien vanuit de Ecologisch-Cognitieve Schema Theorie – de scripts en scenario’s kennen zullen zij de afwikkeling van het rollenspel min of meer afdwingen. De actøren versterken elkaar in dit opzicht. Zelfs de deviant en de lastpost weten gewoonlijk heel goed hoe het spel gespeeld moet worden, daarom zijn zij juist lastpost of deviant. Het rollenspel wordt weliswaar telkens opnieuw gespeeld maar vanwege de invloed van buitenaf – bijvoorbeeld door informatie al dan niet gebracht door nieuwe actøren – zijn de scripts en scenario’s voortdurend aan verandering onderhevig. Aanpassingen vinden in het bijzonder plaats van generatie op generatie. Echter een metafoor is een metafoor en kan nooit meer dan een raamwerk opleveren voor een beter begrip van een uiterst technische en complexe situatie in alledaagse woorden.

Ofschoon een roman een kunstmatig geschapen werkelijkheid is, ligt hier opnieuw het vraagstuk van de identiteit op tafel. De identiteit hebben we leren kennen als een theorie over jezelf.[i] Als een expliciete theorie-over-jezelf als persoon. Maar een theorie is gewoonlijk bewust, je weet dus wie je bent. Zelfs als iemand zoekende is, weet hij dat hij zoekende is. De theorie is dan toegespitst op de vraag: “Wie ben ik?” De theorie-over-jezelf geeft aan hoe iemand zich voelt in bepaalde situaties en in gezelschap van anderen. De theorie-over-jezelf geeft ook aan hoe iemand zich dan gaat gedragen, wil gedragen, of moet gedragen. Hierbij spelen emoties een grote rol, evenals normen en waarden. En die zijn onbewust. De theorie-over-jezelf is dus een theorie over omgaan met anderen in specifieke situaties en daarbij sterk gebonden aan de invloed van emoties en andere onbewuste processen in de hersenen. Denk aan García Márquez als man, echtgenoot, vader, familielid, Colombiaan, Latijns-Amerikaan, inwoner van Mexico-Stad (d.w.z. een chilango), buurman, schrij­ver, journalist, politiek denker, commentator, beroemdheid, enzovoorts. Een theorie is over het algemeen coherent, dus de theorie-over-jezelf, eerder al het Zelf genoemd, bestaat niet uit een losse verzameling opvattingen maar is opgezet om tot een geïntegreerde en coherente conceptie van het Zelf te komen.[ii] Een theorie werkt ook verklarend, moet zelfs verklaren en moet in hoge mate voorspellend werken anders wordt de theorie vervangen. De waarde van een theorie hangt af van de voorspelling; verklaringen achteraf zijn eenvoudig te geven en missen ook vaak de abstractie van een theorie. Een goede theorie-over-jezelf verklaart dus hoe een persoon in de omgeving staat en voorspelt hoe het gedrag vanaf het heden in de nabije toekomst zal verlopen. De theorie verklaart ook waarom een persoon een bepaald gedrag heeft uitgevoerd in het verleden. De theorie-over-jezelf is een georganiseerde en coherente poging van een individu om het eigen bestaan en het eigen gedrag te verklaren. Dit gebeurt zowel bewust als onbewust. Personages in een roman zijn ook gebaseerd op een theorie-over-henzelf. Daarom lijkt de roman – of, zuiverder, de verteller van de roman – zich de vraag te stellen: “Wie ben ik?” Read more

image_pdfimage_print
Bookmark and Share

Terug naar Macondo – Melquíades en de geschiedenis

OuweneelPodiaMelquíades en de geschiedenis
De weg terug naar Macondo volgt enkele narratemen, om te beginnen dat van de ‘tijd die rondjes draait’. De werking van dit narrateem bij de potentiële Latijns-Amerikaanse lezer van Honderd jaar eenzaamheid blijkt goed als het wordt afgezet tegen de pretentie van de romanschrijver om het historische geheugen te redden. Voor de lezer lijkt de tijd tamelijk evenredig te verlopen. Mijn Nederlandse uitgave telt per hoofdstuk zo’n twintig bladzijden. Maar zoals ik al eerder suggereerde zijn de zes cycli van de tijd in Macondo ongelijk. In Figuur 9, op de volgende bladzijde, is te zien dat de door mij geïdentificeerde Cyclus 5 verreweg de meeste pagina’s beslaat. Dat was de cyclus van de tweeling “Segundo”. Als we bedenken dat het actieve leven van de Kolonel in Cyclus 3 zat en de oudste geschiedenis in de Cycli 1 en 2, dan kan niet anders worden geconcludeerd dat García Márquez meer aandacht schonk aan de meest recente geschiedenis en veel minder aan de oudste tijd. Dat is opmerkelijk want het lijkt immers of alle Buendía’s min of meer terugverlangden naar het “paradijselijke” Macondo van die oudste tijd. De geschiedenis van Macondo lijkt erg oud maar is het niet. Dit is niets bijzonders. De herinnering gaat zelden ver terug in de tijd en als dit al gebeurt dan sneuvelen de details. Wel bijzonder echter is dat het in de roman eigenlijk niet om een geschiedenis gaat maar om een toekomstvoorspelling, door Melquíades op papier gezet midden in Cyclus 3. De geschiedenis van de eerste 2½ cycli was voor Melquíades niet veel meer dan een aanloop tot zijn voorspellingen.

Het ontwaren van het tijdsverloop in Honderd jaar eenzaamheid staat grotendeels gelijk aan het ontwaren van de geschiedenis in de perkamenten manuscripten van Melquíades. Dit is een solitaire bezigheid die absoluut honderd jaar moet duren en dus de  personages – actørs – die de taak op zich nemen grote eenzaamheid brengt. Dit is niet dezelfde eenzaamheid, moet ik toevoegen, als die van Kolonel Aureliano Buendía [II], want hij vertoont zich zelden in het kamertje van Melquíades en als het al gebeurt dan herkent hij het kamertje niet als een sacrale ruimte waar de tijd stilstaat en altijd rust heerst. Aureliano Segundo [IVa] was de eerste. Hij bracht in zijn jeugd enige jaren met de manuscripten door totdat hij werd weggelokt door Petra Cotes, de liefde, de feesten en de veestapel. Zijn broer José Arcadio Segundo [IVja] nam zijn plaats in na de moord op de bananenstakers en verbleef er de rest van zijn leven als een kluizenaar. Hij leidde Aureliano Babilonia [VI] op om zijn werk voort te zetten.

Ouweneel9

Het ging José Arcadio Segundo [IVja] vooral om de nagedachtenis aan de 3408 doden. Toen Aureliano Babilonia [VI] zich vele jaren later “in de wereld had begeven” had hij de indruk “dat zijn lezing van de gebeurtenissen een waanvoorstelling was, omdat ze precies tegenovergesteld was aan de juiste versie die inmiddels door alle geschiedschrijvers al lang was aanvaard en in de schoolboekjes was gezet.” Hij zou pas na de ontcijfering begrijpen dat de voorspelling van Melquíades inderdaad overeenkwam met de mondelinge overlevering van José Arcadio Segundo [IVja]. De voorspelling en de mondelinge overlevering waren dus “betere” geschiedenis dan die van de “schoolboekjes”. Aureliano Babilonia [VI] las alles wat hij in Melquíades’ kamertje vond en liet bovendien bij de oude Catalaan boeken halen, op aanraden van Melquíades’ geest, zodat hij vorderingen kon maken met de ontcijferingen. Alleen een groot geleerde zou de teksten kunnen lezen. Zijn afzondering was in die eerste jaren zo groot dat hij volwassen werd “zonder iets te weten van zijn eigen tijd” maar de basiskennis bezat “van de middeleeuwse mens.” García Márquez heeft een sombere kijk op het werk van historici. Read more

image_pdfimage_print
Bookmark and Share

Terug naar Macondo – José Aracadio Buendía en de schepping

macondoJosé Aracadio Buendía en de schepping
Voor Úrsula [I] was het verhinderen van de geboorte van een kind met een varkensstaart een belangrijk element van het script op het toneel van Honderd jaar eenzaamheid. Zo’n geboorteafwijking, dacht zij, moest het gevolg zijn van incest. Dit was het narrateem dat García Márquez invoerde als kapstok om de ontwikkeling van zijn personages en hun relaties aan op te hangen. Daarom is het grappig dat voor Úrsula’s echtgenoot José Arcadio Buendía [I] het incesttaboe geen rol van betekenis speelde. Hij accepteerde haar weigering om het bed met hem te delen, maar slechts totdat de mensen hem erom begonnen te bespotten – hij zou impotent zijn… Toen doodde hij Prudencio Aguilar om zijn eer te redden. Met een speer, het macho wapen bij uitstek van de jager. “Als je salamandertjes moet baren, dan maken we salamandertjes,” zei hij daarna tegen Úrsula [I]. “Maar er zullen in dit dorp geen doden meer vallen door jouw schuld.” Waarom voelde de stichter van Macondo het incesttaboe niet? In het proefschrift van de Chileense antropoloog Edmundo Magaña over de Kaliña, een amerindiaans volk in het bos van Suriname, las ik het volgende: “Traditioneel prefereerde men een huwelijk tussen primos cruzados [gekruiste neven en nichten, ao] maar tegenwoordig zijn huwelijken tussen deze categorieën verboden.”[i] Dit komt overeen met het gebruik in de wereld waar José Arcadio Buendía [I] en Úrsula [I] vandaan kwamen. De Kaliña, voegde Magaña toe, beschikten ruwweg over een zelfde cultuur als andere volken in de noordelijke Amazone – inclusief de Wayúu/Guajiros, die relatief in hun nabijheid leefden. Om de geest van Prudencia Aguilar te ontlopen – en misschien ook om in alle rust te kunnen leven als primos cruzados – ondernamen José Arcadio Buendía [I] en Úrsula [I] een trektocht om Macondo te stichten. Zo begon “de tijd die rondjes draaide”. José Arcadio Buendía [I] stond aan het begin ervan. Hij was de schepper van de Nieuwe Tijd in Macondo, een tijd die rondjes draaide.

Wat betekende dit narrateem? Cyclische tijd is niet een letterlijke herhaling van gebeurtenissen, alsof er geen ontwikkeling plaatsheeft. Het is meer zoiets als de cyclus van de maïs: die is elk jaar ongeveer hetzelfde – ploegen, inzaaien, ontkieming, groei, aanaarding, volgroeiing, drogen, oogsten, ploegen – maar wijkt telkens in details af – beter of slechter zaaizaad, veel of weinig regen, meer of minder arbeiders, de zon die uitbundig schijnt of het juist wat laat afweten, enzovoorts. Macondo werd gesticht na een trektocht. Dat was het begin. García Márquez had bedacht dat de eerste jaren paradijselijk moesten zijn. In de jaren daarna – honderd? – ging het met Macondo telkens bergop en bergaf; en telkens in een grotere intensiteit. Hoe groter de bloei des te dieper de val. Uiteindelijk spoelde de regen van vier jaar, elf maanden en twee dagen alles weg, als “een voorproefje van de profetische wind die Macondo jaren later van het aanschijn der aarde zou wegvagen”. Juist in de periode tussen de zondvloed en de profetische wind, keerde het leven schijnbaar terug naar de eenvoud en de rust uit de begintijd. De cyclus kwam rond. De regen was een instrument van de tijd. Macondo viel terug op zichzelf. Aan alle bemoeienis van buitenaf kwam een einde. Read more

image_pdfimage_print
Bookmark and Share

Terug naar Macondo – Úrsula en de omwenteling

macondoÚrsula en de omwenteling
Úrsula [I] Iguarán, de echtgenote van José Arcadio Buendía [I] was zo lang actief op het toneel van Macondo dat de Spaanse criticus en schrijver Ricardo Gullón Fernández (1908-1991) bedacht dat zij als ten minste de hoofdpersoon van de roman, maar misschien wel als de auteur van Honderd jaar eenzaamheid moet worden beschouwd.[i] Anderen opteerden voor Melquíades als auteur. Dit laatste lijkt me in elk geval onwaarschijnlijk want in de eerste plaats ging het in zijn manuscripten om voorspellingen en niet om een geschiedenis van Macondo. Zijn voorspellingen liepen in zekere zin vanaf het moment dat José Arcadio Buendía [I] zijn leven moest slijten aan de kastanjeboom. Bovendien blijkt uit de tekst van Honderd jaar eenzaamheid dat de auteur een kind van de vroege twintigste eeuw was en behoefte had, net als zijn tijdgenoten, aan een scheppingsverhaal waarin de inheemse inborst van de mesties tot uitdrukking zou komen, de amerindiaanse ziel in het lichaam van de criollo. Daartom is natuurlijk García Márquez de enige en echte verteller van de roman. Maar dat neemt niet weg dat wellicht Úrsula [I] en niet Melquíades zijn ‘rechterhand’ op het podium van Macondo was. Als ware zij zijn ‘maïsgod’…

Opnieuw
Wat voerde Úrsula [I] zoal uit in Macondo? Bij voortduring leek deze vrouw “die men nog nooit had horen zingen” in het huis overal tegelijk te zijn. In de eerste plaats wenste zij te voorkomen dat door incest een kind met een varkensstaart geboren zou worden. In de tweede plaats zorgde zij voor het huis in Macondo, in het begin onder andere door niet te verhuizen toen haar echtgenoot dit voorstelde en later door telkens opnieuw te gaan schoonmaken, verfraaien en uitbreiden. Ze stelde het huis open voor vreemdelingen die er de maaltijd wilden gebruiken of vroegen er te mogen overnachten. Ze nam de kinderen van haar zoons op; Arcadio [III] en, via Amaranta [II] ook Aureliano José [III], later nog de weduwe van Arcadio [III] met haar drie kinderen. Uiteraard bekommerde ze zich ook over de doden van de familie en regelde hun begrafenissen. In de derde plaats werkte zij erg hard: in het begin ‘brak zij haar rug’ op het land bij de zorg voor de banaanboom, de yucca, de maniok en de aubergines, daana zette ze een banketbakkerij op waar ze onder meer brood, puddingen, schuimtaartjes, beschuitjes, gesuikerde peertjes, biskwietjes en suikerbeesten maakte waarmee ze rijk werd. En ze was met deze activiteiten uiterst nauw betrokken bij de vernieuwingen, bij het ‘opstarten’ van nieuwe cycli, dus bij de her-scheppingen. Zij zag haar echtgenoot na zijn overlijden bij de kastenjeboom staan en sprak veelvuldig met hem. Helemaal in het begin ontdekte zij de overleden Prudencia Aguilar eerder dan José Arcadio Buendía [I], hetgeen begrijpelijk maakt de spoken derhalve niet zomaar behoorden tot de verbeelding van een enkeling. Read more

image_pdfimage_print
Bookmark and Share

Terug naar Macondo – Het aureool van de Kolonel

macondoHet aureool van de Kolonel
De meeste amerindiaanse scheppingsverhalen zijn gewoonlijk eenvoudig in tweeën te delen. Het eerste deel, of eerste hoofdnarrateem, verhaalt over de oorsprong van de mensheid en van het eigen volk, evenals van de bemoeienis van de schepper(s) en de goden. Gewoonlijk eindigt het met de eerste zonsopkomst en de schepping van de mensen. Hierbij is een stamvader betrokken die tot stamgod wordt gepromoveerd. Het tweede deel van de scheppingsverhalen, of tweede hoofdnarrateem, vertelt de geschiedenis van het eigen volk, gewoonlijk samengebald of ingeperkt tot ongeveer één à twee eeuwen – dit in overeenstemming met de ‘recente’ herinnering zoals die voortleeft in volksverhalen. Deze geschiedenis is gewoonlijk vol strijd en oorlog, met veel geweld. Tevens wordt deze geschiedenis gekenmerkt door het optreden van enkele grote helden, die vijanden buiten de deur moeten houden, de eigen dominantie moeten vestigen en zullen proberen de wereld van de scheppers(s) en de stamvader eer aan te doen. Wel blijkt dat de geschiedenis moeilijk is en vol tegenslagen waardoor je zou mogen concluderen dat er sprake is van een verlies van dat eerdere door de goden ingestelde paradijs. De mensen hebben hun band met de schepper(s), de goden en de voorouders verloren of dreigen die kwijt te raken. Dat verlies leidt tot vereenzaming. De eenzaamheid is aldus het verlangen en de nostalgie naar een tijdperk zonder ellende en strijd. Dit tweede hoofdnarrateem wordt in Honderd jaar eenzaamheid door diverse personages aangekleed in de vorm van sub-narratemen. Het gaat om de zonen en dochters van de stichters en hun nazaten. Ik zal er twee in de schijnwerpers plaatsen omdat zij nadrukkelijk aansluiten bij de meest heftige geschiedenis van het continent en omdat zij direct of indirect het verloop van de cycli actief hebben beïnvloed. De lezer van de roman kan deze personages dan ook waarschijnlijk direct in de eigen ervaringen plaatsen.

Het eerste personage is Aureliano Buendía [II], de tweede zoon van de stichters maar de eerste die in Macondo werd geboren. Daarom was hij in zekere zin het ‘eerste mensenkind’. Zijn rol op het podium van Macondo begint zich echter pas goed te ontwikkelen na de komst van corregidor Don Apolinar Moscote. García Márquez laat hem als bijwerking van de verliefdheid op Moscote’s piepjonge dochter Remedios een goede relatie ontwikkelen met de corregidor. Hij huwde haar en was gelukkig. Maar het meisje stierf veel te jong. Aureliano [II] bleef zijn schoonfamilie trouw. Echter, in het gezelschap van de machthebbers maakte hij dingen mee die hem deden besluiten de ene oorlog na de andere te ontketenen tegen het regime dat de corregidor vertegenwoordigde. Uiteraard lagen de wortels van het conflict bij de omstandigheid dat er hoe dan ook een corregidor in het dorp aanwezig was. Dit betekende immers inbreuk op de zelfbeschikking van in elk geval de Buendía’s en wellicht ook van de inwoners van Macondo in bredere zin. Dat was al voldoende om te weigeren bemoeials te gehoorzamen. De stichter had tegen de corregidor gezegd: “In dit dorp besturen we niet met papieren.” En: “[…] er valt hier niets te corrigeren.” Wat de corregidor deed kon opgevat worden als een staatsgreep. Het Macondo van Aureliano’s jeugd dreigde aangepakt te worden. Hij besloot te strijden voor het behoud ervan. Read more

image_pdfimage_print
Bookmark and Share
  • About

    Rozenberg Quarterly aims to be a platform for academics, scientists, journalists, authors and artists, in order to offer background information and scholarly reflections that contribute to mutual understanding and dialogue in a seemingly divided world. By offering this platform, the Quarterly wants to be part of the public debate because we believe mutual understanding and the acceptance of diversity are vital conditions for universal progress. Read more...
  • Support

    Rozenberg Quarterly does not receive subsidies or grants of any kind, which is why your financial support in maintaining, expanding and keeping the site running is always welcome. You may donate any amount you wish and all donations go toward maintaining and expanding this website.

    10 euro donation:

    20 euro donation:

    Or donate any amount you like:

    Or:
    ABN AMRO Bank
    Rozenberg Publishers
    IBAN NL65 ABNA 0566 4783 23
    BIC ABNANL2A
    reference: Rozenberg Quarterly

    If you have any questions or would like more information, please see our About page or contact us: info@rozenbergquarterly.com
  • Like us on Facebook

  • Archives