Hamburgerstraat 28 – Het einde van de tijd

Hamburgerstraat… brengt iets waar wij vroeger naar hebben gekeken, als wij het terugzien weer alle toen in ons opgenomen beelden voor ons mee met de blik die wij erop lieten rusten (Marcel Proust, De tijd hervonden II).

Mijn oudste herinnering aan het Amsterdamse Paleis van Justitie stamt uit een tijd dat ik een jaar of zestien was en ik mijn vader, die daar werkte, met een bezoek wilde verrassen. Het was in het begin van de jaren zestig en dat betekende dat iemand die in dat paleis iets wilde, het bordes opklom, een van de drie monumentale voordeuren, die overigens tot een en dezelfde hal toegang boden, binnenstapte en zich naar de plaats van bestemming begaf. In mijn geval betekende het dat ik de grote trap opliep, links de gang opwandelde en de vierde of vijfde deur aan mijn rechterhand met een zwierig gebaar openstiet. Drie onbekende mannen keken mij aan, niet verstoord maar verbaasd, en nadat ik de deur weer had dichtgetrokken en het zojuist opgevangen beeld op mij in had laten werken, werd mij duidelijk dat ik op een soort van podium had gestaan, dat deze drie mannen op datzelfde podium hadden gezeten, dat zij toga’s droegen en – dat maakte nog het meeste indruk – dat de zaal waarvoor zij optraden en waar ik slechts een korte blik in had kunnen slaan, geheel leeg was. Dat was dus rechtspraak!

In het midden van de jaren zeventig werd ik advocaat en leerde ik de meer gangbare manier waarop niet-rechters hun entree maken, namelijk vanaf de achterkant van de zaal en dan eerbiedig schuifelend richting podium. De enige uitzondering vormde de zittingszaal van de politierechter. De aldaar opgeroepen justitiabelen kwamen niet de hoofdingang in, aan de Prinsengracht, maar dienden zich aan de achterzijde van het gebouw te vervoegen om te worden berecht. Dat was lastig voor advocaten die er behoefte aan hadden om hun cliënt nog even voor de zitting te spreken, die waren al in het gebouw om hun toga op te halen en meteen wat kleine karweitjes als het bladeren in de bibliotheek of het laten weten aan een griffieambtenaar  dat men bepaaldelijk gemachtigd was om beroep in te stellen, uit te voeren en het sprak vanzelf dat zij niet nog eens de straat opgingen om met hun cliënt te antichambreren. De eerste keer was ongemakkelijk, maar het wende snel: gewoon de zittingzaal in via de deur halverwege, even buigen voor de politierechter, en dan niet al te luidruchtig naar achteren klossen, langs het houten schot de publieke tribune op en de achterdeur nemen. Read more

image_pdfimage_print
Bookmark and Share

Hamburgerstraat 28 – Een klein hoekje

HamburgerstraatSoms is het de mens gegund een doorkijkje te nemen in de tijd, waarbij de chronologische volgorde van gebeurtenissen volstrekt willekeurig is maar de feiten met een onwaarschijnlijke helderheid voor de geest verschijnen.
Zo verging het mij, toen ik, lui weggezonken in het lommer, op een zomernamiddag toegaf aan de overweldigende neiging aan niets meer te denken.

Ik liep het voorplein van de Rechtbank aan de Hamburgerstraat op. Mijn pas was zwierig, mijn koffertje licht. Hier en daar stond in de schaduw van de bomen op het voorplein een auto geparkeerd. Het gaf een overzicht van wie men in het gebouw kon verwachten. Confrères uit de stad kwamen lopen of op de fiets, zij die wat verder weg woonden met de auto. De auto van de president kon je niet zien, die stond op het binnenplein bij de busjes waarmee gedetineerden getransporteerd werden; de officier van justitie kwam op de fiets.
Naast de trap bij de voordeur was een heilige plaats, de parkeerplaats van de griffier. De griffier had zich persoonlijke zorg voor het parkeren op het voorplein aangetrokken en bij iedere auto die het plein opreed, controleerde hij of alles wel goed was. Vanuit zijn raam gaf hij niet zelden aanwijzingen, die zowel door rechters als advocaten met een zekere gelatenheid werden opgevolgd. Gelukkig was de griffier maar zeer beperkt aanwezig.
De bode groette mij met zijn bekende luide ‘bootsmanstem’ die tot in de verste hoeken van het gebouw te horen was. In één adem door riep hij op dezelfde toon tegen een rechtzoekende die met een dagvaarding in de hand trachtte zich bij de bode te melden: “U bent hier helemaal niet! Er staat toch: ‘vertegenwoordigd door een procureur!’”. De man verliet in verdwaasde toestand het gebouw. Hij besefte dat hij niets was.
Ik nam de ronde trap naar boven. Die trap gaf een beter beeld van wat zich in het gebouw afspeelde dan de trap links van de ingang die eigenlijk niet voor advocaten en zeker niet voor justitiabelen was bestemd. In de grote strafzaal liepen getuigen en parketwachten in en uit en boven was een zitting aan de gang. Enkele advocaten rookten buiten de deur een sigaret. De advocatenkamer op de eerste etage was een oase van rust. Dit keer werd die rust niet verstoord door de luidruchtige confrère uit de provincie die op hoge toon kritiek op rechters placht te uiten. Naar zijn mening verdiende alleen de vrouwelijke kinderrechter het predikaat ‘Heer’.

De litigieuze hoeve
Ik was het daar niet mee eens; de rechtbank bestond gelukkig overwegend uit Dames en Heren met een hoofdletter. Eén rechter was zelfs zoveel Heer dat hij ieder contact met de justitiabelen kwijt was geraakt. Ik herinner mij de brave boerin die moest getuigen in een agrarische zaak. Zij zat met winterjas aan, stijf dichtgeknoopt, de boodschappentas op de knieën, in het warme, half duistere enquêtezaaltje. De rechter sprak, toen iedereen in stilte zijn plaats had ingenomen: ‘Mevrouw, kent u de litigieuze hoeve?’. Mevrouw keek om zich heen met een blik van: ‘Hebben ze het tegen mij?’. ‘Kent u de litigieuze hoeve?’, klonk het opnieuw. De vrouw keek mij hulpeloos aan. Ik zei: ‘De rechter wil weten of u wel eens op die boerderij bent geweest’. ‘Ja natuurlijk’, zei mevrouw, ‘Ik kom er haast alle dag’. Met wat kunst en vliegwerk kwamen wij er wel uit; net als bij de jonge man die in een vaderschapsactie moest verklaren dat hij in het conceptietijdvak gemeenschap met de eiseres had gehad. Hij sprak van een ‘nummertje’ dat hij had ‘gemaakt’. De rechtercommissaris – onbekend met dergelijke vulgaire uitdrukkingen, maar zich bewust van de daarin opgesloten bewijskracht – dicteerde later: ‘De getuige verklaart: Toen hebben wij een deuntje gedaan.’ Beide advocaten gaven er de voorkeur aan deze zin niet tijdens het verhoor te corrigeren. Read more

image_pdfimage_print
Bookmark and Share

Hamburgerstraat 28 – Kort na Koninginnedag 1932…

HamburgerstraatKort na Koninginnedag 1932 mocht ik naar de grote school. Die school aan de Nieuwegracht 19 te Utrecht staat er nog steeds. Aan de buitenkant is er niets aan veranderd.
In mijn eerste klas zat een jongen D. die jongen had iets bijzonders: hij werd naar school gebracht door zijn vader. Ook in 1932 werden eersteklassertjes natuurlijk naar school gebracht, maar dan toch vooral niet door hun vader en al helemaal niet – zoals jongetje D – aan de hand van zijn vader.
Ik zie ze nog komen. Uit de Herenstraat en over de Paulusbrug. Dan lieten ze elkaar los, holde mijn klasgenootje naar school en ging meneer D rechtdoor, de Hamburgerstraat in, want daar werkte hij. Hij was, naar wij wisten, griffier bij de rechtbank.
Meneer D was een lange man. Hij had iets ernstigs, iets plechtigs. Hij droeg een bruine jas en een bolhoed, ook bruin. In die tijd waren bolhoeden heel gewoon, maar die waren zwart of – ’s zomers – grijs. Een bruine bolhoed heb ik alleen bij meneer D gezien.
Griffier bij de rechtbank. De rechtbank, wat zou dat zijn? We moesten maar eens gaan kijken. Ik zeg ‘we’, want een kind doet zoiets niet op zijn eentje.
Daar stonden we dan aan de overkant van de straat, een stelletje jochies in korte broek. Door het hek naar binnen gaan, dat durfden we natuurlijk niet en echt hard praten ook niet. Een raar gebouw, groot, met ook iets plechtigs. Dat paste dus wel bij meneer D.
Het hek om het voorplein had bijzondere palen en elke paal een bijl. Waarom? Waar zou dat voor zijn?
Boven de voordeur een beeld van een engel met een stenen bord in iedere hand. Zou dat gebouw dan iets te maken hebben met bidden?
Naast het grote gebouw was er op het voorplein ook nog een kleiner. Daar stond een lang woord op. ‘Kantongerecht’ stond erop. Wat dat dan wel niet mocht wezen?

Vanuit Achter St. Pieter komt de boevenwagen. Dat is een koets met tralies. Voorop zit een koetsier in uniform. In de koets, achter de tralies, zitten mannen. Achterop staat een agent, natuurlijk ook in uniform.
Het paard draaft. De wielen van de koets ratelen over de straatstenen. De koets zwenkt de Nieuwegracht op, in de richting van de school. Tussen de huisnummers 5 en 11 is een poort, de Hofpoort. De koetsier houdt het paard in en stuurt de koets door de Hofpoort.
Nou rennen met z’n allen. Er achteraan!
Ja hoor, ze zijn er. De agent stapt af. Hij doet de deur van de koets open met een sleutel. En dan komen de mannen eruit. Dat zijn de boeven. Niet te dichtbij dus. Dat is gevaarlijk.
De agent en de boeven gaan een gebouw in. Dat gebouw is de rechtbank, die dus zo groot is dat hij helemaal hier in de Hofpoort uitkomt.
Gauw maar weer naar school en er niet over praten wat je gezien hebt, want de meester vindt het eigenlijk niet goed dat je de Hofpoort ingaat. Read more

image_pdfimage_print
Bookmark and Share

Hamburgerstraat 28 – Laatste voorstelling: ‘De rol’

HamburgerstraatHet gerechtsgebouw aan de Hamburgerstraat te Utrecht was het theater van talloze rollenspellen: justitieel en volkstoneel. De zalen hadden een podium en ruimte voor toeschouwers. Zelfs de zaal van de kinderrechter was voorzien van een flink podium. Blijkbaar als concessie aan de door justitiële bouwmeesters geschatte lengte van de voor het podium staande kinderen waren de stoelen voor de rechters in die zaal zo laag dat juist zij nauwelijks boven de tafel uitstaken. Met weinig succes zijn de stoelpoten ooit een beetje verlengd. In dit theater mocht ik enkele rollen spelen. Uit die tijd zijn mijn impressies.

De eerste indruk
Het gebouw deed mij al direct aan een theater denken; mijn eerste impressie er binnen was die van zuiver volkstoneel. De moordzaak in de Carltonbar, uitgebaat door een zoon van de bekende Utrechtse kastelein Dikke Dries, werd opgevoerd. Het was indrukwekkend totaaltoneel, waarbij het dramatisch effect werd verhoogd door het donkere weer. Een strenge, precieze strafkamerpresident (later president van de rechtbank) was indrukwekkend gezeten midden op het podium. In de zaal zaten leden van de beide betrokken familieclans gescheiden door het gangpad. Hun interventies, kreten van goed- en afkeuring en onderlinge schermutselingen waren het bewijs dat de rechtspraak midden in de Utrechtse maatschappij stond! Misschien was deze eerste indruk bepalend voor mijn gedachte dat er in dit rechtstheater rollen werden gespeeld, waarbij men dubbelrollen spelen kon en zelfs uit zijn rol kon vallen. Daarover gaat dit verhaal. Namen zal ik zo min mogelijk noemen; soms schrijf ik ‘ik’ om de eigen verantwoordelijkheid niet te ontlopen en ook omdat het gewrongen lijkt mijn eigen rol te verdoezelen. Het blijft een persoonlijke impressie.

‘De rechtbank!!!’
Backstage waren de spelers wat losser van hun rol, zij waren rechterlijke ambtenaren, advocaten, gewone en minder gewone mensen. In de raadkamer, die tevens kleedkamer was, dronken de strafrechters en de officier gezamenlijk hun ochtendkoffie. Na de uitroep: ‘de rechtbank!!!’ verschenen zij in ganzenpas door de deur op het podium ten tonele. De officier nam plaats aan de tafel van de rechters, zo leek het, terwijl dat van de wet echt niet mocht. Slechts van zeer nabij was bij nauwkeurig onderzoek waarneembaar dat dit slechts schijn was en dat de tafels van de griffier en het Openbaar Ministerie van een eigen dragende constructie waren voorzien. Toen ooit een strafkamer van drie rechters, bijgestaan door de griffier, op eigen kracht een optische scheiding van omstreeks een decimeter realiseerde, werd dit door eigenrichting van de sterke arm van justitie ongedaan gemaakt, waarmee publiekelijk leek te zijn bevestigd wie het voor het zeggen had. Deze officier maakte terstond promotie naar een eigen arrondissement! Zijn tafel bleef waar zij was. Read more

image_pdfimage_print
Bookmark and Share

Hamburgerstraat 28 – De Utrechtse Rechter-Commissaris in faillissementen

HamburgerstraatAls student in de zestiger jaren liep ik dagelijks, vooral ’s nachts, langs het Gerechtsgebouw in Utrecht, mij absoluut niet bewust dat de Hamburgerstraat 28 later zo’n grote rol zou spelen in mijn leven. De eerste maal dat ik het gebouw betrad was om tentamen burgerlijk procesrecht te doen bij de toenmalige president mr. Van Dijk. Ik was toen Rector van het Utrechtsche Studenten Corps. Diezelfde week was er voor de nieuwe hooggeleerden een professoren-Kroegjool waar zij het woord moesten voeren. Mr. Van Dijk was razend benieuwd hoe het verloop van die avond zou zijn. Hij kreeg zijn informatie echter pas nadat ik mijn tentamenbriefje had bemachtigd.

Mijn intensieve ervaringen met de Hamburgerstraat dateren pas van twintig jaar later. Na een korte loopbaan in het bedrijfsleven was ik weer teruggekeerd in het Amsterdamse kantoor van Loeff; de voorwaarde voor mijn terugkeer was dat ik al mijn oude cliënten, die verdeeld waren over de partners, met rust zou laten. Zo begon ik met een schone lei en besloot mij in het faillissementsrecht te gaan storten. Een hinderlijk verschijnsel in Amsterdam (net als in vele andere arrondissementen) was in die tijd de steeds wisselende rechter-commissaris: als ik net zijn of haar naam kende, was de bewuste persoon al weer vervangen door een ander. Voordien werden zelfs alle faillissementen verdeeld tussen alle rechters zodat een curator de kwade kans liep met een lid van de strafkamer te moeten corresponderen.

In de Utrechtse Rechtbank was de organisatie van de faillissementen beter geregeld. Het oud-hoofd juridische dienst van Van Gend & Loos, mr. T.W. Mertens, was specifiek als toezichthouder van faillissementscuratoren aangetrokken door de toenmalige president mr. Harinxma thoe Slooten (de eerste professionele rechter-commissaris was zijn voorganger mr. T. Hoog, die aangezocht was door mr. Van Dijk). Mr. Mertens droeg mij in 1982 voor als curator in het faillissement van de nalatenschap van een zeer kleurrijke persoon, die op de Amsterdamse Wallen zijn leven doorbracht, maar in het Arrondissement Utrecht overleed: Maurits de Vries. Deze man runde ondermeer een groot casino dat in die tijd gedoogd werd omdat de officiële omdat de officiële staatscasino’s nog niet bestonden. De bezoeker betaalde er voornamelijk met contant geld. Het invullen van een belastingbiljet, laat staan het betalen van enige belasting, kwam in het vocabulaire van Maurits de Vries niet voor. Bij zijn dood had hij dan ook belastingaanslagen opstaan tot een totaalbedrag van f 38 miljoen. Er was een groot aantal waardevolle activa, bezwaard met reguliere leningen, maar in deze rosse buurt was het niet simpel om die activa op korte termijn te gelde te maken. Read more

image_pdfimage_print
Bookmark and Share

Hamburgerstraat 28 – Ruimtegebrek

HamburgerstraatRolzittingen zijn aan tweedejaars rechtenstudenten niet besteed. Dat vond, althans op den duur, de toenmalige Utrechtse rolrechter. Daar kun je anders over denken. Dat deed de toenmalige Utrechtse hoogleraar burgerlijk procesrecht. De rolrechter had het laatste woord. De studenten kwamen er niet meer in; of ze wilden kan in het midden blijven.
Dit alles heeft mijn kennismaking met ons gerechtsgebouw zo’n vijftien jaar vertraagd.

Toen ging ik alsnog, voor een cursus. Ik moest; of ik wilde, kan in het midden blijven.
Ik meldde me met de spreekwoordelijke pet in de hand om een uur of zeven ’s avonds bij de zij-ingang. Goed, ik was geen personeel, maar dat wilde ik wel worden. Onmiddellijk werd mij te verstaan gegeven dat ik gewoon de hoofdingang had kunnen nemen. Die zat niet op slot; hoefde ik ook niet aan te bellen. Mijn extra wandeling buitenlangs van twee minuten werd ruimschoots gecompenseerd door de tijd van 20 seconden die de hoofdbode zich aldus kon uitsparen. Dat had hij goed gezien. Naar hem wordt in het nieuwe gebouw een zaal vernoemd.
Van de cursusavonden zijn mij vooral de kleuren vaalgroen en okergeel bijgebleven, beschenen door het kale TL-licht dat geen schaduwen leek te werpen dan op de door mij gebruikte blocnote. De ongelukkige lichtval is te verklaren doordat we weliswaar aan de rechterstafel in de diverse enquêtekamers mochten zitten, maar wel aan de verkeerde kant. Erachter zaten de cursusleiders. Die waren dan ook beroeps.
Wat in onze ruimte meteen opviel, was de merkwaardige periscopische installatie die ter hoogte van onze schenen uit de vloer leek omhooggestoken. Het bleek de telefoonaansluiting. Waarschijnlijk aldus geplaatst, omdat het de installateur tijd spaarde. In het niemandsland tussen rechterstafel en partijterritorium kan zo’n obstakel ook weinig kwaad. Mits de griffier weet dat getuigenverklaringen omzichtig ter ondertekening moeten worden aangeboden.
Anders kost het telefoonstekkers.
Inmiddels is de periscoop in enkele kamers weggewerkt achter onbewerkte vurenhouten schotten zo breed en zo hoog als de rechterstafel. Naar de redenen van deze splinternieuwe voorziening kunnen we slechts raden. Naar de selectieve toepassing ervan evenzeer. De idee van een ophanden zijnde verhuizing (maar dan per zeeschip) dringt zich onvermijdbaar op. Read more

image_pdfimage_print
Bookmark and Share
  • About

    Rozenberg Quarterly aims to be a platform for academics, scientists, journalists, authors and artists, in order to offer background information and scholarly reflections that contribute to mutual understanding and dialogue in a seemingly divided world. By offering this platform, the Quarterly wants to be part of the public debate because we believe mutual understanding and the acceptance of diversity are vital conditions for universal progress. Read more...
  • Support

    Rozenberg Quarterly does not receive subsidies or grants of any kind, which is why your financial support in maintaining, expanding and keeping the site running is always welcome. You may donate any amount you wish and all donations go toward maintaining and expanding this website.

    10 euro donation:

    20 euro donation:

    Or donate any amount you like:

    Or:
    ABN AMRO Bank
    Rozenberg Publishers
    IBAN NL65 ABNA 0566 4783 23
    BIC ABNANL2A
    reference: Rozenberg Quarterly

    If you have any questions or would like more information, please see our About page or contact us: info@rozenbergquarterly.com
  • Like us on Facebook

  • Archives